ECLI:NL:RBOVE:2020:3456

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
08/074381-20, 08/272481-19, 08/021815-20 en 08/042232-20 (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en belediging van politieambtenaar

De rechtbank Overijssel heeft op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en belediging van een politieambtenaar. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden voor zijn gewelddadige daden, waarbij hij een mes gebruikte en stenen gooide naar zijn slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte excessief geweld had gebruikt, wat resulteerde in ernstig letsel bij de slachtoffers. Naast de gevangenisstraf werd de man ook verplicht om een schadevergoeding van 1000 euro te betalen aan de slachtoffers. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor poging tot doodslag, omdat niet kon worden bewezen dat hij opzet had op de dood van de slachtoffers. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen, wat leidde tot de veroordeling voor poging tot zware mishandeling. De verdachte had ook meerdere keren een politieambtenaar beledigd, wat leidde tot een aparte veroordeling voor eenvoudige belediging. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer(s): 08/074381-20, 08/272481-19, 08/021815-20 en
08/042232-20 (gev.ttz) (P)
Datum vonnis: 2 oktober 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ( [land] ),
nu verblijvende in P.I. Arnhem te Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 juni 2020, 28 augustus 2020 en 18 september 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Menouar en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.D. Onland, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat:
Parketnummer 08/074381-20 primair, subsidiair, meer subsidiair
de verdachte heeft geprobeerd om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, dan wel dat hij deze persoon zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel dat hij heeft geprobeerd deze persoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Parketnummer 08/272481-19
Feit 1 primair, subsidiair
de verdachte heeft geprobeerd om opzettelijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van het leven te beroven, dan wel dat hij heeft geprobeerd deze personen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2 primair, subsidiair
de verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij deze persoon heeft bedreigd;
Parketnummers: 08/021815-20 en 08/042232-20
de verdachte meerdere malen een politieambtenaar heeft beledigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
Parketnummer 08/074381-20
hij op of omstreeks 20 maart 2020 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, een mes, althans een scherp voorwerp, in de rug en/of zij en/of pols van die [slachtoffer 1] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2020 te Enschede aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een open wond en/of een snee, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp voorwerp, in zijn rug en/of zij te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2020 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een mes, althans een scherp voorwerp, in de rug en/of zij en/of pols van die
heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 08/272481-19
1.
hij op of omstreeks 15 november 2019, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer perso(o)n(en), genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, (meermalen) (met) (grote) stenen, althans (met) harde en/of zware voorwerpen naar/in de richting van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] heeft gegooid (waarbij die [slachtoffer 2] in zijn gezicht/op zijn hoofd werd geraakt) en/of (vervolgens) (meermalen) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] in het gezicht en/of (elders) in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 november 2019, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer perso(o)n(en), genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) (met) (grote) stenen, althans (met) harde en/of zware voorwerpen naar/in de richting van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] heeft gegooid (waarbij die [slachtoffer 2] in zijn gezicht/op zijn hoofd werd geraakt) en/of (vervolgens) (meermalen) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] in het gezicht en/of (elders) in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 15 november 2019, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer 4] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 4] heeft getackeld en/of (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 4] op de grond lag) (met) een steen, althans een hard en/of zwaar voorwerp naar/in de richting van die [slachtoffer 4] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 november 2019, in de gemeente Enschede, een persoon, genaamd
[slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat, door (terwijl die [slachtoffer 4] op de grond lag) (met) een steen, althans een hard en/of zwaar voorwerp naar/in de richting van die [slachtoffer 4] te gooien;
Parketnummer: 08/021815-20
hij op of omstreeks 26 januari 2020 te Enschede opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in
zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "You fake nigger", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of
strekking;
Parketnummer 08/042232-20
hij op of omstreeks 17 februari 2020 te Enschede opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "you nikker" en/of "you a fake nikker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Parketnummer 08/074381-20 primair, subsidiair, meer subsidiair
