ECLI:NL:RBOVE:2020:3546

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
A. 08-064191-18 B. 05-100491-19 C. 08-179285-19 D. 08-221026-19 E. 08-242895-19 en 08-730412-17 VTUL F. 08-012751-20 G. 08-012581-20 H. 08-026261-20 I. 08-031286-20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Enschede voor een reeks van strafbare feiten met agressie en brandstichting

Op 27 oktober 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 31-jarige man uit Enschede veroordeeld tot een gevangenisstraf van 275 dagen, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De man heeft zich gedurende een periode van ongeveer twee jaar schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten, waarbij agressie de rode draad vormde. De gevolgen van zijn daden waren verstrekkend, variërend van hinder en ergernis tot schade, gevoelens van onveiligheid, angst en zelfs levensgevaar, zoals het stichten van brand in een flatgebouw waar bewoners aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de TBS-maatregel vereisen. De verdachte vertoonde tijdens de feiten een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens, wat leidde tot de beslissing om hem in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking. De rechtbank concludeerde dat zonder professionele behandeling het risico op recidive groot is, en dat de verdachte niet onbehandeld terug kan keren in de maatschappij. De rechtbank legde naast de gevangenisstraf ook een schadevergoeding op aan de benadeelde partijen, waaronder slachtoffers van mishandeling en de politie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers:
08-064191-18
05-100491-19
08-179285-19
08-221026-19
08-242895-19 en 08-730412-17 VTUL
08-012751-20
08-012581-20
08-026261-20
I. 08-031286-20
Datum vonnis: 27 oktober 2020
Vonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] , Suriname,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
thans verblijvend in de Penitentiaire Inrichting Vught.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 mei 2020, 24 juli 2020 en van 13 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C. Waterman en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. C.T. Pittau, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

2.1
De rechtbank heeft voor de leesbaarheid van dit vonnis de afzonderlijke dagvaardingen, naar chronologie van de feiten, als volgt gemerkt:
08-064191-18
05-100491-19
08-179285-19
08-221026-19
08-242895-19 en 08-730412-17 VTUL
08-012751-20
08-012581-20
08-026261-20
I. 08-031286-20.
2.2
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
A.
in de zaak met parketnummer 08-064191-18
feit 1:op 10 maart 2018 in Enschede, vloeren, kasten wanden en het interieur van een woning heeft vernield, beschadigd, en/of onbruikbaar gemaakt;
feit 2:op 10 maart 2018 in Enschede huisvredebreuk heeft gepleegd;
B.
in de zaak met parketnummer 05-100491-19
op 11 maart 2018 te Uddel, gemeente Apeldoorn, ongeveer 4,67 gram MDMA en/of ongeveer 5,81 gram, amfetamine in zijn bezit heeft gehad;
C.
in de zaak met parketnummer 08-179285-19
feit 1:op 15 juni 2019 te Enschede en/of te Borne, een (boksbeugel-) mes voorhanden heeft gehad of heeft gedragen;
feit 2:op 15 juni 2019 te Enschede, de fiets van [benadeelde 1] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt of weggemaakt;
feit 3:op 15 juni 2019 te Enschede [benadeelde 1] heeft mishandeld;
D.
in de zaak met parketnummer 08-221026-19
feit 1:op 12 september 2019 te Enschede, de scooters van [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3]
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 2:op 12 september 2019 te Enschede, een ambtenaar van politie Eenheid Oost-Nederland heeft beledigd;
E
.
in de zaak met parketnummer 08-242895-19
feit 1:op 1 oktober 2019 in een flatwoning aan de [adres 2] , brand heeft gesticht, althans op dat adres een poging tot brandstichting heeft gedaan althans een bank en of een deken heeft vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt;
feit 2:op 9 oktober 2019 te Enschede, ambtenaren van de politie Eenheid Oost-Nederland heeft beledigd;
feit 3: op 9 oktober 2019 te Enschede zich heeft verzet tegen zijn aanhouding;
F.
in de zaak met parketnummer 08-012751 -20
op 4 december 2019 te Enschede, zich niet heeft gehouden aan een aan hem opgelegd gebiedsverbod;
G.
in de zaak met parketnummer 08-012581-20
in de periode van 11 januari 2020 tot en 12 januari 2020 in Enschede, zijn toenmalige vriendin heeft mishandeld;
H
.
in de zaak met parketnummer 08-026261-20
feit 1:op 28 januari 2020 te Enschede, zich niet heeft gehouden aan een aan hem opgelegd gebiedsverbod;
feit 2: op 28 januari 2020 te Enschede zich heeft verzet tegen zijn aanhouding;
I.
in de zaak met parketnummer 08-031286-20
feit 1:op 2 februari 2020 te Enschede, ambtenaren van de politie Eenheid Oost-Nederland heeft beledigd;
feit 2:op 2 februari 2020 te Enschede, een ambtenaar van de politie Eenheid Oost-Nederland, met een mes heeft bedreigd;
feit 3: op 2 februari 2020 te Enschede, een verboden mes bij zich heeft gedragen;
feit 4:op 2 februari 2020 te Enschede, twee politieauto’s heeft beschadigd;
feit 5:2 februari 2020 te Enschede, zich heeft verzet tegen zijn aanhouding.
Voluit luiden de tenlasteleggingen aan verdachte, dat:
A
.
in de zaak met parketnummer 08-064191-18
1.
hij op of omstreeks 10 maart 2018,
in de gemeente Enschede,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of de vloer en/of een of meer kasten en/of wanden en/althans het interieur van aan de [adres 3] aldaar gelegen woning, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 4] toebehoorde, heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 10 maart 2018,
in de gemeente Enschede,
in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, de [adres 3] bij een ander, te weten bij [benadeelde 4] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
B.
in de zaak met parketnummer 05-100491-19
hij op of omstreeks 11 maart 2018 te Uddel, gemeente
Apeldoorn, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,67 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 5,81 gram, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
C.
in de zaak met parketnummer 08-179285-19
1.
hij op of omstreeks 15 juni 2019 te Enschede en/of te Borne, althans in Nederland, een wapen, van categorie I, onder 3°, te weten een (boksbeugel-)mes, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
2.
hij op of omstreeks 15 juni 2019 te Enschede, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 15 juni 2019 te Enschede, althans in Nederland, [benadeelde 1] heeft mishandeld door die [benadeelde 1] van zijn fiets te duwen en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of te trappen;
D.
in de zaak met parketnummer 08-221026-19
1.
hij, op of omstreeks 12 september 2019, te Enschede, opzettelijk en wederrechtelijk twee scooters, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij, op of omstreeks 12 september 2019, te Enschede, opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "fuck the police", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
E.
in de zaak met parketnummer 08-242895-19
1.
