ECLI:NL:RBOVE:2020:3550

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
08-015898-20 en 21-000361-18 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verboden wapenbezit en bezit van softdrugs met meerdere wapens en munitie

Op 27 oktober 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 40-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden voor verboden wapenbezit en bezit van softdrugs. De man was op 17 januari 2020 in Kampen in het bezit van een automatisch vuurwapen, munitie, een geluiddemper, twee stroomstootwapens en een vlindermes. Tijdens een geschil over een drugsdeal heeft hij het vuurwapen ter hand genomen, wat leidde tot een vechtpartij. Naast de gevangenisstraf moet de man ook een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken uitzitten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafoplegging. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, zonder bijzondere voorwaarden. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf werd toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan nieuwe strafbare feiten had schuldig gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08-015898-20 en 21-000361-18 (TUL) (P)
Datum vonnis: 27 oktober 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1980 in [land] ,
thans verblijvende: P.I. Veenhuizen, locatie Esserheem te Veenhuizen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 september 2020 en 13 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.P.G. Sommers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 29 september 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 17 januari 2020 een vuurwapen, een demper, een patroonhouder en munitie voorhanden heeft gehad
feit 2:op 17 januari 2020 twee stroomstootwapens voorhanden heeft gehad
feit 3:op 17 januari 2020 een vlindermes voorhanden heeft gehad
feit 4:op 17 januari 2020 opzettelijk 59 gram hennep aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 17 januari 2020 te Kampen een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een (automatisch) vuurwapen, van het merk Ceska Zbrojovka, model VZ61 Skorpion, kaliber 7.65 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren een (bijbehorende) patroonhouder met 19 stuks munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, zijnde kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm,
- en een geluiddemper voor een vuurwapen, zijnde een wapen van categorie I sub 3 van de
Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 17 januari 2020 te Kampen twee wapens van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten twee stroomstootwapens in de vorm van een mobiele telefoon, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 17 januari 2020 te Kampen een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vlindermes heeft voorhanden gehad;
4.
hij op of omstreeks 17 januari 2020, althans in de periode van 17 januari 2020 tot en met 30 maart 2020 te Kampen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 59 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat het vuurwapen niet van verdachte was, maar van [medeverdachte 1] hierna [medeverdachte 1] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 17 januari 2020 komt bij de politie een melding binnen dat er een steekpartij heeft plaatsgevonden in de binnenstad van [plaats] . De gewonde man, [medeverdachte 1] , was uit een pand aan de [adres] te [plaats] gelopen. Uit ditzelfde pand liepen vervolgens twee personen, naar later bleek, verdachte en [medeverdachte 2] hierna [medeverdachte 2] . Zij worden kort daarop aangehouden. Verdachte heeft op dat moment een rugtas bij zich. [2] In die rugtas worden onder meer aangetroffen een vuurwapen, een magazijn met munitie, een geluiddemper, twee tasers en een vlindermes. [3]
Het aangetroffen vuurwapen betreft een pistoolmitrailleur. Dit is een vuurwapen van categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie (WWM). De aangetroffen geluiddemper is een wapen van categorie I onder 3 WWM. In het patroonmagazijn worden 19 stuks kogelpatronen aangetroffen. Deze kogelpatronen zijn munitie van categorie III WWM. [4]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 17 januari 2020 in de woning van verdachte was om een geschil uit te praten en dat verdachte daarbij een machinegeweer ter hand heeft genomen. [5] Dat het vuurwapen van verdachte was, blijkt ook uit de verklaring van [medeverdachte 2] . Zij heeft verklaard dat zij in de ochtend van 17 januari 2020 het wapen in de slaapkamer van verdachte heeft gezien. [6] Verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen in een tas heeft gestopt, dat [medeverdachte 2] en hij toen de woning hebben verlaten en de tas met het wapen hebben meegenomen. [7]
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat het wapen niet van verdachte, maar van [medeverdachte 1] was, vindt zijn weerlegging in de hiervoor weergegeven verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij alleen het vuurwapen in zijn rugtas heeft gedaan, maar niet de geluiddemper en de patroonhouder. Verdachte heeft geopperd dat de politie deze voorwerpen in de tas heeft gestopt. De rechtbank acht dat niet aannemelijk, omdat deze voorwerpen direct na de aanhouding van verdachte in de betreffende rugtas zijn aangetroffen.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden acht de rechtbank het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 en 3
In de rugtas van verdachte zijn ook twee stroomstootwapens aangetroffen in de vorm van een mobiele telefoon van het merk IPhone. Deze stroomstootwapens zijn wapens van categorie II WWM. [8] Verdachte heeft verklaard dat hij deze stroomstootwapens heeft gekocht op een “ [naam festival] ”. [9] Het vlindermes dat in de rugtas is aangetroffen is een wapen van categorie I WWM. [10]
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd
Feit 4
