ECLI:NL:RBOVE:2020:3714

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
08-263569-19 en 08-178899-19 (gevoegd) 08-730168-17 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor belaging en smaadschrift met TBS-maatregel

Op 10 november 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 56-jarige man uit IJhorst veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden en terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging voor de gemaximeerde duur. De man was schuldig aan belaging en smaadschrift van verschillende personen, waaronder een familielid en zakelijke contacten. Hij had hen herhaaldelijk e-mails gestuurd, gebeld en sms-berichten verzonden, waarbij hij in de meeste gevallen een geldbedrag eiste. De rechtbank oordeelde dat aan de wettelijke eisen voor het opleggen van de TBS-maatregel was voldaan, omdat de man ten tijde van de feiten leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank stelde vast dat de kans op recidive groot was als de man onbehandeld zou blijven. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen vereisten de oplegging van de maatregel. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de ernst van de gepleegde feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare misdrijven. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de adviezen van deskundigen, die wezen op de noodzaak van verplichte behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08-263569-19 en 08-178899-19 (gevoegd)
08-730168-17 (TUL)(P)
Datum vonnis: 10 november 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres]
thans verblijvende: P.I. Zwolle te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 september 2020 en 27 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Guest en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. D.P. Poppe, advocaat te Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis vernummert de rechtbank de feiten van parketnummer 08-263569-19 als feit 1, 2, 3, 4, 5 en het feit van parketnummer 08-178899-19 als feit 6.
De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 15 september 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode 1 april 2019 tot en met 30 juli 2019 [naam 1] heeft gestalkt
feit 2:in de periode 1 april 2019 tot en met 30 juli 2019 de eer en/of goede naam van [naam 1] heeft aangetast door hem vals te beschuldigen van strafbare feiten
feit 3:in de periode 6 juni 2019 tot en met 2 november 2019 [naam 2] heeft gestalkt
feit 4:in de periode 19 augustus 2019 tot en met 9 oktober 2019 [naam 3] heeft gestalkt
feit 5: in de periode 16 september tot en met 7 oktober 2019 [naam 4] heeft gestalkt
feit 6:in de periode 1 juni 2018 tot 25 juli 2019 [naam 4] heeft gestalkt
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op in of omstreeks de periode van 1
april 2019 tot en met 30 juli 2019 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland
en/of IJhorst, gemeente Staphorst, in elk geval in Nederland,
wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens
anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1] , in elk geval
van een ander, door (telkens) (tegen de wil van die [naam 1] ),
- veelvuldig e-mailberichten aan die [naam 1] en/of een of meer ander(en)
waaronder dagblad De Telegraaf en/of (een) advocatenkantoor(en)
en/of de gemeente Staphorst te sturen/ te doen toekomen (met onder
meer dwingende en/of dreigende en/of financieel getinte tekst(en))
en/of
- één of meerdere malen telefonisch contact op te nemen met die
en/of voicemailberichten in te spreken
met het oogmerk die [naam 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op in of omstreeks de periode van 1
april 2019 tot en met 30 juli 2019 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland
en/of IJhorst, gemeente Staphorst, in elk geval in Nederland, opzettelijk,
de eer en/of de goede naam van [naam 1] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk,
tentoongesteld of aangeslagen door
veelvuldig e-mailberichten aan die [naam 1] en/of een of meer ander(en)
waaronder dagblad De Telegraaf en/of (een) advocatenkantoor(en)
en/of de gemeente Staphorst te sturen/ te doen toekomen met onder
meer uitlatingen dat die [naam 1] betrokken zou zijn bij / zou deelnemen
aan een criminele Organisatie en/of uitlatingen van soortgelijke
strekking.
