ECLI:NL:RBOVE:2020:3577

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
08-185287-20 en 21-004406-18 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor overval op een supermarkt met bedreiging

Op 29 oktober 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 28-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het plegen van een overval op een supermarkt in Enschede. De overval vond plaats op 21 maart 2020, rond 18.00 uur, toen de man de supermarkt binnenkwam en onder bedreiging van geweld eiste dat de kassa's open gingen. Hoewel hij geen fysiek geweld gebruikte, sprak hij op een agressieve toon en hield hij zijn hand in zijn jaszak, wat bij het personeel de indruk wekte dat hij mogelijk een wapen bij zich had. De rechtbank oordeelde dat zijn gedrag en dreigende uitlatingen voldoende waren om te spreken van een diefstal met bedreiging van geweld.

Tijdens de rechtszitting op 15 oktober 2020 werd de vordering van de officier van justitie, mr. R.J. Wiegant, besproken, evenals de verdediging door mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen waren, ondanks de verdediging die stelde dat er geen sprake was van bedreiging met geweld. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar op basis van de artikelen 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, en oordeelde dat de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers een aanzienlijke gevangenisstraf rechtvaardigden.

De rechtbank hield rekening met de voorgeschiedenis van de verdachte, die een fors strafblad had en eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De reclassering had onvoldoende vertrouwen in de motivatie van de verdachte om een behandeltraject succesvol af te ronden. Gezien de omstandigheden en de ernst van de feiten, werd de gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte de nieuwe feiten had gepleegd binnen de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-185287-20 en 21-004406-18 (TUL) (P)
Datum vonnis: 29 oktober 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in P.I. Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.J. Wiegant en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overval in een [supermarkt] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 21 maart 2020 te Enschede, althans in Nederland,
-een geldbedrag van 380 euro en/of
-diverse pakjes sigaretten,
in elk geval enig goed/geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt] , heeft weggenomen in/uit de [supermarkt] , gelegen aan [adres]
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
-(terwijl verdachte zijn (linker)hand in zijn jaszak hield) dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen: ‘doe de kassa open nu’ en/of ‘doe de la open’, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 21 maart 2020 te Enschede, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van:
-diverse pakjes sigaretten en/of
-een of meerdere aanstekers,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [supermarkt] toebehoorde,
door:
-(terwijl verdachte zijn (linker)hand in zijn jaszak hield) dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen: ‘doe de kassa open nu’ en/of ‘doe de la open’, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Feit 1 en feit 2
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte voor beide feiten weliswaar een bekennende verklaring heeft afgelegd en dat een bewezenverklaring kan volgen, maar dat het handelen van verdachte niet kan worden aangemerkt als bedreiging met geweld.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), in de bijlage van dit vonnis zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze bewijsmiddelen blijkt dat er sprake was van een diefstal met bedreiging van geweld. Het slachtoffer heeft onder meer verklaard dat verdachte wijzend en roepend op hem af kwam waardoor hij schrok. Verdachte hield daarbij een hand in zijn zak waardoor het slachtoffer dacht dat verdachte mogelijk een wapen bij zich had. Door het gedrag van verdachte kon het slachtoffer niet inschatten wat verdachte zou gaan doen. Verdachte heeft hierover ter zitting onder meer verklaard dat zijn houding tijdens de overval boos en agressief was. De gedragingen van verdachte in samenhang met zijn dreigende uitlatingen “doe de kassa open nu” en “doe de la open” waren bedreigend en hadden tot gevolg dat het slachtoffer aan verdachte gehoorzaamde. Verdachte heeft er door zijn verbale uitingen en zijn non-verbale gedrag voor gezorgd dat het slachtoffer overging tot het afgeven van het geld, de sigaretten en de aanstekers. Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat van het handelen van verdachte een dreiging met geweld uit ging zodat de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen acht.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks21 maart 2020 te Enschede,
-een geldbedrag van 380 euro en
/of-diverse pakjes sigaretten,
in elk geval enig goed/geldbedrag,die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [supermarkt] , heeft weggenomen
in/uit de [supermarkt] , gelegen aan [adres]
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan
/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te
maken,
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door:
-terwijl verdachte zijn (linker)hand in zijn jaszak hield dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen: ‘doe de kassa open nu’ en
/of‘doe de la open’,
althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks21 maart 2020 te Enschede,
althans in Nederland,met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van:
-diverse pakjes sigaretten en
/of-
een ofmeerdere aanstekers,
in elk geval enig goed, datdie geheel of ten dele aan [supermarkt] toebehoorden,
door:
-terwijl verdachte zijn linkerhand in zijn jaszak hield dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen: ‘doe de kassa open nu’ en
/of‘doe de la open’
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
Het misdrijf: diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Feit 2
Het misdrijf: afpersing.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de eis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De verdachte heeft een [supermarkt] winkel overvallen die is gevestigd in het [gebouw] . Verdachte is op een druk tijdstip overdag (rond 18:00 uur), de winkel binnengegaan en heeft een geldbedrag en sigaretten buit gemaakt. Tegen de medewerkers van de winkel is weliswaar geen fysiek geweld gebruikt, maar door het handelen van verdachte en de agressieve wijze waarop hij riep dat de kassa open moest, ontstond er een bedreigende situatie in de winkel. Vervolgens is verdachte naar de kassa gelopen en heeft hij de medewerkers de kassalades laten openen en geld uit de kassa gepakt. Ook heeft hij een medewerker gedwongen om sigaretten en aanstekers in een plastic tas te stoppen. Op het moment van de overval waren er een andere medewerker en een klant aanwezig in de winkel die daarvan getuige zijn geweest. Het spreekt voor zich dat de overval voor de (jonge) medewerkers en de getuige zeer beangstigend moet zijn geweest. Hiervan blijkt ook uit de aangifte en de getuigenverklaringen.
Verdachte heeft niet alleen materiële schade veroorzaakt bij de winkel. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een overval nog gedurende langere tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Daarnaast maakt een dergelijk feit een ernstige inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij niet stil heeft gestaan bij de angst die de overval bij het slachtoffer en de getuigen teweeg zou brengen en geen rekening heeft gehouden met de gevoelens van het slachtoffer, maar uitsluitend aan zijn eigen financieel gewin heeft gedacht om zijn drugsverslaving te kunnen bekostigen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 22 september 2020;
het reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg van 17 september 2020, opgemaakt door M. de Haan, reclasseringswerker.
In het reclasseringsadvies staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat verdachte sinds zeventienjarige leeftijd een fors strafblad heeft opgebouwd met uiteenlopende delicten. Het risico op delictgedrag is hoog. Op alle leefgebieden is er, reeds enkele jaren, sprake van een instabiele situatie. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, geen inkomen, geen steunend netwerk en geen dagbesteding. Er is sprake van middelenproblematiek en gebrek aan zelfinzicht. Eerdere (intensieve) behandeltrajecten, zowel in het vrijwillig als gedwongen kader, hebben tot op heden niet geleid tot gedragsverandering. Verdachte valt tot op heden terug in oude gedragspatronen van delicten, manipulatie en middelengebruik. Hij heeft geen enkel traject positief en volledig afgerond. De reclassering heeft dan ook onvoldoende vertrouwen in de motivatie van verdachte om wederom een langdurig traject in te zetten. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke straf op te leggen. Tijdens detentie kan in het kader van detentie & reïntegratie (D&R) mogelijk een traject aan verdachte aangeboden worden.
De rechtbank is van oordeel dat op deze feiten niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft daarbij gelet op de ernst van de feiten. Daarnaast heeft de rechtbank - in strafverzwarende zin - rekening gehouden met het uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen. Verdachte liep bovendien in verband met een eerdere veroordeling nog in een proeftijd. Dit heeft hem er niet van weerhouden om nieuwe strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf en de hoogte daarvan rekening gehouden met het advies van de reclassering. Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Voor een overval als deze, waarbij sprake is van bedreiging, geeft het LOVS als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren onvoorwaardelijk. De rechtbank zal daarom een hogere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, passend en geboden.

