ECLI:NL:RBOVE:2020:375

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
08/963593-16 (P) (LP)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdenking van valsheid in geschrifte en verduistering door de voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad van de Nationale Politie

Op 30 januari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de 58-jarige oud-voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad (COR) van de Nationale Politie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden voor valsheid in geschrifte en verduistering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen valse facturen heeft opgemaakt en gebruikt, waarbij hij gelden van de COR heeft verduisterd. De feiten vonden plaats tussen 2015 en 2016, waarbij de verdachte valse facturen indiende voor niet geleverde diensten en goederen, en privé-uitgaven declareerde als zakelijke kosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten van valsheid in geschrifte en verduistering, en dat hij in zijn functie als voorzitter van de COR een ernstige schending van de integriteit heeft begaan. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de gepleegde feiten een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De Nationale Politie heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het proces, maar haar vordering is niet-ontvankelijk verklaard omdat deze onvoldoende onderbouwd was.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963593-16 (P) (LP)
Datum vonnis: 30 januari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 mei 2019, 9 september 2019, 7 oktober 2019, 16 december 2019 en 16 januari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. H.J.J. Talsma en mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. W.R. Jonk, advocaat te Almere, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het samen met een ander of anderen opmaken en/of doen opmaken van valse facturen en/of het gebruik maken daarvan, betreffende werkzaamheden en/of diensten die gerelateerd zijn aan de Centrale Ondernemingsraad (COR) van de Nationale Politie, alsmede aan het samen met een ander (zijn echtgenote) verduisteren van geldbedragen door een aan de Centrale Ondernemingsraad (COR) van de Nationale Politie toekomend geldbedrag onder zich te houden en door uitgaven in strijd met de waarheid te verantwoorden als uitgaven ten behoeve van de COR.
Voluit luidt de (ter terechtzitting van 9 september 2019 gewijzigde) tenlastelegging aan verdachte dat:
1.
hij in de periode van 14 januari 2015 tot en met 6 maart 2015, in Almere en/ofAmsterdam en/of Den Haag en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meerderegeschrift(en), te weten:
- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] , factuurbedrageuro 2.420,00, (dossier 1.0, pag. 208), en/of- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] , factuurbedrageuro 6.050,00, (dossier 1.0, pag. 210),
(telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit tedienen,valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, althans valselijk heeft doenopmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijdmet de waarheid,- op factuur [nummer] als omschrijving vermeld of laten vermelden "Kosten DBCOR" en/of- op factuur [nummer] als omschrijving vermeld of laten vermelden"Vergaderarrangement",als gevolg waarvan- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en/of- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en/of- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt enonvervalst te gebruiken en/of te doen gebruiken;
en/of
hij in de periode van 14 januari 2015 tot en met 6 maart 2015, in Almere en/ofAmsterdam en/of Utrecht en/of Den Haag en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken van (een)vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten:
- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] , factuurbedrageuro 2.420,00, (dossier 1.0, pag. 208), en/of- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] , factuurbedrageuro 6.050,00, (dossier 1.0, pag. 210),
als ware(n) deze echt en onvervalst,
bestaande die valshe(i)d(en) erin dat, valselijk en/of in strijd met dewaarheid
- op factuur [nummer] als omschrijving was vermeld, "Kosten DB COR", en/of- op factuur [nummer] als omschrijving was vermeld, "Vergaderarrangement",als gevolg waarvan- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en/of- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden werden gefactureerd, en/of- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleidomschrijving,
en bestaande dat (doen) gebruikmaken erin dat hij, verdachte, en/of zijnmededader(s)- die factu(u)r(en) heeft/hebben ingediend en/of laten indienen bij deNationale Politie en/of de Centrale Ondernemingsraad en/of- die factu(u)r(en) heeft/hebben geaccordeerd en/of laten accorderen en/ofbetaalbaar heeft/hebben gesteld en/of betaalbaar heeft/hebben laten stellenen/of- op basis van die factu(u)r(en) (een) betaling(en) heeft/hebben verrichten/of laten verrichten;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand maart 2016 in degemeente Almere en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een of meerdere geschrift(en), te weten:- een factuur van [bedrijf 1] , factuurdatum 10-03-2016, factuurnummer[nummer] , factuurbedrag euro 10.890,00 (dossier 2.2, pag. 115), en/of- een factuur van [bedrijf 2] , factuurdatum 18-3-2016, factuurnummer [nummer] ,factuurbedrag euro 15.730,00 (dossier 2.2, pag. 97)zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit tedienen,
(telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, althans valselijkheeft doen opmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of instrijd met de waarheid,- op voornoemde factuur van [bedrijf 1] als omschrijving vermeld,althans laten vermelden: "Adviezen mbt Politie item" met een totaalbedragvan "euro 10.890,00", en/of- op voornoemde factuur van [bedrijf 2] als omschrijving vermeld, althans latenvermelden: "Voorbereiding videoregistratie [festival 1]Cor. Deelfactuur" met een totaalbedrag van "euro 15.730,00",
zulks terwijl die factu(u)r(en) geen factu(u)r(en) betrof(fen) voor adviezenmet betrekking tot de politie en/of de voorbereiding van een videoregistratie,
als gevolg waarvan (telkens)- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en/of- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en/of- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst tegebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 13 april 2016 in degemeente Almere en/of Den Haag en/of Utrecht en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken van (een)vals en/of vervalst geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 2] , factuurdatum18-3-2016, factuurnummer [nummer] factuurbedrag euro 15.730,00 (dossier 2.2, pag.97), als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valshe(i)d(en) erin dat, valselijk en/of in strijd met dewaarheid,
op voornoemde factuur van [bedrijf 2] als omschrijving was vermeld: "Voorbereidingvideoregistratie [festival 1] Cor. Deelfactuur" meteen totaalbedrag van "euro 15.730,00", zulks terwijl de factuur geen factuurbetrof voor een videoregistratie,
als gevolg waarvan (telkens)- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en/of- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en/of- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
en bestaande dat gebruikmaken erin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)de factuur heeft ingediend en/of laten indienen bij de Nationale Politie en/ofde Centrale Ondernemingsraad en/of heeft geaccordeerd en/of laten accorderenen/of betaalbaar heeft gesteld en/of betaalbaar heeft laten stellen en/of opbasis van de factuur (een) uitbetaling(en) heeft verricht en/of latenverrichten;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 toten met 14 juli 2016 in de gemeente Almere en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een of meerdere geschrift(en), te weten:- een factuur van [bedrijf 1] , factuurdatum 18-05-2016, factuurnummer[nummer] , factuurbedrag euro 2.897,95, (dossier 2.0, pag. 51), en/of- een factuur van [bedrijf 1] , factuurdatum 18-05-2016, factuurnummer[nummer] , factuurbedrag euro 1.599,62, (dossier 2.0, pag. 41), en/of- een factuur van [bedrijf 3] BV, factuurdatum 27-05-2016,factuurnummer [nummer] , factuurbedrag euro 2.159,85, (dossier 2.0, pag. 52)zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit tedienen,
(telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, althans valselijkheeft doen opmaken en/of doen vervalsen,immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of instrijd met de waarheid,
- op voornoemde factu(u)r(en) van [bedrijf 1] (telkens) als omschrijvingvermeld, althans laten vermelden: "Gewerkte Uren Politie", en/of- op voornoemde factuur van [bedrijf 3] BV als omschrijving vermeld,althans laten vermelden: "Extra productie uren [festival 1] " met eentotaalbedrag van "euro 2.159,85",
zulks terwijl die factu(u)r(en) geen factu(u)r(en) betrof(fen) voor adviezenmet betrekking tot gewerkte uren en/of extra productie uren,
als gevolg waarvan (telkens)- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en/of- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en/of- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst tegebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2016tot en met 14 juli 216 in de gemeente Almere en/of Den Haag en/of Utrechten/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken vanvalse en/of vervalste geschriften, te weten een factuur van [bedrijf 3]BV, factuurdatum 27-05-2016, factuurnummer [nummer] factuurbedrageuro 2.159,85 (dossier 2.0, pag. 52), als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valshe(i)d(en) erin dat, valselijk en/of in strijd met dewaarheid, op voornoemde factuur van [bedrijf 3] BV als omschrijving wasvermeld: "Extra productie uren [festival 1] " met een totaalbedrag van"euro 2.159,85", zulks terwijl de factuur geen factuur betrof voor extraproductie uren ten behoeve van een [festival 1] ,
als gevolg waarvan- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en/of- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en/of- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
en bestaande dat gebruikmaken erin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)de factuur heeft ingediend en/of laten indienen bij de Nationale Politie en/ofde Centrale Ondernemingsraad en/of heeft geaccordeerd en/of laten accorderenen/of betaalbaar heeft gesteld en/of betaalbaar heeft laten stellen en/of opbasis van de factuur (een) uitbetaling(en) heeft verricht en/of latenverrichten;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zoukunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 toten met 14 juli 2016 in de gemeente Almere en/of Utrecht en/of Den Haag en/ofelders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen doorhet aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of doorlistige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de (Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie (telkens) heeftbewogen tot de afgifte van euro 2.159,85, althans van enig geldbedrag/goed,het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, hetaangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
immers heeft hij, verdachte tezamen met zijn mededader(s) toen aldaar(telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/oflistiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
een factuur van [bedrijf 3] BV, factuurdatum 27-05-2016, factuurnummer[nummer] (dossier 2.0, pag. 52) met op die factuur als omschrijving vermeld"Extra productie uren [festival 1] " en een totaalbedrag van "euro2.159,85" aan de (Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie terbetaling toegezonden terwijl die omschrijving en/of dat bedrag gefingeerd was/waren,
ten gevolge waarvan deze betaling ten onrechte als zakelijk is aangemerkt en(derhalve) voor rekening van de (Centrale Ondernemingsraad van de) NationalePolitie is gebleven/gekomen en aldus de (Centrale Ondernemingsraad van de)Nationale Politie werd bewogen tot de afgifte van voornoemd geldbedrag;
4.
hij op of omstreeks 16 januari 2016 in Almere en/of Amsterdam en/of Den Haagen/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 8] , gedateerd op 16januari 2016, factuurnummer [nummer] , factuurbedrag euro 2.499,00 (dossier 3.0,pag. 12),zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, althans valselijk heeft doenopmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of instrijd met de waarheid, op voornoemde factuur als omschrijving vermeld,althans laten vermelden "Foto's conform afspraak", terwijl de factuur geenfactuur betrof voor gemaakte foto's en/of het in werkelijkheid ging om eenfactuur ten behoeve van kosten gemaakt voor de aanschaf van een fotolens,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruikenen/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij in de periode van 16 januari 2016 tot en met 16 februari 2016 in Almereen/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Den Haag en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken vanvervalst geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 8] , gedateerd op 16januari 2016, factuurnummer [nummer] , factuurbedrag euro 2.499,00 (dossier 3.0,pag. 12), als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande die valsheid erin dat, valselijk en/of in strijd met de waarheid, opvoornoemde factuur als omschrijving stond vermeld "Foto's conform afspraak",
terwijl de factuur geen factuur betrof voor gemaakte foto's en/of het inwerkelijkheid ging om een factuur ten behoeve van kosten gemaakt voor deaanschaf van een fotolens,
en bestaande dat (doen) gebruikmaken erin dat hij, verdachte, en/of zijnmededader(s)- die factuur heeft/hebben ingediend en/of laten indienen bij de NationalePolitie en/of de Centrale Ondernemingsraad en/of- die factuur heeft/hebben geaccordeerd en/of laten accorderen en/ofbetaalbaar heeft/hebben gesteld en/of betaalbaar heeft/hebben laten stellenen/of- op basis van die factuur een betaling heeft/hebben verricht en/of latenverrichten;
5.
