ECLI:NL:RBOVE:2020:3537

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
08.178508.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank Overijssel over een gewapende overval na een Marktplaatsdeal

Op 26 oktober 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een stel uit Deventer dat op 8 juli 2020 een gewapende overval heeft gepleegd na een Marktplaatsdeal. De verdachten, een 34-jarige man en een 34-jarige vrouw, deden zich voor als kopers van een laptop. Tijdens de afspraak met de verkoper, die hen de laptop wilde tonen, bedreigde de vrouw het slachtoffer met een vuurwapen, terwijl de man in de auto bleef wachten. Na de bedreiging namen ze de laptop mee en gooiden het wapen weg. De laptop werd later teruggevonden in een auto, en bij een doorzoeking van de woning van de verdachten werden een stroomstootwapen en knalpatronen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de overval ernstige gevolgen heeft voor het slachtoffer en de samenleving, en dat de verdachten enkel uit financieel gewin handelden zonder rekening te houden met de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank kwalificeerde de feiten als diefstal met geweld en legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en oordeelde dat een lange gevangenisstraf noodzakelijk was. De verdachten werden ook verplicht om hulp te zoeken voor hun problemen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.178508.20 (P)
Datum vonnis: 26 oktober 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
verblijvende in de P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M. Hoekstra, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.H.T. de Haas, advocaat te Harderwijk, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 8 juli 2020 samen met een ander een laptop, toebehorende aan [slachtoffer] , heeft gestolen, waarbij verdachte en zijn medeverdachte die [slachtoffer] hebben bedreigd met een vuurwapen dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp;
feit 2:op 8 juli 2020 drie knalpatronen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Hij op of omstreeks 8 juli 2020 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een laptop, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
 zich naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven,
 die [slachtoffer] heeft/hebben gevraagd om de laptop eerst te mogen zien waarna die [slachtoffer] de laptop heeft afgegeven,
 (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit een tas te pakken en op (de buik van) die [slachtoffer] te richten,
 te zeggen: “dan mag je de deur nu weer dicht doen”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 8 juli 2020 te Deventer munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie, knalpatronen van het kaliber 9mm, merk Walther, voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de feiten onder 1 en 2 wettig en overtuigend worden bewezenverklaard.
Daarbij heeft de officier van justitie gewezen op de bekennende verklaringen van verdachte en het feit dat deze bevestiging vinden in overige bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting ten aanzien van de bewezenverklaring met betrekking tot de feiten 1 en 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
Ten aanzien van feit 1:
 Het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 oktober 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaringen van verdachte;
 Het proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (pag. 101 - 103);
 Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] (pag. 169 - 172);
 Het proces-verbaal inbeslagname Peugeot en aantreffen buit, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] (pag. 151);
 Het proces-verbaal van het aanvullende (tweede) verhoor van medeverdachte [medeverdachte] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (pag. 51 - 57).
En, ten aanzien van feit 2:
 Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 3] (pag. 181 – 182);
 Proces-verbaal onderzoek wapen/ munitie, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] (pag. 197 – 198).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
Hij op 8 juli 2020 te Deventer tezamen en in vereniging met een ander, een laptop, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:
 zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven,
 die [slachtoffer] te vragen om de laptop eerst te mogen zien waarna die [slachtoffer] de laptop heeft afgegeven,
 vervolgens een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, uit een tas te pakken en op die [slachtoffer] te richten,
 te zeggen: “Dan mag je de deur nu weer dicht doen”.
2
hij op 8 juli 2020 te Deventer munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie knalpatronen van het kaliber 9mm, merk Walther, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
feit 2
het misdrijf:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten onder 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest en met oplegging van bijzondere voorwaarden overeenkomstig het reclasseringsadvies van 1 oktober 2020, met uitzondering van de voorwaarden betreffende een contactverbod met het slachtoffer, een locatieverbod (met elektronische controle) en een locatiegebod.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht om bij de strafoplegging in het bijzonder rekening te houden met het volgende.
