7.3De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zich samen met haar partner schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij het slachtoffer - dat via Marktplaats was benaderd - in de portiek van zijn woning met een wapen is bedreigd.
Daarnaast heeft verdachte, in strijd met de Wet wapens en munitie, een stroomstootwapen voorhanden gehad.
Verdachte heeft tijdens haar verhoor verklaard dat zij en haar partner vanwege geldgebrek, en omdat zij hun huurwoning gedwongen moesten verlaten, de keuze hebben gemaakt om iemand te overvallen. Verdachte en de medeverdachte hebben kennelijk louter gehandeld ten behoeve van hun eigen financieel gewin en zich op geen enkele wijze bekommerd om het welzijn en de gevoelens van het slachtoffer.
De rechtbank acht in het bijzonder de gepleegde diefstal met geweld zeer ernstig. Het handelen van verdachte en de medeverdachte getuigt van een ernstige mate van gewetenloosheid en brutaliteit. Feiten als deze hebben (hevige) gevoelens van angst en onveiligheid tot gevolg, in het bijzonder bij de slachtoffers, maar ook bij mogelijke omstanders en in de samenleving in het algemeen.
Het is heel goed mogelijk dat het slachtoffer in deze zaak voor langere tijd te kampen zal hebben met angstgevoelens en/of andere traumatiserende gevolgen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft bij gelegenheid van het tweede verhoor bij de politie en ter terechtzitting erkend de onder 1 ten laste gelegde diefstal met bedreiging te hebben begaan. Ze heeft voorts verklaard haar handelen zeer te betreuren en oprecht begaan te zijn met het slachtoffer.
Verdachte heeft het slachtoffer reeds voor de zitting schriftelijk haar excuses aangeboden.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat zij zich aldus bereid heeft getoond verantwoordelijkheid te nemen voor haar strafwaardige handelen.
Uit een advies van de reclassering gedateerd 30 september 2020 blijkt ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte het volgende.
Verdachte is gediagnosticeerd met ADHD, met autistische - en borderline trekken.
Ze is onvoldoende in staat haar leven geheel zelfstandig te organiseren en vorm te geven.
Verdachte wordt als een ‘zorgmijder’ gezien. Sinds de komst van de medeverdachte in het leven van verdachte, als haar nieuwe vriend, is de eerder ingezette begeleiding aan huis gestopt; de problemen zijn hierna verergerd. Verdachte heeft geen legaal inkomen.
Er was sprake van drugsmisbruik in de vorm van vrijwel dagelijks blowen.
Het recidiverisico wordt als gemiddeld ingeschat; het risico op een onttrekking aan voorwaarden echter als hoog. De reclassering heeft geadviseerd om, in het geval van een veroordeling, aan verdachte een - deels - voorwaardelijke straf op te leggen, met oplegging van bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht en de verplichting om mee te werken aan de gedragsinterventie ‘Cognitieve Vaardigheden’ (CoVa) dan wel een andere gedragsinterventie.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het beperkte strafblad van verdachte, zoals blijkt uit een uittreksel justitiële documentatie gedateerd op 22 september 2020.
De rechtbank houdt hier noch in strafverminderende, noch in strafvermeerderende zin rekening mee.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting van de LOVS als uitgangspunt. Ten aanzien van genoemde oriëntatiepunten in relatie tot onderhavige feiten is de rechtbank van oordeel dat de ernst van – in het bijzonder – het onder 1 bewezenverklaarde feit een sanctie rechtvaardigt die zwaarder is dan de straf die past bij een straatroof, doch minder zwaar dan de sanctie voor een woningoverval, waarbij in de woning is binnengedrongen.
In dit geval heeft de overval zich afgespeeld bij de voordeur in de portiek van de (flat-) woning van het slachtoffer. Hierdoor zal het slachtoffer nog langdurig dagelijks, mogelijk meermalen per dag, worden herinnerd aan het zeer bedreigende en beangstigende moment dat hij daar, door toedoen van verdachte, in de ochtend van 8 juli 2020 heeft moeten meemaken.
De deskundige J.M. Westenbroek, psychiater bij het NIFP, heeft op 28 juli 2020 aan het OM laten weten dat op basis van de stukken geen aanwijzingen naar voren komen voor ernstige
problematiek, zoals een psychotische stoornis, die de realiteitstoetsing van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten zouden kunnen hebben beïnvloed, zodat het opmaken van een nadere rapportage niet noodzakelijk is. De rechtbank concludeert op basis hiervan dat er geen reden bestaat om aan te nemen dat verdachte ten tijde van het plegen van het onder 1 bewezenverklaarde feit verminderd toerekeningsvatbaar was.
De rechtbank ziet in het voorgaande, in samenhang bezien, redenen voor oplegging van een forse vrijheidsbenemende straf, waarvan een deel voorwaardelijk, zoals in het dictum van dit vonnis genoemd. Oplegging van een taakstraf, zoals door de raadsman verzocht, doet naar oordeel van de rechtbank volstrekt geen recht aan de aard en ernst van het feit.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel een aantal bijzondere voorwaarden verbinden overeenkomstig het advies van de reclassering van 30 september 2020, met een proeftijd van drie jaar, teneinde verdachte te doordringen van het belang haar leven op een andere manier vorm te geven, daarop toe te laten zien door de reclassering en verdachte daarbij te ondersteunen.