hij in of omstreeks de periode van 3 december 2015 tot en met 11 december 2015te Almere en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
opzettelijk een geldbedrag van euro 1.125,00, in elk geval enig geld/goed datgeheel of ten dele toebehorende aan de (Centrale Ondernemingsraad van de)Nationale Politie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen/of zijn mededader, en welk geld/goed verdachte uit hoofde van zijnpersoonlijke dienstbetrekking, te weten als voorzitter van de CentraleOndernemingsraad van de Nationale Politie onder zich had, althans welkgeld/goed verdachte en/of zijn mededader in elk geval anders dan door misdrijfonder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader een terugstorting van euro1.125,00 (wegens niet geleverde goederen aan de Centrale Ondernemingsraad vande Nationale Politie) laten bijschrijven op een (bank)rekening van " [bedrijf 4]", althans (op een bank)rekening van) een ander dan de (CentraleOndernemingsraad van de) Nationale Politie;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode 3 december 2015 tot en met 11 december 2015 teAlmere en/of elders in Nederlandtezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,een geldbedrag van euro 1.125,00, in elk geval enig geld/goed dat geheel often dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, teweten aan de (Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie, heeftweggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 mei 2015 tot enmet 9 juni 2016 te Almere en/of Naarden en/of Den Haag en/of elders inNederland(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk (nader te noemen) geldbedrag(en), in elk geval enig goed,dat geheel of ten dele toebehorende aan de (Centrale Ondernemingsraad van de)Nationale Politie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen/of zijn/haar mededaders, en welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/ofzijn/haar mededader(s), uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, teweten als voorzitter van die Centrale Ondernemingsraad, in elk geval andersdan door misdrijf, (telkens) onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijkzich heeft toegeëigend
immers heeft hij, verdachte, (telkens) met de door de (CentraleOndernemingsraad van de) Nationale Politie aan hem ter beschikking gesteldecreditcard (een) betaling(en) verricht voor privé uitgave(n) in de horecaen/of een contante geld opname gedaan, te weten:
- op of omstreeks 26 augustus 2015 een bedrag van euro 159,12 bij [restaurant 1], en/of- op of omstreeks 10 juli 2015 een contante geldopname van euro 750,-- bij INGAlmere Stad, en/of- op of omstreeks 15 juli 2015 een bedrag van euro 98,50 en/of ongeveer euro 70,40 bij [restaurant 2] ,en/of- op of omstreeks 17 maart 2016 een bedrag van euro 223,-- bij [restaurant 3], en/of- op of omstreeks 25 maart 2016 een bedrag van euro 163,25 bij [restaurant 3],
terwijl hij daartoe (telkens) niet gerechtigd was en/of hij deze betaling(en)(vervolgens) niet als privé-uitgaven heeft aangemeld bij de (CentraleOndernemingsraad van de) Nationale Politieen/of als zakelijke uitgave(n) opgenomen in de (schriftelijke) verantwoordingvan zijn creditcard-uitgaven,
ten gevolge waarvan deze betalingen (telkens) ten onrechte als zakelijk zijnaangemerkt en (derhalve) voor rekening van de (Centrale Ondernemingsraad vande) Nationale Politie zijn gebleven/gekomen;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 mei 2015 tot enmet 9 juni 2016 te Almere en/of Naarden en/of Den Haag en/of elders inNederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen(nader te noemen) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de (Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie, inelk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
immers heeft hij, verdachte, met de door de (Centrale Ondernemingsraad van de)Nationale Politie aan hem ter beschikking gestelde creditcard (een)betaling(en) verricht voor privé uitgaven in de horeca en/of een contantegeldopname gedaan, te weten:
- op of omstreeks 26 augustus 2015 een bedrag van euro 159,12 bij [restaurant 1], en/of- op of omstreeks 10 juli 2015 een contante geldopname van euro 750,-- bij INGAlmere Stad, en/of- op of omstreeks 15 juli 2015 een bedrag van euro 98,50 en/of ongeveer euro 70,40 bij [restaurant 2] ,en/of- op of omstreeks 17 maart 2016 een bedrag van euro 223,-- bij [restaurant 3], en/of- op of omstreeks 25 maart 2016 een bedrag van euro 163,25 bij [restaurant 3]
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) voornoemde geldbedrag(en)onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,te weten door het (telkens) gebruik maken van de bij die creditcard behorendepincode;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 6 geen veroordeling mocht of zoukunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 mei 2015 tot enmet 9 juni 2016 te Almere en/of Naarden en/of Den Haag en/of elders inNederlandtezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk tebevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheiden/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de (Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie (telkens) heeftbewogen tot de afgifte van enig geldbedrag/goed, het verlenen van een dienst,het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of hetteniet doen van een inschuld,
immers heeft hij, verdachte tezamen met zijn mededader(s) toen aldaar(telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/oflistiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, met de door de(Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie aan hem ter beschikkinggestelde creditcard (een) betaling(en) verricht voor privé uitgaven in dehoreca en/of een contante geldopname, te weten:
- op of omstreeks 26 augustus 2015 een bedrag van euro 159,12 bij [restaurant 1], en/of- op of omstreeks 10 juli 2015 een contante geldopname van euro 750,-- bij INGAlmere Stad, en/of- op of omstreeks 15 juli 2015 een bedrag van euro 98,50 en/of ongeveer euro 70,40 bij [restaurant 2] ,en/of- op of omstreeks 17 maart 2016 een bedrag van euro 223,-- bij [restaurant 3], en/of- op of omstreeks 25 maart 2016 een bedrag van euro 163,25 bij [restaurant 3],
terwijl hij daartoe (telkens) niet gerechtigd was en/of hij deze betaling(en)(vervolgens) niet als privé-uitgaven heeft aangemeld bij de (CentraleOndernemingsraad van de) Nationale Politie en/of als zakelijke uitgave(n)opgenomen in de (schriftelijke) verantwoording van zijn creditcard-uitgaven,
ten gevolge waarvan deze betaling(en) (telkens) ten onrechte als zakelijk zijn(derhalve) voor rekening van de (Centrale Ondernemingsraad van de) NationalePolitie zijn gebleven/gekomen en aldus de (Centrale Ondernemingsraad van de)Nationale Politie (telkens) werd bewogen tot voornoemde afgifte(n);
7.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 mei 2015 tot enmet 9 juni 2016 te Almere en/of Naarden en/of elders in Nederlandtezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) een bij de Nationale Politie in gebruik zijnd "DeclaratieformulierCreditcard", te weten:- Een declaratieformulier dd. 29-10-2015 (pag. 43), en/of- Een declaratieformulier dd. 29-10-2015 (totaal euro 3567,26/pag. 46-47), en/of- Een declaratieformulier dd. 12 mei 2016 (totaal euro 3180,93/pag. 62 en 66)(telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit tedienen,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, althans valselijk heeft doenopmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijken/of in strijd met de waarheid, op voornoemd declaratieformulier alsomschrijving vermeld, althans laten vermelden, te weten:- Op het declaratieformulier (pag. 43) van 29-10-2015 een bedrag vaneuro 159,12 en een datum "25 aug", en/of- Op het declaratieformulier (pag. 46-47) van 29-10-2015 een bedrag vaneuro 750,-- met een datum "10 jul" en/of een bedrag van euro 98,50 met eendatum "15 jul", en/of- Op het declaratieformulier van 12 mei 2016 een bedrag van euro 223,-- meteen datum "17-mrt-16" en een omschrijving " [bedrijf 5] " en/of een bedrag vaneuro 163,25 en een datum "25-mrt-16" en een omschrijving " [bedrijf 5] ",
terwijl deze kosten/bedrag(en) (telkens) in werkelijkheid geen door verdachte(ten behoeve van de Nationale Politie) gemaakte kosten betroffen en/of(telkens) geen declarabele kosten/bedrag(en) betroffen,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst tegebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 mei 2015 tot enmet 9 juni 2016 te Almere en/of Naarden en/of elders in Nederlandtezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken vanvervalst geschrift, te weten:- Een declaratieformulier dd. 29-10-2015 (pag. 43), en/of- Een declaratieformulier dd. 29-10-2015 (totaal euro 3567,26/pag. 46-47), en/of- Een declaratieformulier dd. 12 mei 2016 (totaal euro 3180,93/pag. 62 en 66)
als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande (telkens) die valsheid erin dat, valselijk en/of in strijd met dewaarheid, op voornoemd- declaratieformulier van 29-10-2015 (pag. 43) een bedrag van euro 159,12 eneen datum "25 aug" is vermeld, en/of- declaratieformulier van 29-10-2015 (pag. 46 en 47) een bedrag van euro 750,--met datum "15 jul" en/of een bedrag van euro 98,50 met een datum "15 jul"is vermeld, en/of- declaratieformulier van 12 mei 2016 (pag. 62 en 66) een bedrag vaneuro 223,-- met een datum "17-mrt-16" en een omschrijving " [bedrijf 5] " en/ofeen bedrag van euro 163,25 en een datum "25-mrt-16" en een omschrijving" [bedrijf 5] " is vermeld,
terwijl deze kosten/bedrag(en) (telkens) in werkelijkheid geen door verdachte(ten behoeve van de Nationale Politie) gemaakte kosten betroffen en/of(telkens) geen declarabele kosten/bedrag(en) betroffen,
en bestaande dat (doen) gebruikmaken erin dat hij, verdachte, en/of zijnmededader(s)- die/dat declaratieformulier(en) heeft/hebben ingediend en/of laten indienenbij de Nationale Politie en/of de Centrale Ondernemingsraad en/of- die/dat declaratieformulier(en) heeft/hebben geaccordeerd en/of latenaccorderen en/of betaalbaar heeft/hebben gesteld en/of betaalbaar heeft/hebbenlaten stellen.
Indien in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
Beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie op grond van niet (volledig) aan het strafdossier toegevoegde politie-onderzoeken
De raadsman heeft primair als verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging, omdat het openbaar ministerie met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte heeft gehandeld door te weigeren alle stukken betreffende de door de politie uitgevoerde interne onderzoeken - in casu zowel het oriënterend VIK-onderzoek ‘Kobalt” als het disciplinair onderzoek - in zijn geheel toe te voegen aan het strafdossier.
Beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie op grond van disproportionele vervolging
De raadsman heeft subsidiair als verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging, omdat sprake is van een disproportionele vervolging die raakt aan de opportuniteit daarvan.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft geconcludeerd dat het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie op geen enkele wijze concreet is onderbouwd en derhalve moet worden verworpen.
Het oordeel van de rechtbank
Algemene inleiding inzake aanleiding tot start van de onderzoeken en inzake de gerezen verdenking tegen verdachte
Op 15 juni 2016 is in opdracht van de korpschef van de Nationale Politie [naam 1] door de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) van het Politie Diensten Centrum van de Nationale Politie een oriënterend (intern onderzoek) - onder de naam Kobalt - ingesteld naar :
‘De besteding van het budget van de bij de politie ingestelde Centrale Ondernemingsraad
(COR) en de verantwoording daarvan voor de periode 2013 tot heden. Het onderzoek richt
zich op de doelmatigheid van de bestedingen en verantwoording daarvan’.
Verdachte was destijds voorzitter van de COR.
Naar aanleiding van de eerste onderzoeksresultaten van het oriënterend onderzoek ‘Kobalt’ heeft de Korpschef op 5 juli 2016 opdracht gegeven tot het instellen van een disciplinair onderzoek naar mogelijk plichtsverzuim door (onder meer) verdachte in zijn hoedanigheid van voorzitter van de COR.
Deze onderzoeken hebben geleid tot een vermoeden van gepleegde strafbare gedragingen en/of handelingen ten aanzien van verdachte, hetgeen heeft geresulteerd in een aangifte namens de Korpschef op 11 oktober 2016, waarbij aan het openbaar ministerie is verzocht om daarnaar onderzoek te doen en dat onderzoek te laten uitvoeren door de Rijksrecherche.
Bij deze aangifte zijn als fysieke documenten overgelegd:
  • Een proces-verbaal van verdenking (ex artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak Kobalt tegen verdachte (en medeverdachte [medeverdachte 1] )), ter zake van valsheid in geschrift, verduistering, oplichting en/of ambtelijke corruptie, tevens overgelegd, opgemaakt op 11 oktober 2016 door verbalisant [verbalisant] :
  • Rapportage uit het onderzoek Kobalt met nummer PDC IOO 160025 betreffende het ‘Deelonderzoek naar mogelijke belangenverstrengeling in het Almeerse netwerk, onderdeel van onderzoek Kobalt’, opgemaakt door rapporteur [verbalisant] op 13 september 2016;
  • Een hand-out van een presentatie 'onderzoeksopdracht oriënterend onderzoek’.
Bij deze aangifte is voorts een USB-stick overgelegd met als inhoud:
  • Map 1: bladzijde 1 t/m 287 van het onderzoek Kobalt;
  • Map 2: bladzijde 288 t/m 813 van het onderzoek Kobalt;
  • Het (voornoemde) proces-verbaal van verdenking opgemaakt in de zaak Kobalt (documentnummer in Kobalt: 27092016.0934.0248).
Op 13 oktober 2016 heeft de Stuurgroep van de Rijksrecherche opdracht gegeven om “een opsporingsonderzoek in te stellen naar strafbare gedragingen en/of handelingen ten aanzien van uitgaven door of namens de COR in het algemeen en naar het handelen van de voorzitter van de COR ( [verdachte] ) in het bijzonder”.
In het kader van dit opsporingsonderzoek onder de naam ‘Istrana 20160064’, dat is uitgevoerd onder gezag van het Landelijk Parket, is op basis van de aangifte en de uit onderzoek Kobalt ontvangen stukken door de Rijksrecherche op 4 november 2016 een proces-verbaal van verdenking opgemaakt, op grond waarvan de verdenking is geconcretiseerd ter zake van het aankopen van veilingitems op het Benefietgala van [benefietgala] (feit 1) en de aanschaf van een Nikon-cameralens (feit 4) waarbij als verdachte in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) konden worden aangemerkt: verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] (echtgenote van verdachte) en [medeverdachte 1] .
In het tweede proces-verbaal van verdenking van de Rijksrecherche (opgemaakt op 10 januari 2017) en het derde proces-verbaal van verdenking van de Rijksrecherche (opgemaakt op 16 februari 2017) is de verdenking ter zake van voornoemde feiten en de overige ten laste gelegde feiten (nader) geconcretiseerd. Op grond daarvan werden naast verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] nog meer personen als verdachte aangemerkt.
Binnen het kader van het opsporingsonderzoek ‘Istrana 20160064’ hebben doorzoekingen ter inbeslagneming plaatsgevonden, waarbij naast fysieke documenten en bescheiden ook diverse digitale gegevensdragers, waaronder personal computers, desktops en laptops, harde schijven, mobiele telefoons en andere ICT-apparatuur zoals USB-sticks en tablets, inbeslaggenomen zijn. Voorts zijn diverse bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB-middelen) ingezet, waaronder het opnemen en uitluisteren van telefoongesprekken en het opvragen van diverse (bank)gegevens. De Rijksrecherche heeft in het kader van het opsporingsonderzoek de verdachten en diverse getuigen gehoord. Daarna zijn op verzoek van de verdediging diverse getuigen (nogmaals) door de rechter-commissaris gehoord.
Het juridisch kader ten aanzien van het door de verdediging gedane beroep op niet-ontvankelijkheid
Blijkens vaste jurisprudentie kan het slechts in uitzonderlijke gevallen tot een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie komen als bedoeld in artikel 359a Sv, namelijk indien het vormverzuim daarin bestaat dat de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan. In die zin dient sprake te zijn van een ernstige en verwijtbare schending van het recht op een eerlijk proces. Ook kan de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard indien de gemaakte inbreuk, gelet op het fundamentele karakter daarvan, het wettelijke systeem in de kern raakt.
De toetsing aan het juridisch kader
Het toetsingskader heeft in de eerste plaats tot gevolg dat het verweer van de verdediging pas kan slagen, indien is gebleken dat het voor de officier van justitie bij de start van het opsporingsonderzoek tegen verdachte (al) duidelijk was of had moeten zijn dat de informatie waarop de start van het onderzoek was gebaseerd volstrekt onjuist was. Daarvan is geen sprake.