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en dat de verdachte daarvoor dient te worden vrijgesproken. De meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, omdat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had om aangever te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Gelet op het bij aangever vastgestelde letsel is de verdediging van mening dat geen sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel. Het meer subsidiair ten laste gelegde feit kan wel wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Als hieronder wordt verwezen naar bewijsmiddelen, dan zijn dit bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, te weten de aangifte van [slachtoffer 1] (hierna: aangever) en de letselbeschrijving van Medisch Spectrum Twente, in onderling verband en samenhang bezien met de ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte vast dat de verdachte aangever op 20 maart 2020 met een mes in het lichaam heeft gestoken.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van aangever, ook niet in voorwaardelijke zin. De rechtbank overweegt dat uit de letselbeschrijving van het Medisch Spectrum Twente blijkt dat bij aangever een steekwond in de rug (dorsale zijde thorax) van ongeveer acht centimeter lang en twee centimeter diep is geconstateerd. De wond is met vijf hechtingen gehecht. Er was geen sprake van longletsel. Uit de letselbeschrijving kan niet worden afgeleid dat deze wond potentieel dodelijk was. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat aangever als gevolg van het handelen van verdachte zou komen te overlijden. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging doodslag en zal de verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Subsidiair wordt de verdachte verweten dat hij aangever zwaar heeft mishandeld. Voor een bewezenverklaring van zware mishandeling moet sprake zijn van zwaar lichamelijk letsel. Blijkens artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt onder zwaar lichamelijk letsel begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat of voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank is van oordeel dat de aard van het bij aangever geconstateerde letsel, zoals hiervoor omschreven, ontoereikend is om aangemerkt te worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 Sr. De verdachte zal daarom ook van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling overweegt de rechtbank dat vaststaat dat de verdachte aangever met een mes in de rug heeft gestoken. De rechtbank neemt in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat zich in de rug, op de plek waar aangever is geraakt, vitale lichaamsdelen bevinden, waaraan – met een scherp voorwerp, zoals een mes – op eenvoudige wijze (onherstelbare) schade kan worden toegebracht. Van dit risico moet de verdachte zich bewust zijn geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm zo gericht op een bepaald gevolg, namelijk het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever, dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, willens en wetens heeft aanvaard. De verdachte heeft daarmee in ieder geval opzet in voorwaardelijke zin gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever.
De rechtbank is aldus van oordeel dat het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Parketnummer 08/272481-19
Feit 1 primair, subsidiair
4.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de primair ten laste gelegde poging doodslag niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat de verdachte daarvoor dient te worden vrijgesproken. De subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling kan volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen worden.
4.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, omdat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op het doden van aangevers. Gelet op het bij aangevers vastgestelde letsel is de raadsman van mening dat geen sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
Als hieronder wordt verwezen naar bewijsmiddelen, dan zijn dit bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, te weten de aangiftes van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (hierna ook wel: aangevers), de verklaring van [slachtoffer 4] en de letselbeschrijvingen van GGD Twente in onderling verband en samenhang bezien met de ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte vast dat hij op 15 november 2019 aangevers met een mes heeft aangevallen en meermalen heeft gestoken en geraakt. Daarnaast heeft hij stenen naar aangevers gegooid, waarbij hij [slachtoffer 2] in het gezicht heeft geraakt.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van aangevers, ook niet in voorwaardelijke zin. De rechtbank overweegt dat uit de letselbeschrijving en van de GGD Twente blijkt dat [slachtoffer 2] een (snij)wond aan zijn neus had en dat [slachtoffer 3] steek/snijwonden had in zijn arm, in zijn onderbuik en in zijn rug ter hoogte van het schouderblad. Uit de letselbeschrijvingen kan niet worden afgeleid dat sprake was van potentieel dodelijk letsel. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat aangevers als gevolg van het handelen van verdachte zouden komen te overlijden. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging doodslag en zal de verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van de vraag of de verdachte (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van het subsidiair ten laste gelegde zwaar lichamelijk bij aangevers heeft gehad overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedragingen bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
[slachtoffer 2] heeft onder meer verklaard dat de verdachte stenen in zijn richting heeft gegooid. Op enig moment voelde [slachtoffer 2] dat hij in zijn gezicht werd geraakt. Hij heeft gezien dat de verdachte slaande bewegingen maakte in de richting van [slachtoffer 3] en heeft op een gegeven moment gezien dat de verdachte een mes in zijn handen had. [slachtoffer 2] is bij directe confrontatie met verdachte in zijn gezicht geraakt. Hij voelde iets aan zijn neus en zag bloed aan zijn hand. [slachtoffer 3] heeft onder meer verklaard dat de verdachte stenen naar [slachtoffer 2] en hem gooide. Hij heeft gezien dat [slachtoffer 2] door een steen op het hoofd werd geraakt.
Ook heeft hij gezien dat de verdachte slaande bewegingen maakte in de richting van zijn romp. [slachtoffer 3] zag op enig moment dat de verdachte een mes in zijn handen had. [slachtoffer 4] heeft onder meer verklaard dat ze zag dat een man grote en kleine stenen gooide naar twee andere mannen. Deze mannen werden meerdere keren geraakt door de stenen. Een van de mannen werd door een steen in het gezicht geraakt.
Vaststaat dat de verdachte aangevers met een mes heeft gestoken en dat hij een steen in het gezicht van [slachtoffer 2] heeft gegooid.
Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm zo gericht op een bepaald gevolg, namelijk het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangevers, dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat aangevers zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen, willens en wetens heeft aanvaard. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en het gezicht kwetsbare delen van het menselijk lichaam zijn. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat zich in de onderbuik en rug, waar [slachtoffer 3] is geraakt, vitale lichaamsdelen bevinden, waaraan – met een scherp voorwerp, zoals een mes – op eenvoudige wijze (onherstelbare) schade kan worden toegebracht.
Door een arts is bovendien letsel bij aangevers geconstateerd, dat naar het oordeel van de rechtbank past bij de door aangevers omschreven toedracht. De verdachte heeft daarmee in ieder geval opzet in voorwaardelijke zin gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangevers. De rechtbank wordt daarbij ook in haar overtuiging gesterkt door het feit dat de verdachte heeft verklaard dat hij de confrontatie aan bleef gaan met aangevers en niet van plan was om weg te lopen of te stoppen.
De rechtbank is aldus van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 2 primair, subsidiair
4.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.8
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, omdat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.9
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat [slachtoffer 4] (hierna: aangeefster) op 16 november 2019 aangifte heeft gedaan van mishandeling. Zij verklaart, voor zover hier relevant, dat zij op 15 november 2019 getuige was van een confrontatie tussen de verdachte en aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , waarbij de verdachte stenen naar beide aangevers heeft gegooid. Aangeefster heeft meerdere keren geprobeerd om dit te voorkomen door tussen de verdachte en aangevers gaan staan. Op enig moment is zij ten val gekomen omdat zij werd getackeld door de verdachte. De verdachte heeft dit ook verklaard. Aangeefster verklaart te zijn opgestaan en voor de verdachte te gaan staan. Zij zag toen dat de verdachte een steen gooide, die rakelings langs haar ging. Dit laatste wordt niet ondersteund door verklaringen van anderen of camerabeelden.
Gelet op de feiten en omstandigheden, zoals die blijken uit het dossier, is de rechtbank ten aanzien van de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte met zijn handelwijze (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster. Het dossier biedt hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank zal de verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
De rechtbank is ook van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte aangeefster heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, zoals subsidiair aan hem ten laste is gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van concrete feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden aangenomen dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Nog daargelaten dat uit het dossier niet blijkt dat het opzet van verdachte was gericht op het ontstaan van die vrees bij aangeefster, dan wel dat hij de aanmerkelijke kans daarop door zijn handelingen heeft aanvaard. De rechtbank zal de verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
Parketnummers: 08/021815-20 en 08/042232-20
De rechtbank zal in het navolgende de ten laste gelegde feiten geclusterd bespreken.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.11
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat de door hem gebezigde bewoording niet beledigend is. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor een bewezenverklaring.
4.12
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte wordt verweten dat hij zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan de belediging van (telkens dezelfde) politieambtenaar door hem “fake nigger” en/of “fake nikker” te noemen. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend de betrokken politieambtenaar “nigger/nikker” te hebben genoemd.
De rechtbank overweegt dat deze uitlating – telkens – reeds op zichzelf beschouwd beledigend is. Het door de verdachte gebruikte woord wordt in het algemeen hedendaags taalgebruik als scheldwoord ervaren en strekt er onmiskenbaar toe de eer en goede naam van de betrokken politieambtenaar aan te tasten. De rechtbank verwerpt, gelet op het voorgaande, het verweer van de verdachte dat het gebruik van dit woord in dit geval niet beledigend is, omdat hij ook een donkere huidskleur heeft.
De rechtbank acht de ten laste gelegde beledigingen dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.16
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08/074381-20
meer subsidiair
hij op
of omstreeks20 maart 2020 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een mes,
althans een scherp voorwerp,in de rug
en/of zij en/of polsvan die
[slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 08/272481-19
feit 1 subsidiair
hij op
of omstreeks15 november 2019, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen stenen,
althans (met) harde en/of zware voorwerpen naar/in de richting van die [slachtoffer 2] en
/ofdie [slachtoffer 3] heeft gegooid waarbij die [slachtoffer 2] in zijn gezicht
/op zijn hoofdwerd geraakt en
/of (vervolgens)meermalen met een mes,
althans met een scherp en/of puntig voorwerpdie [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] in het gezicht en/of elders in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer: 08/021815-20
hij op
of omstreeks26 januari 2020 te Enschede opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
/haarbediening, in
zijn
/haartegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem
/haarde woorden toe te voegen: "You fake nigger"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of
strekking;
Parketnummer 08/042232-20
hij op
of omstreeks17 februari 2020 te Enschede opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "you nikker" en
/of"you a fake nikker"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummers 08/074381-20 meer subsidiair, 08/272481-19 subsidiair, 08/021815-20 en 08/042232-20 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 08/074381-20 meer subsidiair heeft de raadsman een beroep gedaan op noodweer.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld omdat hij door aangever met een ijzeren staaf werd geslagen.
