4.4Het oordeel van de rechtbank
Beroep op bewijsuitsluiting
De rechtbank verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank bevat de verklaring van getuige [getuige 1] , zeker in combinatie met de inhoud van de mutaties waarover de politie reeds beschikte, zodanig concrete en actuele informatie dat die verklaring als startinformatie mocht worden gebruikt en kon daaruit een redelijk vermoeden van schuld tegen (onder meer) verdachte worden afgeleid. De rechter-commissaris heeft aldus in redelijkheid tot zijn oordelen omtrent de afgegeven machtigingen kunnen komen. . Dit betekent dat alle resultaten van het opsporingsonderzoek kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
De rechtbank zal ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis en het gegeven dat voor een deel dezelfde overwegingen in de zaken van de medeverdachten zullen worden gehanteerd, in de navolgende bewijsoverwegingen verdachte en de medeverdachten bij hun achternaam (en ingeval van de broers [verdachte] tevens hun voornaam vermelden) noemen.
Feit 1(Deelname aan een criminele organisatie)
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is sprake indien is voldaan aan het vereiste van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Van deelname aan die organisatie is slechts dan sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het genoemde oogmerk. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
In het bestanddeel deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140, eerste lid, Sr ligt ook het opzet van een verdachte besloten. Voor strafbare deelname is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid, in de zin van voorwaardelijk opzet, weet dat er een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven, zolang de betrokkene maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie, dan wel dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steedse dezelfde is.
Het voor een criminele organisatie vereiste oogmerk moet zijn gericht op het feitelijke en gewenste doel van de organisatie, het plegen van meer misdrijven. Het oogmerk zal uit de bewijsmiddelen moeten blijken. Voor het bewijs daarvan zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] (verdachte), [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , in wisselende samenstellingen en deels met meerdere andere personen, meerdere diefstallen van metalen hebben gepleegd, telkens door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming. Naast metaal-/recyclingbedrijven vormden ook cafés met gokkasten het doelwit van deze verdachten. Daarbij is sprake geweest van een onderling samenwerkingsverband van meerdere deelnemers met een zekere duurzaamheid en structuur en een bepaalde systematiek.
Dit samenwerkingsverband was gericht op het in heel Nederland plegen van diefstallen van metalen en van geld door middel van braak, verbreking en inklimming. De duurzaamheid van het samenwerkingsverband kan worden afgeleid uit de vaste kern van deelnemers en de langere duur van de pleegperiode. Alle handelingen zijn, mede gelet op hun vergaande onderlinge samenhang, als oogmerk van de organisatie aan te merken. De onderliggende feiten zijn alle binnen de structuur van de groep van deelnemers gepleegd en deze groep van deelnemers voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan alle kenmerken van een criminele organisatie.
De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder het navolgende.
Bij het plegen van de feiten is het terrein/de camping aan [adres 7] te Amsterdam, waar verdachte en meerdere medeverdachten verbleven, veelal als startpunt gebruikt.
Bij het plegen van de feiten en daaraan voorafgaande is telkens sprake geweest van een soortgelijke modus operandi, onder meer inhoudende dat:
- door een of meerdere personen een voorverkenning werd uitgevoerd,
- de deelnemers aan de inbraak op de juiste locatie werden afgezet en weer werden opgehaald,
- voorafgaande en tijdens de inbraken veelvuldig telefonische contacten tussen de deelnemers plaatsvonden. Daaruit blijkt van een min of meer vaste taakverdeling voor wat betreft (onder meer) het geven van opdrachten voorafgaande aan en tijdens de inbraak, het feitelijk stelen van de metalen, het op de uitkijk staan en hoe er daarna werd teruggereden,
- voor het inladen en het vervoeren van de gestolen metalen gebruik werd gemaakt van witte puinzakken van [bouwmarkt] en van meerdere (grote) auto’s, met veelal een buitenlands kenteken of een export-kenteken,
- de auto’s met de gestolen metalen tijdelijk “koud” werden gezet en dat de gestolen metalen
daarna de volgende dag bij [sloperij] in Haarlem werden ingeleverd,
- bij controle en/of aanhouding door de politie een van te voren afgestemd verhaal werd verteld,
- er sprake is geweest van afscherming van telefoongebruik door het wisselen van telefoonnummers en gebruikmaking van meerdere telefoons.