hij op of omstreeks 1 oktober 2019 te Enschede
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een of meerdere papieren en/of een deken en/of een (stoffen) bank en/of een of meerdere (lege) pannen, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een of meerdere papieren en/of een deken en/of een (stoffen) bank geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor
- die kamer en/of de inboedel van die kamer en/of de overige zich in die
kamer en/of op de verdieping bevindende goederen en/of
- de zich boven en/of naast voornoemde kamer gelegen kamer(s) en/of
woning(en) en/of
- de zich in die kamer(s) en/of woning(en) bevindende goederen en/of
personen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor
personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meerdere personen
en/of omwonende(n), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair :
hij op of omstreeks 1 oktober 2019 te Enschede
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in de woning, gelegen op/aan de [adres 2] , met dat opzet
- een of meerdere papieren in brand heeft gestoken en/of
- ( vervolgens) voornoemde brandende en/of smeulende papieren op
een (stoffen) bank heeft gelegd en/of
- ( vervolgens) voornoemde papieren heeft afgedekt met een deken en/of
- een of meerdere (lege) pannen op een brandende gaspit heeft
geplaatst,
in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met
een of meerdere papieren en/of een deken en/of een (stoffen) bank
en/of een of meerdere (lege) pannen, althans met een brandbare stof,
en daarvan gemeen gevaar voor
- die kamer en/of de inboedel van die kamer en/of de overige zich in die
kamer en/of op de verdieping bevindende goederen en/of
- de zich boven en/of naast voornoemde kamer gelegen kamer(s) en/of
woning(en) en/of
- de zich in die kamer(s) en/of woning(en) bevindende goederen en/of
personen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meerdere personen en/of omwonende(n), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meerdere personen en/of omwonende(n), in elk geval
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 1 oktober 2019 te Enschede
opzettelijk en wederrechtelijk een bank en/of een deken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan tot een op heden onbekend gebleven persoon toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2019 te Enschede
opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "kanker varkens, jullie zijn allemaal kanker varkens", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 9 oktober 2019 te Enschede,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtenaar/ambtenaren, [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hen bediening, te weten de aanhouding van verdachte buiten
heterdaad, door - een of meerdere malen zijn, verdachtes, handen en/of lichaam in tegengestelde richting te bewegen dan voornoemde verbalisant(en) hem trachtte(n) te bewegen en/of
- een of meerdere kopstoten te maken naar, althans in de richting van
voornoemde verbalisant(en) en/of
- een of meerdere malen een kopstoot te geven tegen de ruit van het dienstvoertuig van voornoemde verbalisant(en);
F.
in de zaak met parketnummer 08-012751 -20
hij op of omstreeks 4 december 2019 te Enschede opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 1900099442 krachtens een wettelijk voorschrift,
te weten artikel 172/172a Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Enschede, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 17 oktober 2019 tot en met 16 januari 2020 niet mocht bevinden in/op het gebied dat wordt omsloten door de [straatnamen] , door, zich op voornoemde datum om omstreeks 15:15 uur in/op de [straatnamen] en/of de [straatnamen] , althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
G.
in de zaak met parketnummer 08-012581-20
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2020 tot en met 11 januari 2020,
in de gemeente Enschede,
meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) zijn levensgezel, in elk geval een persoon genaamd [benadeelde 5] , heeft mishandeld door deze meermalen in elk geval eenmaal te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen en/of door deze vast te grijpen en/of vast te houden;
H.
in de zaak met parketnummer 08-026261-20
1.
hij op of omstreeks 28 januari 2020 te Enschede
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 2000001663 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172/172a Gemeentewet,
gedaan door of namens de burgemeester van Enschede, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 17 januari 2020 tot en met 16 april 2020 niet mocht bevinden in/op het gebied dat wordt omsloten door de [straatnamen] , door, zich op voornoemde datum omstreeks 15:50 uur in/op de [straatnamen] , althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
2.
hij op of omstreeks 28 januari 2020 te Enschede, althans in Nederland,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtenaren, [verbalisant 4] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 5] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, immers heeft hij, verdachte, toen voornoemde ambtenaren hem wilden aanhouden teneinde hem onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor:
- zich een of meerdere malen (met kracht) in tegengestelde richting
bewogen dan voornoemde ambtenaren hem trachtten te bewegen,
en/of
- zich (pogen) los te trekken en/of rukken uit de greep van voornoemde
ambtenaren, en/of
- ( met kracht) zijn spieren aangespannen (teneinde zijn armen los te
rukken);
I.
in de zaak met parketnummer 08-031286-20
1.
hij op of omstreeks 2 februari 2020 te Enschede
opzettelijk (een) ambtenaar,te weten [verbalisant 6] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 7] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door op/tegen, althans in de richting van, het gezicht en/of het lichaam voornoemde [verbalisant 6] en/of [verbalisant 7] te spugen;
2.
hij op of omstreeks 2 februari 2020 te Enschede [verbalisant 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- met een mes, althans een scherp voorwerp, in de hand te houden
en/of
- voornoemd mes naar, althans in de richting van, die [verbalisant 6] te houden
en/of
- ( vervolgens) met voornoemd mes in de hand naar, althans in de
richting van, die [verbalisant 6] te lopen en/of
- een of meerdere malen naar, althans in de richting van, die [verbalisant 6]
stekende en/of snijdende bewegingen te maken;
3.
hij op of omstreeks 2 februari 2020 te Enschede
een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een een (keuken)mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;
4.
hij op of omstreeks 2 februari 2020 te Enschede
opzettelijk en wederrechtelijk een dienstvoertuig (merk/type: Volkswagen Touran, voorzien van kenteken [kenteken 1] ) en/of een dienstvoertuig (merk/type: Mercedes-Benz B 220 D, voorzien van kenteken [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Politie Eenheid Oost-Nederland toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij op of omstreeks 2 februari 2020 te Enschede,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtenaar/ambtenaren, [verbalisant 8] , aspirant van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 9] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 10] , brigadier van politie
Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 6] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 7] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte op
heterdaad (teneinde hem onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor), door
- een of meerdere malen op/tegen het/de portier(en) en/of ruit(en) van de dienstauto te rappen en/of
- een of meerdere malen op/tegen het lichaam van voornoemde [verbalisant 10] en/of [verbalisant 6] te schoppen en/of
- zijn, verdachtes, benen en/of lichaam een of meerdere malen te rukken/trekken en/of bewegen in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde verbalisant(en) hem trachtte(n) te bewegen.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid dagvaarding in zaak I feit 4
3.1.1
Het standpunt van de raadsman
Ten aanzien van feit 4 in de zaak I met parketnummer 08/031286-20 heeft de raadsman aangevoerd dat het verdachte niet duidelijk is welke handelingen hem worden verweten zodat de dagvaarding ten aanzien van dit feit nietig is.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op dit verweer niet gereageerd.
3.1.3
De beoordeling door de rechtbank
De tenlastelegging is toegespitst op het bepaalde in artikel 350 Sr en heeft betrekking op het door verdachte toebrengen van schade aan twee dienstauto’s van de politie.
Op grond van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzittingen is besproken, was het voor een ieder mogelijk de tekst van de tenlastelegging aldus te begrijpen en voor de verdachte om zich daartegen te verdedigen.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding op dit onderdeel duidelijk, begrijpelijk en voldoende feitelijk is.
3.2
Overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat alle dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Hierna stelt de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.
4.2
A. Parketnummer 08-064191-18 feiten 1 en 2
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze feiten op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit voor vernieling dan wel beschadiging van de vloer, de kasten, de wanden en het interieur omdat het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor de bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde vernieling van de ruit en het onder 2 tenlastegelegde.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 en feit 2 kennelijke verschrijving plaatsnaam
De rechtbank stelt vast dat de tenlastelegging vermeldt dat het feit is gepleegd in een woning aan de [adres 3] in de gemeente Enschede, terwijl de woning aan de [adres 3] in Glane, gemeente Losser ligt. De rechtbank beschouwt dit als een kennelijke verschrijving die verbeterd moet worden gelezen. Bij verdachte heeft er bij de behandeling ter zitting geen onduidelijkheid over bestaan wat hem op dit onderdeel wordt verweten zodat hij door de verbetering van de pleegplaats niet in zijn verdediging is geschaad.
Feit 1 vrijspraakverweer
De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
Verdachte is op 10 maart 2018, na het inslaan van een ruit en daardoor bloedend, de woning aan de [adres 3] in Glane binnengegaan. De politie en aangever hebben in de woning in diverse vertrekken bloedsporen aangetroffen: op onder andere de vloer, de kasten en een bloedafdruk van een hand op een muur. Het vrijspraakverweer wordt daarom verworpen.