De rechtbank acht op basis van het dossier niet aannemelijk geworden dat sprake was van een onmiddellijke dreiging, waartegen hij zich moest verdedigen, De rechtbank hecht in dit verband niet alleen waarde aan het gegeven dat de ijzeren staaf waarmee de verdachte zegt te zijn aangevallen, door de politie niet is aangetroffen maar ook aan de plek waar aangever door de verdachte met een mes is geraakt, namelijk in zijn rug. De rechtbank is bovendien van oordeel dat de door aangever bij de politie en rechter-commissaris afgelegde verklaringen betrouwbaar zijn nu deze op wezenlijke onderdelen overeenkomen. De rechtbank gaat derhalve uit van de toedracht die aangever heeft geschetst. In deze situatie was er geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich mocht verdedigen. Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 08/272481-19 feit 1 subsidiair heeft de raadsman eveneens een beroep gedaan op noodweer.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld omdat hij door aangevers werd aangevallen en geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat de lezing van de verdachte inhoudende dat hij werd aangevallen en geslagen door aangevers, steun vindt in de van het dossier deel uitmakende camerabeelden. , zodat sprake was van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf. De verdachte heeft verklaard dat hij de confrontatie wilde aangaan en niet van plan was om weg te lopen of te stoppen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de situatie zodanig is geweest dat de gedragingen van de verdachte (het gooien met stenen en het meermalen steken met een mes) in dit geval geboden waren, omdat voor verdachte een reële en redelijke mogelijkheid om te vluchten bestond. Het handelen van de verdachte voldoet daarmee niet aan het voor een geslaagd beroep op noodweer vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit. Daarom slaagt het beroep op noodweer niet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 266 juncto 267 en 302 Sr. Het bewezenverklaarde levert op:
08/074381-20 meer subsidiair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling.
08/272481-19 subsidiair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
08/021815-20 en 08/042232-20
telkens het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

6.De strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 08/074381-20 meer subsidiair heeft de raadsman subsidiair het standpunt ingenomen dat sprake is geweest van noodweerexces.
Nu de rechtbank niet aannemelijk acht dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen, kan het beroep op noodweerexces evenmin slagen. Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 08/272481-19 feit 1 subsidiair heeft de raadsman subsidiair eveneens het standpunt ingenomen dat sprake is geweest van noodweerexces.
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging tegen de aanranding niet noodzakelijk was, omdat de verdachte zich aan de aanranding had kunnen en moeten onttrekken. Onder de gegeven omstandigheden bestond daartoe voor de verdachte een reële en redelijke mogelijkheid, terwijl ook van de verdachte kon worden gevergd dat hij zou weglopen. De verdachte heeft, blijkens zijn eigen verklaring, hier
welbewustniet voor gekozen en is de confrontatie blijven zoeken. Van een hevige gemoedsbeweging waardoor verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden is niet gebleken. Het verweer wordt verworpen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur veertien maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Aan het voorwaardelijke strafdeel kunnen eventueel bijzondere voorwaarden gekoppeld worden zoals het volgen van aanwijzingen van de reclassering, ook als dat een behandeling inhoudt. Verdachte is bereid om aan de voorwaarden mee te werken.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De verdachte heeft zich ten aanzien van drie personen schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling. Bij deze feiten heeft de verdachte telkens onder meer een mes gehanteerd, waardoor excessief geweld is gebruikt tegen de slachtoffers. Door deze feiten hebben de slachtoffers pijn gehad en ernstig letsel opgelopen. De verdachte heeft door zo te handelen de lichamelijke integriteit van de slachtoffers aangetast. Dergelijk gewelddadig gedrag is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Daarnaast kunnen de slachtoffers van dergelijk geweld daarvan nog langdurig psychische klachten ondervinden. De fysieke en geestelijke impact van het geweldsincident blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaringen van de benadeelde partijen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Daarnaast heeft de verdachte meerdere malen dezelfde politieambtenaar beledigd. De verbalisant voelt zich door de beledigende woorden niet alleen in zijn goede naam en eer aangetast maar het heeft hem ook persoonlijk geraakt en gekwetst.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 5 augustus 2020;
- een pro justitia rapport van 8 juni 2020, opgemaakt door D.R. Van der Velden,
gz-psycholoog;
een reclasseringsadvies van 22 juni 2020, opgemaakt door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker.