De rechtbank stelt in dit verband vast dat de startinformatie, bestaande uit de in het proces-verbaal van verdenking van 11 oktober 2016 beschreven feiten en omstandigheden, tezamen met de bijlagen, een voldoende gerechtvaardigde verdenking tegen verdachte oplevert om op grond daarvan verder onderzoek te doen, hetgeen vervolgens ook is gebeurd. Gelet op het vorenoverwogene staat het niet toevoegen van het volledige Kobalt-onderzoek en/of het volledige disciplinaire onderzoek niet in de weg aan het starten van het opsporingsonderzoek ‘Istrana 20160064’ op basis van de beschikbare startinformatie.
De rechtbank ziet in het verloop van het opsporingsonderzoek evenmin enige omstandigheid die er toe had moeten leiden dat het openbaar ministerie het Kobalt-onderzoek en/of het disciplinaire onderzoek alsnog op enig later moment had dienen toe te voegen aan het strafdossier. De rechtbank overweegt in dit verband dat de Rijksrecherche de verdenking ter zake van het ten laste gelegde op zorgvuldige wijze heeft geconcretiseerd door middel van een (nader) proces-verbaal. Er heeft uitgebreid onderzoek plaatsgehad naar de verdenking die tegen verdachte was gerezen. Daaruit, noch uit hetgeen de raadsman en verdachte concreet naar voren hebben gebracht, is de noodzaak gerezen de genoemde onderzoeken alsnog aan het dossier toe te voegen.
Het voorgaande brengt met zich dat het gebruik van de startinformatie in de aangeleverde vorm en het (ook later) niet toevoegen van het onderzoek Kobalt en het disciplinaire onderzoek niet tot het oordeel kan leiden dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van de zaak is tekortgedaan, dan wel dat sprake is van een zodanige tekortkoming in het onderzoek of een zodanige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde dat de officier van justitie op grond daarvan niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard.
De rechtbank verwerpt daarom het primaire beroep van de raadsman op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Voor wat betreft de door de raadsman (subsidiair) gestelde disproportionele vervolging is de
rechtbank van oordeel dat op geen enkele wijze is gebleken van misbruik van de rechten die het openbaar ministerie toekomt. De rechtbank stelt in dit verband voorop dat het krachtens het in artikel 167 Sv neergelegde opportuniteitsbeginsel aan het openbaar ministerie is om te beslissen of er vervolgd wordt. Hierbij heeft het openbaar ministerie een ruime discretionaire bevoegdheid.
Als uitgangspunt dient te worden genomen dat het openbaar ministerie de bevoegdheid heeft om zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaats vinden. De beslissing om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde, waarbij zware motiveringseisen dienen te gelden. Daarbij is de maatstaf of geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. Aan deze strenge maatstaf is, mede gelet op de functie die verdachte bekleedde, niet voldaan.
De rechtbank verwerpt gelet op het hiervoor overwogene ook het subsidiaire beroep van de raadsman op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, zodat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie ook overigens ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Aanhoudingsverzoek ten behoeve van het voegen van stukken en het horen van getuigen
De raadsman heeft op grond van het hiervoor gestelde en hetgeen de Hoge Raad van de verdediging verwacht nogmaals verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde zowel het oriënterend als het disciplinair onderzoek te doen toevoegen aan het strafdossier, alsmede om alsnog de getuigen, zoals genoemd in zijn pleitnota en ter terechtzitting van 16 december 2019 nader mondeling aangegeven, te doen horen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de raadsman het aanhoudingsverzoek niet nader heeft onderbouwd ten opzichte van de eerder gedane verzoeken en ziet ook anderszins geen reden om terug te komen op haar beslissingen tot afwijzing daarvan, zoals die ter eerdere terechtzittingen zijn gegeven.
De rechtbank wijst -toetsend aan het noodzaakscriterium- het aanhoudingsverzoek af en komt thans toe aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Functie en werkzaamheden van verdachte
Verdachte is naar aanleiding van de totstandkoming van de Nationale Politie vanaf 1 januari 2013 tot zijn disciplinaire schorsing op 9 juni 2016 werkzaam geweest als (gekozen) voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad (COR) van de Nationale Politie.
In die hoedanigheid was verdachte verantwoordelijk voor het beheer en de uitgaven van het door de Korpschef toegewezen financiële budget.
Verdachte heeft vanaf mei 2015 tot en met 9 juni 2016 in zijn hoedanigheid als voorzitter van de COR de beschikking gehad over een creditcard van de Nationale Politie. Verdachte was houder van deze creditcard. De overige leden van de COR beschikten niet over een creditcard van de Nationale Politie.
Met de creditcard heeft verdachte diverse betalingen gedaan, die nadien verantwoord dienden te worden in het Declaratieformulier Creditcard. Verdachte deed met gebruikmaking van zijn creditcard regelmatig contante betalingen aan collega COR-leden naar aanleiding van door hen ingediende declaraties, die niet via de plaatselijke korpschef vergoed konden worden.
Wijze van afhandeling van facturen
Ingeval van facturen gericht aan de COR is de administratieve procedure dat de factuur eerst ter beoordeling naar de zogenaamde prestatieverklaarder gaat en vervolgens naar de budgethouder.
De prestatieverklaarder richt zich op de vraag of de prestatie daadwerkelijk is geleverd.
Bij goedkeuring verklaart hij daarmee dat de gefactureerde diensten of producten aan de politie zijn geleverd.
De budgethouder verklaart bij goedkeuring van een factuur dat het terecht is dat deze post ten laste komt van zijn budget en geeft feitelijk akkoord voor betaling, waarna de factuur automatisch wordt doorgezet voor betaling.
De betaling van facturen vindt sinds de vorming van de Nationale Politie plaats in één financieel systeem, genaamd [systeem] , met één centrale afdeling en één centraal
factuuradres.
4.2
Bewijsuitsluitingsverweer
Het standpunt van de raadsman
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden.
De raadsman van de verdachte heeft daartoe onder verwijzing naar door hem relevant geachte jurisprudentie - kort samengevat - aangevoerd dat de verdediging voldoende initiatief heeft getoond tot het horen van deze getuigen, doch dat aan de verdediging ten onrechte geen (nadere) ondervragingsmogelijkheid is geboden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de verdediging afdoende in de gelegenheid is gesteld om te verzoeken om voornoemde getuigen (nader) te doen horen, doch dat de daartoe strekkende verzoeken (herhaald) als onvoldoende onderbouwd zijn afgewezen. Daaruit volgt dat niet kan worden toegekomen aan de vraag of een door een getuige afgelegde verklaring voor de bewezenverklaring "the sole or decisive basis" is en, zo ja, of daarmee sprake is van schending van artikel 6 van het EVRM.
De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
4.3
Beoordeling van het ten laste gelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het onder 1, 2, 3 primair, 4 (telkens in beide cumulatieven), 5 primair, 6 primair en 7 (in beide cumulatieven) ten laste gelegde op grond van de daartoe in zijn schriftelijk requisitoir omschreven bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten en heeft - kort samengevat - daartoe aangevoerd dat verdachte geen stafbare feiten heeft gepleegd. Indien en voor zover de ten laste gelegde documenten als vals zouden kunnen worden aangemerkt, wat niet in alle gevallen kan worden bewezen, is verdachte zich daarvan niet bewust geweest, laat staan dat hij opzet heeft gehad op die valsheid of op het misleiden van de Nationale Politie, zodat de organisatie bepaalde facturen ten onrechte zou betalen. Verdachte ontkent met klem voor eigen gewin te hebben gehandeld en stelt zich op het standpunt alles in het werk te hebben gesteld om aan zijn opdracht als voorzitter van de COR te voldoen. Hij is altijd zorgvuldig omgegaan met de hem verstrekte creditcard en heeft deze alleen zakelijk gebruikt. Als dat al in een zeer beperkt aantal gevallen anders zou zijn geweest, dan is dat een vergissing geweest. Van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening is, hoe dan ook, geen sprake geweest.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (Verdenking vervalsen facturen en het opzettelijk gebruik maken daarvan)
Factuur [nummer] d.d. 15-01-2015 ad € 2.420,00 van [bedrijf 1] (hierna ook: [bedrijf 1] ) aan Nationale Politie/Centrale Ondernemingsraad
Bovenstaande factuur heeft als omschrijving “Kosten DB COR” en bestaat uit een bedrag van € 2.000,00 ter zake van de daarvoor in rekening gebrachte kosten en een bedrag van
€ 420,00 ter zake van in rekening gebrachte BTW.
Verdachte ontkent het ten laste gelegde. Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 december 2019 verklaard dat ten tijde van de accordering van deze factuur bij hem bekend was waarop de factuur betrekking had, maar dit nadien niet meer wist. Die omstandigheid maakt deze factuur volgens verdachte nog niet vals. Verdachte weet in ieder geval zeker dat destijds niet betaald is voor aanwezigheid van COR-leden bij het Benefietgala van [benefietgala] .
De rechtbank stelt vast dat verdachte weliswaar geen afdoende verklaring heeft kunnen geven voor deze factuur, doch dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen evenmin kan worden afgeleid dat deze factuur gekoppeld moet worden aan een niet-zakelijke/niet-declareerbare activiteit, al dan niet voor of ten behoeve van de COR van de Nationale Politie, zodat niet kan worden vastgesteld dat deze factuur vals is.
De rechtbank merkt in dit verband op dat het vermoeden dat deze factuur feitelijk ziet op het in rekening brengen van de kosten voor deelname aan het Benefietgala en/of de overnachtingskosten van de deelnemers in het [hotel 1] , niet met concrete bewijsmiddelen is onderbouwd.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit onderdeel van het onder 1 ten laste gelegde.
Factuur [nummer] d.d. 08-02-2015 ad € 6.050,00 van [bedrijf 1] aan Nationale Politie/Centrale Ondernemingsraad
Factuur [nummer] heeft als omschrijving “Vergaderarrangement” en bestaat uit een bedrag van € 5.000,00 ter zake van de daarvoor in rekening gebrachte kosten en een bedrag van
€ 1.050,00 ter zake van in rekening gebrachte BTW. [2]
Factuur [nummer] is op 8 februari 2015 door [medeverdachte 1] per mail naar verdachte gezonden ten behoeve van betaling door de Nationale Politie. [3]
Verdachte heeft voornoemde factuur ter betaling doorgezonden naar [naam 2] . [4]
Blijkens de bijlage bij het rapport ‘Overzicht facturen [bedrijf 1] ’ is factuur [nummer] vervolgens ingeboekt door de financiële administratie van de Nationale Politie, geaccordeerd, betaalbaar gesteld en is op 6 maart 2015 een bedrag van € 6.050,00 ter zake van voornoemde factuur per bank voldaan aan [bedrijf 1] . [5]
Verdachte betwist de valsheid van factuur [nummer] en het opzet op de valsheid.
Verdachte heeft tegenover de Rijksrecherche verklaard dat [medeverdachte 1] en hij
waren overeengekomen dat [medeverdachte 1] de vordering zou overnemen en dat zij daarbij
afgesproken hadden dat wanneer commissies gebruik gingen maken van gekochte items zijn eis was dat dat in een vergaderarrangement moest, zodat het onderdeel van een vergadering zou zijn. Tevens werd volgens verdachte afgesproken dat [medeverdachte 1] voor de vijf gekochte items één factuur zou maken met als omschrijving 'vergaderarrangement’. Wanneer deze items vervolgens daadwerkelijk door de COR later zouden worden afgenomen dan
kon [medeverdachte 1] de extra kosten afzonderlijk factureren.
Volgens verdachte is door de medewerkster van de Korpsstaf tegen hem gezegd dat de accountant niet accepteert dat er liefdadigheidsfacturen door de politie betaald worden en kan niet door haar gezegd zijn dat de Nationale Politie de factuur niet gaat betalen of niet voor hem gaat betalen, omdat hij namens de COR een verplichting is aangegaan die moet
worden nagekomen. Dat kan hij als voorzitter van de COR zelf bepalen op basis van de WOR. Wanneer de Korpschef (bestuurder) niet wil betalen dan had hij daarmee naar de rechter gekund. Hij was gewoon bevoegd om dit te doen.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 december 2019 verklaard dat de omschrijving “Veilingitems” op de factuur is gewijzigd in “ Vergaderarrangement” om - gezien de beschikbare kostenplaatsen en subposten in het financiële systeem - de administratieve verwerking en betaling van de factuur vlot te laten verlopen. De door hem aangekochte veilingitems konden allemaal gebruikt worden in het kader van ‘Bewust Belonen’ en/of als vergaderarrangement ten behoeve van de Centrale Ondernemingsraad van de Nationale Politie, en zijn, met uitzondering van het Dagvoorzitterschap van [naam 3] , feitelijk ook allemaal als zodanig gebruikt, waardoor bovendien geld is bespaard, gelet op de feitelijke kostprijs van die vergaderarrangementen.
Vast staat dat factuur [nummer] ziet op de vijf veilingitems die verdachte, telkens door middel van een door hem daartoe gedaan hoogste bod, heeft verkregen tijdens het Benefietgala van de Stichting [benefietgala] op 26 januari 2015 in het [hotel 1] te Almere.
Verdachte heeft immers tegenover de Rijksrecherche verklaard dat factuur [nummer] puur betrekking heeft op de betaling van de vijf items die door hem namens de COR op die bewuste avond zijn gekocht. [6] [medeverdachte 1] heeft deze factuur gestuurd omdat de facturen die direct vanaf [benefietgala] afkomstig waren niet door de politie werden betaald. Deze verklaring vindt bevestiging in de verklaring van [medeverdachte 1] tegenover de Rijksrecherche, onder meer inhoudende dat deze factuur in de plaats kwam van de vijf losse facturen. [7]
De vijf veilingitems betroffen:
  • 4 toegangskaarten voor [theater] , Schouwburg Almere, ad € 200,00;
  • een Dagvoorzitterschap van [naam 3] ad € 2400,00;
  • een Barbecue-arrangement door [slagerij] ad € 1.300,00;
  • een Training en Analyse door [bedrijf 6] ad € 600,00;
  • een Golfclinic bij [bedrijf 7] ad € 500,00.
