ECLI:NL:RBOVE:2020:3548

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
08.015871.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van softdrugs en betrokkenheid bij drugsdeal

De rechtbank Overijssel heeft op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 37-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling en bezit van softdrugs. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de mishandeling van een slachtoffer op 17 januari 2020, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij deze daad had gepleegd. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op dezelfde dag opzettelijk ongeveer 45 gram hasj en 2.018 gram hennep aanwezig had in zijn woning. Tijdens een doorzoeking zijn ook een jammer en twee cryptotelefoons aangetroffen, wat wijst op een zekere professionaliteit in illegale praktijken. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen is in de strafoplegging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes weken geëist, waarvan twee weken voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 40 dagen opgelegd, waarvan 21 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bepaald dat de inbeslaggenomen jammer en cryptotelefoons onttrokken worden aan het verkeer, omdat deze voorwerpen in strijd zijn met het algemeen belang. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer in Zwolle.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.015871.20 (P)
Datum vonnis: 27 oktober 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.P.G. Sommers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 17 januari 2020 [slachtoffer] heeft mishandeld
feit 2:op 17 januari 2020 opzettelijk hashish en hennep aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 17 januari 2020 te Kampen [slachtoffer] heeft mishandeld immers heeft hij verdachte die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) het een (automatisch) vuurwapen althans een (zwaar) metalen voorwerp op/tegen het hoofd geslagen;
2.
hij op of omstreeks 17 januari 2020 te Kampen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 45 gram hashish, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer 2.200 gram (2,2 kilogram) hennep,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank is, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder 1 tenlastegelegde mishandeling heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrij spreken.
Feit 2
De rechtbank is, eveneens overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde feit wel wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 oktober 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal van doorzoeking WWM en 110 Sv van 20 januari 2020, pagina’s 172-173;
3. het proces-verbaal van bevindingen van 21 april 2020, pagina’s 212-213;
4. het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 22 april 2020, pagina 219-221. De rechtbank leest het proces-verbaal verbetert in die zin dat de zin op pagina 219 “Deze partij was inbeslaggenomen tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het adres [adres 2] ” dient te zijn “Deze partij was inbeslaggenomen tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het adres [adres 1] .
4.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 17 januari 2020 te Kampen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 45 gram hashish, en 2.018 gram hennep;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 3 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf en maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met daarbij als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] .
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte al genoeg is gestraft, omdat hij ten onrechte een tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in het kader van de onderhavige en een aanverwante zaak en hij in laatstgenoemde zaak gewond is geraakt. Mocht de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf willen opleggen dan is een straf gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend.
7.3
De gronden voor een straf
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft opzettelijk 45 gram hasj en 2.018 gram hennep aanwezig gehad in zijn woning. Uit het dossier blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij een drugsdeal van drie kilo hennep. Enkele dagen voordat de drugs in de woning van verdachte werd aangetroffen, kreeg verdachte van die deal twee kilo hennep terug, omdat de koper niet tevreden was over de kwaliteit. Het is aannemelijk dat de hennep die is aangetroffen in de woning van verdachte, afkomstig was van deze drugsdeal. In de woning van verdachte zijn tevens een jammer, waarmee mobiele telefonie, GPS en Wifi signalen kunnen worden verstoord, en twee cryptotelefoons aangetroffen. Deze attributen worden in de regel niet voor legale praktijken ingezet en wijzen in de richting van een zekere professionaliteit bij illegale praktijken.
De rechtbank constateert dat uit een de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte meermalen onherroepelijk veroordeeld is voor strafbare feiten. Die eerdere veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een strafbare feit te plegen.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht houden ten aanzien van het opzettelijk aanwezig hebben van softdrugs een taakstraf van 180 uren in. De rechtbank ziet echter in de omstandigheden waaronder de drugs zijn aangetroffen, zoals hiervoor omschreven, reden van deze oriëntatiepunten af te wijken en aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen. Het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank gelijkstellen aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank ziet reden ook een voorwaardelijke straf op te leggen. Dit als stok achter de deur voor verdachte om zich binnen de proeftijd niet opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank zal aan verdachte geen contactverbod met [slachtoffer] opleggen, omdat het bewezenverklaarde feit daar geen aanleiding toe geeft.
Het voorgaande in aanmerking nemende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen, waarvan 21 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen jammer en cryptotelefoons vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. De voorwerpen behoren verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het door verdachte begane feit aangetroffen en zij kunnen dienen tot het voorbereiden van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b en 36d Wetboek van Strafrecht en artikel 11 Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2
het misdrijf:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
21 (eenentwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een jammer en twee cryptotelefoons.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Peterzon, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. A.H. toe Laer, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, met nummer [nummer] (Onderzoek [naam onderzoek] ). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.