ECLI:NL:RBOVE:2020:3657

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
08/963508-18 (P) (LP)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en meerdere diefstallen van koper en geld

Op 5 november 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man uit Roemenië. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor deelname aan een criminele organisatie en het meermalen stelen van koper en het snelkraken van gokkasten in cafés. De man moet daarnaast een schadevergoeding van ruim 11.000 euro betalen. Het onderzoek naar de verdachte begon in januari 2018, toen getuigen verklaarden dat hij deel uitmaakte van een groep Roemeense landgenoten die betrokken was bij verschillende diefstallen in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een gestructureerd samenwerkingsverband vormden dat gericht was op het plegen van misdrijven, waaronder diefstallen van edelmetalen en geld. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op getuigenverklaringen, afgeluisterde telefoongesprekken en observaties. De verdachte heeft zich niet verantwoording willen afleggen en heeft ongeloofwaardige verklaringen afgelegd. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie gevolgd, die rekening hield met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963508-18 (P) (LP)
Datum vonnis: 5 november 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ( Roemenië ),
wonende te [adres 1]
( Roemenië ).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
20 oktober 2020 en 22 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Y. Oosterhof en hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. M. Ketting, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht. Verdachte is met bericht van verhindering niet verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich - al dan niet samen met een ander of anderen - heeft schuldig gemaakt aan:
  • Feit 1: deelname aan een criminele organisatie;
  • Feit 2 primair: diefstal van een grote hoeveelheid koper door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
  • Feit 2 subsidiair: opzetheling;
  • Feit 3 primair: diefstal een grote hoeveelheid koper door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
  • Feit 3 subsidiair: poging tot diefstal van een grote hoeveelheid koper door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
  • Feit 4 en feit 5 telkens: diefstal van een grote hoeveelheid (munt)geld door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
  • Feit 6: diefstal een grote hoeveelheid messing door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017
tot en met 17 april 2018 in de gemeente(n) Amsterdam en/of (elders) in
Nederland en/of in Roemenië,
heeft deelgenomen aan een organisatie (“ [naam 1] ”) , bestaande uit hem,
verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of één
of meer andere perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten:
- diefstal(len) al dan niet door middel van braak en/of verbreking en/of

inklimming, en/of

- opzetheling, en/of
- witwassen;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 9 op 10 februari 2018 te Nieuwegein
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand aan [adres 2]
heeft weggenomen een grote hoeveelheid koper (ongeveer 1800 kilo),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[metaalhandel bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid koper
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking en/of inklimming;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 10 februari 2018 te Nieuwegein en/of Amsterdam en/althans
(elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een grote hoeveelheid koper (ongeveer 1800 kilo) heeft
verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij in of omstreeks de nacht van 21 op 22 februari 2018 te Purmerend
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand aan [adres 3]
heeft weggenomen een grote hoeveelheid koper (ongeveer 900 kilo),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[metaalhandel bedrijf 2] B.V., in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid koper
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking en/of inklimming;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de nacht van 21 op 22 februari 2018 te Purmerendtezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomenmisdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit eenbedrijfspand aan [adres 3] weg te nemen een grote hoeveelheid koper(ongeveer 900 kilo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorendeaan [metaalhandel bedrijf 2] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aanverdachte en/of zijn mededader(s),en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/dieweg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel vanbraak en/of verbreking en/of inklimmingnaar voornoemd bedrijfspand is/zijn gegaan en/of van een hek rond datbedrijfspand een of meer spijl(en) heeft/hebben verbogen en/of een raam in eentoegangsdeur van dat bedrijfspand heeft/hebben verbroken en/of (vervolgens)in dat bedrijfspand aanwezig koper in een of meer puinzak(ken) heeft/hebbengestopt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks de nacht van 27 op 28 maart 2018 te Weerselo in de
gemeente Dinkelland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening in/uit (een of meer
gokkast(en) staande in) een café/horecagelegenheid aan [adres 4] heeft
weggenomen een grote hoeveelheid (munt)geld (ongeveer 1.800 euro), geheel of
ten dele toebehorende aan (de eigenaar van) [café 1] en en/of [bedrijf 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde,
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid
(munt)geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;
5.
hij in of omstreeks de nacht van 21 op 22 november 2017 te Sint Nicolaasga in
de gemeente De Fryske Marren,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met hot oogmerk van wederechtelijke toeëigening in/uit (een of meer
gokautoma(a)t(en) staande in) een café/horecagelegenheid aan [adres 5] heeft
weggenomen een grote hoeveelheid (munt)geld (ongeveer 1000 euro), geheel of
ton dele toebehorende aan (de eigenaar van) [café 2] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats vanhet misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid(munt)geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht. door middel van braaken/of verbreking en/of inklimming;
6.
hij in of omstreeks de nacht van 8 op 9 april 2018, althans in of omstreeks de
periode van 7 april 2018 tot en met 9 april 2018 in de gemeente Apeldoorn
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederechtelijke toeëïgening in/uit een bedrijfspand aan
[adres 6] heeft weggenomen een grote hoeveelheid messing
(ongeveer 3000 kilo) en/of koper (ongeveer 500 kilo), en/althans/in elk geval
enig (ander) goed, geheel of ten dele toebehorende aan [metaalhandel bedrijf 3]
B.V. in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de weg te nemen hoeveelheid koper
en/of messing onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht middel van
braak en/of verbreking en/of inklimming.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Algemene inleiding
Start onderzoek 26Stanley
In januari 2018 is het opsporingsonderzoek 26Stanley gestart naar aanleiding van de door getuige [getuige 1] afgelegde verklaring dat hij werd uitgebuit door een groep Roemeense landgenoten die hem dwongen om diverse vermogensdelicten te plegen. Getuige [getuige 1] heeft daarover onder meer verklaard dat deze Roemenen zouden samenwerken als een criminele groepering genaamd “ [naam 1] ”, in wisselende samenstellingen diefstallen plegen in heel Nederland en op een campingterrein in de omgeving van Amsterdam verblijven. Volgens getuige [getuige 1] zou “ [naam 1] ” bestaan uit 15 tot 20 personen, zou alles binnen “ [naam 1] ” georganiseerd zijn en zouden er een aantal zijn die er boven staan en aan anderen vertellen wat zij moeten doen. [getuige 1] heeft verklaard dat er drie lagen zijn, te weten slimmeriken, de pijlers/dragers van wat de slimmeriken zeggen en de sukkels, waarbij de sukkels moeten uitvoeren wat de dragers zeggen en de sukkels in opdracht van de slimmeriken door de dragers worden gestraft als zij het niet uitvoeren.