De rechtbank acht het in dit verband voorts redengevend dat uit de inhoud van opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken blijkt van meerdere aanwijzingen voor betrokkenheid van diverse personen uit de groep bij andere inbraken en dat meerderen van hen tijdens observaties onder verdachte omstandigheden zijn aangetroffen op verschillende locaties buiten de locaties van de onderliggende feiten.
De rechtbank acht het in dit verband ook redengevend dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat naast de grote hoeveelheid metalen, die kunnen worden herleid tot de onderliggende feiten, nog aanzienlijke hoeveelheden andere metalen zijn ingeleverd bij [sloperij] in Haarlem en [bedrijf 2] in Vijfhuizen. Uit de tijdens de doorzoekingen aangetroffen overschrijvingsbewijzen van contant geld komt naar voren dat de opbrengsten vermoedelijk worden overgemaakt naar Roemenië.
Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat [verdachte] binnen de groep van deelnemers een actieve, bepalende en leidinggevende rol heeft vervuld, gelet op - onder meer - de veelvuldige telefonische contacten met het merendeel van de andere deelnemers en het blijkens die telefonische contacten uitvoeren van voorbereidingshandelingen, het doen van voorverkenningen en het geven van opdrachten aan anderen vóór, tijdens en na het plegen van de feiten, het feitelijk plegen van de diefstallen en het verkopen van de gestolen metalen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] heeft deelgenomen aan een organisatie die het plegen van diefstallen, al dan niet door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming tot oogmerk heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen dat deze criminele organisatie ook het oogmerk heeft gehad op het plegen van opzetheling en/of witwassen, zodat verdachte van deze onderdelen van feit 1 dient te worden vrijgesproken.
Feit 2
Op 9 februari 2018 vanaf omstreeks 23.48 uur is de VW Passat met kenteken [kenteken 1] , op naam van [verdachte] , gesignaleerd in Harderwijk, met behalve de bestuurder nog twee inzittenden. Bij deze VW Passat werden korte tijd later zes personen gezien op een parkeerplaats. De VW Passat reed kort daarna, direct gevold door een witte auto, de oprit van de A-28 op richting Amersfoort, waarna beide auto’s op de A-28 met een snelheid van 180-190 kilometer per uur richting Amersfoort/Utrecht reden.
Op 10 februari 2018 omstreeks 02.45 uur krijgen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Amsterdam een melding over een VW Passat met het Franse kenteken [kenteken 1] en een witte Renault Megane Station met het Nederlandse kenteken [kenteken 2] . Op 10 februari 2018 omstreeks 03.00 uur zien verbalisanten op het terrein van de locatie [adres 7] te Amsterdam de VW Passat met kenteken [kenteken 1] aan komen rijden.
Nadat de VW Passat is gestopt bij een van de caravans stappen de twee inzittenden uit die worden staande gehouden, waarna de bestuurder zich identificeert als [verdachte] (verdachte) en de inzittende zich identificeert als [naam 2] .
In de VW Passat worden ongeveer 10 volle [bouwmarkt] puinzakken aangetroffen met als inhoud koperen pijpen.
Ten tijde van het aantreffen van de puinzakken in de VW Passat rijdt de witte Renault Megane met het kenteken [kenteken 2] het terrein aan [adres 7] op. Nadat de Renault even verderop is geparkeerd stappen drie personen uit. De bestuurder identificeert zich als [medeverdachte 4] en de inzittenden identificeren zich als [medeverdachte 3] en [naam 3] . In de Renault Megane worden ongeveer 10 grote [bouwmarkt] puinzaken vol met koper/metalen aangetroffen.