Gelet op de verklaring verdachte [8] en de verklaring van [medeverdachte 1] [9] , staat niet ter discussie dat zij factuur [nummer] heeft opgemaakt. [10]
[medeverdachte 1] heeft tegenover de Rijksrecherche onder meer verklaard dat:
  • zij van [naam 4] van de Stichting [benefietgala] hoorde dat de politie niet betaalde voor de veilingitems;
  • zij daarop [verdachte] (verdachte) heeft benaderd hoe dit op te lossen;
  • verdachte haar, zij dacht per mail, heeft gevraagd of zij het totaalbedrag van 5.000 euro wilde factureren namens [bedrijf 1] en of zij als omschrijving op de factuur “vergaderitems” of iets dergelijks wilde zetten;
  • dit volgens verdachte de oplossing was die hij had om het betaald te krijgen; dat hij zei dat de veilingitems gebruikt gingen worden tijdens vergaderingen en daarom stond deze omschrijving erop;
  • deze omschrijving op het verzoek van verdachte is gebruikt;
  • zij vervolgens factuur [nummer] heeft opgemaakt.
Verdachte heeft deze gang van zaken in grote lijnen bevestigd.
De rechtbank acht in dit verband voorts redengevend dat:
- Verdachte in zijn e-mail van 8 februari 2015 waarmee hij factuur [nummer] ter goedkeuring heeft doorgezonden aan [naam 2] , secretaris van de COR en prestatieverklaarder, onder meer heeft vermeld:
“Als er losse rekeningen komen van die gala-avond, die dan weigeren .... deze
komt er voor in de plaats.” [12]
- verdachte tijdens een telefoongesprek op 21 december 2016 heeft verklaard: “Goeie doelen mogen niet bij ons in de boeken. Zijn omgebouwd naar vergaderarrangementen. Dat zou [medeverdachte 1] doen. [medeverdachte 1] heeft … die op zich genomen”; [13]
In het dossier bevindt zich voorts de verklaring van getuige [getuige 4] , secretaris/adviseur van de Korpsstaf, onder meer inhoudende dat zij naar aanleiding van de door de Stichting [benefietgala] aan de Nationale Politie ter betaling toegezonden losse facturen voor deze veilingitems [14] , begin maart 2015 namens de toenmalige korpschef [naam 5] tegen verdachte heeft gezegd dat het niet de bedoeling was dat deze facturen door de Nationale Politie betaald zouden worden en dat verdachte daarop heeft geantwoord in de trant van: “Oké, dat begrijp ik. Ik ga het regelen.” [15]
Voornoemde verklaring is door de getuige [getuige 4] tijdens haar verhoor door de rechter-commissaris op 9 december 2019 in grote lijnen bevestigd.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie het niet vermelden van bepaalde gegevens onder omstandigheden valsheid in geschrift kan opleveren, bijvoorbeeld door het achterhouden van voldoende specifieke gegevens. Het verhullen van wat er in werkelijkheid was geleverd, met het opzet om de effectieve toepassing van wet- en regelgeving te ontwijken, kan volgens de Hoge Raad worden aangemerkt als het valselijk opmaken in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 18 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1676.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat factuur [nummer] een valse factuur is, aangezien als omschrijving “Vergaderarrangement” is vermeld, terwijl de factuur feitelijk ziet op de door verdachte aangekochte vijf veilingitems. Door middel van de omschrijving “Vergaderarrangement” in plaats van “Veilingitems” is de werkelijke aard van de bestedingen verhuld.
Naast de valse omschrijving “Vergaderarrangement” bestaat de valsheid ook daarin dat op de factuur BTW in rekening is gebracht, waardoor de Nationale Politie onverschuldigd feitelijk - los gezien van de omstandigheid of de Nationale Politie die BTW eventueel had kunnen verrekenen - meer gelden heeft overgemaakt dan het feitelijke totaalbedrag van de aangekochte veilingitems.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte de factuur [nummer] opzettelijk valselijk heeft laten opmaken en daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt,
met het uitsluitende, misleidende motief om door middel van de omschrijving “Vergaderarrangement” alsnog de betaling van de door hem aangekochte veilingitems ten laste van de Nationale Politie te brengen, terwijl hij wist dat van betaling van die veilingitems door de Nationale Politie geen sprake kon zijn. De omstandigheid dat, zoals verdachte heeft aangevoerd, de door hem aangekochte veilingitems gebruikt zouden kunnen worden ten behoeve van de COR en/of tijdens vergaderarrangementen van de COR en daartoe feitelijk ook (grotendeels) gebruikt zijn, doet niet af aan het vorenoverwogene.
Uit de hierboven omschreven feiten en omstandigheden volgt dat bij de totstandkoming van de valse factuur sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift en medeplegen van het opzettelijk gebruikmaken van een geschrift, als ware het echt en onvervalst wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 (Verdenking vervalsen facturen en het opzettelijk gebruik maken daarvan)
Factuur [nummer] d.d. 10-03-2016 ad € 10.890,00 van [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] ter attentie van [naam 6]
en
Factuur [nummer] d.d. 18-03-2016 ad € 15.730,00 van [bedrijf 2] aan Nationale Politie Centrale Ondernemingsraad
Factuur [nummer] heeft als omschrijving “Adviezen mbt Politie item” en bestaat uit een bedrag van € 9.000,00 ter zake van de daarvoor in rekening gebrachte kosten en een bedrag van € 1.890,00 ter zake van in rekening gebrachte BTW. [16]
Factuur [nummer] heeft als omschrijving “Voorbereiding [festival 1] ” (opmerking rechtbank: de rechtbank leest “praktijk” in plaats van de vermelde “parktijk”) en bestaat uit een bedrag van € 13.000,00 ter zake van de daarvoor in rekening gebrachte kosten en een bedrag van € 2.730,00 ter zake van in rekening gebrachte BTW. [17]
Factuur [nummer] is op 21 maart 2016 binnengekomen bij de Nationale Politie. [18]
Op 13 april 2016 is door de Nationale Politie een bedrag van € 15.730,00 ter zake van voornoemde factuur per bank voldaan aan [bedrijf 2] . [19]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 december 2019 verklaard dat factuur [nummer] daadwerkelijk zag op adviezen aan de politie en moet worden bezien in het licht van de voorbereiding van het “ [festival 2] ” in 2016 en een door [bedrijf 2] te maken film van (onder andere) het festival en de werkzaamheden van het wijkteam Almere in de praktijk, welke film gepresenteerd zou gaan worden door [medeverdachte 1] . Deze factuur betreft volgens verdachte aldus een deelfactuur voor de tot dan toe door [medeverdachte 1] verrichte werkzaamheden.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 december 2019 verklaard dat hij niet weet hoe het verloop van factuur [nummer] is geweest.
Uit de gang van zaken zoals die uit de inhoud van het strafdossier naar voren komt blijkt van een duidelijke tijdlijn waarin naar aanleiding van het door [bedrijf 1] voor de COR georganiseerde kerstfeest in het [hotel 2] op 29 en 30 december 2015 nog sprake is van openstaande rekeningen van [bedrijf 1] bij het [hotel 2] - op grond van de door het [hotel 2] in rekening gebrachte “meerkosten” die niet door de Nationale Politie betaald zouden worden - waarvoor, in eerste instantie, door [medeverdachte 1] in samenspraak met verdachte naar een oplossing wordt gezocht.
De rechtbank zal daarom voornoemde facturen gezamenlijk bespreken.
De rechtbank stelt vast dat er voorafgaand aan het kerstfeest in het [hotel 2] en daarna sprake is geweest van app-verkeer tussen verdachte en [medeverdachte 1] ter zake van de door het [hotel 2] aan [bedrijf 1] gezonden facturen en herinneringen.
Daaruit blijkt onder meer dat:
  • [medeverdachte 1] op 22 december 2015 verdachte appt dat zij vandaag [hotel 2] ook gaat afronden en aan verdachte vraag wat er op de factuur moet komen;
  • Verdachte daarop antwoordt met “ [festival 2] ”.
[medeverdachte 1] heeft op 23-12-2015 factuur 2015-0078 ad € 25.469,29 met de omschrijving “ [festival 2] ” ter betaling gezonden naar de Nationale Politie/Centrale Ondernemingsraad. [21]
Verdachte heeft deze factuur ter betaling doorgezonden naar zijn secretaresse [naam 7] en heeft daarbij vermeld:
“Deze factuur betaalbaar stellen svp, ik heb wat met budgetten geschoven vandaar dat dit onder het [festival 1] moet worden geschreven.” [22]
Op 12 januari 2016 heeft plaatsvervangend Korpschef [naam 8] aan verdachte meegedeeld dat Het Korps de extreme kosten voor het feest in het [hotel 2] niet voor zijn rekening gaat nemen en dat verdachte dat moet oplossen, waarop verdachte aan [naam 8] heeft meegedeeld het zelf wel te gaan betalen. [naam 8] heeft, hij denkt begin mei, telefonisch contact gezocht met verdachte om te informeren naar de stand van zaken waarop verdachte hem heeft meegedeeld: “Ik heb het opgelost. Ik heb het zelf betaald.” [23]
Het uitgelezen app-verkeer tussen verdachte en [medeverdachte 1] vermeldt dat:
- [medeverdachte 1] op 15 februari 2016 aan verdachte vraagt wat zij qua facturatie mag doen met het nog openstaande bedrag; [24]
- [medeverdachte 1] op 26 februari 2016 aan verdachte bericht: “ik zit nog steeds te denken voor die 8k” en “Of ik niet zelf via andere weg kan factureren”; [25]
- [medeverdachte 1] op 3 maart 2016 aan verdachte bericht: “Als ik nou restant factuur stuur met logo van m’n andere bedrijf is dat een idee?”; [26]
- [medeverdachte 1] op 7 maart 2016 aan verdachte bericht: “Ik krijg echt problemen nu er staan nog 12.000 euro open die deze week betaald moet worden aan partijen wat moet ik doen?” [27] .
- verdachte daarop aan [medeverdachte 1] onder meer antwoordt dat zij een factuur kan sturen aan [naam 9] van [bedrijf 2] onder vermelding van ” [omschrijving] ”; [28]
- verdachte daarbij een stukje tekst meestuurt dat eerder door [naam 9] aan verdachte was gestuurd toen de afspraak voor deze gang van zaken werd gemaakt, waarin [naam 9] aan verdachte meedeelde: “ik wil pas een factuur ontvangen op het moment dat wij als [bedrijf 2] zelf geld hebben ontvangen. Ik ga eerder geen verplichtingen aan namens de omroep en zal de mail in dat geval moeten retourneren” [29] ;
- [medeverdachte 1] op 8 maart 2016 (onder meer) naar verdachte appt: “Maar moet ik nu daarheen factureren? [30]
[medeverdachte 1] mailt op 10 maart 2016 factuur [nummer] met de omschrijving “Adviezen mbt politie item” naar [bedrijf 2] . [31]
[naam 9] mailt op 10 maart 2016 factuur [nummer] per kerende post naar [medeverdachte 1] onder vermelding van:
“Onderstaande factuur is niet conform afspraak die gemaakt is. Hij zal derhalve dan
ook niet betaald worden Het lijkt mij verstandig om met de betrokken personen bij
elkaar te komen en de afspraken helder naar elkaar uit te spreken zodat iedereen weet
wat de inhoud en alles naar tevredenheid kan worden opgelost”. [32]
[medeverdachte 1] appt daarop naar verdachte dat zij de factuur van [naam 9] terugkrijgt, waarop verdachte aan [medeverdachte 1] vraagt om hem die mail van [naam 9] door te sturen
[medeverdachte 1] appt op 11 maart 2016 naar verdachte dat zij net gebeld is door het [hotel 2] en dat ze nog 12600 aan het [hotel 2] moet betalen en dat ze net gebeld is.
Het [hotel 2] stuurt op 10 maart 2016 een e-mail naar [medeverdachte 1] met een betalingsherinnering voor de facturen [nummer] , [nummer] en [nummer] . [33]
[medeverdachte 1] appt op 11 maart 2016 naar verdachte dat zij net gebeld is door het [hotel 2] en dat ze nog 12600 aan het [hotel 2] moet betalen. [34]
[medeverdachte 1] appt op 14 maart 2016 aan verdachte: “ik moet deze week 12513,25 betalen kan jij het regelen dan kan ik weer door ook”.
Verdachte antwoordt daarop aan [medeverdachte 1] : “Ik zag hem binnen komen maar zou niet weten waar ik de week zoveel geld vandaan moet halen Kan met [naam 9] die factuur ombouwen en dan druk op de ketel zetten maar lukt deze week zeker niet Je hebt ruim 18 000€ al gehad toch?”
[bedrijf 2] verstuurt op 18 maart 2016 de factuur [nummer] aan de Nationale Politie in verband met de voorbereiding van het [festival 1] . [35] Welke factuur door de Nationale Politie op 13 april 2016 wordt betaald aan [bedrijf 2] . [36]
[bedrijf 2] voldoet op 13 april 2016 de factuur [nummer] aan [bedrijf 1] . [37]
[bedrijf 1] betaalt vervolgens de twee nog openstaande facturen van het [hotel 2] . [38]
[naam 9] mailt op 30 april 2016 naar [medeverdachte 1] , naar aanleiding van de door haar gezonden factuur [nummer] : “Overigens wil ik er geen gewoonte van maken. Wilde jou en [verdachte] een keer helpen, maar ik zit hier uiteraard niet op te wachten.” [39]
Blijkens de verklaring van [naam 9] tegenover de Rijksrecherche waren voor de factuur [nummer] van € 9.000 exclusief BTW met de omschrijving “Adviezen mbt Politie
item" nog geen werkzaamheden verricht door [bedrijf 1] . [40]
[medeverdachte 1] heeft tegenover de Rijksrecherche verklaard dat de omschrijving “Adviezen mbt Politie item” in de factuur [nummer] is opgenomen, omdat verdachte tegen haar zei dat zij het zo moest omschrijven. [41]
Op grond van de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie mogelijk dan dat verdachte, [medeverdachte 1] en [naam 9] , doelbewust de valse factuur [nummer] en de valse factuur [nummer] hebben gecreëerd met het misleidende motief om op die wijze de betaling door [medeverdachte 1] van de nog openstaande facturen van het [hotel 2] te kunnen realiseren.