Tijdens het opsporingsonderzoek 26Stanley hebben meerdere diefstallen van edelmetalen bij metaalhandel/recyclingbedrijven en twee inbraken in cafés plaatsgevonden. Op grond van de naar voren gekomen feiten en omstandigheden in combinatie met de resultaten van de ingezette bijzondere opsporingsmiddelen, waaronder het afluisteren en opnemen van telecommunicatie en observatie is tegen (onder meer) verdachte een concrete verdenking gerezen van betrokkenheid bij die feiten.
Verdachte en medeverdachten worden er in dit verband voorts van verdacht dat zij hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die gericht is geweest op het plegen van gekwalificeerde diefstallen, opzetheling en witwassen.
Het opsporingsonderzoek heeft geleid tot een actiedag op 17 april 2018 waarbij diverse doorzoekingen ter inbeslagneming hebben plaatsgevonden en meerdere verdachten zijn aangehouden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair, 3 primair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair als verweer gevoerd dat sprake is geweest van een onrechtmatige start en inzet van de opsporingsbevoegdheden, zodat op grond van artikel 359a, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de resultaten van het opsporingsonderzoek als ‘fruits of the poisonous trees’ dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
De verdediging heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat de start van het opsporingsonderzoek 26Stanley uitsluitend is gebaseerd op de verklaring van getuige [getuige 1] en dat uit die verklaring niet een redelijk vermoeden van schuld kon worden afgeleid dat verdachte zou deelnemen aan een criminele organisatie. Daarnaast zijn volgens
de verdediging de door de rechter-commissaris verleende machtigingen voor de inzet van bijzondere opsporingsmethoden verstrekt op basis van onjuiste informatie en hebben de ingezette opsporingsbevoegdheden geen nieuwe informatie opgeleverd met betrekking tot de verdenking van het bestaan van een criminele organisatie.
De verdediging heeft subsidiair vrijspraak bepleit van de onder 1, 2 primair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten en heeft zich ten aanzien van de onder 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Beroep op bewijsuitsluiting
De rechtbank verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank bevat de verklaring van getuige [getuige 1] , zeker in combinatie met de inhoud van de mutaties waarover de politie reeds beschikte, zodanig concrete en actuele informatie dat die verklaring als startinformatie mocht worden gebruikt en kon daaruit een redelijk vermoeden van schuld tegen (onder meer) verdachte worden afgeleid. De rechter-commissaris heeft aldus in redelijkheid tot zijn oordelen omtrent de afgegeven machtigingen kunnen komen. . Dit betekent dat alle resultaten van het opsporingsonderzoek kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
De rechtbank zal ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis en het gegeven dat voor een deel dezelfde overwegingen in de zaken van de medeverdachten zullen worden gehanteerd, in de navolgende bewijsoverwegingen verdachte en de medeverdachten bij hun achternaam (en ingeval van de broers [verdachte] tevens hun voornaam vermelden) noemen.
Feit 1(Deelname aan een criminele organisatie)
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is sprake indien is voldaan aan het vereiste van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Van deelname aan die organisatie is slechts dan sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het genoemde oogmerk. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
In het bestanddeel deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140, eerste lid, Sr ligt ook het opzet van een verdachte besloten. Voor strafbare deelname is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid, in de zin van voorwaardelijk opzet, weet dat er een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven, zolang de betrokkene maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie, dan wel dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steedse dezelfde is.
Het voor een criminele organisatie vereiste oogmerk moet zijn gericht op het feitelijke en gewenste doel van de organisatie, het plegen van meer misdrijven. Het oogmerk zal uit de bewijsmiddelen moeten blijken. Voor het bewijs daarvan zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] (verdachte), [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , in wisselende samenstellingen en deels met meerdere andere personen, meerdere diefstallen van metalen hebben gepleegd, telkens door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming. Naast metaal-/recyclingbedrijven vormden ook cafés met gokkasten het doelwit van deze verdachten. Daarbij is sprake geweest van een onderling samenwerkingsverband van meerdere deelnemers met een zekere duurzaamheid en structuur en een bepaalde systematiek.
Dit samenwerkingsverband was gericht op het in heel Nederland plegen van diefstallen van metalen en van geld door middel van braak, verbreking en inklimming. De duurzaamheid van het samenwerkingsverband kan worden afgeleid uit de vaste kern van deelnemers en de langere duur van de pleegperiode. Alle handelingen zijn, mede gelet op hun vergaande onderlinge samenhang, als oogmerk van de organisatie aan te merken. De onderliggende feiten zijn alle binnen de structuur van de groep van deelnemers gepleegd en deze groep van deelnemers voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan alle kenmerken van een criminele organisatie.
De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder het navolgende.
Bij het plegen van de feiten is het terrein/de camping aan [adres 7] te Amsterdam, waar verdachte en meerdere medeverdachten verbleven, veelal als startpunt gebruikt.
Bij het plegen van de feiten en daaraan voorafgaande is telkens sprake geweest van een soortgelijke modus operandi, onder meer inhoudende dat:
- door een of meerdere personen een voorverkenning werd uitgevoerd,
- de deelnemers aan de inbraak op de juiste locatie werden afgezet en weer werden opgehaald,
- voorafgaande en tijdens de inbraken veelvuldig telefonische contacten tussen de deelnemers plaatsvonden. Daaruit blijkt van een min of meer vaste taakverdeling voor wat betreft (onder meer) het geven van opdrachten voorafgaande aan en tijdens de inbraak, het feitelijk stelen van de metalen, het op de uitkijk staan en hoe er daarna werd teruggereden,
- voor het inladen en het vervoeren van de gestolen metalen gebruik werd gemaakt van witte puinzakken van [bouwmarkt] en van meerdere (grote) auto’s, met veelal een buitenlands kenteken of een export-kenteken,
- de auto’s met de gestolen metalen tijdelijk “koud” werden gezet en dat de gestolen metalen
daarna de volgende dag bij [sloperij] in Haarlem werden ingeleverd,
- bij controle en/of aanhouding door de politie een van te voren afgestemd verhaal werd verteld,
- er sprake is geweest van afscherming van telefoongebruik door het wisselen van telefoonnummers en gebruikmaking van meerdere telefoons.