terwijl verdachte wist dat dit ten laste gelegde feit in strijd met de
waarheid was;
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op in of omstreeks de periode van 6
juni 2019 tot en met 2 november 2019 te Steenwijk, gemeente
Steenwijkerland en/of IJhorst, gemeente Staphorst, in elk geval in
Nederland, wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft
gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 2]
, in elk geval van een ander, door (telkens) (tegen de wil van die
),
- veelvuldig e-mailberichten, al dan niet in CC, aan die [naam 2] te sturen/
te doen toekomen (met onder meer dwingende en/of dreigende en/of
financieel getinte tekst(en)) en/of
- een factuur toe te zenden en/of
- één of meerdere malen telefonisch contact op te nemen met (de
werkgever van) die [naam 2] en/of terugbelverzoeken achter te laten
met het oogmerk die [naam 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen;
4.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op in of omstreeks de periode van 19
augustus 2019 tot en met 9 oktober 2019 te Hardenberg en/of IJhorst,
gemeente Staphorst, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk,
stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 3] , in elk geval van
een ander, door (telkens) (tegen de wil van die [naam 3] ),
- veelvuldig e-mailberichten aan die [naam 3] en/of één of meer collega’s
(van die [naam 3] ) te sturen / te doen toekomen (met onder meer
dwingende en/of dreigende en/of financieel getinte tekst(en)) en/of
- één of meerdere malen telefonisch contact op te nemen met
(de werkgever van) die [naam 3]
met het oogmerk die [naam 3] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen;
5.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op in of omstreeks de periode van 16
september 2019 tot en met 7 oktober 2019 te IJhorst, gemeente
Staphorst, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk, stelselmatig,
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke
levenssfeer, te weten die van [naam 4] , in elk geval van een ander,
door (telkens) (tegen de wil van die [naam 4] en ondanks een
contactverbod voor die [naam 4] )
- veelvuldig e-mailberichten (al dan niet in cc) aan die [naam 4] en/of
één of meer ander(en) te sturen / te doen toekomen (met onder meer
dwingende en/of dreigende en/of financieel getinte tekst(en)) en/of
- de zoon van die [naam 4] aan te spreken
met het oogmerk die [naam 4] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen;
6.
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2018 tot 25 juli 2019,
te IJhorst, in de gemeente Staphorst, in elk geval in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van een persoon, genaamd [naam 4] , in elk
geval van een ander, met het oogmerk die [naam 4] , in elk geval die
ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan
te jagen,
immers heeft hij aldaar in genoemde periode
- veelvuldig e-mailberichten en/of sms-berichten verzonden aan die [naam 4]
(met onder meer dwingende en/of dreigende en/of financieel
getinte tekst(en)), en/of
-veelvuldig die [naam 4] opgebeld en/of telefonisch benaderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 5, dan wel het eerste gedachtestreepje van feit 5. Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte in de tenlastegelegde periode een beperkt aantal e-mailberichten aan [naam 4] (hierna: [naam 4] ) heeft verzonden en verdachte de zoon van [naam 4] eenmaal heeft aangesproken. Dat is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van stalking te komen. Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman primair betwist dat er sprake was van stalking, omdat er een zakelijke relatie was geweest en er daarom een reden voor contact was. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de stalking niet over een periode van een jaar plaatsvond, maar slechts van april 2019 tot en met juli 2019.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank stelt op grond van de opgenomen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Ten aanzien van feit 1
Op 31 juli 2019 heeft [naam 1] , broer van verdachte, aangifte gedaan tegen verdachte. [naam 1] heeft verklaard dat verdachte hem sinds enkele jaren e-mails stuurt. Verdachte wil geld zien van hem. Ook heeft verdachte een bericht ingesproken waarin hij aangeeft dat hij een e-mail heeft gestuurd. In de bijlage bij de aangifte zijn vele e-mails van verdachte aan [naam 1] opgenomen. [2]
Verdachte heeft bekend dat hij de e-mails heeft gestuurd en dat hij wilde dat er betaald werd. [3]
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden acht de rechtbank het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat het door hem tenlastegelegde feit, te weten de deelname aan een criminele organisatie door [naam 1] , in strijd met de waarheid was, zodat de rechtbank verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit voor het overige op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [4]
1. het proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 november 2019 pagina 12-16 van het dossier, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] van 31 juli 2019 met bijlagen, voor zover inhoudende e-mails die mede gericht zijn aan [misdaadjournalist] , werkzaam bij de Telegraaf en/of mede gericht zijn aan de griffie van de gemeente Staphorst en/of mede gericht zijn aan advocatenkantoren, pagina’s 214-215 en 218-244 van het dossier;
3. het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 31 juli 2019, pagina 30 van het aanvullend proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0600-2019339443-3 van 9 maart 2020, op ambtseed opgemaakt door de opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] .