De door verdachte gegeven verklaring vindt naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze steun in de inhoud van het strafdossier.
De omstandigheid dat [medeverdachte 1] en [naam 9] bij hun (nader) verhoor als getuige door de rechter-commissaris hebben verklaard dat sprake is van een reële factuur maakt de conclusie van de rechtbank niet anders, nu die verklaringen geen steun vinden in de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden.
Gelet op het vorenoverwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bovenstaande factuur opzettelijk valselijk heeft doen opmaken en daarvan opzettelijk gebruik heeft doen maken, als ware het echt en onvervalst.
Uit de hierboven omschreven feiten en omstandigheden volgt dat bij de totstandkoming van de valse facturen sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en [naam 9] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift en medeplegen van het opzettelijk gebruikmaken van een geschrift, als ware het echt en onvervalst wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 (Verdenking vervalsen van facturen en/of het opzettelijk gebruik maken daarvan)
Factuur [nummer] d.d. 18-05-2016 ad € 2.897,95 (€ 2.395,00 + BTW € 592,95) van [bedrijf 1] aan [bedrijf 3]
en
Factuur [nummer] d.d. 18-05-2016 ad € 1.599,62 (€ 1.322,00 + BTW € 277,62) van [bedrijf 1] aan [bedrijf 3]
Beide facturen hebben als omschrijving “Gewerkte Uren Politie”.
De verdachte ontkent de valsheid van beide facturen en het opzettelijk gebruik maken daarvan. Hij heeft ter terechtzitting van 16 december 2019 verklaard dat hij geen betrokkenheid heeft gehad bij de facturering door [bedrijf 1] aan [bedrijf 3] . Volgens verdachte moet deze factuur worden bezien in het licht van werkzaamheden die [bedrijf 1] heeft verricht voor [getuige 1] van [bedrijf 3] in verband met het festival in 2016.
In het dossier bevindt zich de verklaring van de getuige [getuige 1] die tegenover de Rijksrecherche - onder meer - heeft verklaard dat beide facturen met nummer [nummer] vals zijn. Hij was door verdachte benaderd met het verzoek om [medeverdachte 1] te helpen door haar 1.600 euro te lenen, omdat zij haar leveranciers op dat moment niet kon betalen.
Nadat overleg had plaatsgevonden tussen hem en [medeverdachte 1] heeft hij ermee ingestemd dat zij hem een factuur zou sturen voor een bedrag van 1.600 euro. Toen hij de factuur [nummer] ontving van [medeverdachte 1] stond daarin het bedrag van 2.897,95 euro vermeld. Hij heeft geweigerd dat bedrag te betalen, maar heeft wel de als lening afgesproken 1.600 euro aan haar overgemaakt. De 1.600 euro is later verrekend doordat twee door [medeverdachte 1] geleverde artiesten hebben opgetreden tijdens een feestje van zijn dochters. [42]
De getuige [getuige 1] heeft op 13 december 2018 deze gang van zaken bevestigd tijdens zijn verhoor als getuige door de rechter-commissaris.
[medeverdachte 1] heeft op 11 november 2019 tijdens haar verhoor als getuige door de rechter-commissaris verklaard dat geen sprake was van een door [getuige 1] verstrekte lening van 1.600 euro, maar dat zij en [getuige 1] zijn overeengekomen dat zij haar diensten zou leveren voor een verjaardagsfeestje van zijn dochter toen bleek dat door het ontslag van verdachte de opdracht van de COR niet doorging.
Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat beide facturen met nummer [nummer] als vals moeten worden aangemerkt, aangezien de omschrijving van de werkzaamheden niet overeenkomt met de werkelijkheid.
Uit de overige inhoud van de dossierstukken volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zich op significante wijze heeft bemoeid met de totstandkoming van beide facturen. De rechtbank acht daartoe redengevend dat uit het WhatsApp-verkeer tussen verdachte en [medeverdachte 1] blijkt dat er sprake is van intensief overleg teneinde [getuige 1] ertoe te bewegen om de 1.600 euro over te maken en dat verdachte daartoe ook regelmatig contact heeft onderhouden met [getuige 1] , mede opdat [getuige 1] de 1.600 euro zo snel mogelijk zou overmaken naar [medeverdachte 1] .
Gelet op het vorenoverwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bovenstaande factuur opzettelijk valselijk heeft doen opmaken en daarvan opzettelijk gebruik heeft doen maken, als ware het echt en onvervalst.
Uit de hierboven omschreven feiten en omstandigheden volgt dat sprake is geweest van een voldoende bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en [naam 9] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift en medeplegen van het opzettelijk gebruikmaken van een geschrift, als ware het echt en onvervalst wettig en overtuigend bewezen.
Factuur [nummer] d.d. 27-05-2016 ad € 2.159,85 van [bedrijf 3] B.V. aan Nationale Politie Centrale Ondernemingsraad
Factuur [nummer] heeft als omschrijving “Extra productie uren [festival 1] ” en bestaat uit een bedrag van € 1.785,00 ter zake van de daarvoor in rekening gebrachte kosten en een bedrag van € 374,85 ter zake van in rekening gebrachte BTW. [43]
Factuur [nummer] is op 7 juni 2016 binnengekomen bij de Nationale Politie. [44]
De verdachte ontkent de valsheid van de factuur. Volgens verdachte ziet deze factuur op de additionele werkzaamheden die [getuige 1] met [bedrijf 3] op verzoek van de Korpschef heeft verricht voor het festival in 2016.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende bewijs voorhanden dat ten aanzien van factuur [nummer] sprake is van een valse of vervalste factuur, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe dat in het app-verkeer dat door de officier van justitie redengevend geacht wordt voor het bewijs sprake is van andere bedragen. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat hetgeen in deze factuur staat vermeld onjuist is en dat uren in rekening zijn gebracht die feitelijk niet gewerkt zouden zijn.
Feit 4 (Verdenking vervalsen factuur en/of het opzettelijk gebruik maken daarvan)
Factuur [nummer] d.d. 16 januari 2016 ad € 2.499,00 van [bedrijf 8] aan Centrale Ondernemingsraad Nationale Politie
Deze factuur heeft als omschrijving “1 Nikon AF-Nikkor 70200mm” en bestaat uit een bedrag van € “2.065,29 ter zake van de daarvoor in rekening gebrachte kosten en een bedrag van € 433,71 ter zake van in rekening gebrachte BTW. [45]
Verdachte ontkent het ten laste gelegde. Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 december 2019 volhard in zijn verklaring zoals eerder afgelegd tegenover de politie en de Rijksrecherche, inhoudende dat hij uitsluitend tegen fotograaf [getuige 2] heeft gezegd dat [getuige 2] met de opbrengsten van de foto-opdrachten van de COR zelf een cameralens kon aanschaffen. De aanpassing van de factuur naar “foto’s conform afspraak” moet volgens verdachte worden bezien tegen de achtergrond van de leefwereld van verdachte binnen de politie waarin je het hebt over vertrouwen en waarin hij wel vaker in een factuur als omschrijving liet opnemen “conform afspraak”.
In het dossier bevindt zich het mailverkeer tussen [getuige 2] , eigenaar van het bedrijf [bedrijf 8] , en verdachte. Daaruit blijkt onder meer het volgende:
- [getuige 2] heeft op 16 januari 2016 te 12.13 uur een mail gezonden naar verdachte met de navolgende tekst:
“Beste [verdachte] ,
Bijgaand zoals afgesproken de factuur van de lens.”
  • Bovenstaande factuur was als bijlage bij deze mail gevoegd, evenals de inkoopfactuur van Camulet betreffende deze lens;
  • Verdachte heeft op 16 januari 2016 te 13.03 uur [getuige 2] per mail geantwoord:
“Hoi [getuige 2] ,
Wil je svp op de factuur vermelden: “conform afspraak’.
Dank.”;
- [getuige 2] heeft op 16 januari 2016 te 13.10 uur per mail aan verdachte geantwoord:
“Hoi [verdachte]
Staat erop.
Dank !”
  • Bij voornoemde mail was factuur [nummer] opnieuw als bijlage gevoegd, nu onder de omschrijving aangevuld met de tekst: “conform afspraak”;
  • [getuige 2] heeft op 16 januari 2016 te 14.23 uur opnieuw een mail gezonden naar verdachte, met als bijlage opnieuw factuur [nummer] , nu voorzien van de omschrijving
“foto’s conform afspraak”;
- Verdachte heeft [getuige 2] daarop op 16 januari 2016 te 14.25 uur geantwoord met de mededeling:
“Top zo! Dank je”; [46]
- Verdachte heeft voornoemde factuur [nummer] op 20 januari 2016 per mail doorgezonden naar zijn secretaresse [naam 7] met het verzoek om de factuur betaalbaar te stellen. [47]
Factuur [nummer] is ter betaling doorgezonden naar de financiële administratie van de Nationale Politie, goedgekeurd door verdachte en [naam 10] en betaald op 19 februari 2016.
[getuige 2] heeft tijdens zijn verhoor door de Rijksrecherche verklaard dat hij de factuur [nummer] op verzoek van verdachte heeft aangepast met de tekst “foto’s conform afspraak” naar aanleiding van een door hem ontvangen appje van verdachte, die hem daarin meedeelde: “ [getuige 2] , ik zie de nieuwe factuur …. maar wil niet de lens op de factuur zien staan. Kan je op de factuur alleen vermelden “foto’s conform afspraak” en het totaalbedrag. Meer niet svp. … Grt [verdachte] .” [48]
Uit de gemaakte fotoprint van het betreffende appje blijkt dat dit bericht door [getuige 2] op 16 januari 2016 om 14.13 uur van verdachte is ontvangen. Uit deze fotoprint blijkt ook dat verdachte kort daarna, om 14.23 uur, nadat [getuige 2] hem onder meer had geappt: “Ik dacht, ik doe het netjes op de factuur” aan [getuige 2] als antwoord heeft geappt: “Ja weet [getuige 2] , maar wil de werkzaamheden voor foto’s voor dat bedrag op de factuur”. [49]
[getuige 2] heeft tijdens zijn verhoor door de Rijksrecherche tevens verklaard dat hij en zijn vriendin op uitnodiging van verdachte ergens in januari 2016 met verdachte en zijn vrouw [medeverdachte 2] hebben gegeten in de [restaurant 1] in Almere en dat verdachte tijdens dat etentje onder meer heeft aangegeven dat hij wilde dat [getuige 2] op stel en sprong voor hem moest komen en kunnen werken en dat hij wilde dat [getuige 2] de cameralens, die [getuige 2] voor zijn werkzaamheden ten behoeve van verdachte telkens moest huren, zou kopen en dat hij [getuige 2] toezegde dat hij die lens zou vergoeden.
Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [naam 11] , de vriendin van [getuige 2] , die tevens heeft verklaard dat [getuige 2] de factuur heeft aangepast, omdat dat moest van “ [verdachte] ”. [50]
Op grond van de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte de factuur [nummer] opzettelijk valselijk heeft doen opmaken en daarvan opzettelijk gebruik heeft doen maken, met het uitsluitende, misleidende motief om door middel van de omschrijving “foto’s conform afspraak” de betaling van de door [getuige 2] aangekochte cameralens ten laste van de Nationale Politie te brengen, terwijl verdachte wist dat van betaling van die cameralens door de Nationale Politie geen sprake kon zijn.
De door verdachte gegeven verklaring omtrent de gang van zaken wordt op geen enkele wijze ondersteund door de inhoud van de dossierstukken. De rechtbank acht de door verdachte gegeven verklaring in het licht van hetgeen zij hiervoor heeft overwogen dan ook ongeloofwaardig. De rechtbank heeft geen enkele aanwijzing te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 2] en [naam 11] , ook omdat deze verklaringen worden gesteund door het berichtenverkeer dat heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [getuige 2] .
Gelet op het vorenoverwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift en aan het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als ware het echt en onvervalst.
Uit de hierboven omschreven feiten en omstandigheden volgt dat bij de totstandkoming van de factuur sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [getuige 2] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. [getuige 2] heeft de oorspronkelijke factuur op uitdrukkelijk verzoek van verdachte aangepast.
Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift en medeplegen van het opzettelijk gebruikmaken van een geschrift, als ware het echt en onvervalst wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5 (Verdenking inzake medeplegen van verduistering dan wel diefstal van € 1.125,00)
Het onder 5 ten laste gelegde betreft de verdenking dat verdachte, al dan niet samen met zijn echtgenote, [medeverdachte 2] (hierna [medeverdachte 2] ), opzettelijk een geldbedrag van € 1.125,00, dat was teruggestort door de firma [bedrijf 9] op de rekening van verdachtes echtgenote nadat was gebleken dat een deel van de door zijn echtgenote namens verdachte ten behoeve van COR-leden van de Nationale Politie gekochte windlichten niet leverbaar was, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Verdachte ontkent het ten laste gelegde. Hij heeft op 10 april 2017 tegenover de Rijksrecherche verklaard dat hij thuis een kas van de COR had, evenals zijn echtgenote die een kas van haar bedrijf ‘ [bedrijf 4] ’ had en daardoor contant geld in huis had. Volgens verdachte heeft zijn echtgenote het cash geldbedrag van € 1.125,00 in een envelop aan hem gegeven en heeft hij dat geld cash in zijn kas van de COR gestort. Dat is niet op één of andere wijze schriftelijk vastgelegd, omdat er geen systeem voor is.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 december 2019 verklaard dat storting van het geldbedrag door [bedrijf 9] op de bankrekening van de COR van de Nationale Politie onmogelijk was, omdat de COR niet over een bankrekening beschikte. Volgens verdachte is het geldbedrag van € 1.125,00 verrekend én geheel afgedekt met bonnen ter zake van de diverse door collega’s ingediende declaraties, die verdachte daarop cash aan hen heeft uitbetaald. Verdachte hield geen kasboek bij van zijn uitbetalingen naar aanleiding van ingediende declaraties, maar ziet een bevestiging van zijn verklaring in het feit dat in januari 2016 nauwelijks geldopnames hebben plaatsgevonden met zijn creditcard.
Uit de inhoud van de dossierstukken blijkt onder meer het volgende.
