ECLI:NL:RBOVE:2020:3612

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
244765 KG 20-47
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in burenoverlastzaak met contactverbod en verwijdering van camera's

In deze zaak, die zich afspeelt in Zwolle, heeft de Rechtbank Overijssel op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure naar aanleiding van een eerder verstekvonnis. De zaak betreft burenoverlast waarbij de geopposeerde, wonende te [woonplaats], een contactverbod en de verwijdering van camera's, houtstapels en een dakplaat van de opposant, wonende te [woonplaats], heeft gevorderd. De opposant was niet verschenen op de zitting van 4 februari 2020, waardoor het verstekvonnis op 18 februari 2020 werd uitgesproken, waarin de vorderingen van de geopposeerde grotendeels werden toegewezen.

Na betekening van het verstekvonnis op 19 februari 2020 heeft de opposant op 11 maart 2020 verzet aangetekend. De mondelinge behandeling in de verzetprocedure vond plaats op 14 mei 2020, maar partijen hebben niet kunnen mediëren. De voorzieningenrechter heeft op 30 september 2020 de zaak voortgezet. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het contact tussen partijen ondermaats is en dat er een ordemaatregel nodig is. Het contactverbod is gehandhaafd, evenals de beslissing om de camera's te verwijderen, omdat deze inbreuk maken op de privacy van de geopposeerde.

De voorzieningenrechter heeft echter de vordering tot verwijdering van de dakplaat en de houtstapels afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze onrechtmatig hinderlijk waren. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen. De uitspraak bevestigt het verstekvonnis voor wat betreft het contactverbod en de camera's, maar vernietigt het voor de overige vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 244765 KG 20-47
Vonnis in verzet in kort geding van 14 oktober 2020
in de zaak van
[geopposeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geopposeerde, hierna te noemen [geopposeerde] ,
advocaat: mr. N.E. Koelemaij te Assen,
tegen
[opposant],
wonende te [woonplaats] ,
opposant, hierna te noemen [opposant] ,
advocaat: mr. M.J. Jager te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Bij inleidende dagvaarding van 27 januari 2020 heeft [geopposeerde] – kort samengevat – een verbod voor [opposant] gevorderd tot contact met [geopposeerde] , naast veroordeling van [opposant] tot het verwijderen van de op zijn perceel aanwezige camera’s, stapels hout, als ook een geprepareerde dakplaat, telkens op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [opposant] in de proceskosten.
[opposant] heeft niet geconcludeerd voor antwoord en is niet verschenen op de zitting van 4 februari 2020.
1.2.
Bij (verstek)vonnis, onder nummer 08/242871 KG ZA 20-10, van de voorzieningenrechter in deze rechtbank van 18 februari 2020 zijn de vorderingen van [geopposeerde] (grotendeels) toegewezen.
1.3.
Op 19 februari 2020 is het vonnis aan [opposant] betekend. Op 11 maart 2020 heeft [opposant] de dagvaarding in verzet laten betekenen.
1.4.
Op 14 mei 2020 heeft de mondelinge behandeling in de verzetprocedure plaatsgevonden. Vervolgens is de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen hun geschil door middel van mediation op te lossen. Dit is niet gelukt, partijen hebben om voortzetting van de procedure gevraagd. De procedure is voortgezet met de mondelinge behandeling op 30 september 2020, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.5.
Van het dossier maken deel uit:
- het door de voorzieningenrechter op 18 februari 2020 tussen [geopposeerde] en [opposant] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 08/242871 KG ZA 20-10;
- de verzetdagvaarding van 11 maart 2020;
- de pleitnota met producties 1 t/m 4 aan de kant van [opposant] ;
- de toegezonden producties 9 t/m 15 aan de kant van [geopposeerde] ;
- de toegezonden foto’s aan de kant van [opposant] ;