Op 10 februari 2018 omstreeks 05.30 uur is op de A12 ter hoogte van knooppunt Oudenrijn een witte bestelauto gecontroleerd. In deze bestelauto met als bestuurder [naam 4] werd een grote hoeveelheid koper aangetroffen die in beslag genomen is en waarvan afstand werd gedaan door [naam 4] .Het gecontroleerde voertuig komt overeen met het witte busje dat te zien is op de camerabeelden van [metaalhandel bedrijf 1] .
Op 10 februari 2018 omstreeks 08.45 uur is door [aangever 1] aangifte gedaan van een inbraak in het bedrijfspand van [metaalhandel bedrijf 1] in Nieuwegein in de nacht van 9 op 10 februari 2018, waarbij ongeveer 1800 kilogram koper is ontvreemd. Blijkens de aangifte hebben de daders zich de toegang tot het bedrijfspand verschaft door het verbreken van de afgesloten garagedeur.
Op de camerabeelden van het bedrijf is te zien dat op 10 februari 2018 tussen 02.08 uur en 02.10 uur 20 tot 30 lichtkleurige zakken worden ingeladen in een witkleurige bestelbus en in twee stationwagens, vermoedelijk een VW Passat en een Renault, waarbij de bestelbus door drie personen wordt beladen en de stationwagens door vier tot vijf personen worden geladen.In het bedrijfspand zijn opengescheurde verpakkingen voor puinzakken van [bouwmarkt] aangetroffen.
Uit de verkregen historische telecommunicatiegegevens blijkt onder meer dat de telefoon van [medeverdachte 1] op 9 februari 2018 en 10 februari 2018 zendmastlocaties aanstraalt van de telecommunicatiemasten in respectievelijk Harderwijk, Nieuwegein en Amsterdam.
De tijdstippen waarop dit plaatsvindt komen overeen met de hiervoor weergegeven bevindingen van de politie voor wat betreft de tijdstippen dat de VW Passat in Harderwijk is gesignaleerd, het tijdstip van de inbraak bij [metaalhandel bedrijf 1] en het tijdstip waarop de VW Passat wordt staande gehouden aan de [adres 7] te Amsterdam.
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek van de telefoon van [medeverdachte 1] zegt [medeverdachte 1] op 10 februari 2018 om 06.10 uur tegen de vrouw van [verdachte] dat “ze” door de politie zijn opgepakt, dat er goederen in de auto lagen en dat hij uit de auto is gesprongen en op de vlucht is.
Voornoemde feiten en omstandigheden laten, in het bijzonder gelet op/mede in aanmerking genomen de korte tijdspanne tussen het tijdstip van het wegnemen van de hoeveelheden koper en het tijdstip van het aantreffen van de hoeveelheden koper in de VW Passat, de Renault Megane en de witte bestelbus, en gelet op het ontbreken van een enigszins aannemelijke verklaring van verdachte voor het in de voertuigen aangetroffen koper, geen andere conclusie toe dan dat het verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen deze bedrijfsinbraak heeft gepleegd.
De rechtbank acht feit 2 derhalve wettig en overtuigend bewezen.
In de nacht van 21 op 22 februari 2018 omstreeks 01.45 uur heeft een inbraak plaatsgevonden in het bedrijfspand van [metaalhandel bedrijf 2] in Purmerend, waarbij ongeveer 900 kilogram koper is ontvreemd. Blijkens de aangifte hebben de daders zich de toegang tot het bedrijfspand verschaft door eerst een spijl van het hekwerk van het bedrijfsterrein te verbuigen en vervolgens het glas van een raam van de roldeur van het bedrijfspand te vernielen.Het ontvreemde koper werd door de politie aangetroffen in puinzakken van [bouwmarkt] , op de plaats waar de daders het hekwerk hadden verbogen.