- Op 3 december 2015 zijn door [medeverdachte 2] 65 windlichten aangekocht voor de Nationale Politie - Centrale Ondernemingsraad ten name van [verdachte] voor een totaalbedrag van € 2.437,50; [51]
- Voornoemd geldbedrag is voldaan op 5 december 2015; [52]
- Uit het ICS Visa-overzicht op naam van de Nationale Politie, de heer [verdachte] , blijkt dat op 5 december 2015 een geldbedrag van € 2.437,50 is afgeschreven ten gunste van [bedrijf 9] te Almere; [53]
- Op 9 december 2015 is op verzoek van [medeverdachte 2] door [bedrijf 9] een geldbedrag van € 1.125,00 gestort op bankrekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 4] in verband met de windlichten die [bedrijf 9] niet kon leveren; [54]
- [bedrijf 4] is het bedrijf van [medeverdachte 2] ; [55]
- In de verantwoording van de creditcard van verdachte of op enige andere wijze is blijkens de getuigenverklaring van [getuige 5] , Directeur Korpsstaf van de Nationale Politie, niet teruggevonden dat het geldbedrag van € 1.125,00 op enige wijze door verdachte is terugbetaald aan de Nationale Politie [56] .
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte opzettelijk een geldbedrag van € 1.125,00, dat hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, namelijk als voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad van de Nationale Politie, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht de door verdachte gegeven verklaring ongeloofwaardig nu in de boekhouding van verdachte en die van zijn echtgenote en die van de Nationale Politie geen enkele aanwijzing is gevonden dat dit geldbedrag, als totaalbedrag of in delen, is teruggestort op de rekening van de Nationale Politie dan wel op enige wijze is teruggevloeid in de geldkas van de Nationale Politie.
Gelet op het vorenoverwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking, zoals onder feit 5 primair ten laste is gelegd.
Uit de hierboven omschreven feiten en omstandigheden volgt dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht op grond daarvan ook het medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6 (Verdenking inzake medeplegen van verduistering in dienstbetrekking van meerdere geldbedragen en/of diefstal door twee of meer verenigde personen van meerdere geldbedragen)
De verdenking betreft hier - kort samengevat – dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking door:
- Het betalen van meerdere privé-uitgaven in de horeca met de creditcard van de Nationale Politie, te weten:
o € 159,12 bij [restaurant 1] op of omstreeks 26 augustus 2015;
o € 98,50 en € 70,40 bij [restaurant 2] op of omstreeks 15 juli 2015;
o € 223,00 op of omstreeks 17 maart 2016 bij [restaurant 3] ;
o € 163,25 bij [restaurant 3] op of omstreeks 25 maart 2016;
  • Een contante geldopname van € 750,00 met de creditcard van de COR van de Nationale Politie, zonder dat sprake was van enige relatie van die kasopname tot uitgaven ten behoeve van de Nationale Politie;
  • En het opnemen van deze betalingen als zakelijke uitgaven in de verantwoording van zijn creditcard-uitgaven.
Verdachte ontkent deze feiten en heeft ter terechtzitting van 16 december 2019 in algemene zin - kort samengevat - verklaard dat de creditcardbetalingen altijd zakelijke afspraken betroffen, dat hij nooit privé op kosten van de COR heeft gegeten en dat de kasopname van
€ 750,00 met de creditcard gedaan moet zijn in verband met het uitbetalen van een voorschot aan één van zijn collega’s van de COR.
Creditcardbetaling van € 159,12 (zaak 177)
Deze creditcardbetaling van 26 augustus 2015 betreft de betaling voor meerdere voorgerechten, hoofdgerechten en desserts, alsmede meerdere alcoholische consumpties en koffie bij Restaurant [restaurant 1] in Almere. Op de kassabon staat als starttijd vermeld: 17.42.53 uur en als eindtijd: 20.47.32 uur. [57]
Deze creditcardbetaling staat vermeld in het overzicht van [bedrijf 10] van
1 september 2015 [58] en in het door verdachte ingediende Declaratieformulier Creditcard van 29 oktober 2015. [59]
Verdachte heeft tegenover de Rijksrecherche verklaard dat deze betaling een overleg betreft met “ [getuige 6] ”, eigenaresse van het bedrijf [bedrijf 11] , ten behoeve van het regelen van een nieuwe vergaderlocatie voor de COR.
In het dossier bevindt zich de verklaring van de getuige [getuige 6] (de rechtbank begrijpt dat dit de “ [getuige 6] ” is waar verdachte over spreekt) van het bedrijf [bedrijf 11] in Almere, die heeft verklaard dat zij die avond een afspraak had in het [restaurant 1] met mevrouw [medeverdachte 2] en aldaar aangekomen behalve [medeverdachte 2] ook verdachte en hun dochter [dochter] aantrof, die net klaar waren met eten. Nadat [dochter] was vertrokken heeft de getuige [getuige 6] met [medeverdachte 2] gesproken over een bepaald loyaliteitsprogramma, waarbij verdachte stilzwijgend aanwezig was. Getuige [getuige 6] heeft verklaard tijdens dit gesprek een cappuccino en een glas wijn te hebben gedronken, maar niets te hebben gegeten. [60]
De verklaring van de getuige [getuige 6] vindt bevestiging in het proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2017, waaruit blijkt dat naar aanleiding van de verklaring van de getuige [getuige 6] door middel van het programma [programma] nader onderzoek is gedaan naar de agenda van een iPhone 6s Plus, welke iPhone onder IBN nummer [nummer] in beslag is genomen onder medeverdachte [medeverdachte 2] .
In de agenda van deze iPhone staat op 26 augustus 2015 de volgende afspraak vermeld:
Start time: 26-8-2015 19:30:00 (UTC+2)
End time: 26-9-2015 20:30:00 (UTC+2)
Subject: [bedrijf 11] , [restaurant 1] . [61]
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte, inhoudende dat hier sprake is geweest van een zakelijk diner in verband met een nieuwe vergaderlocatie voor de COR op geen enkele wijze is onderbouwd en evenmin steun vindt in de overige inhoud van het strafdossier. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige [getuige 6] en acht die bruikbaar voor het bewijs.
Op grond van het vorenoverwogene staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte opzettelijk een geldbedrag van € 159,12, dat hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, namelijk als voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad van de Nationale Politie, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, door deze privé-uitgave van € 159,12 niet als zodanig aan te melden bij de Centrale Ondernemingsraad van de Nationale Politie, maar als zakelijke uitgave op te nemen in de verantwoording van zijn creditcard-uitgaven.
[medeverdachte 2] heeft bij de rechter-commissaris op 6 december 2019 verklaard dat het een belachelijke beschuldiging is dat verdachte privé-uitgaven met de creditcard van de Nationale Politie zou hebben gedaan. Er was volgens haar een strikte scheiding in de wijze waarop zakelijke en privé afspraken werden betaald. Het zakelijke gedeelte werd met de creditcard betaald, maar het privé gedeelte door henzelf. Daaruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] op de hoogte is van de betalingen die met de creditcard werden gedaan en dus ook van het gegeven dat, zoals hiervoor reeds besproken, in een aantal gevallen met de creditcard privé uitgaven zijn gedaan. Er is sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 2] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht op grond daarvan ook het medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Contante geldopname van € 750,00 met de creditcard van de COR van de Nationale Politie
Uit de inhoud van de dossierstukken blijkt dat deze contante geldopname is verantwoord met een handgeschreven nota uit een Atlanta-notablok. In de handgeschreven nota staat als datum vermeld: “11/7”, alsmede “14x dagarr” en “Voldaan per kas 750”. Bij ‘Totaal’ staat vermeld” “750,--“. Onder het kopje ‘voor’ staat vermeld: “COR” en “ [festival 2] ” en onder het kopje ‘van’ staat vermeld: “ [bedrijf 11] ”. [62]
Verdachte heeft tegenover de Rijksrecherche verklaard dat het handschrift op deze nota op zijn handschrift lijkt. [63]
Deze kasopname van € 750,00 door middel van de creditcard staat vermeld in het overzicht van [bedrijf 10] van 1 augustus 2015 [64] en in het door verdachte ingediende Declaratieformulier Creditcard van 29 oktober2015. [65]
De rechtbank stelt vast dat de getuige [getuige 6] ten aanzien van voormelde nota uitdrukkelijk verklaard dat haar bedrijf “ [bedrijf 11] ” nooit een nota aan de COR heeft verzonden. [66] De rechtbank heeft ook op dit onderdeel van de verklaring van de getuige [getuige 6] geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van haar verklaring en acht die verklaring bruikbaar voor het bewijs.
De verklaring van verdachte tegenover de Rijksrecherche dat de kasopname van € 750,00 gedaan moet zijn in verband met het uitbetalen van een voorschot voor De [festival 2] /aan één van zijn collega’s vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in de inhoud van de dossierstukken, noch in hetgeen door verdachte en zijn raadsman tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht. De rechtbank betrekt daarin dat voor de contante opname van € 750,00 een bedrag van € 30,00 aan opnamekosten in rekening is gebracht hetgeen maakt dat uitbetaling van een voorschot op deze wijze, met extra kosten, niet voor de hand ligt.
Uit de inhoud van de dossierstukken en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen is evenmin op andere wijze gebleken dat sprake zou kunnen zijn van een legitieme contante opname van € 750,00 voor zakelijke doeleinden.
Op grond van het vorenoverwogene staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte opzettelijk een geldbedrag van € 750,00, dat hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, namelijk als voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad van de Nationale Politie, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, door deze contante geldopname niet als zodanig aan te melden bij de Centrale Ondernemingsraad van de Nationale Politie en als zakelijke uitgave op te nemen in de verantwoording van zijn creditcard-uitgaven.
Creditcardbetaling van € 98,50 en declaratie van -ongeveer - € 70,40 (Zaak 167)
Uit de inhoud van de dossierstukken blijkt dat op 15 juli 2015 te 20.15 uur met de creditcard van de COR een betaling van € 98,50 is gedaan bij restaurant ‘ [restaurant 2] . Bij de stukken bevindt zich ook een kassabon van ‘ [restaurant 2] ’ van 15 juli 2015 te 20.15 uur (tafel 3) waarop een handgeschreven bedrag van € 98,50 staat vermeld. [67]
Deze creditcardbetaling (ten name van [bedrijf 12] ) staat vermeld in het overzicht van [bedrijf 10] van 1 augustus 2015 [68] en in het door verdachte ingediende Declaratieformulier Creditcard van 29 oktober 2015. [69]
De rechtbank leidt uit de inhoud van de dossierstukken af dat sprake is geweest van een zakelijke betaling, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit onderdeel van het onder 6 ten laste gelegde feit.
Uit de inhoud van de dossierstukken blijkt voorts dat door verdachte in de verantwoording van door hem gedane (contante) uitgaven een bedrag van € 70,00 is opgenomen ter zake van een betaling bij ‘ [restaurant 2] ’ op 15 juli 2015. [70]
De rechtbank leidt uit de inhoud van de dossierstukken af dat dit bedrag, dat blijkens de vermelding op de kassabon [71] betrekking heeft op de kosten van een diner aan [tafel] bij [restaurant 2] , dat per pin is betaald door de heer [naam 12] voor een door hem genoten diner, samen met zijn vriendin en zijn schoonmoeder. De heer [naam 12] heeft verklaard dat hij verdachte niet kent en dat zijn beroepsmatige werkzaamheden op geen enkele wijze die van verdachte en/of de politie raken. [72]
De betaling van voornoemd bedrag van (ongeveer) € 70,40 heeft blijkens de kassabon plaatsgevonden om 20.13 uur, twee minuten voordat verdachte het bedrag van € 98,50 aan [restaurant 2] heeft betaald met de creditcard. [73]
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de tenlastelegging tot een vrijspraak voor wat betreft dit onderdeel van het onder 6 ten laste gelegde feit.
De rechtbank overweegt daartoe dat aan verdachte wordt verweten dat hij op of omstreeks 15 juli 2015 met de creditcard van de Nationale Politie een betaling heeft verricht voor privé-uitgaven in de horeca en/of een contante geldopname heeft gedaan, van ongeveer euro 70,40, bij [restaurant 2] .
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de betaling van dit geldbedrag door [naam 12] staat daarmee vast dat [naam 12] dit geldbedrag heeft voldaan en is naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van dit geldbedrag geen sprake geweest van een creditcardbetaling dan wel een contante geldopname door verdachte.
Creditcardbetaling van € 223,00 (zaak 211)
Deze betaling van 17 maart 2016 betreft de betaling voor 4 diners bij ‘ [restaurant 3] ’ in Almere.
In het door verdachte ingediende Declaratieformulier Creditcard van 12 mei 2016 staat een declaratie van 17 maart 2016 vermeld voor een bedrag van € 223,00, waarbij als omschrijving echter staat vermeld: “ [bedrijf 5] ”. [74]
Als onderbouwing voor deze declaratie is door verdachte een handgeschreven bon overgelegd van “ [restaurant 3] ’ waarop staat vermeld: “17/3/2016”en “4x diners
€ 223,--, welke bon is voorzien van een handtekening.
Uit de WhatsApp-gesprekken die zijn aangetroffen in de onder medeverdachte [medeverdachte 2] , echtgenote van [verdachte] , inbeslaggenomen telefoon blijkt onder meer van een gesprek op 17 maart 2016 tussen [medeverdachte 2] ) en verdachte, inhoudende:
- [medeverdachte 2] om 14.20 uur: “Om 15.00u ff wijntje doen?Xx
- [verdachte] om 14.23 uur: “Waar”dat In het dossier bevindt
- [verdachte] om 14.31 uur: “Waar lieverd? Xxxz”
- [medeverdachte 2] om 14.50 uur: “ [restaurant 1] ? Ben vlakbij xxx”
- [verdachte] om 14.50 uur: “Yes, xxxx”
- [medeverdachte 2] om 14.51 uur: “Gezellig xx”
- [medeverdachte 2] om 17.43 uur: Lieverd, ik ga vast naar huis, ik zie je over 15 minuten ja?