In het pro justitia rapport staat onder meer beschreven, zakelijk weergeven, dat de verdachte een gemiddeld intelligente man is met een stoornis in het gebruik van middelen, onveilige jeugd en een persoonlijkheidsstoornis. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. De verdachte is een man met een structureel zwakke zelfregulatie en een gebrekkige inhibitie, die zich geen andere oplossingsvaardigheden/coping eigen heeft gemaakt of heeft aangeleerd in zijn onveilige jeugd. Daarnaast beïnvloedt zijn stoornis van middelen (die van jongs af aan aanwezig is) zijn oordeelsvermogen. De verdachte heeft een dusdanig instabiele basis (persoonlijkheidsstoornis) dat hij in mindere mate in staat is zijn gedrag adequaat en conform wettelijke waarden en normen te reguleren. De feiten dienen in verminderde mate aan de verdachte toegerekend te worden. De verdachte blijft star vasthouden aan zijn recht op zelfverdediging. Hij loopt niet weg als hij het gevoel heeft bedreigd of aangevallen te worden, maar maakt zichzelf (ondanks/mede door zijn kleine postuur) groot en vecht. Dit is een terugkerend beeld, samenhangend met zijn onveilige jeugd en persoonlijkheidsstoornis. Middelengebruik dempt ongewenste gevoelens, maar versterkt zijn gevoel van angst en onveiligheid en roept paranoïde denkbeelden op. Hierdoor bestaat de kans dat de verdachte nog sneller het gevoel heeft bedreigd of aangevallen te worden en het risico op reactieve agressie (fight-reactie) van zijn kant. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Om het recidiverisico te verminderen wordt een traject geadviseerd, waarbij zowel aandacht is voor de behandeling van verslaving/onveilige jeugd/persoonlijkheidsproblematiek/impulsbeheersing en het praktisch op orde krijgen van zijn dagelijks leven, zoals onder andere uitkering, (begeleide) huisvesting, invulling van de dag en zingeving. Wenselijk is dat de verdachte zich zou kunnen verbinden aan een behandeling of ondersteuning om zijn leven invulling te geven/zijn destructieve patroon te veranderen. De verdachte is gemotiveerd voor een behandeling. De lijn is echter dun, de verdachte twijfelt zelf aan de kans van slagen en acht de kans groot dat hij tussentijds terugvalt in gebruik. Ook is de kans groot dat een traject moeizaam verloopt door zijn persoonlijkheidsstoornis. Hoewel een ISD-maatregel overwogen zou kunnen worden met als doel de verdachte voor langere tijd (maximaal twee jaar) binnen duidelijke kaders te volgen en te ondersteunen, wil de verdachte absoluut geen behandeling in een gevangenisomgeving. Een meer passende straf is een behandeltraject op een forensische verslavingskliniek (FVK) als bijzondere voorwaarde van een (deels) voorwaardelijke straf.
In het reclasseringsadvies staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat er tal van problemen worden geconstateerd op de verschillende leefgebieden en dat er geen stabiel gebied genoemd kan worden. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Ondanks alle problemen zijn er momenteel geen mogelijkheden om de verdachte in het kader van een reclasseringstoezicht te begeleiden. Zonder identiteitspapieren kan de verdachte zich nergens inschrijven en kan hij geen beroep doen op sociale voorzieningen. Bovendien heeft de verdachte niet voldaan aan een aantal criteria op grond waarvan hij als EU-burger in Nederland mag verblijven. De verdachte staat nergens ingeschreven, heeft geen werk en heeft ook geen financiële middelen om in zijn levensonderhoud te voorzien. De reclassering acht de verdachte, gelet op zijn verslavingsproblematiek, niet in staat om middels betaald werk in zijn levensonderhoud te voorzien. Een andere complicerende factor is dat de verdachte de Nederlandse taal niet machtig is, waardoor een behandeling binnen een FVK naar verwachting moeizaam zal gaan verlopen. De reclassering adviseert als straf of maatregel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of ISD-maatregel. De reclassering ziet geen mogelijkheden om in het kader van bijzondere voorwaarden met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan rekening gehouden met de adviezen van de psycholoog en de reclassering. De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog met betrekking tot de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte over en maakt deze tot de hare. Daarnaast heeft de rechtbank – in strafverzwarende zin – rekening gehouden met het uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden. In de onderhavige strafzaak gaat het om een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan drie slachtoffers.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat op deze feiten niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Met de door de raadsman bepleite straf kan, gelet op de aard en de ernst van de feiten, niet worden volstaan. De rechtbank ziet geen haalbare mogelijkheden voor het stellen van bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel. De situatie van de verdachte biedt daar onvoldoende basis voor.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De raadsman heeft verzocht om teruggave van de in beslag genomen kleding van verdachte.
De officier van justitie heeft toegezegd dat de in beslag genomen kleding teruggegeven zal worden aan verdachte.
