ECLI:NL:RBOVE:2020:3634

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
08-112449-20 en 08-203290-18 (Vtul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor zware mishandeling met een mes tijdens een ruzie

Op 3 november 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man, die op 24 april 2020 in Hengelo een andere man met een mes heeft gestoken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De feiten kwamen aan het licht tijdens een ruzie waarbij de verdachte het slachtoffer in de buik en de bovenbenen verwondde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zware mishandeling, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag, omdat niet was komen vast te staan dat hij de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bewust had aanvaard. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder klinische behandeling en schadevergoeding aan het slachtoffer van bijna 800 euro. De uitspraak volgde na een openbare terechtzitting waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die kampt met een ernstige middelenproblematiek en zwakbegaafdheid. De rechtbank benadrukte de maatschappelijke impact van steekincidenten en de noodzaak van behandeling en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-112449-20 en 08-203290-18 (Vtul) (P)
Datum vonnis: 3 november 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) op het adres [adres] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 augustus 2020 en 20 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. Koreman en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] met een mes heeft gestoken, waardoor verdachte:
primair:geprobeerd heeft [slachtoffer] te doden, of
subsidiair:[slachtoffer] zwaar heeft mishandeld, of
meer subsidiair:geprobeerd heeft [slachtoffer] zwaar te mishandelen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 24 april 2020 te Hengelo, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk, van het leven te beroven, die [slachtoffer]
meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een
dergelijk (scherp) steekvoorwerp,
in de buik en/of in zijn rechter en/of linker bovenbeen, in elk geval in
de richting van het lichaam heeft gestoken/geprikt/ gesneden terwijl de
uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 april 2020 te Hengelo, in elk geval in Nederland,
aan [slachtoffer] opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten
- snijletsel en/of steekletsel in/op de bovenbuik en/of
- snijletsel en/of steekletsel op/in het rechter en/of linker bovenbeen
heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal
met een mes, in ieder geval een dergelijk (scherp) en/of puntig
(steek)voorwerp, in de buik en/of op/in zijn rechter en/of linker
bovenbeen te steken/te prikken/ te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 april 2020 te Hengelo, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die
[slachtoffer]
- meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een
dergelijk (scherp) steekvoorwerp, in de bovenbuik en/of in zijn rechter
en/of linker bovenbeen, in elk geval in de richting van het lichaam heeft
gestoken/geprikt/ gesneden en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal met zijn vuist die [slachtoffer] op zijn
kaak en/of hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsvrouw heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en dient hij te worden vrijgesproken van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier [1] en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast.
Op 24 april 2020 ontmoeten verdachte en aangever elkaar ’s nachts op een schoolplein in Hengelo. Zij krijgen ruzie. Verdachte heeft een mes bij zich. Bij de politie omschrijft hij dit als een mes met een lemmet van ongeveer 15 centimeter, met twee punten aan het uiteinde. Het komt tot een handgemeen waarbij verdachte aangever met het mes raakt in diens buik, 10 centimeter boven de navel, in zijn rechter bovenbeen en in zijn linker bovenbeen. Op basis van de letselrapportage van de GGD-arts stelt de rechtbank vast dat het letsel bestaat uit twee steekwonden in de buik, een snij- en een steekwond in het rechter bovenbeen en twee steekwonden met een bloeduitstorting in het linker bovenbeen. Verdachte verklaart dat dit letsel is ontstaan doordat aangever “in het mes liep” tijdens het handgemeen. Aangever verklaart dat het letsel in de buik is ontstaan doordat verdachte het mes tegen zijn buik hield en, nadat verdachte zei
“ik doe het echt, ik prik je”,het mes doorduwde. De wond op het rechterbeen is volgens aangever veroorzaakt doordat verdachte hem met het mes opzettelijk en met kracht in zijn bovenbeen stak waarna aangever pijn voelde en het bloed uit zijn been gutste. Door de vorm van het mes met twee punten heeft het mes op de plek van het steken telkens twee wonden veroorzaakt. In het rechterbovenbeen van aangever was de bovenste wond ongeveer vierenhalf centimeter lang en na hechting circa een centimeter breed. De onderste wond was circa twee centimeter lang en een centimeter breed. Het letsel lijkt volgens de arts centraal dieper te zijn en aan de onder- en bovenzijde spits toe te lopen. Het ene kan het gevolg van een steek, het andere van een snij- of steekbeweging te zijn. Omdat het letsel in een handeling is toegebracht met een mes met twee punten, komt de rechtbank tot de conclusie dat dit een steekbeweging moet zijn geweest. Het steekletsel in de buik bestaat uit twee wonden van beide ongeveer twee centimeter lang, met een breedte van een halve centimeter, circa 10 centimeter boven de navel. Volgens de arts is sprake van een steekletsel, mogelijk in combinatie met een snijletsel, omdat de diepte van de wonden groter is dan de lengte.