De raadsman heeft in de eerste plaats verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van zijn cliënt, waaronder zijn persoonlijkheids-problematiek en zijn psychische problemen. Indien de feiten worden bewezenverklaard moet zijn cliënt, gelet op die problemen en stoornissen - waarvan aannemelijk is dat deze van invloed zijn geweest bij het begaan van de feiten -, als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd, aldus de raadsman. De raadsman heeft de rechtbank daarnaast verzocht om rekening te houden met het feit dat zijn cliënt blijk heeft gegeven van een gevoel van verantwoordelijkheid en van bereidheid om mee te werken aan een traject voor mediation, indien en zodra het slachtoffer daartoe bereid en in staat is.
De raadsman heeft verder verzocht om bij de straftoemeting in elk geval aan te sluiten bij de LOVS oriëntatiepunten ten aanzien van het delict ‘straatroof’ en niet ten aanzien van het delict ‘woningoverval’. In genoemde oriëntatiepunten zit, ten aanzien van de duur van de op te leggen gevangenisstraf bij ‘straatroof’ en bij ‘overval woning’ een verschil van tweeënhalf jaar. De raadsman heeft verwezen naar het arrest HR 19 juni 2001 (NJ 2001, 574) waaruit blijkt dat ten aanzien van de locatie van belang is of het delict zich heeft afgespeeld op een plek waar ‘het privaathuiselijk leven wordt geleefd’.
Een aantal in de LOVS oriëntatiepunten genoemde strafverminderende factoren, zoals ‘geringe omvang van de schade’ en ‘geen letsel’, dienen bij de strafoplegging te worden meegewogen, aldus de raadsman.
De raadsman heeft ten slotte verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het meest recente reclasseringsadvies betreffende zijn cliënt en het daarin voorgestelde plan van aanpak en om aan zijn cliënt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en met daarnaast een voorwaardelijk strafdeel dan wel een taakstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zich samen met zijn partner schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, waarbij het slachtoffer - dat via Marktplaats was benaderd – in de portiek van zijn woning met een wapen is bedreigd.
Daarnaast heeft verdachte, in strijd met de Wet wapens en munitie, munitie in de vorm van drie knalpatronen voorhanden gehad.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat hij en zijn partner vanwege geldgebrek, en omdat zij hun huurwoning gedwongen moesten verlaten, de keuze hebben gemaakt om iemand te overvallen. Verdachte en de medeverdachte hebben kennelijk louter gehandeld ten behoeve van hun eigen financieel gewin en zich op geen enkele wijze bekommerd om het welzijn en de gevoelens van het slachtoffer.
De rechtbank acht in het bijzonder de gepleegde diefstal met geweld zeer ernstig. Het handelen van verdachte en de medeverdachte getuigt van een ernstige mate van gewetenloosheid en brutaliteit. Feiten als deze hebben (hevige) gevoelens van angst en onveiligheid tot gevolg, in het bijzonder bij de slachtoffers, maar ook bij mogelijke omstanders en in de samenleving in het algemeen. Het is heel goed mogelijk dat het slachtoffer in deze zaak voor langere tijd te kampen zal hebben met angstgevoelens en/of andere traumatiserende gevolgen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting erkend de onder 1 ten laste gelegde diefstal met bedreiging te hebben begaan. Hij heeft verklaard zijn eigen handelen te betreuren en oprecht begaan te zijn met het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer reeds voor de zitting schriftelijk zijn excuses aangeboden.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij zich aldus bereid heeft getoond verantwoordelijkheid te nemen voor zijn strafwaardige handelen.
Uit een advies van de reclassering gedateerd 1 oktober 2020 blijkt ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte het volgende.
Bij verdachte spelen problemen op vrijwel alle leefgebieden. Verdachte heeft een negatief sociaal netwerk, als gevolg van zijn psychosociaal functioneren in combinatie met zijn drugsgebruik. Hij heeft geen werk, geen zinvolle dagbesteding en er is sprake van schulden. Als beschermende of steunende factor kan de band met zijn familie worden beschouwd. Verdachte toont ten aanzien van het delict berouw en hij grijpt geboden hulp aan om aan zijn problemen te werken. De reclassering schat het recidiverisico alsook het risico op onttrekking aan voorwaarden in als gemiddeld. De reclassering adviseert om bij een veroordeling aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder een meldplicht bij reclassering en de verplichting om mee te werken aan diagnostiek en een ambulante behandeling (met tevens de mogelijkheid van kortdurende klinische opname).