2.Het geschil

2.1.
[opposant] verzoekt de voorzieningenrechter in verzet om bij vonnis:
I. het verzet gegrond te verklaren;
II. het verstekvonnis van 18 februari 2020 te vernietigen;
III. de vorderingen van [geopposeerde] af te wijzen; en
IV. [geopposeerde] te veroordelen in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1.
De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat hij met de in dit vonnis te treffen voorzieningen een bijdrage beoogt te leveren aan een situatie zoals beide partijen die het liefst zeggen te willen, namelijk een situatie waarin partijen elkaar als buren met rust laten en in rust naast elkaar kunnen leven. Het is aan partijen zelf om deze situatie ook zo te houden.
Ontvankelijkheid van het verzet
3.2.
Het verzet is door [opposant] tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [opposant] in zijn verzet kan worden ontvangen.
Spoedeisendheid
3.3.
[opposant] heeft betwist dat [geopposeerde] een spoedeisend belang zou hebben bij de gevorderde voorzieningen. Maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat dat spoedeisendheid voldoende uit de aard van de zaak naar voren komt, met uitzonderling van de hierna te bespreken vordering tot het verwijderen van de houtstapels.
Het contactverbod
3.4.
Het staat vast dat het contact tussen partijen al enige tijd ondermaats is. Alleen al hoe partijen in deze procedure tegenover elkaar staan, als ook het feit dat mediation op niets is uitgelopen, maakt dat in de huidige situatie een ordemaatregel op zijn plaats is. Weliswaar heeft [opposant] betwist dat hij zich tegenover [geopposeerde] schuldig heeft gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [geopposeerde] , maar de voorzieningenrechter acht dit voorshands voldoende gebleken om het contactverbod, zoals dit door [geopposeerde] is gevorderd en bij verstek is toegewezen, te handhaven. Zo zijn er de door de door [geopposeerde] overgelegde getuigenverklaringen en heeft de voorzieningenrechter uit eigen waarneming tijdens de mondelinge behandeling kunnen vernemen hoe partijen over elkaar spreken. Er is verder ook geen andere verklaring te bedenken waarom [geopposeerde] dit kort geding überhaupt zou zijn begonnen. Tenslotte is er nog het gegeven – door [geopposeerde] tijdens de laatste mondelinge behandeling gesteld en door [opposant] niet tegengesproken – dat de situatie sinds het uitbrengen van de dagvaarding naar de zin van [geopposeerde] is verbeterd, doordat hij sindsdien geen of minder overlast van [opposant] ervaart.
3.5.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om van de in het verstekvonnis aangebrachte matiging van de dwangsom af te wijken. De dwangsommen zijn bovendien tijdens de voortzetting van deze procedure niet ter sprake gekomen. Ook de beslissing ten aanzien van de dwangsom zal daarom worden bekrachtigd.
De twee camera’s
3.6.
Onderwerp van geschil zijn verder nog een tweetal camera’s op het erf van [opposant] , één in een vogelhuisje en één bij een paardenbak.
3.7.
Voor wat betreft het vogelhuisje heeft [geopposeerde] naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat [opposant] hierin een camera heeft opgehangen. Weliswaar heeft [opposant] betwist dat hij in het vogelhuisje een werkende camera heeft geplaatst, maar hij heeft geen plausibele verklaring kunnen geven voor de warmte-opnames die [geopposeerde] van dit vogelhuisje heeft overgelegd. Om die reden acht de voorzieningenrechter het verweer van [opposant] op dit punt onvoldoende onderbouwd.
3.8.