Primair tenlastegelegde: poging doodslag
Anders dan de officier van justitie concludeert de rechtbank op basis van deze feiten en omstandigheden dat niet is komen vast te staan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van aangever bewust heeft aanvaard. Weliswaar heeft verdachte aangever in diens buik geraakt, maar zoals aangever heeft verklaard was dit met een duwende beweging en niet met een krachtige steekbeweging. De plaats en aard van het letsel waren dan ook niet zodanig dat er van potentieel levensbedreigend letsel sprake was. Dat gevaar werd ook niet veroorzaakt door de overige letsels. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Subsidiair tenlastegelegde: zware mishandeling
De letsels in de buik en op het linkerbeen zijn niet te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel. De wonden op het rechterbeen wel. Zowel verdachte als aangever verklaren dat er veel bloedverlies was. De geschatte genezingstijd van het gehechte letsel bedroeg volgens de forensisch arts zes weken. Verdachte heeft op 6 mei 2020 bij de politie verklaard dat de wond gespoeld moest worden en in de bijlage bij zijn vordering leest de rechtbank dat dit een keer per dag met een katheter diende te gebeuren. Op 19 juni 2020 was de wond nog steeds niet genezen en was de verwachting dat er een litteken zou ontstaan. Verdachte had al die tijd niet kunnen werken.
De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat het door de verdachte aan het slachtoffer toegebrachte letsel op het rechterbeen van dien aard was dat medisch ingrijpen noodzakelijk is gebleken, terwijl het slachtoffer door het letsel gedurende twee maanden arbeidsongeschikt is geweest en het letsel bovendien een blijvend litteken achterlaat.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat dit letsel naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt en komt daarmee tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks24 april 2020 te Hengelo,
in elk geval in Nederland,
aan [slachtoffer] opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten
- snijletsel en/of steekletsel in/op de bovenbuik en/of
-
snijletsel en/ofsteekletsel
op/in het rechter
en/of linkerbovenbeen
heeft toegebracht door die [slachtoffer]
meermalen, in ieder geval éénmaal
met een mes,
in ieder geval een dergelijk (scherp) en/of puntig
(steek)voorwerp, in de buik en/of op/in zijn rechter
en/of linker
bovenbeen te steken
/te prikken/ te snijden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor poging tot doodslag wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van het voorarrest. Als bijzondere voorwaarden dienen een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en begeleid wonen of maatschappelijke opvang te worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de duur van het voorarrest en met hooguit twee weken extra tijd om de overgang naar een klinische opname te regelen, alsmede een voorwaardelijke straf van beperkte duur, passend is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Strafbare feit
Verdachte heeft tijdens een conflict het slachtoffer met een mes in zijn bovenbeen gestoken, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep. Bovendien heeft hij met dit mes ook de buik en het linkerbeen van het slachtoffer geraakt waardoor ook letsel, zij het geen zwaar letsel, is ontstaan. Dit feit heeft bij het slachtoffer tot gevoelens van onveiligheid geleid, zo leest de rechtbank in de bijlage bij zijn vordering tot schadevergoeding.
Verder geldt dat steekincidenten ook in de maatschappij tot dergelijke gevoelens leiden. Temeer nu dergelijke steekincidenten door veelal jonge daders aan de orde van de dag zijn. De rechtbank vindt het verontrustend dat verdachte gewapend met een mes op stap is geweest en dat mes ook daadwerkelijk tijdens een ruzie heeft gebruikt.