Ik reserveer vast bij [restaurant 3] ”
- [verdachte] om 17.46 uur: “Zijn bijna klaar schat, xxxx”
- [medeverdachte 2] om 17.48 uur: “One. Zal ik eChten dan?”
- [verdachte] om 17.49 uur: “xxx”
- [medeverdachte 2] om 17.49 uur: “We hebben tafel om 18.30 oké? Xx”. [75]
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen en de feitelijke verschijningsvorm is de rechtbank van oordeel dat de betaling van de factuur van € 223,00 niet ziet op gemaakte kosten die verband kunnen houden met werkzaamheden voor en/of activiteiten van de Nationale Politie. Verdachte heeft niet kunnen aangeven wat het zakelijke aspect is geweest van dit diner.
Uit de inhoud van de dossierstukken en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen is evenmin op andere wijze gebleken dat sprake zou kunnen zijn van een zakelijk aspect dat het declareren van de factuur van € 223,00 zou kunnen rechtvaardigen. Op grond van het vorenoverwogene staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte opzettelijk een geldbedrag van € 223,00 dat hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, namelijk als voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad van de Nationale Politie, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, door deze privé-uitgave van € 223,00 niet als zodanig aan te melden bij de Centrale Ondernemingsraad van de Nationale Politie en als zakelijke uitgave op te nemen in de verantwoording van zijn creditcard-uitgaven.
Uit de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en (in ieder geval) [medeverdachte 2] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht op grond daarvan ook het medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Creditcardbetaling van € 163,25 (zaak 213)
Deze creditcardbetaling van 25 maart 2016 betreft de betaling van € 163,25 bij ‘ [restaurant 3] ’ in Almere.
In het door verdachte ingediende Declaratieformulier Creditcard van 12 mei 2016 staat een declaratie van 25 maart 2016 vermeld voor een bedrag van € 163,25, waarbij als omschrijving echter staat vermeld: “ [bedrijf 5] ”. [76]
Als verantwoording voor deze declaratie is door verdachte een kassabon overgelegd van “ [restaurant 3] ’ van 25-3-2016 te 20.03 uur, waarop onder meer staat vermeld: “frisdrank, bier en wijnen, Klassiekers 19,50 van de dag € 58,50 en desserts”. [77]
Uit de WhatsApp-gesprekken die zijn aangetroffen in de onder medeverdachte [medeverdachte 2] , echtgenote van [verdachte] , inbeslaggenomen telefoon blijkt onder meer van een gesprek op 25 maart 2016 tussen [medeverdachte 2] ) en verdachte, inhoudende:
- [medeverdachte 2] om 15.19 uur: “Hoe kast gaan wij die kant op? Gaan we daar wat eten? Xx"
- [verdachte] om 15.24 uur: “Tis 40 min rijden schat.. zeg maar xxx"
- [medeverdachte 2] om 15.27 uur:" Kan dat? XXX"
- [verdachte] om 15.27 uur: “Tickets van [naam 13] zijn geboekt xxx”
- [medeverdachte 2] om 15.30 uur: “Oke leuk! Nou, ik ga douchen. Bel jij ma ff dat we hapje gaan eten?
Xx"
- [verdachte] om 15.35: “Maar ik ben niet in een bui.. Je vroeg hoe ik me voelde. Waar gaan we
eten?"
- [medeverdachte 2] om 15.36 uur: “Ergens richting daar toch? Iets lekkers. Bel ma ff dat we haar met
uurtje halen xx”
- [medeverdachte 2] om 15.41 uur: “Oke. Gaan we bij [restaurant 3] eten? Ivm file"
- [verdachte] om 15.42 uur: “Oke, Xx:
- [medeverdachte 2] om 15.42 uur: “Kom en bel ff met ma in de auto. Anders gaat ze komen xx”
- [verdachte] om 15.43 uur: “Ja kom zo cx”
- [medeverdachte 2] om 15.46 uur: “Ma al gebeld. Gezegd dat wij haat 17:30 ophalen xx"
- [verdachte] om 15.47 uur: “ Oké schat xx”
- [medeverdachte 2] om 15.47 uur: “Kom je zo dan? Bel jij met [restaurant 3] voor tafeltje 18:0u? Xx"
- [verdachte] om 15.47 uur: “Yes xx”. [78]
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen en de uiterlijke verschijningsvorm is de rechtbank van oordeel dat de betaling van de factuur van € 163,25 niet ziet op gemaakte kosten die verband kunnen houden met werkzaamheden voor en/of activiteiten van de Nationale Politie. Verdachte heeft niet kunnen aangeven wat het zakelijke aspect is geweest dat aan dit diner verbonden is geweest. Uit de inhoud van de dossierstukken en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen is evenmin op andere wijze gebleken dat sprake zou kunnen zijn van een zakelijk aspect dat het declareren van de factuur van € 163,25 zou kunnen rechtvaardigen.
De rechtbank stelt in dit verband vast dat verdachte blijkens bovenstaand Whatsapp-verkeer op dat moment nog niet wist waar zij wilden gaan eten. Dat impliceert dat er op dat moment geen zakelijke afspraak was gepland, waar verdachte en zijn echtgenote hun privé agenda aan aanpasten. De verklaring van verdachte dat naast het genoten zakelijke diner ook zijn echtgenote en ‘ma’ aldaar afzonderlijk hebben gegeten acht de rechtbank in het licht van hun appverkeer ongeloofwaardig. Daarbij wijst de rechtbank erop dat verdachte nergens in de Whatsapp-gesprekken melding maakt van een andere afspraak op of rond het tijdstip van de (vrij spontaan gemaakte) afspraak met zijn echtgenote bij [restaurant 3] .
De hiervoor beschreven gang van zaken laat naar het oordeel van de rechtbank geen andere mogelijkheid open dan dat de door verdachte gedeclareerde factuur van € 163,25 ziet op het etentje, zoals besproken in het hiervoor weergegeven Whatsapp-verkeer en staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte opzettelijk een geldbedrag van € 163,25 dat hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, namelijk als voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad van de Nationale Politie, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, door deze privé-uitgave van € 163,25 niet als zodanig aan te melden bij de Centrale Ondernemingsraad van de Nationale Politie en als zakelijke uitgave op te nemen in de verantwoording van zijn creditcard-uitgaven.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking
zoals onder feit 6 primair ten laste is gelegd.
Uit de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en (in ieder geval) [medeverdachte 2] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht op grond daarvan ook het medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Feit 7 (Verdenking valselijk maken van declaratieformulieren en het opzettelijk gebruik maken daarvan)
Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank hiervoor ten aanzien van feit 6 heeft overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de betreffende declaratieformulieren van 29 oktober 2015 en het declaratieformulier van 12 mei 2016 valselijk heeft opgemaakt en telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van die declaratieformulieren als waren die echt en onvervalst.
Gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen ten aanzien van de creditcardbetaling van
€ 98,50 (zaak 167) zal zij verdachte vrijspreken van dat onderdeel van het onder 7 ten laste gelegde.
4.6
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 14 januari 2015 tot en met 6 maart 2015, in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander een geschrift, te weten:
- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] , factuurbedrageuro 6.050,00, (dossier 1.0, pag. 210),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk
heeft opgemaakt en/of vervalst,immers hebben verdachte en zijn mededader valselijk en in strijd met de waarheid,- op factuur [nummer] als omschrijving vermeld "Vergaderarrangement",als gevolg waarvan- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruikenen/of te doen gebruiken;
en
hij in de periode van 14 januari 2015 tot en met 6 maart 2015, in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander,opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift, te weten:
- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] , factuurbedrageuro 6.050,00, (dossier 1.0, pag. 210),
als ware deze echt en onvervalst,
bestaande die valsheid erin dat, valselijk en in strijd met de waarheid,
- op factuur [nummer] als omschrijving was vermeld, "Vergaderarrangement",als gevolg waarvan- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden werden gefactureerd, en- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleid uit deomschrijving,
en bestaande dat gebruikmaken erin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader- die factuur heeft/hebben ingediend en/of laten indienen bij deNationale Politie en/of de Centrale Ondernemingsraad en- die factuur heeft/hebben geaccordeerd en/of laten accorderen enbetaalbaar heeft/hebben gesteld en/of betaalbaar heeft/hebben laten stellenen- op basis van die factuur een betaling heeft/hebben verricht en/of laten verrichten;
2.
hij op tijdstippen in de maand maart 2016 in Nederland,tezamen en in vereniging met anderen,
meerdere geschriften, te weten:- een factuur van [bedrijf 1] , factuurdatum 10-03-2016, factuurnummer[nummer] , factuurbedrag euro 10.890,00 (dossier 2.2, pag. 115), en- een factuur van [bedrijf 2] , factuurdatum 18-3-2016, factuurnummer [nummer] ,factuurbedrag euro 15.730,00 (dossier 2.2, pag. 97)zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit tedienen,
telkens valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en in strijd met de waarheid,- op voornoemde factuur van [bedrijf 1] als omschrijving vermeld,althans laten vermelden: "Adviezen mbt Politie item" met een totaalbedragvan "euro 10.890,00", en/of- op voornoemde factuur van [bedrijf 2] als omschrijving vermeld, althans latenvermelden: "Voorbereiding videoregistratie [festival 1]Cor. Deelfactuur" met een totaalbedrag van "euro 15.730,00",
zulks terwijl die facturen geen facturen betroffen voor adviezenmet betrekking tot de politie en/of de voorbereiding van een videoregistratie,
als gevolg waarvan telkens- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en/of- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst tegebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en
hij in de periode van 1 maart 2016 tot en met 13 april 2016 in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift, te weten eenfactuur van [bedrijf 2] , factuurdatum 18-3-2016, factuurnummer [nummer] factuurbedrageuro 15.730,00 (dossier 2.2, pag. 97), als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valsheid erin dat, valselijk en in strijd met de waarheid,
op voornoemde factuur van [bedrijf 2] als omschrijving was vermeld: "Voorbereidingvideoregistratie [festival 1] Cor. Deelfactuur" meteen totaalbedrag van "euro 15.730,00", zulks terwijl de factuur geen factuurbetrof voor een videoregistratie,
als gevolg waarvan- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
en bestaande dat gebruikmaken erin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)de factuur heeft ingediend en/of laten indienen bij de Nationale Politie en/ofde Centrale Ondernemingsraad en heeft geaccordeerd en/of laten accorderenen betaalbaar heeft gesteld en/of betaalbaar heeft laten stellen en opbasis van de factuur een uitbetaling heeft verricht en/of laten verrichten;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2016 tot en met 14 juli 2016 in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
meerdere geschriften, te weten:- een factuur van [bedrijf 1] , factuurdatum 18-05-2016, factuurnummer[nummer] , factuurbedrag euro 2.897,95, (dossier 2.0, pag. 51), en- een factuur van [bedrijf 1] , factuurdatum 18-05-2016, factuurnummer[nummer] , factuurbedrag euro 1.599,62, (dossier 2.0, pag. 41),
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit tedienen,
telkens valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers hebbenverdachte en zijn mededaders valselijk en in strijd met de waarheid,
- op voornoemde facturen van [bedrijf 1] telkens als omschrijvinglaten vermelden: "Gewerkte Uren Politie",
zulks terwijl die facturen geen facturen betroffen voor adviezen met betrekking totgewerkte uren,
als gevolg waarvan telkens- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruikenen/of door anderen te doen gebruiken;
4.
hij op 16 januari 2016 in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander,
een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 8] , gedateerd op 16januari 2016, factuurnummer [nummer] , factuurbedrag euro 2.499,00 (dossier 3.0,pag. 12),zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
immers hebben verdachte en zijn mededader valselijk en in strijd met de waarheid,op voornoemde factuur als omschrijving vermeld "Foto's conform afspraak", terwijlde factuur geen factuur betrof voor gemaakte foto's en het in werkelijkheid ging omeen factuur ten behoeve van kosten gemaakt voor de aanschaf van een lens,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruikenen/of door anderen te doen gebruiken;
en
hij in de periode van 16 januari 2016 tot en met 16 februari 2016 in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst geschrift, te weten een factuur van[bedrijf 8] , gedateerd op 16 januari 2016, factuurnummer [nummer] , factuurbedrageuro 2.499,00 (dossier 3.0, pag. 12), als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande die valsheid erin dat, valselijk en in strijd met de waarheid, opvoornoemde factuur als omschrijving stond vermeld "Foto's conform afspraak",
terwijl de factuur geen factuur betrof voor gemaakte foto's en het inwerkelijkheid ging om een factuur ten behoeve van kosten gemaakt voor deaanschaf van een lens,
en bestaande dat (doen) gebruikmaken erin dat hij, verdachte,die factuur heeft ingediend bij de Nationale Politie en/of de Centrale Ondernemingsraad en- die factuur heeft/hebben geaccordeerd en/of laten accorderen enbetaalbaar heeft/hebben gesteld en/of betaalbaar heeft/hebben laten stellenen- op basis van die factuur een betaling heeft/hebben verricht en/of latenverrichten;
5.
hij in de periode van 3 december 2015 tot en met 11 december 2015 te Almere,tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk een geldbedrag van euro 1.125,00, toebehorende aan de (Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie, en welk geld verdachte uithoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als voorzitter van deCentrale Ondernemingsraad van de Nationale Politie onder zich had, wederrechtelijkzich heeft toegeëigend,
immers hebben verdachte en zijn mededader een terugstorting van euro1.125,00 (wegens niet geleverde goederen aan de Centrale Ondernemingsraad vande Nationale Politie) laten bijschrijven op een bankrekening van " [bedrijf 4]";
6.