Ten aanzien van feit 3
[naam 2] (hierna: [naam 2] ), werkzaam als brigadier bij de politie, heeft op 7 oktober 2019 aangifte gedaan van belaging door verdachte. In haar aangifte verklaart [naam 2] dat zij in de periode van 6 juni 2019 tot 25 juli 2019, 48 e-mails van verdachte heeft ontvangen. Op 25 juli 2019 hoort [naam 2] verdachte in het kader van een aangifte die [naam 4] jegens verdachte deed wegens stalking. Tijdens dat verhoor deelt [naam 2] aan verdachte mede dat zij wil dat verdachte stopt met het sturen van e-mails aan haar. Op 26 juli 2019 ontvangt [naam 2] wederom een e-mail van verdachte met daarin een factuur die aan haar persoonlijk is gericht. In de periode van 26 april 2019 tot en met 1 oktober 2019 ontvangt [naam 2] wederom 48 e-mails van verdachte. Ook belt verdachte naar het algemene nummer van de politie en laat daar terugbelverzoeken achter. Verdachte deelt aan de collega’s van [naam 2] die hem te woord staan mede dat [naam 2] haar rekeningen niet betaalt en dat zij nog een openstaande rekening bij hem heeft. [naam 2] ervaart het als zeer vervelend dat zij de e-mails van verdachte ontvangt. [5] [naam 2] heeft bij haar aangifte verschillende e-mails gevoegd die verdachte aan haar heeft gestuurd en ook enkele terugbelverzoeken. [6] In de periode 1 oktober 2019 tot en met 2 november 2019 ontvangt [naam 2] zeventien e-mails en twee terugbelverzoeken van verdachte. [7]
Verdachte heeft bekend dat hij de e-mails aan [naam 2] heeft gestuurd en dat hij wilde dat [naam 2] hem zou betalen. [8]
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden acht de rechtbank het onder 3 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4
Op 9 oktober 2019 heeft [naam 3] (naar de rechtbank begrijpt: [naam 3] ; hierna: [naam 3] ) aangifte gedaan van stalking door verdachte. [naam 3] heeft verklaard dat hij sinds begin augustus 2019 een e-mail heeft ontvangen van verdachte. [naam 3] krijgt vanaf dat moment steeds vaker mails van verdachte; op een gegeven moment wel 3 tot 6 keer op een dag. Op 19 augustus heeft [naam 3] een mail teruggestuurd waarin hij verdachte verzoekt zijn mailadres te verwijderen uit de e-mailconversatie. Vervolgens begint verdachte [naam 3] te bellen, op kantoor en op zijn mobiel. En verdachte blijft doorgaan met het sturen van e-mails. [9] De e-mails inclusief bijlagen beslaan zo’n 150 pagina’s. [naam 3] heeft een selectie van de e-mails en een overzicht van zijn inbox bij zijn aangifte gevoegd. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting op 27 oktober 2020 bekend dat hij de e-mails heeft verstuurd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het stelselmatig sturen van e-mails, [naam 3] feitelijk heeft gedwongen te dulden dat stelselmatig contact met hem werd gezocht en dat daarmee inbreuk werd gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden acht de rechtbank het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 6
De rechtbank bespreekt hier eerst feit 6, nu dit feit eerder in de tijd is gelegen dan feit 5 en het feit eveneens ziet op belaging van [naam 4] .
