7.3De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zich samen met zijn partner schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, waarbij het slachtoffer - dat via Marktplaats was benaderd – in de portiek van zijn woning met een wapen is bedreigd.
Daarnaast heeft verdachte, in strijd met de Wet wapens en munitie, munitie in de vorm van drie knalpatronen voorhanden gehad.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat hij en zijn partner vanwege geldgebrek, en omdat zij hun huurwoning gedwongen moesten verlaten, de keuze hebben gemaakt om iemand te overvallen. Verdachte en de medeverdachte hebben kennelijk louter gehandeld ten behoeve van hun eigen financieel gewin en zich op geen enkele wijze bekommerd om het welzijn en de gevoelens van het slachtoffer.
De rechtbank acht in het bijzonder de gepleegde diefstal met geweld zeer ernstig. Het handelen van verdachte en de medeverdachte getuigt van een ernstige mate van gewetenloosheid en brutaliteit. Feiten als deze hebben (hevige) gevoelens van angst en onveiligheid tot gevolg, in het bijzonder bij de slachtoffers, maar ook bij mogelijke omstanders en in de samenleving in het algemeen. Het is heel goed mogelijk dat het slachtoffer in deze zaak voor langere tijd te kampen zal hebben met angstgevoelens en/of andere traumatiserende gevolgen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting erkend de onder 1 ten laste gelegde diefstal met bedreiging te hebben begaan. Hij heeft verklaard zijn eigen handelen te betreuren en oprecht begaan te zijn met het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer reeds voor de zitting schriftelijk zijn excuses aangeboden.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij zich aldus bereid heeft getoond verantwoordelijkheid te nemen voor zijn strafwaardige handelen.
Uit een advies van de reclassering gedateerd 1 oktober 2020 blijkt ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte het volgende.
Bij verdachte spelen problemen op vrijwel alle leefgebieden. Verdachte heeft een negatief sociaal netwerk, als gevolg van zijn psychosociaal functioneren in combinatie met zijn drugsgebruik. Hij heeft geen werk, geen zinvolle dagbesteding en er is sprake van schulden. Als beschermende of steunende factor kan de band met zijn familie worden beschouwd. Verdachte toont ten aanzien van het delict berouw en hij grijpt geboden hulp aan om aan zijn problemen te werken. De reclassering schat het recidiverisico alsook het risico op onttrekking aan voorwaarden in als gemiddeld. De reclassering adviseert om bij een veroordeling aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder een meldplicht bij reclassering en de verplichting om mee te werken aan diagnostiek en een ambulante behandeling (met tevens de mogelijkheid van kortdurende klinische opname).
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het beperkte strafblad van verdachte, zoals blijkt uit een uittreksel justitiële documentatie gedateerd op 22 september 2020. De rechtbank houdt hier noch in strafverminderende noch in strafvermeerderende zin rekening mee.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting van de LOVS als uitgangspunt. Ten aanzien van genoemde oriëntatiepunten in relatie tot onderhavige feiten is de rechtbank van oordeel dat de aard en ernst van – in het bijzonder – het onder 1 bewezenverklaarde feit een sanctie rechtvaardigt die zwaarder is dan de straf die past bij een straatroof, doch minder zwaar dan de sanctie voor een woningoverval, waarbij in de woning is binnengedrongen.
In dit geval heeft de overval zich afgespeeld bij de voordeur in de portiek van de (flat-) woning van het slachtoffer. Hierdoor zal het slachtoffer nog langdurig dagelijks, mogelijk meermalen per dag, worden herinnerd aan het zeer bedreigende en beangstigende moment dat hij daar, mede door toedoen van verdachte, in de ochtend van 8 juli 2020 heeft moeten meemaken.
De deskundige K.N. Broek, psychiater bij het NIFP, heeft in een rapportage ‘trajectconsult’ van 12 augustus 2020 geadviseerd om niet een Pro Justitia rapportage te laten opmaken, nu er geen aanwijzingen zijn voor het bestaan van een relatie tussen het de laste gelegde feiten en de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte. De rechtbank concludeert op basis hiervan dat er geen reden bestaat om aan te nemen dat verdachte ten tijde van het plegen van het onder 1 bewezenverklaarde feit verminderd toerekeningsvatbaar was.
De rechtbank ziet in het voorgaande, in samenhang bezien, redenen voor oplegging van een forse vrijheidsbenemende straf, waarvan een deel voorwaardelijk, zoals in het dictum van dit vonnis genoemd. Oplegging van een taakstraf, zoals door de raadsman verzocht, doet naar oordeel van de rechtbank volstrekt geen recht aan de aard en ernst van het feit.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel een aantal bijzondere voorwaarden verbinden overeenkomstig het advies van de reclassering van 1 oktober 2020, met een proeftijd van drie jaar, teneinde verdachte te doordringen van het belang zijn leven op een andere manier vorm te geven, daarop toe te laten zien door de reclassering en verdachte daarbij te ondersteunen.