De rechtbank acht het in dit verband voorts redengevend dat uit de inhoud van opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken blijkt van meerdere aanwijzingen voor betrokkenheid van diverse personen uit de groep bij andere inbraken en dat meerderen van hen tijdens observaties onder verdachte omstandigheden zijn aangetroffen op verschillende locaties buiten de locaties van de onderliggende feiten.
De rechtbank acht het in dit verband ook redengevend dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat naast de grote hoeveelheid metalen, die kunnen worden herleid tot de onderliggende feiten, nog aanzienlijke hoeveelheden andere metalen zijn ingeleverd bij [sloperij] in Haarlem en [bedrijf 2] in Vijfhuizen. Uit de tijdens de doorzoekingen aangetroffen overschrijvingsbewijzen van contant geld komt naar voren dat de opbrengsten vermoedelijk worden overgemaakt naar Roemenië.
Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat [verdachte] binnen de groep van deelnemers een actieve, bepalende en leidinggevende rol heeft vervuld, gelet op - onder meer - de veelvuldige telefonische contacten met het merendeel van de andere deelnemers en het blijkens die telefonische contacten uitvoeren van voorbereidingshandelingen, het doen van voorverkenningen en het geven van opdrachten aan anderen vóór, tijdens en na het plegen van de feiten, het feitelijk plegen van de diefstallen en het verkopen van de gestolen metalen. [2]
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] heeft deelgenomen aan een organisatie die het plegen van diefstallen, al dan niet door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming tot oogmerk heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen dat deze criminele organisatie ook het oogmerk heeft gehad op het plegen van opzetheling en/of witwassen, zodat verdachte van deze onderdelen van feit 1 dient te worden vrijgesproken.
Feit 2
Op 9 februari 2018 vanaf omstreeks 23.48 uur is de VW Passat met kenteken [kenteken 1] , op naam van [verdachte] , gesignaleerd in Harderwijk, met behalve de bestuurder nog twee inzittenden. Bij deze VW Passat werden korte tijd later zes personen gezien op een parkeerplaats. De VW Passat reed kort daarna, direct gevold door een witte auto, de oprit van de A-28 op richting Amersfoort, waarna beide auto’s op de A-28 met een snelheid van 180-190 kilometer per uur richting Amersfoort/Utrecht reden. [3]
Op 10 februari 2018 omstreeks 02.45 uur krijgen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Amsterdam een melding over een VW Passat met het Franse kenteken [kenteken 1] en een witte Renault Megane Station met het Nederlandse kenteken [kenteken 2] . Op 10 februari 2018 omstreeks 03.00 uur zien verbalisanten op het terrein van de locatie [adres 7] te Amsterdam de VW Passat met kenteken [kenteken 1] aan komen rijden.
Nadat de VW Passat is gestopt bij een van de caravans stappen de twee inzittenden uit die worden staande gehouden, waarna de bestuurder zich identificeert als [verdachte] (verdachte) en de inzittende zich identificeert als [naam 2] .
In de VW Passat worden ongeveer 10 volle [bouwmarkt] puinzakken aangetroffen met als inhoud koperen pijpen.
Ten tijde van het aantreffen van de puinzakken in de VW Passat rijdt de witte Renault Megane met het kenteken [kenteken 2] het terrein aan [adres 7] op. Nadat de Renault even verderop is geparkeerd stappen drie personen uit. De bestuurder identificeert zich als [medeverdachte 4] en de inzittenden identificeren zich als [medeverdachte 3] en [naam 3] . In de Renault Megane worden ongeveer 10 grote [bouwmarkt] puinzaken vol met koper/metalen aangetroffen. [4]
Op 10 februari 2018 omstreeks 05.30 uur is op de A12 ter hoogte van knooppunt Oudenrijn een witte bestelauto gecontroleerd. In deze bestelauto met als bestuurder [naam 4] werd een grote hoeveelheid koper aangetroffen die in beslag genomen is en waarvan afstand werd gedaan door [naam 4] . [5] Het gecontroleerde voertuig komt overeen met het witte busje dat te zien is op de camerabeelden van [metaalhandel bedrijf 1] . [6]
Op 10 februari 2018 omstreeks 08.45 uur is door [aangever 1] aangifte gedaan van een inbraak in het bedrijfspand van [metaalhandel bedrijf 1] in Nieuwegein in de nacht van 9 op 10 februari 2018, waarbij ongeveer 1800 kilogram koper is ontvreemd. Blijkens de aangifte hebben de daders zich de toegang tot het bedrijfspand verschaft door het verbreken van de afgesloten garagedeur. [7]
Op de camerabeelden van het bedrijf is te zien dat op 10 februari 2018 tussen 02.08 uur en 02.10 uur 20 tot 30 lichtkleurige zakken worden ingeladen in een witkleurige bestelbus en in twee stationwagens, vermoedelijk een VW Passat en een Renault, waarbij de bestelbus door drie personen wordt beladen en de stationwagens door vier tot vijf personen worden geladen. [8] In het bedrijfspand zijn opengescheurde verpakkingen voor puinzakken van [bouwmarkt] aangetroffen. [9]
Uit de verkregen historische telecommunicatiegegevens blijkt onder meer dat de telefoon van [medeverdachte 1] op 9 februari 2018 en 10 februari 2018 zendmastlocaties aanstraalt van de telecommunicatiemasten in respectievelijk Harderwijk, Nieuwegein en Amsterdam.
De tijdstippen waarop dit plaatsvindt komen overeen met de hiervoor weergegeven bevindingen van de politie voor wat betreft de tijdstippen dat de VW Passat in Harderwijk is gesignaleerd, het tijdstip van de inbraak bij [metaalhandel bedrijf 1] en het tijdstip waarop de VW Passat wordt staande gehouden aan de [adres 7] te Amsterdam.
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek van de telefoon van [medeverdachte 1] zegt [medeverdachte 1] op 10 februari 2018 om 06.10 uur tegen de vrouw van [verdachte] dat “ze” door de politie zijn opgepakt, dat er goederen in de auto lagen en dat hij uit de auto is gesprongen en op de vlucht is. [10]
Voornoemde feiten en omstandigheden laten, in het bijzonder gelet op/mede in aanmerking genomen de korte tijdspanne tussen het tijdstip van het wegnemen van de hoeveelheden koper en het tijdstip van het aantreffen van de hoeveelheden koper in de VW Passat, de Renault Megane en de witte bestelbus, en gelet op het ontbreken van een enigszins aannemelijke verklaring van verdachte voor het in de voertuigen aangetroffen koper, geen andere conclusie toe dan dat het verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen deze bedrijfsinbraak heeft gepleegd.