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het beperkte strafblad van verdachte, zoals blijkt uit een uittreksel justitiële documentatie gedateerd op 22 september 2020. De rechtbank houdt hier noch in strafverminderende noch in strafvermeerderende zin rekening mee.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting van de LOVS als uitgangspunt. Ten aanzien van genoemde oriëntatiepunten in relatie tot onderhavige feiten is de rechtbank van oordeel dat de aard en ernst van – in het bijzonder – het onder 1 bewezenverklaarde feit een sanctie rechtvaardigt die zwaarder is dan de straf die past bij een straatroof, doch minder zwaar dan de sanctie voor een woningoverval, waarbij in de woning is binnengedrongen.
In dit geval heeft de overval zich afgespeeld bij de voordeur in de portiek van de (flat-) woning van het slachtoffer. Hierdoor zal het slachtoffer nog langdurig dagelijks, mogelijk meermalen per dag, worden herinnerd aan het zeer bedreigende en beangstigende moment dat hij daar, mede door toedoen van verdachte, in de ochtend van 8 juli 2020 heeft moeten meemaken.
De deskundige K.N. Broek, psychiater bij het NIFP, heeft in een rapportage ‘trajectconsult’ van 12 augustus 2020 geadviseerd om niet een Pro Justitia rapportage te laten opmaken, nu er geen aanwijzingen zijn voor het bestaan van een relatie tussen het de laste gelegde feiten en de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte. De rechtbank concludeert op basis hiervan dat er geen reden bestaat om aan te nemen dat verdachte ten tijde van het plegen van het onder 1 bewezenverklaarde feit verminderd toerekeningsvatbaar was.
De rechtbank ziet in het voorgaande, in samenhang bezien, redenen voor oplegging van een forse vrijheidsbenemende straf, waarvan een deel voorwaardelijk, zoals in het dictum van dit vonnis genoemd. Oplegging van een taakstraf, zoals door de raadsman verzocht, doet naar oordeel van de rechtbank volstrekt geen recht aan de aard en ernst van het feit.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel een aantal bijzondere voorwaarden verbinden overeenkomstig het advies van de reclassering van 1 oktober 2020, met een proeftijd van drie jaar, teneinde verdachte te doordringen van het belang zijn leven op een andere manier vorm te geven, daarop toe te laten zien door de reclassering en verdachte daarbij te ondersteunen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij vordert, indien hij zijn laptop niet of beschadigd terug krijgt, verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 700,-- (zevenhonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie en de raadsman
De officier van justitie heeft gevorderd, en de raadsman verzocht, dat de vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen nu uit het dossier blijkt dat de laptop aan het slachtoffer is teruggegeven.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij heeft betrekking op het onder 1 tenlastegelegde en is voorwaardelijk ingesteld, in die zin dat de benadeelde partij vergoeding van schade vordert indien hij zijn laptop niet of beschadigd terug krijgt. De vordering is gemotiveerd betwist. Blijkens het dossier is de weggenomen laptop aan de benadeelde partij teruggegeven. Van enige schade aan de laptop is niet gebleken. De rechtbank zal het gevorderde daarom afwijzen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.
Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, en 57 Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit:
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1. het misdrijf:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2. het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet zijn nagekomen:
stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
 zich zal melden bij de reclassering en zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 verplicht zal meewerken aan diagnostiek ten behoeve van ambulante behandeling en zich, indien geïndiceerd, zal laten behandelen door Justact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk en duurt zolang als de reclassering dat nodig vindt.
Verdachte zal zich daarbij houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener voor de behandeling zal geven. Het innemen van medicijnen kan een onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik en/of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld kan de reclassering - met het oog op de kans op het ontstaan van risicovolle situaties - een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Verdachte zal zich laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert. Deze kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken, of zoveel korter als de reclassering nodig acht;
 geen drugs zal gebruiken en zal meewerken aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte zal worden gecontroleerd;
 zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte zal de reclassering daarbij inzicht geven in zijn financiën en schulden;
 zal meewerken aan het verkrijgen en/of behouden van dagbesteding in de vorm van werk of vrijwilligerswerk en gedurende het toezicht openheid zal geven aan de reclassering over zijn sociaal netwerk, teneinde de risico ‘s te kunnen monitoren.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden
van rechtswegedat verdachte:
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2020.
Buiten staat
Mr. P.A.M. Miltenburg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, Districtsrecherche IJsselland in het onderzoek ‘Garnaal’, met nummer