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit op grond van de in de bijlage opgesomde bewijsmiddelen, nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
4.2.4
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
4.3
B Parketnummer 05-100491-19
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie en de raadsman
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3.2
Het oordeel en de conclusie van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat niet valt uit te sluiten dat het niet verdachte, maar diens broer is geweest die het feit heeft gepleegd.
4.4
C. Parketnummer 08-179285-19, feiten 1, 2 en 3
4.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 en feit 3 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en er is voldoende ander bewijs. Uit de camerabeelden die op de zitting van
13 oktober 2020 zijn getoond blijkt dat verdachte het slachtoffer van zijn fiets heeft geduwd en hem op de rug heeft geslagen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slaan pijn veroorzaakt.
Verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2 omdat er behalve de aangifte geen ander bewijs is.
4.4.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich voor de bewezenverklaring van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2 is vrijspraak bepleit nu er in het dossier geen ander bewijs aanwezig is dan de aangifte. Bovendien kan uit het dossier noch uit de camerabeelden worden afgeleid dat sprake is geweest van een (waarneembare) vernieling.
Ten aanzien van feit 3 is vrijspraak bepleit nu uit de camerabeelden niet kan worden opgemaakt dat de aangever is geslagen terwijl aangever niet heeft verklaard dat hij pijn heeft geleden.
4.4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit op grond van de in de bijlage opgesomde bewijsmiddelen, nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
Feit 2
Verdachte heeft op de zitting van 13 oktober 2020, na het zien van de ter terechtzitting getoonde camerabeelden, verklaard dat hij [benadeelde 1] van zijn fiets heeft geduwd. Die fiets is op de grond gevallen. De rechtbank komt op grond van de aangifte, de verklaring van verdachte op de zitting en op grond van haar eigen waarneming naar aanleiding van het bekijken van de camerabeelden, tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beschadiging van de fiets van [benadeelde 1] .
Feit 3
Verdachte heeft op de zitting van 13 oktober 2020 bekend dat hij [benadeelde 1] heeft geslagen. [benadeelde 1] heeft daarvan aangifte gedaan, hij heeft verklaard dat hij de kracht van de slagen op zijn rug heeft gevoeld. De rechtbank stelt op basis hiervan en op basis van algemene ervaringsregels vast dat krachtige slagen op de rug pijn veroorzaken. Ook dit feit kan bewezen worden verklaard.
4.4.4.
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder dit parketnummer tenlastegelegde feiten 1, 2 en 3 heeft begaan.
4.5
D. Parketnummer 08-221026-19, feit 1 en 2
4.5.1
De standpunten van de officier van justitie en de raadsman
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De raadsman heeft zich voor de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.5.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen
4.6
E. parketnummer 08-242895-19, feit 1, 2 en 3
4.6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard. Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde feit is sprake van opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en voor personen.
4.6.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft voor feit 1 vrijspraak bepleit omdat opzet niet bewezen kan worden. Verder heeft verdachte zelf het brandje uitgemaakt. Gelet hierop was van gevaarzetting voor personen of goederen geen sprake. De raadsman heeft zich voor de bewezenverklaring van feit 2 en feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.6.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 1 oktober 2019 heeft verdachte in zijn flat aan de [adres 2] in Enschede papieren in brand gestoken omdat hij de aanstaande ontruiming van zijn flat wilde bemoeilijken. Hij stichtte die brand, wetend dat op dat moment de deurwaarder en de politie op weg waren naar zijn woning. Toen de politie en de deurwaarder in de woning aankwamen – verdachte had het pand inmiddels verlaten en was hen op zijn weg naar buiten tegengekomen – lagen er onder een deken op de stoffen bank smeulende papieren waar een oranje gloed van af kwam en was er veel rook.
Verdachte had de brandende papieren dus niet gedoofd. De bewoners van de naastgelegen flatwoningen waren thuis. In de keuken bevond zich een cv-ketel en een gasleiding.
De rechtbank is verder van oordeel dat wegens het ontbreken van een verklaring van de deurwaarder onvoldoende kan worden vastgesteld dat het vuur van de gaspit brandde en dat daarop al dan niet lege pannen stonden zodat voor dat gedeelte vrijspraak zal volgen. Het opzet van verdachte was gericht op de brandstichting. Het opzet in artikel 157 Sr behoeft ook uitsluitend daarop gericht te zijn geweest. En niet op de gevolgen, hetgeen de raadsman in zijn verweer heeft miskend.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Feiten 2 en 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.7
F. Parketnummer 08-012751 -20
4.7.1
De standpunten van de officier van justitie en de raadsman
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De raadsman heeft zich voor de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.7.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit tenlastegelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen
4.8
G. Parketnummer 08-012581-20
4.8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard op grond van de aangifte, het letsel en de verklaring van verdachte op de zitting op 13 oktober 2020.
4.8.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft vrijspraak bepleit nu zich in het dossier, afgezien van de aangifte, geen ander bewijs bevindt.
4.8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte had in de periode van 10 januari 2020 tot en met 11 januari 2020 ruzie met zijn toenmalige partner, [benadeelde 5] . Hij heeft [benadeelde 5] hard bij haar armen beetgepakt en vastgehouden en getrapt. [benadeelde 5] heeft daardoor letsel opgelopen, zoals zij heeft verklaard en zoals ook is te zien op de in het dossier opgenomen foto’s op pagina’s 51 t/m 53. Op deze foto’s ziet de rechtbank dat [benadeelde 5] zowel op haar bovenarm als op haar dij en op haar kuit rode en of blauwe plekken heeft.
Op grond van die feiten acht de rechtbank bewezen dat verdachte [benadeelde 5] hard bij haar bovenarmen heeft beetgepakt en heeft beetgehouden, en ook dat hij haar tegen haar been heeft getrapt. Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.9
H. Parketnummer 08-026261-20, feit 1 en feit 2
4.9.1
De standpunten van de officier van justitie en de raadsman
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De raadsman heeft zich voor de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.9.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.1
I. Parketnummer 08-031286-20 feiten 1, 3 en 5
4.10.1
De standpunten van de officier van justitie en de raadsman
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De raadsman heeft zich voor de bewezenverklaring van de feiten onder 1, 3 en 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.10.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 3 en 5 tenlastegelegde feiten op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.10.3
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van feit 2
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat dit feit kan worden bewezen.
4.10.4
Het standpunt van de raadsman ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Er was geen sprake van een bedreigende situatie. Verdachte hield het mes in zijn hand omdat hij ruzie had met de bestuurder van de auto waarin hij tevoren als bijrijder had gezeten. Aangeefster zat als bijrijder in een afgesloten politieauto met een collega. Die collega heeft niets verklaard over een bedreiging met een mes door verdachte.
4.10.5
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
Verdachte is op 2 februari 2020 in Enschede met een mes in zijn hand naar de politieauto gelopen waarin verbalisant [verbalisant 6] zat. Aangeefster verklaart dat verdachte bekend is met messen en vaak is aangehouden met flink verzet. Verdachte maakte zwaaiende bewegingen met zijn armen. Hij maakte een stekende beweging naar de kant van het voertuig waar aangeefster zit. Hij raakt daarbij de auto, zoals de rechtbank vaststelt mede op basis van de bewijsmiddelen die leiden tot bewezenverklaring van de vernieling van dit voertuig. Aangeefster was bang dat hij niets van haar heel zou laten en dat zij haar leven zou verliezen.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat deze ten laste gelegde en ook bewezen te verklaren gedraging van de verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling van [verbalisant 6] opleveren. De rechtbank zal dit feit bewezen verklaren
4.10.6
Het standpunt van de officier van justitie en de raadsman ten aanzien van feit 4
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman heeft zich over de bewezenverklaring niet uitgelaten.