Naar aanleiding van een melding van een mogelijke inbraak bij dit bedrijf (vanwege door de melder gehoord glasgerinkel en mannenstemmen)zijn verbalisanten ter plaatse gegaan. Tijdens het aanrijden van de politie werd doorgegeven dat de melder een groep van zes à zeven mannen had zien wegrennen. Ter plaatse gekomen werden door de verbalisanten tenminste vijf donker geklede personen gezien die wegrenden. In de directe omgeving van het bedrijf zijn met behulp van ingezette speurhonden vijf verdachten aangehouden, te weten [verdachte] , [naam 3] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] .
Op de plaats waar de daders het hekwerk hadden verbogen, werd de verbogen spijl bij elkaar gehouden door een veter. Op deze veter werd een bloedvlek aangetroffen.Het DNA-profiel van het bloed op de veter komt overeen met het DNA-profiel van [medeverdachte 3] .
In het bedrijfspand worden opengescheurde verpakkingen voor puinzakken van [bouwmarkt] aangetroffen.
Uit de verkregen historische telecommunicatiegegevens blijkt onder meer dat de telefoon van [medeverdachte 1] op 22 februari 2018 tussen 00.10 uur en 06.08 uur zendmastlocaties aanstraalt van telecommunicatiemasten in Purmerend.
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek van de telefoon van [medeverdachte 1] wordt [medeverdachte 1] op 22 februari 2018 om 01.47 uur gebeld door [verdachte] en wordt tegen [medeverdachte 1] gezegd: “Gaan jullie laag zitten (…) Joh, laag zitten (…) Zwijg. Het is de politie (…) Doe de telefoon uit.”.
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek van de telefoon van [medeverdachte 1] zegt [medeverdachte 1] op 22 februari 2018 om 07.57 uur onder meer dat hij kletsnat is en bevroren is en dat hij net pas is gekomen, dat hij vannacht aan het werk is geweest en dat alle mannen zijn opgepakt, waaronder [naam 8] en dat ze er niet aan toe kwamen om te nemen, dat “het is poging tot zou je kunnen zeggen”, dat hij (gevraagd naar waar het was) zegt: in de buurt van Purmerend.”, dat er zeven of acht mannen ware, dat er één van hen ontsnapt is en hijzelf, dat de mannen door honden werden gebeten en “ze zijn met veel honden gekomen en ze hebben hen losgelaten.”
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek van de telefoon van [medeverdachte 1] zegt [medeverdachte 1] op 23 februari 2018 tegen [medeverdachte 2] dat [naam 8] eerder gisternacht werd aangehouden en dat er vijf van de acht zijn opgepakt, dat de politie ze heeft gezien en dat ze toen op de vlucht zijn gegaan, waarop [medeverdachte 2] zegt dat ze met teveel mensen waren en dat je beter met zijn tweeën kunt gaan.
Uit de verkregen historische telecommunicatiegegevens blijkt voorts dat de telefoon van [verdachte] op 22 februari 2018 tussen 00.23 uur en 00.39 uur ook telecommasten aanstraalt in Purmerend.
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek (sessie 857) belt [verdachte] op 22 februari 2018 om 01.36 uur met [medeverdachte 1] en vraagt hij aan [medeverdachte 1] om de telefoon door te geven aan [medeverdachte 3] , later geïdentificeerd als [medeverdachte 3] . Uit de inhoud van dit telefoongesprek en de andere opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken kan worden afgeleid dat [verdachte] in het bedrijfspand is geweest en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op dat moment bezig zijn om het koper uit het bedrijfspand te ontvreemden.
Voornoemde feiten en omstandigheden laten, in het bijzonder gelet op/mede in aanmerking genomen de korte tijdspanne tussen het tijdstip van het wegnemen van de hoeveelheden koper en het aantreffen door de politie van de verdachte en medeverdachten in de directe omgeving van het bedrijf, en gelet op het ontbreken van een enigszins aannemelijke verklaring van verdachte voor de aanwezigheid in de omgeving van de plaats delict, geen andere conclusie toe dan dat het verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen deze bedrijfsinbraak heeft gepleegd.