De rechtbank acht feit 2 derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
In de nacht van 21 op 22 februari 2018 omstreeks 01.45 uur heeft een inbraak plaatsgevonden in het bedrijfspand van [metaalhandel bedrijf 2] in Purmerend, waarbij ongeveer 900 kilogram koper is ontvreemd. Blijkens de aangifte hebben de daders zich de toegang tot het bedrijfspand verschaft door eerst een spijl van het hekwerk van het bedrijfsterrein te verbuigen en vervolgens het glas van een raam van de roldeur van het bedrijfspand te vernielen. [11] Het ontvreemde koper werd door de politie aangetroffen in puinzakken van [bouwmarkt] , op de plaats waar de daders het hekwerk hadden verbogen. [12]
Naar aanleiding van een melding van een mogelijke inbraak bij dit bedrijf (vanwege door de melder gehoord glasgerinkel en mannenstemmen) [13] zijn verbalisanten ter plaatse gegaan. Tijdens het aanrijden van de politie werd doorgegeven dat de melder een groep van zes à zeven mannen had zien wegrennen. Ter plaatse gekomen werden door de verbalisanten tenminste vijf donker geklede personen gezien die wegrenden. In de directe omgeving van het bedrijf zijn met behulp van ingezette speurhonden vijf verdachten aangehouden, te weten [verdachte] , [naam 3] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] . [14]
Op de plaats waar de daders het hekwerk hadden verbogen, werd de verbogen spijl bij elkaar gehouden door een veter. Op deze veter werd een bloedvlek aangetroffen. [15] Het DNA-profiel van het bloed op de veter komt overeen met het DNA-profiel van [medeverdachte 3] . [16]
In het bedrijfspand worden opengescheurde verpakkingen voor puinzakken van [bouwmarkt] aangetroffen. [17]
Uit de verkregen historische telecommunicatiegegevens blijkt onder meer dat de telefoon van [medeverdachte 1] op 22 februari 2018 tussen 00.10 uur en 06.08 uur zendmastlocaties aanstraalt van telecommunicatiemasten in Purmerend.
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek van de telefoon van [medeverdachte 1] wordt [medeverdachte 1] op 22 februari 2018 om 01.47 uur gebeld door [verdachte] en wordt tegen [medeverdachte 1] gezegd: “Gaan jullie laag zitten (…) Joh, laag zitten (…) Zwijg. Het is de politie (…) Doe de telefoon uit.”.
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek van de telefoon van [medeverdachte 1] zegt [medeverdachte 1] op 22 februari 2018 om 07.57 uur onder meer dat hij kletsnat is en bevroren is en dat hij net pas is gekomen, dat hij vannacht aan het werk is geweest en dat alle mannen zijn opgepakt, waaronder [naam 8] en dat ze er niet aan toe kwamen om te nemen, dat “het is poging tot zou je kunnen zeggen”, dat hij (gevraagd naar waar het was) zegt: in de buurt van Purmerend.”, dat er zeven of acht mannen ware, dat er één van hen ontsnapt is en hijzelf, dat de mannen door honden werden gebeten en “ze zijn met veel honden gekomen en ze hebben hen losgelaten.”
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek van de telefoon van [medeverdachte 1] zegt [medeverdachte 1] op 23 februari 2018 tegen [medeverdachte 2] dat [naam 8] eerder gisternacht werd aangehouden en dat er vijf van de acht zijn opgepakt, dat de politie ze heeft gezien en dat ze toen op de vlucht zijn gegaan, waarop [medeverdachte 2] zegt dat ze met teveel mensen waren en dat je beter met zijn tweeën kunt gaan.
Uit de verkregen historische telecommunicatiegegevens blijkt voorts dat de telefoon van [verdachte] op 22 februari 2018 tussen 00.23 uur en 00.39 uur ook telecommasten aanstraalt in Purmerend.
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek (sessie 857) belt [verdachte] op 22 februari 2018 om 01.36 uur met [medeverdachte 1] en vraagt hij aan [medeverdachte 1] om de telefoon door te geven aan [medeverdachte 3] , later geïdentificeerd als [medeverdachte 3] . Uit de inhoud van dit telefoongesprek en de andere opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken kan worden afgeleid dat [verdachte] in het bedrijfspand is geweest en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op dat moment bezig zijn om het koper uit het bedrijfspand te ontvreemden. [18]
Voornoemde feiten en omstandigheden laten, in het bijzonder gelet op/mede in aanmerking genomen de korte tijdspanne tussen het tijdstip van het wegnemen van de hoeveelheden koper en het aantreffen door de politie van de verdachte en medeverdachten in de directe omgeving van het bedrijf, en gelet op het ontbreken van een enigszins aannemelijke verklaring van verdachte voor de aanwezigheid in de omgeving van de plaats delict, geen andere conclusie toe dan dat het verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen deze bedrijfsinbraak heeft gepleegd.
De rechtbank acht feit 3 derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
In de nacht van 27 op 28 maart 2018 omstreeks 03.14 uur heeft een inbraak plaatsgevonden in [café 1] in Weerselo. Bij die inbraak is een gokautomaat opengebroken en is een geldlade uit de gokautomaat weggenomen. Uit de aangifte blijkt dat de daders zich de toegang tot het café hebben verschaft door een toegangsdeur (nooduitgang) open te breken. [19] Aangeefster [aangeefster] heeft in een nadere verklaring meegedeeld dat het weggenomen geldbedrag uit de gokkast € 2.050 bedroeg, bestaande uit 0,50 euro muntstukken en 1 en 2 euro muntstukken. [20]
Na een melding van de inbraak in [café 1] zijn verbalisanten richting Weerselo gereden en zagen zij omstreeks 03.22 uur als eerste voertuig een auto rijden op de Weerselosestraat komende uit de richting van Weerselo. Nadat dit voertuig, een Mercedes type E220Cdi (Sedan) met kenteken [kenteken 3] , een stopteken had gekregen werden de inzittenden gecontroleerd en identificeerden zij zich als [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [naam 9] .
