Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
1.de vennootschap onder firma V.O.F. [gedaagde sub 1] ,gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats] ,
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, heeft eiseres een loonvordering ingesteld tegen gedaagde sub 1, een vennootschap onder firma die een restaurant exploiteert. De arbeidsovereenkomst tussen partijen was aangegaan voor bepaalde tijd van 18 maart 2020 tot 17 maart 2021. Eiseres meldde zich op 18 juni 2020 ziek, waarna gedaagde sub 1 de arbeidsovereenkomst op 17 juni 2020 mondeling zou hebben opgezegd, met een beroep op de proeftijd. Eiseres betwistte de rechtsgeldigheid van deze opzegging en vorderde onder andere doorbetaling van haar salaris en toelating tot haar werkzaamheden na herstel.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door gedaagde sub 1 niet rechtsgeldig was, omdat er geen schriftelijke overeenkomst was voor de proeftijd en er bovendien een opzegverbod gold tijdens ziekte. De rechter oordeelde dat gedaagde sub 1 verplicht was om het loon van eiseres door te betalen vanaf 1 juni 2020, totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zou zijn beëindigd. De vordering tot wedertewerkstelling werd afgewezen vanwege een ernstig verstoorde arbeidsrelatie.
De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Deze uitspraak is gedaan op 5 oktober 2020 in Almelo.