Persoon van verdachte
Verdachte heeft dit feit gepleegd in een proeftijd nadat hij door de kinderrechter was veroordeeld tot een deels voorwaardelijke straf waarbij als bijzondere voorwaarde onder meer begeleiding door de jeugdreclassering was opgelegd. Uit de diverse rapportages van zowel reclassering als van de psycholoog valt op te maken dat die begeleiding niet tot een positieve verandering van het gedrag van verdachte heeft geleid. Dat is zorgelijk omdat de kans op herhaling van strafbare feiten, gelet op zijn persoonlijkheidsproblematiek, reëel is.
Over verdachte is op 3 augustus 2020 door drs. T.E.G.A. Oosterhof, Klinisch Psycholoog en Psychotherapeut, een psychologisch rapport uitgebracht. Op basis daarvan stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte is zwakbegaafd en heeft een ernstige middelenproblematiek die nu gedwongen in remissie is. Hij gebruikte cocaïne, alcohol en cannabis. Er dreigt een scheefgroei in zijn persoonlijkheid richting een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Er is sprake van een verhoogde dispositie tot het ontwikkelen van agressie, angst en achterdocht bij oplopende stress. Het delict kan volgens de onderzoeker volledig aan verdachte worden toegerekend. Dit oordeel neemt de rechtbank over en maakt dit tot het hare. Gelet op het uit voornoemde problematiek van verdachte voortvloeiende recidiverisico is een intensief behandeling- en resocialisatietraject noodzakelijk. De psycholoog adviseert een klinische verslavingsbehandeling en daarop aansluitend begeleid wonen zodat verdachte kan werken aan het overwinnen van zijn verslaving, het vormgeven van een pro-sociale levensstijl, betekenisvolle doelen op langere termijn, stabiliteit in dag­besteding (werk of school), wonen en uitbreiding van een pro-sociaal netwerk.
Ook de reclassering adviseert in het op 12 oktober 2020 door reclasseringswerker E. Carrasco Perez uitgebrachte rapport dat een klinische opname in een forensisch kader het meest passend is en adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met de volgende bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij reclassering
- opname in een zorginstelling
- ambulante behandeling, met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd. Een substantieel gedeelte daarvan dient onvoorwaardelijk te zijn gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit. Om recidive te voorkomen en gelet op de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte zal de rechtbank aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.276,31, (eenduizendtwaalfhonderdzesenzeventig euro en eenendertig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- zorgkosten eigen bijdrage (eigen risico) € 385,00
- fietscomputer Dutch e-bike € 99,99
- Martin Fallon schoenen € 70,00
- Nike trainingspak € 140,00
- zomerjas € 85,00
- zwart T-shirt € 25,00
- reiskosten thuis-ziekenhuis MST Enschede € 47,68
- parkeerkosten MST Enschede € 13,00
- parkeerkosten politiebureau Hengelo € 5,21
- medicijnen apotheek € 20,43.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de gehele vordering voor toewijzing vatbaar is, inclusief de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de eigen bijdrage voor de ziektekostenverzekering van 2021 niet vaststaat. De fietscomputer is niet door verdachte vernield. Deze schade komt niet voor vergoeding door verdachte in aanmerking.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn, met uitzondering van het eigen risico van de ziektekostenverzekering voor 2021 en de fietscomputer, niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom voor dat deel toewijzen tot een bedrag van € 791,32, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voor zover een vergoeding is gevorderd voor de schade aan de fietscomputer zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de vordering in zoverre geen betrekking heeft op het bewezenverklaarde feit.
De verschuldigdheid van het toekomstig eigen risico van de ziektekostenverzekering is onvoldoende komen vast te staan. De gestelde schade is onvoldoende onderbouwd en namens verdachte is deze post gemotiveerd betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het subsidiaire feit is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie had aanvankelijk gevorderd de tenuitvoerlegging te bevelen van de door de kinderechter in de rechtbank Overijssel op 21 juni 2019 aan verdachte opgelegde voorwaardelijke taakstraf van vijftien dagen. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zijn vordering gewijzigd in de zin dat de proeftijd wordt verlengd met een jaar.