8.De vordering tenuitvoerlegging

Bij onherroepelijk geworden arrest van 6 februari 2020, gewezen door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, parketnummer 21/004406-18, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gevorderd.
De raadsman heeft verzocht om verlenging van de proeftijd en wijziging van de bijzondere voorwaarden, in die zin dat als voorwaarde wordt gesteld dat verdachte zal meewerken aan een opname in een kliniek voor een korte klinische behandeling.
De hiervoor bewezenverklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. Gelet op de persoon van verdachte, zijn hulpverleningsgeschiedenis en de omstandigheid dat de reclassering onvoldoende vertrouwen heeft in de motivatie van verdachte om wederom een langdurig traject in te zetten, ziet de rechtbank geen aanleiding om de proeftijd te verlengen en de bijzondere voorwaarden te wijzigen. De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf gelasten.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 het misdrijf: diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
feit 2 het misdrijf: afpersing;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 februari 2020 met parketnummer 21/004406-18 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
180 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mr. C. Verdoold en
mr. A.M. van Diggele, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2020.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie districtsrecherche Twente met nummer 2020125983. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 oktober 2020, voor zover inhoudende, de verklaring van de verdachte;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer] , van 23 maart 2020, pagina’s 11 t/m 16, voor zover inhoudende, de verklaring van aangever;
3.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] , van 2 april 2020, pagina’s 17 t/m 18, voor zover inhoudende, de verklaring van aangever;
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , van 21 maart 2020, pagina’s 48 t/m 52, voor zover inhoudende, de verklaring van getuige;
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , van 9 april 2020, pagina 19, voor zover inhoudende, het relaas van verbalisant;
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , van 25 maart 2020, pagina’s 25 t/m 31, voor zover inhoudende, het relaas van verbalisant.