ECLI:NL:RBOVE:2020:3458

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
Awb 19/2204
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur; verzoek tot openbaarmaking en bezwaar ongegrond verklaard

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde J.P.E. Baakman, beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almelo, dat zijn verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Archiefwet ongegrond verklaarde. Het primaire besluit, genomen op 23 mei 2019, hield in dat 11 documenten openbaar werden gemaakt. Eiser verzocht om afschriften van documenten die betrekking hebben op de verjaring van eigendom van een perceel grond in Almelo. Het college heeft in het bestreden besluit van 5 november 2019 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, waarbij eiser zijn verzoek had uitgebreid tot alle correspondentie over de zogenaamde 'poortaffaire'. De rechtbank heeft op 13 oktober 2020 de zitting gehouden, waarbij eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door R. Wilschut en D.A. Cohen.

De rechtbank overweegt dat het Wob-verzoek van eiser specifiek gericht was op de akte van verjaring en de bijbehorende brief, en dat het college hieraan volledig tegemoet is gekomen door de 11 documenten openbaar te maken. De rechtbank oordeelt dat de uitbreiding van het verzoek in de bezwaarfase niet mogelijk is en dat eiser een nieuw Wob-verzoek moet indienen voor de overige documenten. De rechtbank heeft de formele en materiële beroepsgronden van eiser besproken en verworpen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit rechtmatig is en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/2204

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats] , eiser,
gemachtigde: J.P.E. Baakman,
en
het college van burgemeester en wethouders van Almelo, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een beslissing genomen op een verzoek van eiser inzake openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) en de Archiefwet.
Bij besluit van 5 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
R. Wilschut en D.A. Cohen.

Overwegingen

Wettelijk kader
1. Artikel 3, eerste lid, van de Wob bepaalt dat een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, kan richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document vermeldt, waarover hij informatie wenst te ontvangen. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat, indien een verzoek te algemeen is geformuleerd, het bestuursorgaan de verzoeker zo spoedig mogelijk verzoekt om zijn verzoek te preciseren en het hem daarbij behulpzaam is.
Wob-verzoek en besluitvorming hierover
2. Bij brief van 7 mei 2019 heeft eiser, onder verwijzing naar de Wob en de Archiefwet, verweerder verzocht om hem afschriften van de navolgende documenten toe te zenden:
- de verklaring van verjaring eigendom betreffende een perceel grond, gelegen aan de Haven Noordzijde te Almelo, sectie [Letter] , nummer [nummer 1] , getekend door notaris Willems op 18 november 2008;
- de brief van 29 september 2008, behorende bij deze akte;
- alle op deze verklaring van eigendom en de brief van 29 september 2008 betrekking hebbende informatiedragers.
3. In het primaire besluit heeft verweerder zich allereerst op het standpunt gesteld dat het verzoek valt onder de reikwijdte van de Wob. Het verzoek om openbaarmaking is gehonoreerd en verweerder heeft 11 documenten openbaar gemaakt. Dit betreft de navolgende documenten:
- Verzoek van [naam 1] om verkrijgende verjaring d.d. 8 mei 2006.
- Beantwoording verzoek d.d. 29 mei 2006.
- Besluit van verweerder op verzoek verjaring d.d. 31 oktober 2006.
- Brief van verweerder aan [naam 1] d.d. 1 december 2006.
- Brief van verweerder aan [naam 2] d.d. 1 december 2006.
- Brief van verweerder aan eiser d.d. 1 december 2006.
- Brief van Damsté advocaten aan verweerder d.d. 22 januari 2007.
- Brief van verweerder aan Damsté advocaten d.d. 13 februari 2007.
- Afschrift brief van notaris Willems aan Damsté advocaten d.d. 8 juni 2007.
- Brief d.d. 29 september 2008.
- Kadastrale akte perceel sectie [Letter] , nummer [nummer 1] , d.d. 18 november 2008.
4. In bezwaar heeft eiser, samengevat weergegeven, aangevoerd dat hij afschriften van alle stukken die betrekking hebben op de zogenaamde ‘poortaffaire’, wil ontvangen.
5. Voor zover voor het materiële geschil van belang, heeft verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het Wob-verzoek zich specifiek richt op de akte van verjaring van 18 november 2008 en de bijbehorende brief van 29 september 2008. Dit verzoek was voldoende duidelijk zodat het niet nodig was om te vragen het verzoek nader te specificeren. In het primaire besluit is volledig aan het verzoek tegemoet gekomen door alle (11) documenten die betrekking hebben op de akte en de bijbehorende brief openbaar te maken en aan eiser te verstrekken. In bezwaar is het Wob-verzoek gewijzigd c.q. uitgebreid tot alle correspondentie (tot op heden) over verschillende onderwerpen die de steeg tussen [adres] [nummer 2] en [nummer 3] betreffen. Een uitbreiding/wijziging van een Wob-verzoek in de bezwaarfase is niet mogelijk en voor het openbaar maken van de in bezwaar genoemde correspondentie vanaf 2008 zal eiser een afzonderlijk Wob-verzoek bij hem moeten indienen, aldus verweerder.
Het primaire besluit is daarom in het bestreden besluit gehandhaafd.
Beroepsgronden en beoordeling daarvan door de rechtbank
6. Eiser heeft enkele formele en een materiële beroepsgrond ingebracht. De rechtbank zal eerst de formele beroepsgronden bespreken en daarna de materiële beroepsgrond.