4.10.7
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 4
Verdachte heeft op de zitting van 13 oktober 2020 bekend dat hij de Mercedes-Benz B 220 D, met kenteken [kenteken 2] , heeft beschadigd. Dat feit behoeft dus geen verdere bespreking.
Verdachte ontkent dat hij de Volkswagen Touran met kenteken [kenteken 1] heeft bekrast met een mes.
De rechtbank stelt over die Volkswagen de volgende feiten vast.
Verdachte is op 2 februari 2020 in Enschede, zwaaiend met een mes op deze Volkswagen afgelopen. Hij heeft een stekende beweging naar het voertuig gemaakt. Daarna zaten er krassen op die zijde van het voertuig die er daarvoor nog niet op zaten.
De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zowel de beschadiging van de Mercedes als van de Volkswagen.
4.11
De rechtbank acht op grond van het voorgaande en op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
A. in de zaak met parketnummer 08-064191-18
1.
hij op
of omstreeks10 maart 2018,
in Glane in de gemeente Losser,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en
/ofde vloer en
/of een of meer
kasten en
/ofeen wand
en/althans het interieurvan een aan de [adres 3] aldaar gelegen woning,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten dele aan een ander, te wetenaan [benadeelde 4] toebehoorden, heeft vernield en/of beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op
of omstreeks10 maart 2018,
in Glane in de gemeente Losser,
in de woning,
het besloten lokaalen
/ofhet erf, aan de [adres 3] bij een ander, te weten bij [benadeelde 4] ,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte,in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
C. in de zaak met parketnummer 08-179285-19
1.
hij op
of omstreeks15 juni 2019 te Enschede en
/ofte Borne,
althans in Nederland,een wapen, van categorie I, onder 3°, te weten een
(boksbeugel-)mes, voorhanden heeft gehad
en/of heeft gedragen;
2.
hij op
of omstreeks15 juni 2019 te Enschede,
althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een fiets,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten dele aan een ander, te wetenaan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op
of omstreeks15 juni 2019 te Enschede,
althans in Nederland,
[benadeelde 1] heeft mishandeld door die [benadeelde 1] van zijn fiets te duwen en
/of (vervolgens)meermalen,
althans eenmaal op/tegen het lichaam
te stompen en/ofte slaan
en/of te trappen;
D. in de zaak met parketnummer 08-221026-19
1.
hij, op
of omstreeks12 september 2019, te Enschede, opzettelijk en wederrechtelijk twee scooters,
in elk geval enig goed,die aan een ander, te weten aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] toebehoorden, heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij, op
of omstreeks12 september 2019, te Enschede, opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "fuck the police"
, althans woorden
van gelijke beledigende aard en/of strekking;
E.in de zaak met parketnummer 08-242895-19
1.
hij op
of omstreeks1 oktober 2019 te Enschede
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
een of meerderepapieren en
/ofeen deken en
/ofeen (stoffen) bank
en/of een of meerdere (lege) pannen, althans met een brandbare stoften gevolge waarvan
een of meerderepapieren en
/ofeen deken en
/ofeen (stoffen) bank
geheel ofgedeeltelijk
is/zijn verbrand,
in elk geval
brand is ontstaan,en daarvan gemeen gevaar voor:
- die kamer en
/ofde inboedel van die kamer en
/ofde overige zich
in die
kamer en/ofop de verdieping bevindende goederen en
/of
-
de zich boven en/ofnaast voornoemde kamer gelegen kamer(s) en
/of
woning(en) en
/of
- de zich in die kamer(s) en
/ofwoning(en) bevindende goederen en
/ofpersonen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meerdere personen en/of omwonende(n), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
2.
hij op
of omstreeks9 oktober 2019 te Enschede
opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en
/of[verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in
zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "kanker varkens, jullie zijn allemaal kanker varkens"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op
of omstreeks9 oktober 2019 te Enschede,
zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,heeft verzet tegen
(een) ambtenaar/ambtenaren, [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en
/of[verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte buiten heterdaad, door:
-
een of meerdere malenzijn, verdachtes, handen en/of lichaam in
tegengestelde richting te bewegen dan voornoemde verbalisant
(en
)hem
trachtte
(n
)te bewegen en
/of
-
een of meerderekopstoten te maken
naar, althansin de richting van
voornoemde verbalisant
(en
)en
/of
- een
of meerdere maleneen kopstoot te geven tegen de ruit van het dienstvoertuig van voornoemde verbalisant
(en
);
F.in de zaak met parketnummer 08-012751 -20
hij op
of omstreeks4 december 2019 te Enschede
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 1900099442 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172/172a Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Enschede,
in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid,
inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 17 oktober 2019 tot en met 16 januari 2020 niet mocht bevinden in
/ophet gebied dat wordt omsloten door de [straatnamen] , door, zich op voornoemde datum om omstreeks 15:15 uur
in/op de [straatnamen] en
/ofde [straatnamen] ,
althans op een openbare weg of plaatsgelegen in voornoemd gebied te bevinden;
G.
in de zaak met parketnummer 08-012581-20
hij in
of omstreeksde periode van 10 januari 2020 tot en met 11 januari 2020,
in de gemeente Enschede,
meermalen, in elk geval eenmaal (telkens)zijn levensgezel,
in elk geval een persoon genaamd[benadeelde 5] , heeft mishandeld door deze
meermalen in elk geval eenmaal te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/ofte trappen en
/of door dezevast te grijpen en
/ofvast te houden;
H. in de zaak met parketnummer 08-026261-20
1.
hij op
of omstreeks28 januari 2020 te Enschede
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 2000001663 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172/172a Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Enschede,
in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht,eerste en/of tweede lid,
inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 17 januari 2020 tot en met 16 april 2020 niet mocht bevinden in
/ophet gebied dat wordt omsloten door de [straatnamen]
, door, zich op voornoemde datum omstreeks 15:50 uur
in/op de [straatnamen] ,
althans op een openbare weg of plaatsgelegen in voornoemd gebied te bevinden;
2.
hij
op of omstreeks28 januari 2020 te Enschede,
althans in Nederland,
zich met geweld
en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen
een of meerdereambtenaren, [verbalisant 4] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland) en
/of[verbalisant 5] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, immers heeft hij, verdachte, toen voornoemde ambtenaren hem wilden aanhouden teneinde hem onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor:
- zich
een ofmeerdere malen (met kracht) in tegengestelde richting bewogen dan voornoemde ambtenaren hem trachtten te bewegen,
en
/of
- zich (pogen) los te trekken en/of te rukken uit de greep van voornoemde ambtenaren, en
/of
-
(met kracht)zijn spieren aangespannen (teneinde zijn armen los te rukken);
I. in de zaak met parketnummer 08-031286-20
1.
hij op
of omstreeks2 februari 2020 te Enschede opzettelijk
(een
)ambtenaar, te weten
[verbalisant 6] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en/of[verbalisant 7] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening
van zijn
/haar/hunbediening, in zijn
/haar/huntegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door
op/tegen, althansin
de richting van,het gezicht
en/of het lichaamvan voornoemde
[verbalisant 6] en/of[verbalisant 7] te spugen;
2.
hij op
of omstreeks2 februari 2020 te Enschede
[verbalisant 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling, door
- met een mes,
althans een scherp voorwerp,in de hand te houden en
/of
- voornoemd mes
naar, althansin de richting van die [verbalisant 6] te houden en
/of
- vervolgens met voornoemd mes in de hand naar
, althans in de richting van,die [verbalisant 6] te lopen en
/of
-
een ofmeerdere malen naar
, althans in de richting van,die [verbalisant 6] stekende
en/of snijdendebewegingen te maken;
3.
hij op
of omstreeks2 februari 2020 te Enschede
een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een (keuken)mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, heeft gedragen;
4.