[naam 4] heeft op 17 april 2019 aangifte gedaan van stalking door verdachte. [naam 4] verklaart in zijn aangifte dat het stalkgedrag van verdachte medio juni 2018 begon. Verdachte stuurde hem eerst mails, maar begon [naam 4] vervolgens ook telefonisch lastig te vallen, door te bellen en sms-berichten te versturen. [naam 4] krijgt meerdere mailtjes per week van verdachte. Deze e-mails stuurt hij niet alleen naar [naam 4] , maar naar nog 13 andere mailadressen. Bij de aangifte zijn enkele e-mails van verdachte een [naam 4] gevoegd. [11]
Verdachte is op 25 juli 2019 gehoord door de politie. Hij heeft verklaard dat hij de mails en sms-berichten heeft gestuurd, dat hij van [naam 4] een geldbedrag wil hebben, maar dat [naam 4] hem niet betaalt. [12]
De rechtbank is van oordeel dat alle berichten die verdachte gedurende de tenlastegelegde periode van 1 juni 2018 tot 25 juli 2019 aan [naam 4] heeft gestuurd in onderling verband en samenhang moeten worden bezien. Dat het sturen van berichten en het zoeken van contact niet gedurende de gehele periode even intensief gebeurde, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat voor een deel van die periode vrijspraak zou moeten volgen. De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden het onder 6 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 5
Op 7 oktober 2019 doet [naam 4] wederom aangifte van stalking door verdachte. In zijn aangifte verklaart [naam 4] dat verdachte naar aanleiding van de vorige aangifte een contactverbod voor de duur van negentig dagen heeft opgelegd gekregen; te weten van 25 juli 2019 tot 25 oktober 2019. Op 16 september 2019 en op 28 september 2019 heeft [naam 4] echter wederom e-mails ontvangen van verdachte. De aanhef van de e-mail van 28 september 2019 houdt in “Beste [naam 5] ” (naar de rechtbank begrijpt: de vrouw van [naam 4] ). De e-mail houdt voorts in: “Ik wil mijn geld net als iedereen”. Op 29 september 2019 heeft verdachte de zoon van [naam 4] aangesproken. [13]
De rechtbank is van oordeel dat het onder 5 tenlastegelegde feit niet los kan worden gezien van het onder 6 bewezenverklaarde feit. De rechtbank stelt vast dat verdachte ondanks het contactverbod tot driemaal toe wederom (in)direct contact heeft gezocht met [naam 4] . De rechtbank is van oordeel dat het sturen van de e-mails en het aanspreken van de zoon van [naam 4] in september 2019, bezien in samenhang met de eerdere door verdachte aan [naam 4] verzonden e-mails, sms-berichten en telefonische benaderingen, kunnen worden aangemerkt als een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [naam 4] .
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven verklaring van verdachte van 25 juli 2019 inhoudende dat [naam 4] een achterstallige betaling heeft, in samenhang met de e-mail van 28 september 2019 inhoudende dat verdachte zijn geld wil, af dat verdachte handelde met het oogmerk [naam 4] te dwingen tot een betaling.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het onder 5 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1
april 2019 tot en met 30 juli 2019 te IJhorst,
gemeente Staphorst,
wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens
anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1] ,
door telkens tegen de wil van die [naam 1] ,
- veelvuldig e-mailberichten aan die [naam 1] te sturen
(met onder meer dwingende en/of dreigende en/of financieel getinte teksten)
en
- één maal telefonisch contact op te nemen met die
[naam 1] en voicemailberichten in te spreken
met het oogmerk die [naam 1] , te dwingen iets te doen;
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1
april 2019 tot en met 30 juli 2019 te IJhorst, gemeente Staphorst, opzettelijk,
de eer en de goede naam van [naam 1] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften, verspreid door
veelvuldig e-mailberichten aan die [naam 1] en een of meer anderen
waaronder dagblad De Telegraaf en/of (een) advocatenkantoor(en)
en/of de gemeente Staphorst te sturen met onder
meer uitlatingen dat die [naam 1] betrokken zou zijn bij / zou deelnemen
aan een criminele organisatie;
3.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 6
juni 2019 tot en met 2 november 2019 te IJhorst, gemeente Staphorst,
wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft
gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 2]
, door telkens tegen de wil van die [naam 2] ,
- veelvuldig e-mailberichten, al dan niet in CC, aan die [naam 2] te sturen
met onder meer dwingende en/of dreigende en/of financieel getinte teksten en
- een factuur toe te zenden en
- meerdere malen telefonisch contact op te nemen met de
werkgever van die [naam 2] en terugbelverzoeken achter te laten
met het oogmerk die [naam 2] , te dwingen iets te doen;
4.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 19 augustus 2019
tot en met 9 oktober 2019 IJhorst, gemeente Staphorst,
wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 3] ,
door telkens tegen de wil van die [naam 3] ,
- veelvuldig e-mailberichten aan die [naam 3] te sturen
met onder meer dwingende en/of financieel getinte teksten en
- meerdere malen telefonisch contact op te nemen met
die [naam 3]
met het oogmerk die [naam 3] , te dwingen iets te dulden;
5.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 16
september 2019 tot en met 7 oktober 2019 te IJhorst, gemeente
Staphorst, wederrechtelijk, stelselmatig,
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke
levenssfeer, te weten die van [naam 4] ,
door telkens tegen de wil van die [naam 4] en ondanks een
contactverbod voor die [naam 4]
- veelvuldig e-mailberichten (al dan niet in cc) aan die [naam 4] te sturen
met onder meer dwingende en/of dreigende en/of financieel getinte teksten) en
- de zoon van die [naam 4] aan te spreken
met het oogmerk die [naam 4] , te dwingen iets te doen;
6.