De rechtbank heeft in het dossier geen beslaglijst met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen aangetroffen. Het is de rechtbank derhalve niet duidelijk waar het beslag uit bestaat. Gelet hierop en de toezegging van de officier van justitie met betrekking tot de teruggave van de inbeslaggenomen kleding, zal de rechtbank geen beslissing nemen over het beslag.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
Parketnummer 08/074381-20
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 280,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Guess jasje € 100,-;
- Nike trainingsbroek € 180,-.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de benadeelde partij als omschrijving vermeld “groot litteken zijkant lichaam”. Door de benadeelde partij is er geen bedrag gevorderd voor de immateriële schade.
Parketnummer 08/272481-19
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.249,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico ziektekostenverzekering € 249,92.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2.000,- gevorderd.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.329,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico ziektekostenverzekering € 311,16;
- leren jack, 1 jaar oud € 249,-;
- trui, 1 jaar oud € 69,-.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.700,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering aangezien de gevorderde schade onvoldoende is komen vast te staan omdat de gestelde schade niet is onderbouwd.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft integrale toewijzing gevorderd van de gevorderde materiële schade van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie gevorderd de schade vast te stellen op € 1.000,-. De benadeelde partij dient voor het overige deel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
[slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van materiële schade van de schadepost “eigen risico ziektekostenverzekering”.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie gevorderd de schade vast te stellen op € 500,-. De benadeelde partij dient voor het overige deel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard aangezien de schadeposten niet op enigerlei wijze is onderbouwd met bescheiden.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op de bepleite ontslag van alle rechtsvervolging, de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde materiële schade van de benadeelde partijen onvoldoende is komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partijen om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partijen die gelegenheid niet zal bieden.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank enerzijds gebleken dat het bewezen verklaarde feit aan de benadeelde partijen het nodige leed heeft veroorzaakt en mogelijk ook blijvend letsel, anderzijds moet de rechtbank rekening houden met de omstandigheid dat de benadeelde partijen zelf een aandeel hebben gehad in de aanleiding en het blijven voortduren van de confrontatie met verdachte. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat vordering aanzienlijk verminderd dient te worden. Naar het oordeel van de rechtbank leent de vordering zich – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid – voor toewijzing van een bedrag van € 500,- te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De vordering van de benadeelde partijen zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partijen kunnen de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikel10 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/074381-20 primair en subsidiair en onder parketnummer 08/272481-19 feit 1 primair, feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/074381-20 meer subsidiair, parketnummer 08/272481-19 feit 1 subsidiair, parketnummer 08/042232-20 en parketnummer 08/021815-20 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/074381-20 meer subsidiair, parketnummer 08/272481-19 feit 1 subsidiair, parketnummer 08/042232-20 en parketnummer 08/021815-20 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08/074381-20 meer subsidiair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling.
08/272481-19 subsidiair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
08/021815-20 en 08/042232-20
telkens het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/074381-20 meer subsidiair, parketnummer 08/272481-19 feit 1 subsidiair, parketnummer 08/042232-20 en parketnummer 08/021815-20 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 500,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 500,-te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van € 500,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 500,-,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink voorzitter, mr. A.M. Rikken en mr. J. Mulder, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2020.
Buiten staat
Mrs. Wentink en Mulder zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit de dossiers van de politie eenheid Oost-Nederland met nummers PL0600-2020123806, 2019509453, PL0600-2020074378 en PL0600-2020040189. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Parketnummer 08/074381-20 meer subsidiair
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van 13 maart 2017, pagina 3 t/m 4, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op 20 maart 2020, omstreeks 06:00 uur, bevond ik mij in mijn woning. Bij mij in de woning waren [naam 1] en ene [verdachte] . Ik heb [naam 1] en [verdachte] verzocht om mijn woning te verlaten. Ik zag dat [verdachte] een zilvergrijze mes in zijn hand vast hield. Vervolgens zag ik dat [verdachte] een zwaaide beweging met zijn mes maakte in de richting van mijn rug. Vervolgens voelde ik een hevige pijn in mijn rug. Ik voelde dat ik was gestoken in mijn rug.
2.
Een letselbeschrijving van Medisch Spectrum Twente, van 23 maart 2020, betreffende [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de traumachirurg:
Op 20-03-2020 zagen wij bovengenoemde patiënt op de spoedeisende hulp. Reden van komst: Steekverwonding thorax. Secundary survey. Li-thorax helft thv. 7e rib, dorsale zijde wond van 8 cm, diepte ongeveer 2cm. Conclusie: Steekwond dorsale zijde thorax 8 cm in lengte, geen longletsel. Beleid: - Door dr. Maayen i.v.m. overdracht huid approximerend gesloten, 5 hechtingen, ethilon 3.0. - Gaarne door huisarts over 2 weken hechtingen verwijderen.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 september 2020, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Op 20 maart 2020 was ik in de woning van [slachtoffer 1] . Toen ik de deur dicht hoorde gaan, pakte ik een mes. Ik heb het mes in het lichaam van [slachtoffer 1] gestoken.