hij op
of omstreeks2 februari 2020 te Enschede
opzettelijk en wederrechtelijk een dienstvoertuig (merk/type: Volkswagen Touran, voorzien van kenteken [kenteken 1] ) en
/ofeen dienstvoertuig (merk/type: Mercedes-Benz B 220 D, voorzien van kenteken [kenteken 2] ),
in elk geval enig goed,die
geheel of ten dele aan een
ander, te wetenaan Politie Eenheid Oost-Nederland toebehoorden, heeft
vernield, enbeschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij op
of omstreeks2 februari 2020 te Enschede,
zich met geweld
en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen
(een) ambtenaar/ambtenaren, [verbalisant 8] , aspirant van politie Eenheid Oost-Nederland en
/of
[verbalisant 9] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en
/of[verbalisant 10] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland en
/of[verbalisant 6] , hoofdagent van politie Eenheid
Oost-Nederland en
/of[verbalisant 7] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte
op heterdaad(teneinde hem onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor), door
-
een ofmeerdere malen
op/tegen het
/deportier
(en)en
/ofeen ruit
(en)van
de dienstauto te trappen en
/of
-
een ofmeerdere malen
op/tegen het lichaam van voornoemde [verbalisant 10] en
/of[verbalisant 6] te schoppen en
/of
- zijn, verdachtes, benen en
/oflichaam een of meerdere malen te rukken/trekken en
/ofbewegen in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde verbalisant
(en
)hem trachtte
(n
)te bewegen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlasteleggingen voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 138, 157, 180, 184, 266, 267, 285 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 27 en 55 van de Wet wapens en munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
A. parketnummer 08-064191-18
feit 1
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen;
feit 2
het misdrijf: in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
C. parketnummer 08-179285-19
feit 1
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, WWM;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 3
het misdrijf: mishandeling;
D.
parketnummer 08-221026-19
feit 1
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
E.
parketnummer 08-242895-19
feit 1 primair
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
feit 2
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: wederspannigheid;
F. parketnummer 08-012751 -20
het misdrijf: opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
G.
parketnummer 08-012581-20
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
H. parketnummer 08-026261-20
feit 1
het misdrijf: opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
feit 2
het misdrijf: wederspannigheid;
I. parketnummer 08-031286-20
feit 1
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
feit 3
de overtreding: handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, WWM;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 5
het misdrijf: wederspannigheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de misdrijven zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. Daarnaast heeft de officier gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna ook TBS-maatregel) met verpleging van overheidswege (dwangverpleging) zal worden opgelegd. In de zaak met parketnummer 08-031286-20 kan voor de overtreding (feit 3) ermee volstaan worden de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
7.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de TBS-maatregel met dwangverpleging een te zware en niet passende maatregel is. De raadsman heeft primair een deels voorwaardelijke straf bepleit, met als bijzondere voorwaarden ambulante behandeling, verplicht reclasseringstoezicht, begeleid wonen, behandeling van de agressieproblematiek en van het middelenmisbruik. Subsidiair bepleitte hij een ambulante behandeling, met een kortdurend klinisch deel, als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
7.3.1
De gepleegde feiten
Verdachte heeft zich in een periode van ongeveer twee jaren schuldig gemaakt aan een reeks van strafbare feiten. Rode draad daarin is agressie. De gevolgen voor anderen, zowel burgers als politiemensen, varieerden van hinder en ergernis tot schade, gevoelens van onveiligheid en onbehagen, angst en letsel en zelfs levensgevaar, dit laatste door brand te stichten in een flatgebouw waar bewoners op dat moment thuis waren. Zijn strafbare gedrag tegen politiemensen had bovendien tot gevolg dat zij in de uitoefening van hun werk werden belemmerd. Verdachte heeft zich niet alleen niets aangetrokken van de ‘gewone’ verboden om deze misdrijven te plegen, hij heeft zich bovendien niet gehouden aan de gebiedsverboden die hem waren opgelegd juist om de overlast die hij in het centrum van Enschede gaf, te bestrijden. Overlast waar ook verboden wapens bij gebruikt werden.
7.3.2
De persoon van de verdachte
Strafblad
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte van 9 september 2020. Ook daarin ziet de rechtbank een reeks van delicten met gewelddadige aspecten. Er zijn eerder straffen opgelegd, oplopend in zwaarte en ook onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. Dat heeft verdachte er niet van weerhouden strafbare feiten te blijven plegen.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De rechtbank heeft acht geslagen op het door drs. D.T. van der Werf, psychiater, uitgebrachte rapport van 26 juni 2020 en op hetgeen door hem op de zitting van
13 oktober 2020 als deskundige is verklaard. En ook op het rapport van dr. R.W. Blaauw, gezondheidszorgpsycholoog, van 22 juni 2020. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het door drs. J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog, op
17 januari 2020 uitgebrachte rapport en met het door D.J.E. Muitjens, reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland, uitgebrachte advies (maatregelrapport) van
24 augustus 2020 en op hetgeen door hem op de zitting van 13 oktober 2020 als deskundige is verklaard.
- Psychiater
Uit het psychiatrisch rapport blijkt dat bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een licht verstandelijke beperking en ziekelijke stoornissen in de vorm van een anti­sociale persoonlijkheidsstoornis (met ook immature Borderline-kenmerken), afhankelijkheid van cannabis, periodiek problematisch gebruik van alcohol en van amfetaminen en waarschijnlijk daaraan gerelateerde kortdurende paranoïde psychosen. Vanuit zijn verstandelijke beperkingen beschikt hij over een ondermaats ontwikkeld oordelend en kennend vermogen, overziet hij zaken gebrekkig en kan daar niet de juiste oorzaak-gevolg-verbanden bij leggen. Zijn cognitieve functies zijn dan ook zwak; hij heeft bijvoorbeeld een heel trage verwerkingssnelheid (op het niveau van zwakzinnigheid). Vanuit ook de persoonlijkheidsstoornis beschikt verdachte over weinig sociale competenties/vaardigheden, beschikt hij over weinig empathisch vermogen en is zijn geweten weinig geïnternaliseerd en dan ook nog weinig pro-sociaal gevuld. Het is niet uit te sluiten dat hij mogelijk, en dan mede onder invloed van roesmiddelen en situationele of emotionele stress, kortdurend paranoïde psychotische verschijnselen heeft doorgemaakt. Dit alles maakt dat verdachte regelmatig in conflict raakt met zijn omgeving, eigen en andermans belangen snel uit het oog verliest, overmatig snel en veel risico's aangaat en anderen instrumentaliseert. Gezien het voorgaande moet het aan verdachte tenlastegelegde hem in wisselende mate worden toegerekend variërende van overwegend in (licht) verminderde tot soms, in geval van de huisvredebreuk en vernieling/beschadiging in Glane, waarschijnlijk in volledige mate. Bij de mishandeling van zijn ex-vriendin, de bedreiging van een politieagent met een mes en nog meer bij de huisvredebreuk in Glane, is het waarschijnlijk dat toen voorbijgaande paranoïde psychotische verschijnselen hebben gespeeld die verdachte op dat moment volledig in bezit namen. Bij de overige tenlasteleggingen maakte verdachte op weliswaar zijn beperkte manier de nodige afwegingen, waarbij zijn verstandelijke beperkingen en zijn gebrekkige emotie- en gedragsregulatie gepaard aan vooral zijn egocentrisme en een lacunair geweten hem ook parten hebben gespeeld. In dergelijke gevallen kan het hem tenlastegelegde hoogstens in (soms licht) verminderde mate worden toegerekend.
Vanuit de aard en ernst van verdachte zijn psychopathologie (en afgezet tegen zijn voorgeschiedenis) is de verwachting dat het risico op delict-recidive groot is indien verdachte geen professionele behandeling en begeleiding krijgt, maar ook met professionele zorg (behandeling & aangepaste leefomstandigheden & toezicht) kan het recidive-risico waarschijnlijk nooit helemaal weggenomen worden, maar wel beduidend gereduceerd.