In het voertuig werden een schroevendraaier, handschoenen n meerdere 2 euro muntstukken aangetroffen. Op het wegdek en in de berm ongeveer 30 meter achter het voertuig werden eveneens meerdere muntstukken aangetroffen. De op het wegdek liggende muntstukken waren droog, terwijl het wegdek ter plaatse nat was. Bij de muntstukken lag nog een schroevendraaier en een blauwe zak waar muntstukken in zaten die ook nog droog waren, terwijl de omgeving ter plaatse nat was. [21]
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek (sessie 7541) zegt [verdachte] op 3 april 2018 om 21.10 uur (nadat de beller/gebelde heeft gezegd dat hij heeft gehoord dat [verdachte] bij de bar gesnapt) dat hij onderweg gesnapt is, omdat [medeverdachte 3] niet goed opgelet heeft, dat hij het geld net genomen had en het uit de auto had gegooid, dat de duivels het gevonden hebben en dat dat dezelfde was waar ze ruim 3.000 hebben gehaald.
Uit de dossierstukken blijkt dat [medeverdachte 3] de bijnaam is van [medeverdachte 3] en dat op
30 oktober 2017 ook al een inbraak heeft plaatsgevonden in [café 1] . [22]
Voornoemde feiten en omstandigheden laten, mede in aanmerking genomen de korte tijd tussen het tijdstip van de melding van de inbraak in [café 1] en het tijdstip van het signaleren door de politie van de verdachte en medeverdachten, komende vanuit Weerselo, en gelet op het ontbreken van een enigszins aannemelijke verklaring van verdachte voor de aanwezigheid in de omgeving van de plaats delict, geen andere conclusie toe dan dat het verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen deze inbraak heeft gepleegd.
De rechtbank acht feit 4 derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5
In de nacht van 21 op 22 november 2017 omstreeks 04.15 uur heeft een inbraak plaatsgevonden in [café 2] in Sint Nicolaasga. Daarbij zijn twee gokautomaten opengebroken en de kastjes met geld uit de gokautomaten weggenomen. Uit de aangifte blijkt dat de daders zich de toegang tot het café hebben verschaft door de ruit van de achterdeur aan de zijkant van het pand te verbreken. [23]
Op camerabeelden van [café 2] van Leeuwarden zijn onder meer drie personen te zien en een auto van (vermoedelijk) het merk Mercedes, waarvan het stuur vermoedelijk aan de rechterkant zit. [24]
Naar aanleiding van het vertonen van deze camerabeelden in het tv-programma ‘Opsporing Verzocht’ op 17 april 2018 heeft verbalisant [verbalisant 3] verklaard [verdachte] te herkennen als één van die drie personen. Door verbalisant [verbalisant 3] is voorts opgemerkt dat [verdachte] de beschikking heeft gehad over een Mercedes met een Brits kenteken. [25]
Uit de verkregen historische telecommunicatiegegevens blijkt dat de telefoon van [verdachte] op 22 november 2017 omstreeks 04.15 uur zendmastlocaties aanstraalt in de buurt van Sint Nicolaasga. [26]
Voornoemde feiten en omstandigheden laten, mede in aanmerking genomen het ontbreken van een verklaring van verdachte voor de aanwezigheid aldaar, geen andere conclusie toe dan dat het verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen deze inbraak heeft gepleegd.
De rechtbank acht feit 5 derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6
In de nacht van 8 op 9 april 2018 omstreeks 04.30 uur worden in Haarlem een Opel Corsa met het Duitse kenteken [kenteken 4] en een Seat Cordoba met het Franse kenteken [kenteken 5] gecontroleerd. De Opel Corsa wordt bestuurd door [naam 9] . In de Seat Cordoba, bestuurd door een persoon die zich [naam 10] noemt, maar later wordt geïdentificeerd als [naam 10] , worden meerdere [bouwmarkt] puinzakken aangetroffen, met als inhoud (naar later blijkt) 500 kilogram koper en messing, en werkhandschoenen. [27]
Door [naam 10] wordt verklaard dat hij de door de politie in zijn auto aangetroffen metalen heeft gevonden bij het grof vuil. [28]
Op 9 april 2018 is door [aangever 2] aangifte gedaan van een inbraak in het bedrijfspand van [metaalhandel bedrijf 3] in Apeldoorn in de periode tussen 7 april 2018 te 14.00 uur en maandag
9 april 2018 te 08.30 uur.
Blijkens de aangifte hebben de daders zich de toegang tot een bedrijfshal verschaft door een plaat van de overheaddeur te forceren en is uit die bedrijfshal messing en koper weggenomen ter waarde van 13.000 euro. Op het bedrijfsterrein van [metaalhandel bedrijf 3] worden op een aanhangwagen diverse metalen van messing en koper aangetroffen en een plastic zak met het opschrift ‘ [bouwmarkt] ’, waarin zich witte puinzakken bevonden met ook het opschrift ‘ [bouwmarkt] ’. [29]
Uit de verkregen historische telecommunicatiegegevens blijkt dat de telefoons van onder meer [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] vanaf 8 april 2018 omstreeks 23.00 uur tot zaterdag 9 april 2018 omstreeks 02.30 uur de zendmastlocatie aanstralen van een telecommunicatiemast die op ongeveer 1.000 meter van het bedrijf [metaalhandel bedrijf 3] vandaan staat. [30]
Uit opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken blijkt onder meer het volgende:
- op 8 april 2018 omstreeks 19.51 uur belt [medeverdachte 2] met [verdachte] en vraagt aan [verdachte] of hij vanavond meegaat en geeft hij aan dat ze met veel mensen en meerdere auto’s gaan, waaronder een Seat;
- op 8 april 2018 omstreeks 19.57 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 2] en geeft [verdachte] aan dat hij nog 20-30 zakken heeft, maar dat [medeverdachte 2] nog zakken moet kopen;
- op 8 april 2018 omstreeks 20.02 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 2] en wordt onder meer besproken dat er niet meer dan 800 kilogram in de Opel kan en dat het vanuit huis 105 kilometer is.
