ECLI:NL:RBOVE:2020:3622

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
8496640 \ CV EXPL 20-1809
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van geleverde diesel met verweer op basis van verrekening

In deze zaak vordert OK Oliecentrale B.V. betaling van een openstaande factuur van € 19.627,31 van gedaagde, een transportbedrijf, voor geleverde diesel. De gedaagde heeft een beroep gedaan op verrekening, stellende dat de eerder geleverde diesel vervuild was, wat heeft geleid tot schade. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet eenvoudig kan worden vastgesteld, omdat er een geschil bestaat over de kwaliteit van de geleverde diesel. De kantonrechter oordeelt dat de tegenvordering van gedaagde niet eenvoudig vast te stellen is, en verwerpt daarom het beroep op verrekening. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat deze in overeenstemming zijn met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Het vonnis is uitgesproken op 27 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8496640 \ CV EXPL 20-1809
Vonnis van 27 oktober 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap de besloten vennootschap
OK OLIECENTRALE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Breda,
eisende partij, hierna te noemen OK Oliecentrale,
gemachtigde: AVK Gerechtsdeurwaarders,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R. el Haddad.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 augustus 2020;
- de brief van 18 september 2020 van [gedaagde] , met productie 14;
- de brief van 18 september 2020 van OK Oliecentrale, met producties 3 tot en met 10;
1.2.
Op 29 september 2020 vond een mondelinge behandeling plaats via een
Skype-verbinding. OK Oliecentrale is vertegenwoordigd door de heer [A] (accountmanager), vergezeld door mr. W.C.J. Driessen (AVK Gerechtsdeurwaarders). [gedaagde] is vertegenwoordigd door [X] (directeur), vergezeld door mr. R. el Haddad. Partijen hebben vragen van de kantonrechter beantwoord en zij hebben hun standpunten nader toegelicht, mr. R. el Haddad mede aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
OK Oliecentrale is een brandstofleverancier.
2.2.
[gedaagde] is een onderneming die zich toelegt op transport en distributie binnen Europa. Op het perceel van [gedaagde] in [plaats] bevindt zich een ondergrondse dieseltank alwaar de chauffeurs van [gedaagde] de vrachtwagens kunnen voltanken met diesel.
2.3.
Partijen hadden het voornemen dat OK Oliecentrale, tegen betaling door [gedaagde] , vanaf 1 januari 2020 wekelijks circa 45.000 liter diesel zou leveren aan [gedaagde] .
2.4.
Op 13 februari 2020 heeft OK Oliecentrale op verzoek van [gedaagde] voor het eerst 42.001 liter diesel (Shell Fuelsave) aan [gedaagde] geleverd. [gedaagde] heeft de factuur die betrekking heeft op deze levering ter hoogte van € 50.821,21 via automatische incasso volledig betaald.
2.5.
In de weken daarna is tussen partijen discussie ontstaan over de kwaliteit van de op 13 februari 2020 geleverde diesel. [gedaagde] heeft in die periode geen diesel afgenomen van OK Oliecentrale.
2.6.
Op 13 maart 2020 heeft OK Oliecentrale op verzoek van [gedaagde] opnieuw 41.963 liter diesel (Shell Fuelsave) aan [gedaagde] geleverd. Hiervoor heeft OK Oliecentrale bij factuur van 13 maart 2020 een bedrag van € 43.793,64 bij [gedaagde] in rekening gebracht. Op de factuur staat een vervaldatum van 20 maart 2020 vermeld.
2.7.
Bij exploot van 31 maart 2020 heeft OK Oliecentrale [gedaagde] gesommeerd om de factuur van 13 maart 2020 te betalen, vermeerderd met reeds vervallen rente en incassokosten.
2.8.
Na sommatie heeft [gedaagde] een bedrag van € 25.643,64 aan OK Oliecentrale betaald.