hij in de periode van 1 juni 2018 tot 25 juli 2019,
te IJhorst, in de gemeente Staphorst,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van een persoon, genaamd [naam 4] ,
met het oogmerk die [naam 4] , te dwingen iets te doen,
immers heeft hij aldaar in genoemde periode
- veelvuldig e-mailberichten en sms-berichten verzonden aan die [naam 4]
(met onder meer dwingende en/of dreigende en/of financieel
getinte tekst(en)), en
-veelvuldig die [naam 4] opgebeld.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 261 en 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, 3, 4, 5 en 6
telkens het misdrijf:
belaging
feit 2
het misdrijf:
smaadschrift

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging en een gemaximeerde duur wordt opgelegd en daarnaast een gedragsbeïnvloedende maatregel. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat aan verdachte een contactverbod met [naam 4] , [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] wordt opgelegd en dat dit contactverbod dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de op te leggen maatregel of zorgmachtiging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift en belaging van verschillende personen door hen e-mails te sturen, te bellen of sms-berichten te sturen. De personen die verdachte stalkt zijn een familielid en personen die hij in zijn zakelijk leven is tegengekomen. In het merendeel van de e-mails die zich in het dossier bevinden, vordert verdachte een geldbedrag van de ontvanger. Enkele e-mails bevatten daarnaast verwijzingen naar vermeende criminele activiteiten door de ontvanger. De toon van de e-mails is veelal verwijtend en dwingend. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte er vast van overtuigd is dat hij nog geld tegoed heeft van de betreffende personen vanwege onrecht dat hem is aangedaan.
Verdachte stuurde de e-mails veelal niet alleen naar de aangevers, maar ook naar [misdaadjournalist] , werkzaam bij de Telegraaf, de gemeente Staphorst en advocatenkantoren. Dat verdachte aan derden e-mails heeft gestuurd waarin wordt verwezen naar een verschuldigd geldbedrag of criminele activiteiten, is voor de betrokkenen zeer vervelend geweest.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie. Daaruit volgt dat verdachte twee maal eerder onherroepelijk is veroordeeld voor belaging.
Verdachte is onderzocht in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC). Verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek door het PBC geweigerd, maar verdachte is wel verschillende malen met de onderzoekers in gesprek gegaan. Het rapport van het PBC van 10 augustus 2020 houdt in dat er sinds het jaar 2015/2016 sprake is van een steeds verder uitbreidend waansysteem. Verdachte wordt momenteel geheel in beslag genomen door de paranoïde wanen waarin hij leeft. Omdat verdachte medisch onderzoek geweigerd heeft, kan een somatische oorzaak van het psychisch toestandsbeeld niet uitgesloten worden. Verder onderzoek naar het precieze verloop van de klachten is van belang. Vooralsnog wordt het waansysteem geclassificeerd als een ongespecificeerd schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis. Deze diagnose was ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten, waarbij niet geheel duidelijk is geworden of de stoornis destijds van dezelfde ernst was als ten tijde van het huidige onderzoek. De onderzoekers adviseren verdachte de ten laste gelegde feiten in sterk verminderde mate toe te rekenen.