hij op tijdstippen in de periode 1 mei 2015 tot en met 9 juni 2016 in Nederland,telkens tezamen en in vereniging met een ander,
telkens opzettelijk nader te noemen geldbedragen, toebehorende aan de (Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie, en welke geldbedragen verdachte, uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als voorzitter van die Centrale Ondernemingsraad, telkens onder zich had, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
immers heeft hij, verdachte, telkens met de door de (Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie aan hem ter beschikking gestelde creditcard betalingen verricht voor privé uitgaven in de horeca en een contante geld opname gedaan, te weten:
- op 26 augustus 2015 een bedrag van euro 159,12 bij [restaurant 1] , en- omstreeks 10 juli 2015 een contante geldopname van euro 750,-- bij ING Almere Stad, en
- op 17 maart 2016 een bedrag van euro 223,-- bij [restaurant 3] , en- op 25 maart 2016 een bedrag van euro 163,25 bij [restaurant 3] ,
terwijl hij daartoe telkens niet gerechtigd was en hij deze betalingen vervolgens nietals privé-uitgaven heeft aangemeld bij de (Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie en als zakelijke uitgave(n) heeft opgenomen in de schriftelijke verantwoordingvan zijn creditcard-uitgaven,
ten gevolge waarvan deze betalingen telkens ten onrechte als zakelijk zijn aangemerkt en derhalve voor rekening van de (Centrale Ondernemingsraad vande) Nationale Politie zijn gebleven/gekomen;
7.
hij op tijdstippen in de periode 1 mei 2015 tot en met 9 juni 2016 in Nederland,
telkens een bij de Nationale Politie in gebruik zijnd "Declaratieformulier Creditcard",te weten:- Een declaratieformulier dd. 29-10-2015 (pag. 43), en- Een declaratieformulier dd. 29-10-2015 (totaal euro 3567,26/pag. 46-47), en- Een declaratieformulier dd. 12 mei 2016 (totaal euro 3180,93/pag. 62 en 66),telkens zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit tedienen,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst,
immers heeft verdachte telkens valselijk en in strijd met de waarheid,op voornoemd declaratieformulier als omschrijving vermeld,te weten:- Op het declaratieformulier (pag. 43) van 29-10-2015 een bedrag vaneuro 159,12 en een datum "25 aug", en- Op het declaratieformulier (pag. 46-47) van 29-10-2015 een bedrag vaneuro 750,-- met een datum "10 jul" ", en- Op het declaratieformulier van 12 mei 2016 een bedrag van euro 223,-- meteen datum "17-mrt-16" en een omschrijving " [bedrijf 5] " en een bedrag vaneuro 163,25 en een datum "25-mrt-16" en een omschrijving " [bedrijf 5] ",
terwijl deze kosten/bedragen telkens in werkelijkheid geen door verdachteten behoeve van de Nationale Politie gemaakte kosten betroffen en telkensgeen declarabele kosten/bedragen betroffen,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst tegebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en
hij op tijdstippen in de periode 1 mei 2015 tot en met 9 juni 2016 in Nederland,
telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst geschrift, te weten:- Een declaratieformulier dd. 29-10-2015 (pag. 43), en- Een declaratieformulier dd. 29-10-2015 (totaal euro 3567,26/pag. 46-47), en- Een declaratieformulier dd. 12 mei 2016 (totaal euro 3180,93/pag. 62 en 66)
als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande telkens die valsheid erin dat, valselijk en in strijd met dewaarheid, op voornoemd- declaratieformulier van 29-10-2015 (pag. 43) een bedrag van euro 159,12 eneen datum "25 aug" is vermeld, en- declaratieformulier van 29-10-2015 (pag. 46 en 47) een bedrag van euro 750,--met datum "15 jul” is vermeld, en- declaratieformulier van 12 mei 2016 (pag. 62 en 66) een bedrag vaneuro 223,-- met een datum "17-mrt-16" en een omschrijving " [bedrijf 5] " eneen bedrag van euro 163,25 en een datum "25-mrt-16" en een omschrijving" [bedrijf 5] " is vermeld,
terwijl deze kosten/bedragen telkens in werkelijkheid geen door verdachteten behoeve van de Nationale Politie gemaakte kosten betroffen entelkens geen declarabele kosten/bedragen betroffen,
en bestaande dat gebruikmaken erin dat hij, verdachte,- die declaratieformulieren heeft ingediend en/of laten indienen bij de Nationale Politieen/of de Centrale Ondernemingsraad en- die declaratieformulieren heeft geaccordeerd en/of laten accorderen en betaalbaarheeft gesteld en/of betaalbaar heeft laten stellen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen artikel 225, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
feit 2
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
feit 3
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
feit 4
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst..
feit 5
het misdrijf: medeplegen van verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
feit 6
het misdrijf: verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft (€ 750,--)
en
het misdrijf: medeplegen van verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
feit 7
het misdrijf: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 primair,
4, 5 primair, 6 primair en 7 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om in geval van een bewezenverklaring geen straf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich tijdens de uitoefening van zijn beroep als politie-ambtenaar, in zijn hoedanigheid als voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad (COR) van de Nationale Politie, meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van die vervalste geschriften, alsmede aan verduistering in dienstbetrekking van meerdere geldbedragen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
De rechtbank houdt bij de straftoemeting in strafverzwarende zin rekening met de omstandigheid dat de positie van verdachte, als voorzitter van de COR en als zodanig als een boegbeeld naar collega’s en de “buitenwereld”, met zich brengt dat hij zich integer moet gedragen, extra zorgvuldig dient te zijn en zich verre dient te houden van elke mogelijke vorm van belangenverstrengeling en elke mogelijke verwijtbare en strafbare vorm van sturing en/of beïnvloeding van zaken. Verdachte is daarin met zijn gedragingen op ernstige en strafbare wijze tekortgeschoten.
Door het plegen van de bewezenverklaarde feiten heeft verdachte in de uitoefening van een publieke functie ernstig misbruik gemaakt van zijn positie en van gelden van de Nationale Politie. Daarmee heeft verdachte het aanzien en de integriteit van de Nationale Politie ernstige schade toegebracht. Dat klemt temeer nu verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft volhard in zijn ontkennende proceshouding ten aanzien van de hem ten laste gelegde feiten en geen enkel zelfinzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen en boos blijft omtrent hetgeen hem in zijn ogen door zijn leidinggevenden en anderen is aangedaan.
De rechtbank is op grond van vorenoverwogene van oordeel dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten in beginsel oplegging van een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
De rechtbank houdt bij de straftoemeting in strafmatigende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte zich na zijn benoeming als voorzitter van de COR van de Nationale Politie, gesteund door zijn toenmalige Korpschef [naam 5] , opeens voor een buitengewoon zware taak gesteld zag als een soort van landelijk manager van de Nationale Politie en dat verdachte zich in die positie nadrukkelijk heeft willen laten zien, waarbij hij kennelijk alle nadelige aspecten van zijn functie op de koop toe genomen heeft.
De rechtbank betrekt daarin dat uit de inhoud van de dossierstukken naar voren komt dat er gedurende de periode dat verdachte voorzitter is geweest van de COR binnen de organisatie van de Nationale Politie sprake was van onduidelijke regelgeving, gebrekkige aansturing, beperkte controle en gebrekkig toezicht. In die zin zijn naar het oordeel van de rechtbank ook de nodige vragen te stellen ten aanzien van het goed functioneren van de interne controles. Deze gebreken in de controle kunnen echter nooit de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen. Niet ter discussie staat dat verdachte zich als voorzitter van de COR van de Nationale Politie ten volle heeft ingezet voor de Nationale Politie in het algemeen en voor zijn collega’s in het bijzonder met het oog op de gewenste ingezette cultuuromslag bij de Nationale Politie. Dat laat echter onverlet dat hij in ernstige mate meermalen de morele en strafrechtelijke grenzen heeft overschreden.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals naar voren gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de inhoud van de omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportage en psychologische onderzoeksrapportage. Daaruit blijkt onder meer dat deze zaak een grote negatieve impact heeft gehad op verdachte, zijn gezin en zijn familie. Verdachte heeft (onder meer) depressieve klachten en posttraumatische (PTTS) klachten, waarvoor verdere hulp en begeleiding nodig wordt geacht. Verdachte wordt in staat geacht dat zelf binnen de reguliere hulpverlening te kunnen realiseren/voort te zetten. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat.
De omstandigheid dat verdachte tot op heden negatieve consequenties ondervindt van deze zaak, waaronder een strafontslag, is naar het oordeel van de rechtbank inherent aan de aard van zijn functie en aan zijn gedragingen en kan niet tot strafvermindering leiden.
Het feit dat deze zaak de nodige media-aandacht heeft gekregen en verdachte met naam en toenaam in de media is/wordt genoemd maakt dit niet anders. Het is naar het oordeel van de rechtbank in het algemeen aanvaardbaar dat strafzaken, gelet op hun aard en inhoud, een zekere vorm van media-aandacht met zich brengen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de door de verdediging gestelde overschrijding van de redelijke vervolgingstermijn het navolgende.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting doorgaans dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem/haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een stafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank neemt in dit geval 30 januari 2018 als uitgangspunt, aangezien de officier van justitie op 30 januari 2018 op grond van artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) heeft gevorderd dat de rechter-commissaris met het oog op de opsporing van een strafbaar feit onderzoekshandelingen zal verrichten en daarmee te kennen heeft gegeven verdachte verder te gaan vervolgen. Gelet op het voorgaande is van overschrijding van de redelijke vervolgingstermijn geen sprake.
Alle omstandigheden afwegende ziet de rechtbank aanleiding om een lichtere straf op te leggen dan is gevorderd door de officier van justitie. Een andere strafmodaliteit dan gevangenisstraf is gelet op de ernstige integriteitsschending niet passend. De rechtbank acht in dit geval oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden.

8.De schade van de benadeelde partij

8.1.1 De vordering van de benadeelde partij Nationale Politie
De Nationale Politie heeft zich door middel van indiening van een voegingsformulier als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces voor een bedrag van € 43.097,79 ter zake van geleden materiële schade. De gevorderde materiële schade bestaat uit de posten, zoals vermeld in de bijlage bij voormeld voegingsformulier.
De vordering is ter terechtzitting van 16 december 2019 verminderd met een bedrag van
€ 29.446,54 (schadepost Evenementen) en voor het overige gehandhaafd.
8.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering nu de vordering deels ziet op kosten die heel moeilijk te rijmen zijn met het aan verdachte ten laste gelegde, terwijl de vordering overigens te summier is onderbouwd en te zeer verweven is met andere beslissingen.
8.3.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering.
8.4.1 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de Nationale Politie zich tijdig in het geding heeft gevoegd als benadeelde partij en dat de vordering betrekking heeft op het aan verdachte ten laste gelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is thans, op grond van de aard en omvang van de gevorderde schade, in samenhang met de vermindering van de vordering ter terechtzitting van 16 december 2019 ad € 29.446,54, onvoldoende duidelijk in welk verband de in rekening gebrachte schadeposten staan tot de ten laste gelegde feiten. Daartoe is nader onderzoek aangewezen, doch dat levert in dit geval een onevenredige belasting op voor de voortgang van het strafproces. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 47 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4, 5 primair, 6 primair en 7 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 primair, 4, 5 primair, 6 primair en 7 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
feit 2
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
feit 3
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
feit 4
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst..
feit 5
het misdrijf: medeplegen van verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
feit 6
het misdrijf: verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft (€ 750,--)
en
het misdrijf: medeplegen van verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
feit 7
het misdrijf: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 primair, 4, 5 primair, 6 primair en 7 bewezenverklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
Vordering benadeelde partij Nationale Politie (gemachtigde mr. R Ketting te Zwolle):
- bepaalt dat de benadeelde partij Nationale Politie in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en
mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Rijksrecherche met nummer 20160064 Istrana. Tenzij hierna ander wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal
2.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 167
3.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 297
4.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 273
5.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 232
6.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 300
7.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 330
8.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 300
9.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 330
10.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 330
11.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 330 e.v.
12.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 273
13.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 347
14.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 181 t/m 186
15.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 339
16.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 115
17.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 117
18.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 97
19.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 17
20.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 19
21.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 276
22.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 277
23.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 282-284
24.Ordner 6 ZD 2.0, pagina 20
25.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 23
26.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 24
27.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 27
28.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 27
29.Ordner 6, ZD 2.0, pagina 20
30.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 27
31.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 95
32.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 96
33.Ordner 6, ZD 2.0, pagina 76
34.Ordner 6, ZD 2.0, pagina 11
35.Ordner 6, ZD 2.2, pagina 97
36.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 17
37.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 17
38.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 17
39.Ordner 8, ZD 2.2., pagina 122
40.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 108
41.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 129
42.Ordner 6, ZD 2.0, pagina 47-48
43.Ordner 6, ZD 2.0, pagina 52
44.Ordner 6, ZD 2.0, pagina 52
45.Ordner 9, ZD 3, pagina 22
46.Ordner 9, ZD 3, pagina 14-23
47.Ordner 9, ZD 3, pagina 24
48.Ordner 9, ZD 3, pagina 32
49.Ordner 9, ZD 3, pagina 56
50.Ordner 9, ZD 3, pagina 72-73
51.Ordner 9, ZD 4, pagina 9
52.Ordner 9, ZD 4, pagina 10
53.Ordner 9, ZD 4, pagina 11-12
54.Ordner 9, ZD 4, pagina 14
55.Ordner 9, ZD 4, pagina 91 en 92
56.Ordner 9, ZD 4, pagina 22-29
57.Ordner 10, ZD 5, pagina 40
58.Ordner 10, ZD 5, pagina 42
59.Ordner 10, ZD 5, pagina 43
60.Ordner 11, ZD 5, pagina 558-564
61.Ordner 11, ZD 5, pagina 323-325
62.Ordner 10, ZD 5, pagina 45
63.Ordner 11, ZD 5, pagina 739
64.Ordner 10, ZD 5, pagina 50
65.Ordner 10, ZD 5, pagina 46
66.Ordner 11, ZD 5, pagina 560
67.Ordner 10, ZD 5, pagina 52
68.Ordner 10, ZD 5, pagina 50
69.Ordner 10, ZD 5, pagina 47
70.Ordner 10, ZD 5, pagina 49
71.Ordner 10, ZD 5, pagina 53
72.Ordner 11, ZD 5, pagina 629-633
73.Ordner 11, ZD 5, pagina 633
74.Ordner 10, ZD 5, pagina 62
75.Ordner 10, ZD 5, pagina 36-37
76.Ordner 10, ZD 5, pagina 62
77.Ordner 10, ZD 5, pagina 63
78.Ordner 10, ZD 5, pagina 39