De raadsvrouw heeft om afwijzing van de vordering verzocht.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de proeftijd, moet worden afgewezen. Gelet op de hierna op te leggen straf, de duur van de proeftijd en de bijzondere voorwaarden, heeft verlenging van de proeftijd bij deze verdachte geen meerwaarde.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair het misdrijf: zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Tactus Verslavingszorg, Raiffeisenstraat 75
7514 AM Enschede, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht; de reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
- zich laat opnemen bij FPA Radix te Heerlen aan de John F. Kennedylaan 305 te Heerlen (088 506 69 36), of een soortgelijke zorginstelling, op indicatie van het IFZ (Indicatiestelling Forensische Zorg) en DIZ (Divisie Interne Zaken), voor de duur van maximaal twaalf maanden of zoveel korter als de reclassering en/of behandelaar nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich in opvolging van de klinische behandeling laat behandelen door JusTact, forensische polikliniek van Tactus Verslavingszorg, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering in het kader van een nazorgtraject. De behandeling start nadat een positieve intake heeft plaats gevonden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- de veroordeelde verblijft in opvolging van de klinische behandeling in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start nadat een positieve intake heeft plaats gevonden;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 791,32 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 april 2020);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 791,32te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 april 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 15 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor een deel van € 484,99 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- wijst af de vordering tot verlenging van de proeftijd van de bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 12 maart 2019 met parketnummer 08-203290-18 opgelegde voorwaardelijke taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Diggele, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2020.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
1.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 oktober 2020, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 24 april 2020 heb ik in Hengelo (O) met een mes de benen en de buik van [slachtoffer] geraakt.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 april 2020, zakelijk weergegeven inhoudende op pagina’s 46 tot en met 48:
Op 24 april 2020, in Hengelo (O), stak [verdachte] mij met het mes in mijn rechter bovenbeen. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij opzettelijk en met kracht met het mes in mijn bovenbeen stak. Ik voelde veel pijn aan mijn been. Ik zag dat het bloed uit mijn been gutste. Ik heb door het steken twee steekwonden in mijn buik, ongeveer vijf centimeter boven mijn navel. In mijn rechter bovenbeen heb ik een diepe steekwond die gehecht moest worden. Deze wond moet van binnenuit dicht groeien. Ik heb veel pijn aan de drie steekwonden.
3.
Een geschrift, te weten een rapport getiteld Letselrapportage Forensische Geneeskunde van S.D. Mensink, forensisch arts bij de GGD Twente van 25 april 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft: [slachtoffer]
Datum letselonderzoek 25 april 2020
Tijdens het letselonderzoek en na bestudering van de door betrokkene aangeleverde foto is letsel geconstateerd van het rechter bovenbeen. Het letsel is passend bij steek- en snijletsel. Dergelijke letsels worden veroorzaakt door een puntige of scherprandig voorwerp. Opvallend is dat op elke locatie waar letsel geconstateerd is, een combinatie van twee scherprandige letsels wordt gezien met een kleine uitsparing tussen de letsels. Aan de voorzijde van het rechter bovenbeen zijn twee scherp begrensde huidonderbrekingen zichtbaar. De bovenste huidonderbreking heeft een lengte van circa 4,5 centimeter. Na hechten is de breedte van het bovenste letsel circa 1 centimeter. De bovenzijde van het letsel loopt in een punt, aan de onderzijde wordt een horizontaal verlopende wondrand gezien.
Onder dit letsel bevindt zich een kleiner letsel met een lengte van circa 2 centimeter en een breedte van circa 1 centimeter. Het letsel lijkt centraal dieper te zijn. Aan de boven- en onderzijde loopt het letsel spits toe. Steek- en snijwonden ontstaan door een inwerkende kracht van een scherp voorwerp op de huid en het onderliggende weefsel. Bij snijletsel is de lengte van de wond groter dan de diepte. Bij steekletsel wordt echter vaak een diepere
wond gezien. Het onderste letsel aan de voorzijde van het rechter bovenbeen is passend bij een steekletsel.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen van 19 juni 2020, zakelijk weergegeven inhoudende:
Vandaag vertelde [slachtoffer] mij over het letsel op zijn been dat de wond inmiddels dicht zat en dat er een korst op kwam en waarschijnlijk een litteken waar hij de rest van zijn leven niet meer van af komt. Ongeveer een week geleden had hij nog een dikke bult op de wond, die rood was en waar allemaal vocht, bloed en pus uit kwam. Hier heeft zijn moeder vervolgens regelmatig een zalf op gesmeerd, waarna de bult uiteindelijk verdween. Hij had twee maanden niet kunnen werken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, districtsrecherche Hengelo met nummer 2020181518/ON2R020037. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.