Op basis van de routeplanner van de website Googlemaps is door verbalisanten vastgesteld dat de afstand van de locatie [adres 7] te Amsterdam naar [metaalhandel bedrijf 3] in Apeldoorn 105 kilometer bedraagt. [31]
Uit opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken blijkt voorts het volgende:
- op 8 april 2018 omstreeks 23.15 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 3] en geeft hij aan dat [medeverdachte 3] goed staat;
- op 8 april 2018 omstreeks 23.21 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 3] en overlegt hij met [medeverdachte 3] hoe ze moeten rijden;
- op 8 april 2018 omstreeks 23.23 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 3] en zegt hij tegen [medeverdachte 3] dat hij moet blijven staan en dat ze hem zullen ophalen;
- op 8 april 2018 omstreeks 23.25 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 3] en vraagt hij aan [medeverdachte 3] waar hij is, waarop [medeverdachte 3] aan [verdachte] vraagt of de twee auto’s voor hem van hun zijn hetgeen door [verdachte] wordt bevestigd;
- op 9 april 2018 omstreeks 02.33 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 3] en zegt hij tegen [medeverdachte 3] : “De poort moet open.”;
- op 9 april 2018 omstreeks 02.37 uur belt [naam 9] met [medeverdachte 2] en zegt hij tegen [medeverdachte 2] onder meer dat ze achter elkaar eruit gaan, zegt [medeverdachte 2] onder meer dat hij nog vier, vijf zakken heeft waarop [naam 9] vraagt of ze het in zakken hebben geladen waarop bevestigend wordt gereageerd; tijdens dit telefoongesprek is op de achtergrond lawaai te horen van metalen voorwerpen die elkaar raken/op elkaar vallen; [32]
- op 9 april 2018 omstreeks 02.49 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 3] en zegt hij tegen [medeverdachte 3] dat hij langzamer moet gaan rijden, omdat ze hem anders kwijt raken en de weg niet kennen en ook de politie komt dan achter hun aan, waarop [medeverdachte 3] aangeeft dat deze weg de snelweg hen naar Amsterdam brengt; tijdens dit telefoongesprek straalt de telefoon van [verdachte] een zendmastlocatie van de A1 ter hoogte van Kootwijk aan;
- op 9 april 2018 omstreeks 03.46 uur belt [verdachte] met [naam 11] en geeft [verdachte] aan dat ze geparkeerd hebben; tijdens dit telefoongesprek straalt de telefoon van [verdachte] de zendmastlocatie [adres 8] te Haarlem aan;
- op 9 april 2018 omstreeks 03.55 uur belt [naam 11] met [medeverdachte 2] en geeft [naam 11] aan te parkeren; tijdens dit telefoongesprek straalt de telefoon van [naam 11] de zendmastlocatie [adres 8] te Haarlem aan; [33]
- op 9 april 2018 vanaf omstreeks 04.00 uur worden diverse telefoongesprekken gevoerd tussen [naam 11] en [medeverdachte 2] en tussen [naam 9] en [medeverdachte 2] over de aanhouding van [naam 10] en het feit dat de politie de auto met lading heeft meegenomen. [34]
Voornoemde feiten en omstandigheden laten, in het bijzonder gelet op/mede in aanmerking genomen de korte tijd tussen het tijdstip van het wegnemen van de hoeveelheden koper, het tijdstip van het aantreffen van de hoeveelheden messing koper in de Seat Cordoba, het ontbreken van een aannemelijke verklaring voor zijn aanwezigheid in Apeldoorn en de inhoud van de tapgesprekken, geen andere conclusie toe dan dat het verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen deze bedrijfsinbraak heeft gepleegd.
De rechtbank acht feit 6 derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen van de onder de feiten 2 tot en met 6 bewezen verklaarde gedragingen
Uit de hierboven beschreven feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat telkens sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De gedragingen zijn telkens verricht vanuit een gezamenlijk daadplan. Door binnen een dadergroepering met een bepaald doel op pad te gaan (het plegen van - kort gezegd - bedrijfsinbraken) is sprake van de uitvoering van een gezamenlijk crimineel plan waaraan alle verdachten zich hebben gecommitteerd. Alsdan is in beginsel niet van belang dat niet exact komt vast te staan wat de precieze rol in de uitvoering van elke afzonderlijke verdachte bij een betreffende inbraak is geweest. Het ligt op de weg van verdachte om duidelijkheid te verschaffen over zijn rol. Nu contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen van verdachte ontbreken, acht de rechtbank derhalve ook wettig en overtuigend bewezen dat telkens sprake is geweest van medeplegen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 17
april 2018 in de gemeente(n) Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of in
Roemenië,
heeft deelgenomen aan een organisatie (“ [naam 1] ”), bestaande uit hem,
verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en andere personen,
welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten:
- diefstallen, al dan niet door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij in de nacht van 9 op 10 februari 2018 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met
anderen, met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand aan
[adres 2] heeft weggenomen een grote hoeveelheid koper (ongeveer 1.800 kilo),
toebehorende aan [metaalhandel bedrijf 1] , waarbij verdachte en zijn
mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft
gebracht door middel van braak en inklimming;
3.
hij in de nacht van 21 op 22 februari 2018 te Purmerend tezamen en in vereniging
met anderen, met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand
aan [adres 3] heeft weggenomen een grote hoeveelheid koper (ongeveer 900 kilo),
toebehorende aan [metaalhandel bedrijf 2] B.V., waarbij verdachte
en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
door middel van braak en inklimming;
4.
hij in de nacht van 27 op 28 maart 2018 te Weerselo in de gemeente Dinkelland,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederechtelijke
toeëigening uit een gokkast in een café aan [adres 4] heeft weggenomen een
grote hoeveelheid muntgeld (ongeveer 1.800 euro), toebehorende aan de eigenaar van
[café 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen hoeveelheid muntgeld onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
5.
hij in de nacht van 21 op 22 november 2017 te Sint Nicolaasga in de gemeente De
Fryske Marren, tezamen en in vereniging met anderen, met hot oogmerk van wederechtelijke toeëigening uit gokautomaten in een Café aan [adres 5] heeft weggenomen een grote hoeveelheid (munt)geld (ongeveer 1.000 euro), toebehorende aan
de eigenaar van) [café 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen hoeveelheid muntgeld onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
6.
hij in of omstreeks de nacht van 8 op 9 april 2018, althans in of omstreeks de periode
van 7 april 2018 tot en met 9 april 2018 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in
vereniging met anderen, met het oogmerk van wederechtelijke toeëïgening uit een bedrijfspand aan [adres 6] heeft weggenomen een grote hoeveelheid messing (ongeveer 3.000 kilo) en koper (ongeveer 500 kilo), toebehorende aan [metaalhandel bedrijf 3] B.V., waarbij verdachte en zijn mededaders zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van
braak en inklimming.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in:
- artikel 140 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
het misdrijf: het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Feit 2:
het misdrijf: diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 3:
het misdrijf: diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 4:
het misdrijf: diefstal, gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 5:
het misdrijf: diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 6:
het misdrijf: diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder 1, 2 primair, 3 primair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafeis rekening gehouden met de sinds
1 mei 2019 bestaande strafvorderingsrichtlijn van het openbaar ministerie voor mobiel banditisme, waarbij zij is uitgegaan van ‘mobiel banditisme overig’ op grond waarvan ingeval van recidive een strafeis van zes maanden per inbraak wordt toegepast. Voor de deelname aan de criminele organisatie komt de officier van justitie op grond van de grote hoeveelheid feiten en de leidende rol van verdachte tot een strafeis van 30 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de onder verdachte in beslag genomen personenauto’s (Opel Corsa en Audi A6) en een jammer.