Parketnummer 08/272481-19 subsidiair
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , van 15 november 2019, pagina’s 33 t/m 34, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik was gisteren donderdagavond 14 november 2019 samen met mijn maatje, [slachtoffer 3] ,
een biertje gaan drinken in het centrum van [plaats 1] . Nadat we een aantal biertjes hadden gedronken in verschillende cafe's liepen we op vrijdag 15 november 2019 omstreeks 01:00 uur richting onze fietsen. Toen we de [straat] opliepen, zag ik wel een Antilliaanse man staan maar heb er geen aandacht aan besteed. Zo uit het niets begon die man met stenen te gooien in onze richting. Meteen hierop voelde ik ineens dat ik door iets of iemand hard in mijn gezicht werd geraakt. Ik voelde echt een harde klap en had meteen pijn. Ik weet niet
waardoor ik werd geraakt. Toen ik in de richting van [slachtoffer 3] keek, zag ik dat hij belaagd werd door een getinte man. Ik zag dat de man slaande bewegingen maakte in de richting van [slachtoffer 3] .
2.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] , van 15 november 2019, pagina’s 35 t/m 40, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
V: Je zegt ik voel iets tegen mijn kop wat heb je gevoeld? A: Ik zag projectielen vliegen, het had net zo goed een fles kunnen zijn of een bierfles. Het was wel een heel hard en zwaar voorwerp. Door die klap ging wel het lampje even uit. V: Wat gebeurt er dan met jou?
A: Het werd blind voor mijn ogen, ik zag niets meer. Ik was totaal gedesoriënteerd door de klap. V: Voelde je pijn? A: Ja, Het voelde als een dikke mokerslag in mijn gezicht. Aan mijn rechteroor. Ik zag ik dat [slachtoffer 3] belaagd werd door een persoon. Ik zag die persoon met zijn armen aan het zwaaien was in de richting van [slachtoffer 3] . Toen werd ik geraakt, maar ik had geen pijn. V: Waar werd je geraakt? A: In mijn gezicht. Ik kwam dichterbij en ik zag dat die vent een mes in zijn handen had. Ik weet niet meer in welke hand. Ik zag dat [slachtoffer 3] afstand probeerde te houden, doordat die vent een mes in de handen had. Dat was voor mij de eerste keer dat ik het mes zag. Ik werd toen ook door hem geraakt in mijn gezicht. Ik voelde iets aan mijn neus. Ik voelde aan mijn neus en toen zag ik dat ik allemaal bloed aan mijn hand had. Mijn neus ligt ook helemaal los. Schijnbaar ben ik dus geraakt door dat mes, maar dat heb ik dus niet gezien. V: Je zegt dat [slachtoffer 3] belaagd werd. Wat zag je dat er gebeurde? A: Ik zag dat [slachtoffer 3] en die persoon tegenover elkaar stonden. Ik zag dat die persoon met zijn armen aan het zwaaien was in de richting van [slachtoffer 3] . V: Heb je gezien dat [slachtoffer 3] is geraakt door iets? A: Nee. Dat zag ik pas later. Toen vertelde [slachtoffer 3] dat hij geraakt was, hij deed zijn shirt om hoog en ik zag een snede. Afgelopen nacht ben ik in het ziekenhuis geweest. Ik heb meerdere hechtingen in mijn neus en hechtpleisters onder aan mijn neus. Ik heb ook kleine verwondingen in mijn oor.
3.
Een letselrapportage van GGD Twente, van 15 november 2019, pagina’s 46 t/m 51, betreffende [slachtoffer 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de forensisch arts:
Lichaamsdeel. Hoofd. Beschrijving snijwond waarbij het onderste deel van de rug van de neus vanaf rechtsboven naar linksonder geraakt lijkt te zijn. Het kraakbeen van de neusvleugel is zichtbaar maar lijkt niet geraakt. Aan de rechterzijde is de neuspunt gekliefd tot ongeveer 5 mm boven het neusgat. Aan de linkerzijde is de neuspunt gekliefd tot aan de onderzijde van het gebied tussen beide neusgaten (columella). De wondranden zijn scherp. De wond wordt gehecht met meerdere hechtingen en verbonden met hechtstrips. De hechtingen kunnen door de huisarts verwijderd worden. Het slachtoffer kan na behandeling naar huis. Past de gemelde toedracht bij het letsel. Zeer goed. Toelichting. Letsel waarbij de neuspunt voor een groot deel is gekliefd en waarbij de wondranden scherp zonder verdere aanwijzingen voor kneuzingen van de huid of ander weefsel in de directe omgeving is suggestief voor een snijletsel. Snij- en steekletsels ontstaan door de inwerking van scherprandig mechanisch geweld op het lichaam, zoals bij (zich) snijden met een (of
meerdere) scherprandige voorwerp(en) of aan (een) scherprandig(e) uitsteeksel(s).