Gezien het bestaande (uitgebreide) waansysteem en de gedrevenheid waarmee verdachte handelt naar zijn overtuigingen (vanuit het waansysteem), wordt het risico op vergelijkbare gedragingen als hoog ingeschat door de onderzoekers van het PBC. Teneinde het recidiverisico te verlagen, is het van belang dat verdachte een verplichte behandeling ondergaat. Behandeling als bijzondere voorwaarde binnen een voorwaardelijk strafdeel is gedoemd te mislukken, omdat verdachte geen ziektebesef heeft en niet op vrijwillige basis medicatie zal innemen. Geadviseerd wordt verdachte een verplichte behandeling binnen het kader van een zorgmachtiging op te leggen. Daarnaast wordt geadviseerd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Het advies van de reclassering van 10 september 2020 houdt in dat de reclassering de noodzaak van gedwongen zorg en medicatie onderschrijft en zich kan vinden in het door het PBC geschetste kader. De reclassering plaatst ten aanzien van de zorgmachtiging de kanttekening dat bij de uitvoering van de zorgmachtiging doorgaans niet gekozen wordt voor een opname in een forensische kliniek. In plaats daarvan kiest de aangewezen zorginstantie doorgaans voor een kortdurend klinisch traject in een GGZ-instelling en aansluitend een ambulant vervolg.
Op verzoek van de officier van justitie is onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van een zorgmachtiging. De bevindingen van de geneesheer-directeur in dat kader van 8 oktober 2020 houden in dat een zorgmachtiging niet noodzakelijk wordt gevonden, omdat de aard van de stoornis niet duidelijk is en het gezien het patroon en ontstaan van de psychose niet waarschijnlijk is dat verplichte zorg in de vorm van de verplichte medicatie de stoornis en/of het ernstig nadeel kan beïnvloeden. De medische verklaring die door de psychiater is opgemaakt, houdt in dat tegen de achtergrond van het hoge risico op recidive, de zorgmachtiging niet de geëigende maatregel lijkt om gedwongen zorg te bieden. De kans van slagen is groter als gedwongen behandeling binnen een justitieel kader mogelijk is, zodat bij het niet aanslaan van antipsychotica ofwel het verdwijnen van psychotische symptomen, maar aanhoudend hoog risico op delict gedrag, passende maatregelen genomen kunnen worden.
De rapporteurs van het PBC hebben op de bevindingen van de geneesheer-directeur gereageerd bij e-mail van 26 oktober 2020. Zij geven aan dat zij het bieden van verplichte klinische zorg binnen het kader van een zorgmachtiging nog steeds passend achten. Het opleggen van een TBS-maatregel met dwangverpleging achten zij niet noodzakelijk, vanwege het lage risico op (escalatie in) geweld.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de noodzakelijk geachte behandeling van verdachte moet plaatsvinden binnen het kader van een zorgmachtiging dan wel in het kader van een TBS-maatregel. Over de beantwoording van die vraag wordt door de deskundigen verschillend gerapporteerd. De rechtbank stelt voorop dat de deskundigen van mening zijn dat verdachte een stoornis van de geestvermogens heeft. De rechtbank is met de onderzoekers van het PBC van oordeel dat de kans groot is dat verdachte, indien hij geen behandeling krijgt, zal recidiveren. De onderhavige feiten en het strafblad van verdachte wijzen ook in die richting. De behandeling van verdachte zal, naar het oordeel van de rechtbank, dan ook niet alleen gericht moeten zijn op de behandeling van de stoornis, maar tevens op het voorkomen van recidive.