De rechtbank acht feit 3 derhalve wettig en overtuigend bewezen.
In de nacht van 27 op 28 maart 2018 omstreeks 03.14 uur heeft een inbraak plaatsgevonden in [café 1] in Weerselo. Bij die inbraak is een gokautomaat opengebroken en is een geldlade uit de gokautomaat weggenomen. Uit de aangifte blijkt dat de daders zich de toegang tot het café hebben verschaft door een toegangsdeur (nooduitgang) open te breken.Aangeefster [aangeefster] heeft in een nadere verklaring meegedeeld dat het weggenomen geldbedrag uit de gokkast € 2.050 bedroeg, bestaande uit 0,50 euro muntstukken en 1 en 2 euro muntstukken.
Na een melding van de inbraak in [café 1] zijn verbalisanten richting Weerselo gereden en zagen zij omstreeks 03.22 uur als eerste voertuig een auto rijden op de Weerselosestraat komende uit de richting van Weerselo. Nadat dit voertuig, een Mercedes type E220Cdi (Sedan) met kenteken [kenteken 3] , een stopteken had gekregen werden de inzittenden gecontroleerd en identificeerden zij zich als [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [naam 9] .
In het voertuig werden een schroevendraaier, handschoenen n meerdere 2 euro muntstukken aangetroffen. Op het wegdek en in de berm ongeveer 30 meter achter het voertuig werden eveneens meerdere muntstukken aangetroffen. De op het wegdek liggende muntstukken waren droog, terwijl het wegdek ter plaatse nat was. Bij de muntstukken lag nog een schroevendraaier en een blauwe zak waar muntstukken in zaten die ook nog droog waren, terwijl de omgeving ter plaatse nat was.
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek (sessie 7541) zegt [verdachte] op 3 april 2018 om 21.10 uur (nadat de beller/gebelde heeft gezegd dat hij heeft gehoord dat [verdachte] bij de bar gesnapt) dat hij onderweg gesnapt is, omdat [medeverdachte 3] niet goed opgelet heeft, dat hij het geld net genomen had en het uit de auto had gegooid, dat de duivels het gevonden hebben en dat dat dezelfde was waar ze ruim 3.000 hebben gehaald.
Uit de dossierstukken blijkt dat [medeverdachte 3] de bijnaam is van [medeverdachte 3] en dat op
30 oktober 2017 ook al een inbraak heeft plaatsgevonden in [café 1] .
Voornoemde feiten en omstandigheden laten, mede in aanmerking genomen de korte tijd tussen het tijdstip van de melding van de inbraak in [café 1] en het tijdstip van het signaleren door de politie van de verdachte en medeverdachten, komende vanuit Weerselo, en gelet op het ontbreken van een enigszins aannemelijke verklaring van verdachte voor de aanwezigheid in de omgeving van de plaats delict, geen andere conclusie toe dan dat het verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen deze inbraak heeft gepleegd.
De rechtbank acht feit 4 derhalve wettig en overtuigend bewezen.
In de nacht van 21 op 22 november 2017 omstreeks 04.15 uur heeft een inbraak plaatsgevonden in [café 2] in Sint Nicolaasga. Daarbij zijn twee gokautomaten opengebroken en de kastjes met geld uit de gokautomaten weggenomen. Uit de aangifte blijkt dat de daders zich de toegang tot het café hebben verschaft door de ruit van de achterdeur aan de zijkant van het pand te verbreken.
Op camerabeelden van [café 2] van Leeuwarden zijn onder meer drie personen te zien en een auto van (vermoedelijk) het merk Mercedes, waarvan het stuur vermoedelijk aan de rechterkant zit.
Naar aanleiding van het vertonen van deze camerabeelden in het tv-programma ‘Opsporing Verzocht’ op 17 april 2018 heeft verbalisant [verbalisant 3] verklaard [verdachte] te herkennen als één van die drie personen. Door verbalisant [verbalisant 3] is voorts opgemerkt dat [verdachte] de beschikking heeft gehad over een Mercedes met een Brits kenteken.