Vooreerst is forensisch-psychiatrische behandeling binnen een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking en overige psychiatrische problematiek en verslaving noodzakelijk (zoals Trajectum of een soortgelijke instelling). Van hieruit zal een resocialisatie-traject richting een beschermende (forensische) woonvoorziening voor deze doelgroep met ambulante vervolgbehandeling/begeleiding bij verdachte aangewezen zijn. Gezien het beperkt leervermogen van verdachte, de aard en omvang van zijn problematiek en zijn hulpverleningsgeschiedenis zal dit een intensief en tijdrovend traject worden.
De psychiater heeft op de zitting van 13 oktober 2020 zijn advies gehandhaafd en toegelicht. Gelet op de mislukte ambulante behandelpogingen van de laatste jaren is zijn inschatting dat verdachte zich niet in voldoende mate aan de voorwaarden zal kunnen houden. De duur van de klinische behandeling zal sterk afhangen van verdachte zijn motivatie en leervermogen en zal al gauw twee tot vier jaar vergen, voordat er sprake kan zijn van doorplaatsen naar een vorm van beschermend wonen.
- Psycholoog
Ook de psycholoog concludeert dat bij verdachte sprake is van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en in het gebruik van cannabis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en verstandelijke beperkingen van lichte aard. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Vanuit een combinatie van licht verstandelijke beperkingen en een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft verdachte problemen met de impulsbeheersing en is er bij een vermeende provocatie kans op acting out van agressie. Alcohol- en druggebruik werken daarbij luxerend, aangezien dit de impulscontrole bij verdachte verder verlaagt bij een vermeende provocatie. Ook kan verdachte vanuit zijn verstandelijke beperkingen en een antisociale persoonlijkheidsstoornis in combinatie met alcohol en drugs impulsief en agressief reageren op autoriteiten wanneer hij meent dat deze hem beperken of onheus bejegenen. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Wanneer de psychische stoornissen niet worden verminderd of adequaat worden begeleid en de sociaal maatschappelijke omstandigheden niet worden verbeterd, is het risico op recidive hoog. Met het oog op het hoge recidiverisico van verdachte is het wenselijk om begeleiding en behandeling aan verdachte te bieden voor zijn licht verstandelijke beperkingen en antisociale persoonlijkheidspathologie. Tevens is het daarbij van belang dat verdachte wordt behandeld in het omgaan met zijn verslavingen. Gelet op de bij verdachte aanwezige problematiek is het wenselijk om de behandelingen en begeleiding te laten uitvoeren door een instelling die specialistische behandeling en begeleiding biedt aan mensen met een lichte verstandelijke beperking en onbegrepen en risicovol gedrag, zoals Trajectum. Vanuit de complexiteit van de stoornissen en de problemen in het sociaal maatschappelijk functioneren is het van belang dat de behandeling wordt gestart in een kliniek, van waaruit dan verder kan worden gewerkt aan het sociaal-maatschappelijke functioneren van verdachte. Vanwege de wisselende motivatie van verdachte voor een behandeling en de onwil om een klinische behandeling te ondergaan, is een stevig justitieel kader van belang en moet in ogenschouw worden genomen dat het van belang is dat verdachte niet onbehandeld of onderbehandeld op straat kan komen.
- Reclassering
De inhoud van het (maatregel)rapport strekt ertoe dat bij verdachte op alle leefgebieden problemen zijn, waaronder het niet hebben van huisvesting, geen stabiele inkomsten, geen daginvulling, een crimineel netwerk en middelengebruik. Daarnaast zijn er veelvuldig
meldingen bij de politie wegens het veroorzaken van overlast en het overtreden van gebiedsverboden. Ook heeft verdachte voor vrijwel alle opvangcentra in Enschede een pandverbod in verband met agressief gedrag en een gebiedsverbod voor het centrum van Enschede. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid om zijn gedrag te verbeteren en het risico op het plegen van (gewelddadige) delicten is hoog. Er zijn geen interne beschermende factoren aanwezig. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Het risico op letselschade wordt ingeschat als hoog. Gelet hierop adviseert de reclassering negatief over een TBS-maatregel met voorwaarden, omdat er te weinig mogelijkheden zijn om met voorwaarden de risico's afdoende af te wenden en het gedrag te veranderen.
De deskundige van de reclassering heeft op de zitting van 13 oktober 2020 het advies gehandhaafd.
7.3.3
Beoordeling door de rechtbank
De psychiater en de psycholoog zijn het eens over de vastgestelde stoornissen bij verdachte ook over het hoge recidiverisico, de beperkte mogelijkheden tot behandeling en de indicaties voor behandeling. Zij delen het standpunt dat alleen een klinisch kader in een instelling voor personen met verstandelijke beperkingen resultaat kan opleveren en dat een voorwaardelijke straf of maatregel niet voldoende zal zijn.
Nu de conclusies van de gedragsdeskundigen worden gedragen door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van de feit en een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond in verband waarmee hij voor de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
De stoornis van verdachte in combinatie met zijn verslavingsproblematiek en het daaruit voorkomende gevaar voor herhaling van ernstige strafbare feiten als thans bewezenverklaard, zijn zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld vanuit detentie terug te laten keren in de maatschappij. De rechtbank ziet geen andere mogelijkheid dan de maatregel van terbeschikkingstelling van verdachte te gelasten en daarbij te bepalen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. Er is geen redelijk aanknopingspunt om van dat bevel verpleging af te zien en te volstaan met aan die maatregel te verbinden voorwaarden.
Aan de wettelijke voorwaarden voor de oplegging van een maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. Bij verdachte was tijdens het begaan van de feiten allereerst sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. Het onder E. parketnummer 08-242895-19, feit 1 primair, bewezen verklaarde feit is een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het onder I. parketnummer 08-031286-20, onder 2, bewezenverklaarde feit is strafbaar gesteld bij artikel 285, eerste lid Sr. Voor al deze feiten kan op grond van artikel 37a Sr de maatregel van terbeschikkingstelling worden opgelegd. Bovendien eist naar het oordeel van de rechtbank de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel.
De rechtbank overweegt verder dat er sprake is van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank zal aan verdachte bovendien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank acht dat passend en geboden op grond van de veelheid van delicten, de meeste met een geweldsaspect, en het feit dat verdachte keer op keer dergelijke misdrijven pleegt, alles zoals hiervoor ook overwogen.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde overtreding onder I. parketnummer 08-031286-20, feit 3, is de rechtbank van oordeel dat met schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel kan worden volstaan.
7.3.4
Conclusie van de rechtbank
Aan de verdachte zal de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging worden opgelegd met daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, met aftrek van de tijd die reeds door verdachte in voorarrest is doorgebracht.

8.De schade van benadeelden

8.1
D. Parketnummer 08-221026-19, feit 1
8.1.1
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 300,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit vergoeding van een mobiele telefoon en van kleding.
8.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering geen betrekking heeft op het onder parketnummer 08-221026-19, onder 1 tenlastegelegde feit zodat deze moet worden afgewezen.
8.1.3
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft om dezelfde reden afwijzing van de vordering bepleit.
8.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft geen betrekking op het tenlastegelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is niet komen vast te staan dat verdachte door het onder parketnummer 08-221026-19, onder 1 bewezenverklaarde feit (rechtstreeks) schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.
8.2
G. Parketnummer 08-012581-20
8.2.1
De vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 5]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 750,-- (zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
10 januari 2020. De gevorderde schade betreft immateriële schade.
8.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.3
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft, gelet op de bepleite partiële vrijspraak, gesteld dat de vordering moet worden gematigd tot een bedrag van € 300,--.