Formele beroepsgronden

7. Eiser stelt dat het bestreden besluit niet is ondertekend en dat niet is gebleken van een rechtsgeldig mandaat om dit besluit te nemen. Het hoorzittingsverslag is niet volledig omdat twee schorsingen hierin niet zijn vermeld. Verder stelt eiser dat verweerder geen verweerschrift bij de rechtbank heeft ingediend, wat betekent dat verweerder alle beroepsgronden onderschrijft.
8. De rechtbank overweegt hierover dat het digitaal aanmaken / ondertekenen van een besluit niet afdoet aan het besluit-karakter. Voor een rechtsgeldig besluit is immers geen ‘natte’ handtekening vereist. Het mandaat voor het nemen van beslissingen op bezwaar is geregeld in het mandaatregister 2019. De inhoud van een hoorzittingsverslag heeft niets van doen met de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Het indienen van een verweerschrift is geen verplichting. Het niet indienen van een verweerschrift betekent niet dat verweerder, in weerwil van het bestreden besluit, het gestelde in het beroepschrift onderschrijft.
Deze beroepsgronden slagen niet.
9. Eiser stelt dat de bezwaarschriftencommissie niet onafhankelijk is. De redenen hiervoor zijn dat de voorzitter tevens werkzaam is als advocaat in Almelo en in het verleden bovendien werkzaam is geweest bij het advocatenkantoor waar de gemeenteadvocaat werkzaam is. Hierbij speelt ook nog eens mee dat een advocaat ook rechter-plaatsvervanger kan zijn, waardoor deze persoon twee petten op kan hebben. De overige twee leden zijn werkzaam als ambtenaren in omliggende gemeenten.
10. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
10.1.
Artikel 7:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat dit artikel van toepassing is indien ten behoeve van de beslissing op het bezwaar een adviescommissie is ingesteld:
a. die bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden,
b. waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en
c. die voldoet aan eventueel bij wettelijk voorschrift gestelde andere eisen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 20 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ1887, overwogen dat er geen rechtsregel is die zich ertegen verzet dat personen die op enigerlei wijze aan de gemeente zijn verbonden, zitting hebben in een dergelijke commissie. Artikel 7:13, eerste lid, van de Awb bepaalt slechts dat de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan ten behoeve waarvan een advies wordt uitgebracht, aldus de Afdeling.
10.2.
Niet is gebleken dat de voorzitter in dit geval een dergelijke positie heeft of dat er overige omstandigheden zijn op grond waarvan de onafhankelijkheid van de commissieleden in het geding is. Het enkele feit dat een advocaat gevestigd is in een bepaalde gemeente
dan wel dat hij/zij in het verleden werkzaam is geweest bij het advocatenkantoor waar de gemeenteadvocaat werkzaam is, betekent niet dat hij/zij daarmee partijdig is ten aanzien van besluiten afkomstig van bestuursorganen van die gemeente. Het veronderstelde gevaar van dubbele petten zal zich in de praktijk niet voordoen omdat een rechter-plaatsvervanger zich kan verschonen en kan worden gewraakt.
Deze beroepsgrond slaagt eveneens niet.
Materiële beroepsgrond
11. Eiser stelt dat in primo slechts 11 documenten openbaar zijn gemaakt en in afschrift aan hem zijn verstrekt. Zijn Wob-verzoek ziet op veel meer documenten, zoals brieven, faxen, e-mails en telefoonnotities met, onder andere, advocaten, een rechtsbijstandverlener van SRK, lokale opsporingsambtenaren, gemeenteraadsleden, de Overijsselse Ombudsman en de Almelose Rekenkamer. Dit heeft hij aangevoerd in zijn bezwaarschrift maar ten onrechte zijn deze documenten niet alsnog in het bestreden besluit aan hem verstrekt.
12. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
In het Wob-verzoek heeft eiser expliciet om openbaarmaking van twee documenten verzocht, te weten de akte van verjaring eigendom, ondertekend door notaris Willems op 18 november 2008, en de bij deze akte behorende brief van 29 september 2008. Verder is verzocht alle informatiedragers die betrekking hebben op deze twee documenten openbaar te maken. Gezien de opzet en de formulering van het verzoek heeft verweerder dit laatste onderdeel van het verzoek zo kunnen opvatten dat dat alleen betrekking heeft op correspondentie en besluitvorming die vooraf gegaan is aan voornoemde notariële akte en bijbehorende brief en die uiteindelijk heeft geresulteerd in deze akte. Alle correspondentie en besluitvorming nadien betreffende de bewuste strook grond (te weten de steeg tussen de panden op [adres] [nummer 2] en [nummer 3] ) valt buiten dit verzoek.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit dan ook terecht op het standpunt gesteld dat door het openbaar maken van 11 documenten hij geheel tegemoet gekomen is aan het Wob-verzoek, dat wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd een niet toegestane uitbreiding van het Wob-verzoek is en dat eiser hiertoe een nieuw Wob-verzoek bij hem kan indienen.
Verweerder heeft daarom terecht het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit onverkort gehandhaafd.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Lever, als griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.