Uit de verkregen historische telecommunicatiegegevens blijkt dat de telefoon van [verdachte] op 22 november 2017 omstreeks 04.15 uur zendmastlocaties aanstraalt in de buurt van Sint Nicolaasga.
Voornoemde feiten en omstandigheden laten, mede in aanmerking genomen het ontbreken van een verklaring van verdachte voor de aanwezigheid aldaar, geen andere conclusie toe dan dat het verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen deze inbraak heeft gepleegd.
De rechtbank acht feit 5 derhalve wettig en overtuigend bewezen.
In de nacht van 8 op 9 april 2018 omstreeks 04.30 uur worden in Haarlem een Opel Corsa met het Duitse kenteken [kenteken 4] en een Seat Cordoba met het Franse kenteken [kenteken 5] gecontroleerd. De Opel Corsa wordt bestuurd door [naam 9] . In de Seat Cordoba, bestuurd door een persoon die zich [naam 10] noemt, maar later wordt geïdentificeerd als [naam 10] , worden meerdere [bouwmarkt] puinzakken aangetroffen, met als inhoud (naar later blijkt) 500 kilogram koper en messing, en werkhandschoenen.
Door [naam 10] wordt verklaard dat hij de door de politie in zijn auto aangetroffen metalen heeft gevonden bij het grof vuil.
Op 9 april 2018 is door [aangever 2] aangifte gedaan van een inbraak in het bedrijfspand van [metaalhandel bedrijf 3] in Apeldoorn in de periode tussen 7 april 2018 te 14.00 uur en maandag
9 april 2018 te 08.30 uur.
Blijkens de aangifte hebben de daders zich de toegang tot een bedrijfshal verschaft door een plaat van de overheaddeur te forceren en is uit die bedrijfshal messing en koper weggenomen ter waarde van 13.000 euro. Op het bedrijfsterrein van [metaalhandel bedrijf 3] worden op een aanhangwagen diverse metalen van messing en koper aangetroffen en een plastic zak met het opschrift ‘ [bouwmarkt] ’, waarin zich witte puinzakken bevonden met ook het opschrift ‘ [bouwmarkt] ’.
Uit de verkregen historische telecommunicatiegegevens blijkt dat de telefoons van onder meer [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] vanaf 8 april 2018 omstreeks 23.00 uur tot zaterdag 9 april 2018 omstreeks 02.30 uur de zendmastlocatie aanstralen van een telecommunicatiemast die op ongeveer 1.000 meter van het bedrijf [metaalhandel bedrijf 3] vandaan staat.
Uit opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken blijkt onder meer het volgende:
- op 8 april 2018 omstreeks 19.51 uur belt [medeverdachte 2] met [verdachte] en vraagt aan [verdachte] of hij vanavond meegaat en geeft hij aan dat ze met veel mensen en meerdere auto’s gaan, waaronder een Seat;
- op 8 april 2018 omstreeks 19.57 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 2] en geeft [verdachte] aan dat hij nog 20-30 zakken heeft, maar dat [medeverdachte 2] nog zakken moet kopen;
- op 8 april 2018 omstreeks 20.02 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 2] en wordt onder meer besproken dat er niet meer dan 800 kilogram in de Opel kan en dat het vanuit huis 105 kilometer is.
Op basis van de routeplanner van de website Googlemaps is door verbalisanten vastgesteld dat de afstand van de locatie [adres 7] te Amsterdam naar [metaalhandel bedrijf 3] in Apeldoorn 105 kilometer bedraagt.