Uit het rapport van het PBC volgt voorts dat verdachte geen ziektebesef heeft. Daarnaast houden de bevindingen van de geneesheer-directeur in dat de wanen van verdachte ten tijde van een eerdere (door de reclassering gedwongen) behandeling bij de forensische GGZ ook al aanwezig waren, dat er destijds er geen enkele behandelbereidheid bleek te zijn en er tevens sprake was van een zeer rigide en starre gedachtegang. En ook nu geeft verdachte aan volledig in zijn recht te staan en ervaart hij geen gewetenswroeging of gevoelens van spijt ten opzichte van de slachtoffers.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat, wil een behandeling van verdachte succesvol zijn en de kans op recidive doen verminderen, deze langere tijd in beslag zal nemen en tevens gericht zal moeten zijn op het terugdringen van recidive. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat een zorgmachtiging, die in beginsel een periode van zes maanden behelst en waarbij de behandeling niet mede gericht zal zijn op het verminderen van het risico op recidive, niet het geëigende kader is waarbinnen een en ander moet plaatsvinden.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke eisen voor het opleggen van de TBS-maatregel is voldaan. Er wordt door de rechtbank vastgesteld dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Verdachte wordt veroordeeld voor misdrijven zoals genoemd in artikel 37a Sr en de kans op recidive van feiten als de onderhavige is, indien verdachte onbehandeld blijft, groot. Nu onder gevaar mede dient te worden verstaan het gevaar voor de psychische gezondheid van anderen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de oplegging van de maatregel eist.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van de TBS-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk. De maatregel wordt niet opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen. Er is dan ook sprake van een gemaximeerde TBS-maatregel.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten en het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte, naast de genoemde maatregel oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden is. De rechtbank zal daarnaast aan verdachte een gedragsbeïnvloedende maatregel opleggen. De invulling van die maatregel zal na afronding van de TBS-maatregel vorm moeten krijgen. Onderdeel van die maatregel zou kunnen zijn een contactverbod met de aangevers. Nu de rechtbank aan verdachte een TBS-maatregel met dwangverpleging oplegt, ziet zij geen aanleiding een contactverbod in de zin van artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij vonnis van de rechtbank Overijssel 28 september 2017 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 117 dagen ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging geen standpunt ingenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 37b, 38z en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, 3, 4, 5 en 6
telkens het misdrijf:
belaging
feit 2
het misdrijf:
smaadschrift
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat verdachte ter zake van de onder 1, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde feiten
ter beschikking wordt gesteld;
- beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
- bepaalt dat deze maatregel gemaximeerd is;
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloedingen vrijheidsbeperking;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 28 september 2017 met parketnummer 08-730168-17 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
117 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. toe Laer, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit, tenzij anders vermeld, pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, van 6 november 2019, met nummer PL0600-2019492727. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] van 31 juli 2019 met bijlagen, pagina’s 214-215 en 218-244 van het dossier, en het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 31 juli 2019, pagina 30 van het aanvullend proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0600-2019339443-3 van 9 maart 2020, op ambtseed opgemaakt door de opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] .
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 november 2019, pagina’s 12-16 van het dossier en het proces-verbaal van de zitting op 27 oktober 2019.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit, tenzij anders vermeld, pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, van 6 november 2019, met nummer PL0600-2019492727. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.Proces-verbaal van aangifte van [naam 2] van 7 oktober 2019 pagina’s 18-20 van het dossier en proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 7 oktober 2019, pagina 21 van het dossier.
6.Bijlage 1-27 bij voornoemd proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , pagina’s 23-112 van het dossier.
7.Proces-verbaal van bevindingen van 2 november 2019 met bijlagen, pagina’s 114-189 van het dossier.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 november 2019, pagina’s 12-16 van het dossier.
9.Proces-verbaal van aangifte van [naam 3] van 9 oktober 2019, pagina’s 190-191 van het dossier en proces-verbaal van ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 9 oktober 2019, pagina 192 van het dossier.
10.Bijlagen bij het voornoemd proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , pagina’s 194-201.
11.Proces-verbaal van aangifte van [naam 4] van 17 april 2019 met bijlagen, pagina’s 12-61 van het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, van 26 juli 2019, met nummer PL0600-2019166175 en het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 17 april 2019, pagina 62 van het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, van 26 juli 2019, met nummer PL0600-2019166175.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 25 juli 2019, pagina’s 86-90 van het dossier.
13.Proces-verbaal van aangifte van [naam 4] van 7 oktober 2019 met bijlagen, pagina’s 202-204 en 209-213 van het dossier. Proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 7 oktober 2019, pagina 205 van het dossier.