8.2.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op de in deze zaak tenlastegelegde mishandeling. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schade is onvoldoende betwist, voldoende onderbouwd en bovendien aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 10 januari 2020.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht.
8.3
I. Parketnummer 08-031286-20 feit 1 en feit 4
8.3.1
De vordering van de benadeelde partijen
[verbalisant 7] ( feit 1)
[verbalisant 7] heeft zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 500,-- (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2020. De gevorderde schade betreft immateriële schade.
Politie Eenheid Oost-Nederland (feit 4)
Politie Eenheid Oost-Nederland heeft zich als benadeelde partij gevoegd. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.803,26 (tweeduizendachthonderddrie euro en zesentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2020. De gevorderde schade betreft materiële schade van de reparatie van twee dienstvoertuigen van de politie.
8.3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen kunnen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.3
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich voor de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 7] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van de Politie Eenheid Oost-Nederland heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat gelet op bepleite nietigheid van de dagvaarding, aan de vordering niet kan worden toegekomen. Subsidiair stelt hij dat deze benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
8.3.4.
Het oordeel van de rechtbank
[verbalisant 7] (feit 1)
De vordering van [verbalisant 7] heeft betrekking op het in deze zaak onder 1 tenlastegelegde feit. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schade is niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 500,-- daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 2 februari 2020.
De rechtbank zal tevens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht.
Politie Eenheid Oost-Nederland
De vordering van Politie Eenheid Oost-Nederland heeft betrekking op het in deze zaak onder 4 tenlastegelegde feit. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schade is niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. zodat de vordering van de Politie Eenheid Oost-Nederland zal worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 2.803,26, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 2 februari 2020.
De rechtbank zal tevens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
inleiding
Bij vonnis van 2 augustus 2017 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte in de zaak met parketnummer 08-730412-17 ter zake van mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van zeventien dagen waarvan veertien dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 17 augustus 2017 en blijkens de vermelding in de documentatie van verdachte, geëindigd op 16 augustus 2019.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging gevorderd.
9.3
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft afwijzing van de vordering bepleit.
9.4
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling niet opportuun is, gelet op de oplegging van maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen. Voor verlenging van de proeftijd ziet zij evenmin aanleiding.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 62 en 63 Sr en artikel 54 WWM.

11.De beslissing

De rechtbank:
geldigheid dagvaarding
- verwerpt het verweer strekkend tot nietigverklaring van de dagvaarding in zaak I met parketnummer 08-031286-20 onder feit 4 en stelt vast dat de dagvaarding geldig is;
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder B. parketnummer 05-100491-19
tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
A. in de zaak met parketnummer 08-064191-18
feit 1
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen;
feit 2
het misdrijf: in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
C. in de zaak met parketnummer 08-179285-19
feit 1
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, WWM;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 3
het misdrijf: mishandeling;
D.
in de zaak met parketnummer 08-221026-19
feit 1
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
E.
in de zaak met parketnummer 08-242895-19
feit 1 primair
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
feit 2
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: wederspannigheid;
F.
in de zaak met parketnummer 08-012751-20
het misdrijf: opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
G.
in de zaak met parketnummer 08-012581-20
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
H.
in de zaak met parketnummer 08-026261-20
feit 1
het misdrijf: opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
feit 2
het misdrijf: wederspannigheid;
I. parketnummer 08-031286-20
feit 1
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
feit 3
de overtreding: handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, WWM;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 5
het misdrijf: wederspannigheid.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
ten aanzien van I. parketnummer 08-031286-20
- bepaalt dat voor het onder 3 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
275 (tweehonderdvijfenzeventig)dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
- beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
schadevergoedingin de zaak D. met parketnummer 08-221026-19, feit 1:
- wijst af de vordering van de benadeelde partij: [benadeelde 3] ;
in de zaak G. met parketnummer 08-012581-20:
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 5] van een bedrag van € 750,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2020);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 750,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van vijftien dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
in de zaak I. met parketnummer 08-031286-20 feit 1:
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 7] van een bedrag van € 500,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2020);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 500,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van tien dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
in de zaak I met parketnummer 08-031286-20 feit 4:
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Politie Eenheid Oost-Nederland van een bedrag van
€ 2.803,26(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2020);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.803,26, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 38 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- wijst af de vordering tot
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank in de zaak met parketnummer 08-730412-17 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2020.
Buiten staat
Mr. A.M. Rikken en mr. M.A.H. Heijink zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
A. Parketnummer 08-064191-18
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland, District Twente, met nummer PL0600-2018105049 van 5 april 2018. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 13 oktober 2020, voor zover inhoudend:
Op 10 maart 2018 ben ik in een woning op het adres [adres 3] geweest. Ik bonkte op een raam en de ruit ging kapot. Ik bloedde. Ik ben door het hele huis gelopen.
2. Het proces-verbaal van aangifte (pagina 28 en 29) voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudend als de verklaring van aangever [aangever 1] namens [benadeelde 4] :
Op 10 maart 2018 ben ik naar de woning van mijn ouders aan de [adres 3] in Glane gelopen en zag dat de ruit in de voordeur van de woning ingeslagen was. Ik zag dat op de vloer in de hal scherven lagen van de ruit en op de vloer bloed lag. Verder in de woning gekomen zag ik dat in alle vertrekken zowel beneden als boven bloed op de vloer lag. Ook zat er bloed aan de deuren en verschillende kasten.
3. Het proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2018, voor zover inhoudende, op pagina 8:
Ik, verbalisant, zag een bloedafdruk van een hand op de muur.
Feit 2
1. De bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 13 oktober 2020;2. Het proces-verbaal van aangifte (pagina 28 en 29).
C. Parketnummer 08-179285-19
Wanneer hierna wordt verwezen naar bewijsmiddelen, zijn dit bijlagen uit het ongenummerde proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2019416518 van 16 oktober 2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bijlagen van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. De bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 13 oktober 2020;
2. Het proces-verbaal van aanhouding van 16 juni 2019 (geen paginanummering).
Feit 2
1. Het proces-verbaal van aangifte van 15 juni voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde 1] :
Op 15 juni 2019 reed ik op mijn fiets in de richting van het station in Enschede. Ter hoogte van het terras van restaurant [restaurant] , kwam een negroïde man mij tegemoet lopen.
Hij duwde mij van mijn fiets. Mijn fiets heeft schade. Het spatbord van mijn fiets is nu helemaal scheef en mijn achterwiel loopt aan.
2. De verklaring van de verdachte op de zitting van 13 oktober 2020, voor zover inhoudend:
Op 15 juni 2019 was ik in Enschede. U toont mij de camerabeelden van het cameratoezicht in het centrum van Enschede. Ik herken mijzelf op de camerabeelden. Ik had een korte broek aan. Er fietste iemand op de stoep. Ik liep daar op de stoep. Ik kwam in aanraking met de fietser. Ik duwde hem omver. Hij viel met zijn fiets op de grond.
Feit 3
1. De verklaring van de verdachte op de zitting van 13 oktober 2020, voor zover inhoudend:
Op 15 juni 2019 was ik in Enschede. Ik heb hem meerdere keren op zijn rug geslagen.
2. Het proces-verbaal van op 15 juni 2019 voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde 1] :
Op 15 juni 2019 reed ik op mijn fiets in Enschede. Er kwam een negroïde man mij tegemoet lopen. Hij duwde mij van mijn fiets en sloeg me vervolgens van achteren. Ik voelde de kracht van de slag op mijn rug. Hij sloeg mij meerdere malen.