De officier van justitie heeft de teruggave aan verdachte gevorderd van de onder hem in beslag genomen administratie en een simkaart.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte voor de feiten waarvoor een veroordeling kan volgen een gevangenisstraf op te leggen voor de tijd van (maximaal) zeven maanden, met aftrek van alle in voorarrest doorgebrachte tijd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft gedurende meer dan een jaar deelgenomen aan een criminele organisatie en heeft zich in dit verband samen met anderen schuldig gemaakt aan meerdere gekwalificeerde vermogensdelicten, verspreid over heel Nederland. Hij maakte daarbij deel uit van een groep daders die in wisselende samenstelling ‘s nachts gericht diefstallen van koper heeft gepleegd. Daarnaast heeft de groep daders zich ook schuldig gemaakt aan snelkraken van gokkasten in cafés. Daartoe vormde de camping/het terrein aan [adres 7] te Amsterdam, waar de dadergroep woonde/verbleef, telkens de uitvalsbasis.
Gelet op de naar voren gekomen feiten en omstandigheden en de gedragingen van de criminele organisatie is de kwalificatie ‘mobiel banditisme’ gerechtvaardigd. De criminele organisatie waarvan verdachte deel uitmaakte was gericht op het plegen van gekwalificeerde diefstallen. De daders hebben bij het plegen van de inbraken stelselmatig, op brutale wijze en zonder enig respect voor de eigendommen van anderen gehandeld. Zij zijn daarbij schaamteloos en nietsontziend te werk gegaan en hebben steeds eigendommen van anderen vernield om zich de toegang te verschaffen tot de te stelen goederen, waardoor de gedupeerden naast de geleden schade van de gestolen goederen ook nog vaak met aanzienlijke gevolgschade zijn geconfronteerd.
Met de door hen gepleegde feiten hebben verdachte en zijn mededaders bijgedragen aan algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij en aan een groot gevoel van onrust en onveiligheid voor de gedupeerden in het bijzonder. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Een en ander klemt temeer nu verdachte betrokken is geweest bij de feitelijke voorbereiding en uitvoering van vrijwel alle feiten en daartoe aanwijzingen en opdrachten heeft gegeven, hetgeen onmiskenbaar duidt op een bepalende en leidinggevende rol van verdachte binnen de criminele organisatie.
De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met zijn proceshouding, waarbij hij geen opening van zaken heeft willen geven en volstrekt ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd, die op voorhand al afgestemd zijn met zijn mededaders. Daarmee heeft verdachte getoond geen enkele verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn daden.
De rechtbank houdt ten nadele van verdachte voorts rekening met de omstandigheid dat uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor (onder meer) soortgelijke misdrijven. De eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden opnieuw een reeks vermogensmisdrijven te plegen.
Alle omstandigheden afwegende acht de rechtbank het in dit geval passend en geboden om aan verdachte, overeenkomstig de strafeis van de officier van justitie, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren op te leggen, met aftrek van voorarrest.
7.4
De in beslag genomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst van in beslag genomen voorwerpen van verdachte onder de nummers 1, 2 en 4 vermelde voorwerpen, te weten een personenauto (Opel Corsa), een personenauto (Audi A6) en een jammer met accu, antennes en hardware) moeten worden verbeurd verklaard, omdat de bewezen verklaarde feiten (deels) met behulp van deze voorwerpen zijn begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op voornoemde beslaglijst onder de nummers 3, 5, 6 en 7 vermelde voorwerpen, te weten administratie, een bankpas, een visitekaartje en een simkaart, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De schade van benadeelden

8.1.1. De vordering van de benadeelde partij [café 1] (feit 4)
[café 1] (vertegenwoordigster: [aangeefster] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om voor geleden materiële en immateriële schade een schadevergoeding te betalen van € 1.210,03 euro (twaalfhonderdtien euro en drie cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit een bedrag van € 710,03 voor de reparatie van een vernielde toegangsdeur. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 500,00 gevorderd.
8.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering gevorderd tot een bedrag van
€ 710,03 voor de geleden materiële schade.
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over de gevorderde immateriële schade.
8.3.1 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot matiging van het gevorderde schadebedrag voorgeleden materiële schade, omdat die schade onvoldoende is onderbouwd.
De verdediging heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in diens vordering voor geleden immateriële schade bij gebreke van enige onderbouwing van die schade.
8.4.1 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij [café 1] zich tijdig in het geding heeft gevoegd als benadeelde partij en dat de vordering betrekking heeft op het onder 4 ten laste gelegde feit.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte door het onder 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt voor het gevorderde bedrag van € 710,03.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde immateriële schade het navolgende.
Als de schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad nadeel omvat dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde ingevolge art. 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank stelt in dit verband vast dat enige onderbouwing door de benadeelde partij [aangeefster] van dergelijke geleden schade ontbreekt. De daartoe door de benadeelde gegeven omschrijving “slecht slapen, onrustig en wantrouwend” acht de rechtbank onvoldoende, gelet op bestendige rechtspraak van de Hoge Raad van 15 maart 2019 (ECLI:NL:HR:2019:376).
In deze zaak is sprake geweest van een bedrijfsinbraak in het [café 1] , terwijl de benadeelde [aangeefster] zich op dat tijdstip in diens daarboven gelegen woning bevond. Hoezeer de rechtbank ook de angstgevoelens van de benadeelde [aangeefster] begrijpt, kan daaruit naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat aan één van voornoemde voorwaarden voor vergoeding van geleden immateriële schade is voldaan. Bij gebrek aan een wettelijke grondslag voor wat betreft de gevorderde immateriële schade dient de vordering daarom voor dat deel te worden afgewezen.
De schadevergoedingsmaatregel
8.5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.6.1 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
8.7.1 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 4 is toegebracht.