Uit opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken blijkt voorts het volgende:
- op 8 april 2018 omstreeks 23.15 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 3] en geeft hij aan dat [medeverdachte 3] goed staat;
- op 8 april 2018 omstreeks 23.21 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 3] en overlegt hij met [medeverdachte 3] hoe ze moeten rijden;
- op 8 april 2018 omstreeks 23.23 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 3] en zegt hij tegen [medeverdachte 3] dat hij moet blijven staan en dat ze hem zullen ophalen;
- op 8 april 2018 omstreeks 23.25 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 3] en vraagt hij aan [medeverdachte 3] waar hij is, waarop [medeverdachte 3] aan [verdachte] vraagt of de twee auto’s voor hem van hun zijn hetgeen door [verdachte] wordt bevestigd;
- op 9 april 2018 omstreeks 02.33 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 3] en zegt hij tegen [medeverdachte 3] : “De poort moet open.”;
- op 9 april 2018 omstreeks 02.37 uur belt [naam 9] met [medeverdachte 2] en zegt hij tegen [medeverdachte 2] onder meer dat ze achter elkaar eruit gaan, zegt [medeverdachte 2] onder meer dat hij nog vier, vijf zakken heeft waarop [naam 9] vraagt of ze het in zakken hebben geladen waarop bevestigend wordt gereageerd; tijdens dit telefoongesprek is op de achtergrond lawaai te horen van metalen voorwerpen die elkaar raken/op elkaar vallen;
- op 9 april 2018 omstreeks 02.49 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 3] en zegt hij tegen [medeverdachte 3] dat hij langzamer moet gaan rijden, omdat ze hem anders kwijt raken en de weg niet kennen en ook de politie komt dan achter hun aan, waarop [medeverdachte 3] aangeeft dat deze weg de snelweg hen naar Amsterdam brengt; tijdens dit telefoongesprek straalt de telefoon van [verdachte] een zendmastlocatie van de A1 ter hoogte van Kootwijk aan;
- op 9 april 2018 omstreeks 03.46 uur belt [verdachte] met [naam 11] en geeft [verdachte] aan dat ze geparkeerd hebben; tijdens dit telefoongesprek straalt de telefoon van [verdachte] de zendmastlocatie [adres 8] te Haarlem aan;
- op 9 april 2018 omstreeks 03.55 uur belt [naam 11] met [medeverdachte 2] en geeft [naam 11] aan te parkeren; tijdens dit telefoongesprek straalt de telefoon van [naam 11] de zendmastlocatie [adres 8] te Haarlem aan;
- op 9 april 2018 vanaf omstreeks 04.00 uur worden diverse telefoongesprekken gevoerd tussen [naam 11] en [medeverdachte 2] en tussen [naam 9] en [medeverdachte 2] over de aanhouding van [naam 10] en het feit dat de politie de auto met lading heeft meegenomen.
Voornoemde feiten en omstandigheden laten, in het bijzonder gelet op/mede in aanmerking genomen de korte tijd tussen het tijdstip van het wegnemen van de hoeveelheden koper, het tijdstip van het aantreffen van de hoeveelheden messing koper in de Seat Cordoba, het ontbreken van een aannemelijke verklaring voor zijn aanwezigheid in Apeldoorn en de inhoud van de tapgesprekken, geen andere conclusie toe dan dat het verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen deze bedrijfsinbraak heeft gepleegd.
De rechtbank acht feit 6 derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen van de onder de feiten 2 tot en met 6 bewezen verklaarde gedragingen
Uit de hierboven beschreven feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat telkens sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De gedragingen zijn telkens verricht vanuit een gezamenlijk daadplan. Door binnen een dadergroepering met een bepaald doel op pad te gaan (het plegen van - kort gezegd - bedrijfsinbraken) is sprake van de uitvoering van een gezamenlijk crimineel plan waaraan alle verdachten zich hebben gecommitteerd. Alsdan is in beginsel niet van belang dat niet exact komt vast te staan wat de precieze rol in de uitvoering van elke afzonderlijke verdachte bij een betreffende inbraak is geweest. Het ligt op de weg van verdachte om duidelijkheid te verschaffen over zijn rol. Nu contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen van verdachte ontbreken, acht de rechtbank derhalve ook wettig en overtuigend bewezen dat telkens sprake is geweest van medeplegen.