In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 28 oktober 2020, is er sprake van een internationaal bevoegdheidsincident. De eiseressen, een groep besloten vennootschappen, hebben een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in Duitsland woont, samen met twee andere gedaagde partijen. De eiseressen vorderen een verklaring voor recht dat de gedaagde en de andere partijen onzorgvuldig hebben gehandeld in het kader van een overname van drie tankstations, waarvan er twee in Nederland en één in Duitsland zijn gevestigd. De gedaagde heeft echter een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat er geen nauwe band bestaat tussen de vorderingen tegen hem en de andere gedaagde partijen, en dat de rechtbank daarom niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de vorderingen van de eiseressen tegen de gedaagde en de andere partijen zijn gebaseerd op verschillende opdrachten en dat er geen nauwe band bestaat tussen de vorderingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat zij op basis van de Brussel Ibis-Verordening niet bevoegd is om van de vordering tegen de gedaagde kennis te nemen. Hierdoor heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard ten aanzien van de vordering in de hoofdzaak en de eiseressen veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. De kosten zijn begroot op € 543,00, met nakosten van € 120,00, te vermeerderen met wettelijke rente indien betaling niet binnen veertien dagen na het vonnis plaatsvindt.