8.1.2 De vordering van de benadeelde partij [metaalhandel bedrijf 3] (feit 6)
[metaalhandel bedrijf 3] (vertegenwoordiger: [aangever 2] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 13.527,75 (dertienduizendvijfhonderdzevenentwintig euro en vijfenzeventig cent) voor geleden materiële schade (weggenomen koper en messing), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering gevorderd tot een bedrag van
€ 10.327,75. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat het totale schadebedrag bestaat uit de geleden schade door de weggenomen metalen tijdens twee inbraken, die respectievelijk zijn gepleegd in de nacht van 8 op 9 april 2018 en in de nacht van 15 op 16 april 2018. Het toe te wijzen schadebedrag van € 10.327,75 ziet volgens de officier van justitie specifiek op de aan verdachte onder feit 6 ten laste gelegde inbraak in de nacht van 8 op 9 april 2018.
8.3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft op grond van de bepleite vrijspraak van verdachte voor het onder 6 ten laste gelegde feit geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in diens vordering.
8.4.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij [metaalhandel bedrijf 3] zich tijdig in het geding heeft gevoegd als benadeelde partij en dat de vordering betrekking heeft op het onder 6 ten laste gelegde feit.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte door het onder 6 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt voor het gevorderde bedrag van € 10.327,75. De rechtbank leidt voornoemd schadebedrag af uit de optelling van bedragen van de in de nacht van 8 op 9 april 2018 ontvreemde metalen, een en ander zoals vermeld op de ter onderbouwing van de vordering overgelegde dagstaten van het door de benadeelde ingekochte koper, messing en handgepeld koper in de periode van 19 maart 2018 tot en met 6 april 2018.
De schadevergoedingsmaatregel
8.5.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
8.7.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 6 is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 primair, 3 primair, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
het misdrijf: het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Feit 2:
het misdrijf: diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 3:
het misdrijf: diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 4:
het misdrijf: diefstal, gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 5:
het misdrijf: diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 6:
het misdrijf: diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
voor het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde:
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vijf(
5) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [café 1] (feit 4):
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [café 1] van
een bedrag van € 710,03 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2018),
voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van onder 4 bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 710,03, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van 14 dagenkan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [metaalhandel bedrijf 3] (feit 6):
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [metaalhandel bedrijf 3] van een
bedrag van € 10.327,65 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 april 2018), voor
zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van onder 6 bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 10.327,65, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 april 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van 86 dagenkan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij inzake het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder de nummers 1, 2 en 4 vermelde voorwerpen,
te weten een personenauto (Opel Corsa), een personenauto (Audi A6) en een jammer met
accu, antennes en hardware), een en ander zoals vermeld op de lijst van in beslag
genomen voorwerpen van verdachte van 21 oktober 2020, waarvan een kopie als bijlage
aan dit vonnis is gehecht,
- gelast de teruggave aan verdachte van de onder de nummers 3, 5, 6 en 7 vermelde
voorwerpen, te weten administratie, een bankpas, een visitekaartje en een simkaart, een
en ander zoals vermeld op voornoemde lijst van in beslag genomen voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. S.H. Peper en
mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2020.
Buiten staat
Mr. Ter Haar voornoemd en de griffier zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, Team 2e Lijns Opsporing Noord-Oost, met proces-verbaalnummer LEFCE17023-155, onderzoek 26Stanley. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar zaakdossiers (ZD) en bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal Zaaksdossier 00, Deelname aan een criminele organisatie, waarmee tevens wordt gedoeld op de bewijsmiddelen voor de andere feiten
3.Proces-verbaal van bevindingen PL0600-2018062887-2, ZD01, pagina 14-17
4.Proces-verbaal van bevindingen PL1300-2018029658-14, ZD01, pagina 18-19
5.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2018040955-3, ZD01, pagina 39-42
6.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2018041035-39, ZD01, pagina 36
7.Proces-verbaal van aangifte PL0900-2018041035-1, ZD01, pagina 23-26
8.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2018041035-32, , ZD01, pagina 31
9.Proces-verbaal van verhoor aangever PL0900-2018041035-2, ZD01, pagina 27-29
10.Relaasproces-verbaal ZD01, pagina 9-12
11.Proces-verbaal van aangifte [aangever 3] , PL1100-2018034193-1, ZD02, pagina 94-96
12.Proces-verbaal van bevindingen PL1100-2018034193-22, Relaas, pagina 7 en bijlage 22
13.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , PL1100-2018034193-6, ZD02-, pagina 97-99
14.Relaasproces-verbaal ZD02, pagina 6
15.Proces-verbaal van bevindingen PL1100-2018034193-22, Relaas, pagina 7 en bijlage 22
16.Rapport NFI-match [medeverdachte 3] met inbraak Purmerend 22-02-18
17.Proces-verbaal van bevindingen PL1100-2018034193-22, Relaas, pagina 7 en bijlage 22
18.Relaasproces-verbaal ZD02, pagina 12-14
19.Proces-verbaal van aangifte PL0600-2018132073-1, ZD03, pagina 40-42, met fotobijlagen
20.Proces-verbaal van verhoor aangeefster PL0600-2018132073-81, ZD03, pagina 55-56
21.Proces-verbaal van bevindingen PL0600-201832073-11, ZD03, pagina 57-58, met fotobijlagen
22.Relaasproces-verbaal ZD03, pagina 5-6
23.Proces-verbaal van aangifte PL0100-2017307793-1, ZD06, pagina 1-3
24.Proces-verbaal van bevindingen PL0100-2017307793-3, ZD06, pagina 7-11,
25.Proces-verbaal van bevindingen LEFCE17023-683,
26.Relaasproces-verbaal ZD06, pagina 4-6
27.Proces-verbaal van bevindingen PL1300-2018070000-4, ZD04, pagina 1-2 en proces-verbaal van bevindingen PL1300-2018070000-8, ZD04, pagina 3-4, met fotobijlagen
28.Relaasproces-verbaal ZD04, pagina 6
29.Proces-verbaal van aangifte PL0600-2018151116-1, ZD04, pagina 61-62, met fotobijlagen
30.Relaasproces-verbaal ZD04, pagina 11-13 en pagina 17
31.Relaasproces-verbaal ZD04, pagina 8-9
32.Relaasproces-verbaal ZD04, pagina 9-11
33.Relaasproces-verbaal ZD04, pagina 14
34.Relaasproces-verbaal ZD04, pagina 14-16