Ten aanzien van de camera bij de paardenbak overweegt de voorzieningenrechter dat [geopposeerde] deze camera op die plaats niet hoeft te tolereren. Het staat een woningbezitter in beginsel weliswaar vrij om zijn eigendommen te beschermen door middel van camerabewaking, maar dit type camera kan 360 graden draaien, wat betekent dat hij ook op het perceel van [geopposeerde] gericht kan worden. Dit maakt dat er naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter sprake is van een ongeoorloofde schendig van de privacy van [geopposeerde] . Of de camera de beelden ook opneemt en vastlegt, acht de voorzieningenrechter niet relevant. Het ongemerkt begluren van het perceel van de buren is reeds genoeg. Evenmin is relevant dat de camera zo kan worden ingesteld, dat hij alleen maar beelden maakt van het perceel van [opposant] , want die instellingen zijn even zo gemakkelijk te veranderen en [geopposeerde] hoeft er – temeer nu de verhoudingen tussen partijen zo zijn gebrouilleerd – niet op te vertrouwen dat [opposant] de camera daadwerkelijk alleen maar op zijn eigen perceel gericht houdt.
3.9.
Gelet op het voorgaande zal de veroordeling van [opposant] voor wat betreft de twee camera’s handhaven. [opposant] dient de camera’s op zijn perceel, voor zover deze op het perceel van [geopposeerde] gericht zijn of gericht kunnen worden, te verwijderen en verwijderd te houden. De beslissing ten aanzien van de dwangsom zal eveneens worden gehandhaafd, om dezelfde reden als hiervoor overwogen onder punt 3.5.
De tikkende dakplaat
3.10.
Dat [opposant] een dakplaat zou hebben geprepareerd zoals door [geopposeerde] is gesteld acht de voorzieningenrechter voorshands niet voldoende aannemelijk. Het is te kinderachtig voor woorden om er vanuit te gaan dat [opposant] dit met opzet zou hebben gedaan. Tijdens de (voortgezette) mondelinge behandeling is gebleken dat de dakplaat inmiddels door [opposant] is verwijderd. Het is tekenend voor de huidige verhoudingen, dat [geopposeerde] dit niet simpelweg aan [opposant] heeft kunnen vragen, maar dat het verzoek daartoe langs juridische weg moest worden kenbaar gemaakt. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat [opposant] de dakplaat nu ook niet meer zal terugplaatsen en zal de bij verstek gegeven beslissing op dit punt vernietigen en de vordering van [geopposeerde] alsnog afwijzen.
De stapels hout
3.11.
De voorzieningenrechter ziet voorlopig onvoldoende grond om de onrechtmatigheid van de stapels hout, die [opposant] op zijn perceel geplaatst heeft, aan te nemen. Voorshands ziet de voorzieningenrechter geen reden om de manier waarop [opposant] die stapels hout thans op zijn terrein heeft staan als onrechtmatig hinderlijk (zoals bedoeld in artikel 37 van Boek 5 BW) aan te merken en [geopposeerde] kan geen aanspraak maken op een recht op vrij uitzicht. Afgezien daarvan is hier de vraag wel relevant welk spoedeisend belang [geopposeerde] heeft bij verwijdering van de stapels hout. Daarvoor heeft [geopposeerde] niets aangevoerd. De veroordeling van [opposant] in het verstekvonnis tot verwijderen en verwijderd houden van de stapels hout zal daarom worden vernietigd en de vordering van [geopposeerde] zal worden afgewezen.
Conclusie
3.12.
Op grond van bovenstaande overwegingen zal de voorzieningenrechter het verstekvonnis van 18 februari 2020 bevestigen voor wat betreft de beslissingen over het contactverbod en het verwijderen en verwijderd houden van de camera’s. Voor het overige zal de voorzieningenrechter het verstekvonnis vernietigen en – opnieuw beslissend – de overige vorderingen afwijzen.
Proceskosten
3.13.
Omdat beide partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zal de voorzieningenrechter de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
bevestigt het door de voorzieningenrechter in deze rechtbank op 18 februari 2020 onder zaaknummer / rolnummer 08/242871 KG ZA 20-10 gewezen verstekvonnis, voor wat betreft:
1. het contactverbod, en
2. het verwijderen en verwijderd houden van de camera’s;
4.2.
vernietigt het door de voorzieningenrechter in deze rechtbank op 18 februari 2020 onder zaaknummer / rolnummer 08/242871 KG ZA 20-10 gewezen verstekvonnis voor het overige;
en opnieuw beslissend:
4.3.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus, dat beide partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, voorzieningenrechter, en op 14 oktober 2020 in het openbaar uitgesproken door mr. A.M. Koene.