De politie heeft in een loods in [plaats] , die door verdachte werd gehuurd, op 30 maart 2020 in twee strijkzakken en een gripzak, 59 gram hennep aangetroffen. [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat er wel hennep lag in zijn loods, maar dat die hennep niet in zakken zat. Hij heeft ter terechtzitting aangevoerd dat een ander de zakken met hennep in zijn loods heeft gelegd. De rechtbank acht dat echter niet aannemelijk, nu verdachte zelf bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat “de wiet inderdaad niet zo handig was” en de politie in de loods geen andere hennep heeft aangetroffen.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1, 2, 3 en 4 heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 januari 2020 te Kampen een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een (automatisch) vuurwapen, van het merk Ceska Zbrojovka, model VZ61 Skorpion, kaliber 7.65 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren een (bijbehorende) patroonhouder met 19 stuks munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, zijnde kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm,
- en een geluiddemper voor een vuurwapen, zijnde een wapen van categorie I sub 3 van de
Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 17 januari 2020 te Kampen twee wapens van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten twee stroomstootwapens in de vorm van een mobiele telefoon, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 17 januari 2020 te Kampen een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vlindermes heeft voorhanden gehad;
4.
hij in de periode van 17 januari 2020 tot en met 30 maart 2020 te Kampen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 59 gram hennep;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 55 Wet wapens en munitie en artikel 3 Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 4
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met daarbij de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van feit 1 komt, aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd, gelijk aan de duur van het voorarrest.
7.3
De gronden voor een straf
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft meerdere wapens en munitie voorhanden gehad. Een van die wapens betrof een automatisch vuurwapen, een zogenoemd pistoolmitrailleur, met munitie en een geluiddemper. Tegen het voorhanden hebben van automatische vuurwapens wordt in de regel streng opgetreden. Het leed en de schade die deze wapens kunnen veroorzaken, is immers groot. Uit het dossier blijkt dat verdachte het wapen, tijdens een geschil over een drugsdeal, ter hand heeft genomen en dat er om het wapen gevochten is. Dat het wapen daarbij niet is afgegaan, is een geluk; het had heel anders kunnen uitpakken. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vlindermes, twee stroomstootwapens en hennep.
Uit een de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte meermaals onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder gewelds- en Opiumwetdelicten. Die eerdere veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht in aanmerking genomen. Voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden. Voor de overige bewezenverklaarde feiten geven de oriëntatiepunten een geldboete in overweging. De rechtbank ziet in de achtergrond waartegen de wapens werden aangetroffen, te weten de drugsdeal, en het strafblad van verdachte, reden om aan verdachte een hogere gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport van 6 oktober 2020. De reclassering heeft geadviseerd dat bij een veroordeling aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf wordt opgelegd met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met [medeverdachte 1] , meewerken met schuldhulpverlening en geen andere huisvesting zonder toestemming. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij een psycholoog loopt, dat hij ten aanzien van zijn schulden een regeling heeft met het CJIB en dat hij verschillende adressen heeft waar hij zou kunnen verblijven, waaronder bij zijn dochter. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de bewezenverklaarde feiten geen aanleiding geven om een contactverbod met [medeverdachte 1] op te leggen. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, geen bijzondere voorwaarden opleggen.
Het voorgaande in aanmerking nemende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden passend en geboden.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij vonnis van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 mei 2019 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vier weken ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft zich, kort gezegd, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt zoals uit het voorgaande blijkt.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Wetboek van Strafrecht en artikel 11 Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 4
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 mei 2019 met parketnummer 21-000361-18 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
vier weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. toe Laer, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. C.A. Peterzon, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, met nummer [nummer] (Onderzoek [naam onderzoek] ). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van aanhouding van 17 januari 2020, p. 58-60.
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict van 5 februari 2020, p. 309-312.
4.Proces-verbaal onderzoek wapen van 7 mei 2020, p. 344-346.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 18 januari 2020, p. 36-40.
6.Aanvullend proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 25 augustus 2020.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 januari 2020, p. 81-87 en proces-verbaal van aanhouding van 17 januari 2020, p. 58-60.
8.Proces-verbaal onderzoek wapen van 8 mei 2020, p. 367-368.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 mei 2020, p. 94-98.
10.Proces-verbaal onderzoek wapen van 8 mei 2020, p. 363-364.
11.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 30 maart 2020, p. 200 en proces-verbaal van bevindingen van 30 maart 2020, p. 222-223.