D. Parketnummer 08-221026-19
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019408109 van 16 september 2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. De bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 13 oktober 2020;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] (pagina 3 en 4);
3. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] (pagina 5 en 6);
Feit 2
1. De bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 13 oktober 2020;
2. Het proces-verbaal van aanhouding (pagina 22);
E. In de zaak met parketnummer 08-242895-19Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019450314 van 10 oktober 2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 13 oktober 2020, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 1 oktober 2019 heb ik in mijn flat aan de [adres 2] papieren in brand gestoken. Ik wist dat mijn woning zou worden ontruimd. Ik had de politie en de deurwaarder al uit het raam zien aankomen. Toen ik hen in de trappenhal hoorde, heb ik de flat verlaten.
2. Het proces-verbaal van bevindingen voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende als relaas van de verbalisant (pagina 36):
Op 1 oktober 2019 ben ik samen met de deurwaarder en een ruimploeg de flatwoning adres [adres 2] op de bovenste woonlaag binnen gegaan. Ik zag dat een man en een vrouw snel de woning [adres 2] verlieten en de trap af snelden en ons passeerden. Ik herkende de man als [verdachte] . In de woning zag ik veel rook. Ik zag dat op een zitting van de gestoffeerde zitbank in de woonkamer een groene deken lag. Ik zag dat onder de deken een hoeveelheid papieren lagen die smeulden. Ik zag dat van meerdere papieren een oranje vuurgloed en rook van het papier kwam. De deken was een stoffen deken en het materiaal van de bank was stof. Wanneer de brand groter was geworden, dan zou er gemeen gevaar voor goederen dan wel personen zijn ontstaan. Ik zag dat van de direct naastgelegen percelen de bewoners aanwezig waren.
2.
Het proces-verbaal van aangifte, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van [aangever 2] (pagina 6):
Het perceel [adres 2] betreft een flatwoning. Op het tijdstip van de brandstichting waren meerdere bewoners aanwezig in de flat. In de keuken zit ook de cv-ketel en de gasleiding.
Feit 2 en feit 3
1. De bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 13 oktober 2020;
2. Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 43);
F. In de zaak met parketnummer 08-012751-20
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019540816 van 6 februari 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. De bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 13 oktober 2020;
2. Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 4 en 5);
3. Een geschrift te weten een gebiedsverbod, van 14 oktober 2019 gedaan door de burgemeester van Enschede (pagina’s 11 t/m 14);
G. In de zaak met parketnummer 08-012581-20
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland met nummer PL0600-2020018616 van 11 januari 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. De verklaring van verdachte op de zitting van 13 oktober 2020, voor zover inhoudend:
Op 11 januari 2020 had ik ruzie met mijn vriendin [benadeelde 5] . Ik heb haar hard bij haar bovenarmen vastgepakt en ik heb haar vastgehouden.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] (pagina’s 43 t/m 45) voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van [benadeelde 5] :
Mijn vriend heet [verdachte] . Op 11 januari 2020 was [verdachte] boos op mij. Hij begon mij te trappen. Hij trapte mij opzettelijk en met kracht heel hard tegen mijn linker been. Ik voelde dan ook direct erg veel pijn. Hij heeft mij ook hard vastgepakt bij mijn bovenarmen. Er zijn nu blauwe plekken zichtbaar op mijn been en armen.
3. Het proces-verbaal (pagina 19), voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende als relaas van de verbalisant:
Van het letsel, de blauwe plekken van de aangeefster, zijn op het politiebureau
foto's gemaakt.
H. In de zaak met parketnummer 08-026261-20
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland met nummer PL0600-2020044266 van 3 februari 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. De bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 13 oktober 2020;
2. Het proces-verbaal van aanhouding (pagina 3 en 4);
3. Een geschrift te weten een gebiedsverbod, van 14 januari 2020 gedaan door de burgemeester van Enschede (pagina’s 7 t/m 10);
Feit 2
1. De bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 13 oktober 2020;
2. Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 3 en 4 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisanten.
I. In de zaak met parketnummer 08-031286-20
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummernummer PL0600-2020051377 van 4 februari 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. De bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 13 oktober 2020;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 7] (pagina 24 en 25).
Feit 2
1. De verklaring van verdachte op de zitting van 13 oktober 2020, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Op 2 februari 2020 was ik in Enschede. Ik had een mes in mijn hand. Ik ben met dat mes in mijn hand in de richting van de politieauto gelopen, naar de kant van de auto waar die vrouwelijke politieagent zat.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 6] (pagina 4 t/m 6), voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 2 februari 2020 zat ik op de bijrijdersstoel in ons dienstvoertuig Enschede. Ik zag dat [verdachte] in de richting van ons voertuig liep. Ik zag dat hij een zilverkleurig mes in zijn hand hield met de scherpe kant van het mes naar voren. Ik zag dat [verdachte] naar mijn portier, aan de bijrijderskant, liep. Ik keek hem recht in zijn ogen aan. Hij had een dode blik in zijn ogen. Alsof niemand meer tot hem zou doordringen en dat hij niets te verliezen had. Ik zag dat hij zijn mond bewoog en met zijn armen zwaaide, ook met de hand waar hij het mes vast hield. Hij liep nog steeds in de richting van ons dienstvoertuig en maakte een stekende beweging richting het voertuig. Op dat moment pakte ik de deurspijl van het portier vast omdat ik bang was dat hij mijn portier zou openen en dat hij mij zou neersteken. Ik was bang dat hij niets van mij heel zou laten en dat hij zou blijven steken tot ik misschien wel dood zou zijn. Ik zag dat [verdachte] uithaalde richting onze auto.
3. Het proces-verbaal van aanhouding (pagina 43) voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende als relaas van de verbalisanten:
In de nacht van 1 februari 2020 op 2 februari 2020 waren wij, verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , belast met een nachtdienst noodhulp in Enschede.
Het dienstvoertuig van collega’s [verbalisant 10] en [verbalisant 6] stond verderop. Wij zagen dat [verdachte] een zilverkleurig voorwerp in zijn handen vast had. Wij zagen dat [verdachte] in de richting van het dienstvoertuig van collega’s [verbalisant 10] en [verbalisant 6] liep.
Feit 3
1. De bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 13 oktober 2020;
2. Het proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2020 (pagina 56 t/m 59).
Feit 4
Mercedes-Benz kenteken [kenteken 2]
1. De bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 13 oktober 2020;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 8] (pagina 35 en 36);
Volkswagen Touran kenteken [kenteken 1]
3. Het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 6] (pagina 33 en 34), voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 2 februari 2020 zat ik als bijrijder in het dienstvoertuig Volkswagen Touran, voorzien van het kenteken [kenteken 1] in Enschede. Collega [verbalisant 10] was bestuurder. Ik zag dat [verdachte] met een zilverkleurig mes in onze richting liep. Hij hield het mes vast met de scherpe kant in onze richting. Ik zag dat hij doelbewust op ons voertuig afliep. Ik hoorde een soort lichte knal. Later op het bureau zag collega [verbalisant 10] dat er een steekkras op het rechter achterportier en een lengtekras op de achterste zijruit zat. Beide krassen zagen eruit alsof deze door een scherp voorwerp waren veroorzaakt. Deze zaten er op het begin van de dienst nog niet.
4. Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 7 en 8), voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende als relaas van de verbalisant:
In de nacht van zaterdag 1 februari 2020 op zondag 2 februari 2020 in Enschede, zag ik dat [verdachte] met een glimmend puntig voorwerp op onze dienstauto kwam aflopen. Bij terugkomst op het bureau van politie heb ik de buitenzijde van onze dienstauto
bekeken en zag ik een steekkras op het rechter achterportier en een lengtekras op
de achterste zijruit.
Feit 5
24. De bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 13 oktober 2020;
25. Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 11 van de doorgenummerde bijlagen ), inhoudende het relaas van de verbalisant.