3.Het geschil

3.1.
OK Oliecentrale vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 19.627,31 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 21 april 2020 tot de volledige betaling en de proceskosten. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Hoofdsom (openstaande factuur): € 43.793,64
Buitengerechtelijke incassokosten: € 1.212,94
Handelsrente tot 21 april 2020 € 264,37
In mindering voldaan: € 25.643,64
Totaal € 19.627,31
OK Oliecentrale heeft aldus met toepassing van artikel 6:44 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de door [gedaagde] verrichte betaling van € 25.643,64 (zie 2.7.) achtereenvolgens in mindering gebracht op de incassokosten, de reeds vervallen handelsrente en het factuurbedrag van € 43.793,64.
3.2.
OK Oliecentrale stelt hiertoe – kort gezegd – dat zij uit hoofde van een met [gedaagde] gesloten overeenkomst diesel aan [gedaagde] heeft geleverd. OK Oliecentrale vordert in deze procedure betaling van het nog openstaande bedrag van de factuur van 13 maart 2020. Deze factuur heeft betrekking op de geleverde diesel op diezelfde datum.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat OK Oliecentrale op
13 februari 2020 een deel vervuilde (non-conforme) diesel heeft geleverd. [gedaagde] wenst de daaruit voortgevloeide schade, te verrekenen met de nog openstaande factuur van 13 maart 2020. Zij heeft de schade begroot op € 17.510,42 en die schade bestaat onder meer uit de schade aan (de filters) van de ondergrondse dieseltank, herstelkosten, reinigingskosten, afvoerkosten en vergoeding van 5.000 liter vervuilde diesel, schade aan de vrachtwagens en onderzoekskosten.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure vordert OK Oliecentrale betaling van het nog openstaande bedrag van de factuur van 13 maart 2020. Deze factuur heeft betrekking op de geleverde diesel op diezelfde datum. [gedaagde] heeft desgevraagd verklaard dat zij geen hinder heeft ondervonden van het gebruik van die diesel. Daarmee staat tussen partijen vast dat de door OK Oliecentrale op 13 maart 2020 geleverde diesel voldeed aan de daaraan te stellen vereisten. Dit blijkt ook uit het feit dat [gedaagde] de op 13 maart 2020 geleverde diesel volledig heeft gebruikt. In beginsel dient [gedaagde] de factuur van 13 maart 2020 dan ook volledig te betalen.
4.2.
[gedaagde] betwist niet dat zij de op 13 maart 2020 geleverde diesel in beginsel moet betalen, maar zij heeft een beroep op verrekening gedaan. Volgens [gedaagde] heeft OK Oliecentrale bij de eerdere levering op 13 februari 2020 vervuilde diesel geleverd. Als gevolg hiervan heeft [gedaagde] naar haar zeggen een bedrag van € 17.510,42 aan schade geleden (zie 3.3. hiervoor). [gedaagde] wenst de schade als gevolg van de levering op 13 februari 2020 te verrekenen met het nog openstaande bedrag van de factuur van 13 maart 2020.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Om in het kader van verweer in een procedure tot een geslaagd beroep op verrekening te komen, moet ingevolge artikel 6:136 BW sprake zijn van een tegenvordering die op eenvoudige wijze is vast te stellen. Artikel 6:136 BW moet worden beschouwd als uitwerking van de redelijkheid en billijkheid in een processuele context. De bepaling berust op de gedachte dat onder omstandigheden de eiser die op zichzelf een toewijsbare vordering heeft niet moet worden belast met een procedure waarin uitvoerige bewijsverrichtingen nodig zijn om de gegrondheid van een tegenvordering te kunnen beoordelen. De kantonrechter oordeelt dat de tegenvordering van [gedaagde] niet eenvoudig vast te stellen is. Partijen staan namelijk lijnrecht tegenover elkaar in het debat over de kwaliteit van de door OK Oliecentrale op 13 februari 2020 geleverde diesel. Partijen hebben hierover afwijkende standpunten ingenomen en zij hebben aan de hand van overgelegde onderzoeksrapporten betoogd waarom de op 13 februari 2020 geleverde diesel wel ( [gedaagde] ) of niet (OK Oliecentrale) vervuild was. Volgens OK Oliecentrale was niet de geleverde diesel, maar de ondergrondse tankopslag van [gedaagde] vervuild. Partijen hebben afzonderlijk van elkaar onderzoek verricht naar de kwaliteit van de diesel en de testresultaten daarvan overgelegd. Partijen bekritiseren elkaar voor wat betreft de wijze waarop het onderzoek door de ander is uitgevoerd en zij geven beiden een van elkaar afwijkende uitleg van de eigen, en ook elkaars, onderzoeksresultaten. Zo is er bijvoorbeeld discussie ontstaan over de gang van zaken rondom de onderzochte monsters van de diesel, die partijen afzonderlijk van elkaar hebben genomen op verschillende dagen en plekken. Kortom, naar verwachting is bewijslevering en/of deskundigenonderzoek nodig voor de beoordeling van de vraag of de op 13 februari 2020 geleverde diesel voldeed aan de daaraan te stellen vereisten. Hierbij komt nog dat OK Oliecentrale de (hoogte van de) de door [gedaagde] gestelde schade heeft betwist.
4.4.
Gelet op al het voorgaande kan de gegrondheid van het verrekeningsverweer van [gedaagde] niet eenvoudig worden vastgesteld. De kantonrechter verwerpt daarom het door [gedaagde] gedane beroep op verrekening in deze procedure. Nu [gedaagde] geen eis in reconventie heeft ingesteld, kan [gedaagde] de vordering tot schadevergoeding met betrekking tot de levering van 13 februari 2020 alleen in een nieuwe procedure instellen. Dit laat natuurlijk de mogelijkheid van partijen onverlet om buiten rechte overleg te voeren over de vordering van [gedaagde] .
4.5.
De conclusie is dat [gedaagde] het nog openstaande bedrag dient te betalen, te vermeerderen met rente. [gedaagde] zal tot betaling daarvan worden veroordeeld.
4.6.
OK Oliecentrale maakt verder aanspraak op de vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Op de factuur van 13 maart 2020 stond immers een vervaldatum van 20 maart 2020 vermeld en [gedaagde] heeft niet voor die datum betaald. De kantonrechter stelt vast dat OK Oliecentrale voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat zij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft laten verrichten om betaling van [gedaagde] te verkrijgen. Het gevorderde bedrag van € 1.212,94 aan incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal daarom worden toegewezen.
4.7.
Gelet op de toepassing van artikel 6:44 lid 1 BW zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling aan OK Oliecentrale van een bedrag van € 19.627,31 aan hoofdsom. De wettelijke handelsrente daarover wordt, zoals door OK Oliecentrale is gevorderd, toegewezen vanaf 21 april 2020.
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, zoals hieronder is begroot.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan OK Oliecentrale van € 19.627,31, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 21 april 2020 tot aan de dag van de volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van OK Oliecentrale tot en met vandaag vaststelt op € 1.803,99, te weten:
- explootkosten € 87,99
- griffierecht € 996,00
- salaris gemachtigde € 720,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2020.