Lichaamsdeel hoofd. Beschrijving. Het rechter oor is pijnlijk en rood en gezwollen. Er bevinden zich aan de binnenzijde van het oor meerdere kleine huidverwondingen met enig bloed. De roodheid en zwelling zijn het gevolg van een kneuzing van huid en onderliggende weefsels. De kleine verwondingen zijn naar alle waarschijnlijkheid kleine scheurwondjes ten gevolge van uitwendig geweld. Dit letsel behoefde geen behandeling. Past de gemelde toedracht bij het letsel. Zeer goed. Toelichting. Een kneuzing ontstaat door uitwendig geweld bijvoorbeeld door de inwerking van uitwendig botsend en/of samendrukkend geweld, zoals door (zich) slaan of stoten met of aan een hard voorwerp, lichaamsdeel of hard uitsteeksel, en/of door krachtig samendrukken van weefsels zoals bijvoorbeeld door krachtig vastpakken of knijpen.
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , van 15 november 2019, pagina 52 t/m 60, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik had het gevoel dat hij mij wilde slaan en dat ik heb afgeweerd. Hij heeft nog stenen gegooid. Hij heeft [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) een steen tegen het hoofd gegooid. V: Hoe weet je dat hij met een steen gegooid heeft? A: Dat kon ik zien. Daar kwam hij mee aan. V: Liet hij die steen zien? A: Ja daar was hij mee aan het gooien. Volgens mij heeft hij mij op de schouder geraakt maar dat weet ik niet zeker meer. Hij heeft wel een steen naar mij gegooid. Ik had ook begrepen dat er een melding was gedaan want die vrouw die stond te schreeuwen van de politie komt er zo aan. Later zei ze: “Pas op want hij heeft een mes”. Toen pas had ik in de gaten dat hij een mes in zijn handen had. Het lemmet heb ik niet gezien. Dat had hij in zijn handen en het mes was ongeveer 10 centimeter. Toen keek ik [slachtoffer 2] aan, die had het hele gezicht onder het bloed, want dat bloed natuurlijk als een gek. Ik heb een snee in mij arm, zijkant (hij laat zijn rechterzij zien) en schouder. Dat moet dan haast wel door de jas zijn gegaan. V: Heb je nog gezien dat [slachtoffer 2] geraakt werd? A: Ja, ik heb wel gezien dat hij geraakt is maar ik heb niet gezien dat hij een stukje van zijn neus af had. Dat zag ik pas later. Ik zag dat hij allemaal bloed had. Ik weet niet of dat door de steen kwam. Zijn oor was helemaal dik en hij had zijn hele gezicht onder het bloed. Dat kwam door het puntje van de neus wat eraf was. Ik weet niet of dat eraf is gesneden. Dat denk ik haast wel. Maar dat weet ik dus niet. V: Je vertelt dat hij begon te slaan. Waar probeerde hij jou te slaan? A: In de richting van mijn romp. Het ging echt heel snel. Misschien had hij dat mes toen ook al wel in de handen maar ik heb het op dat moment niet gezien.
5.
Een letselrapportage van GGD Twente, van 15 november 2019, pagina’s 61 t/m 65, betreffende [slachtoffer 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de forensisch arts:
Lichaamsdeel linkerarm. Beschrijving: op de rugzijde van de linker onderarm bevindt zich een scherprandige huidonderbreking met een lengte van ongeveer 2 cm. De wond verloopt is de lengterichting van de arm. De huid is geheel doorkliefd. De wond is enigszins wijkend. Past de gemelde toedracht bij het letsel. Zeer goed. Toelichting. Snij- en steekletsels ontstaan door de inwerking van scherprandig mechanisch geweld op het lichaam, zoals bij (zich) snijden met een (of meerdere) scherprandige voorwerp(en) zoals bijvoorbeeld een mes of aan (een) scherprandig(e) uitsteeksel(s).
Lichaamsdeel buik. Beschrijving: op de linker onderbuik bevindt zich een scherprandige huidonderbreking met een lengte van ongeveer 8 cm. De wondranden wijken ongeveer 0,5 tot 1 cm. De wond verloopt schuin van linksonder naar rechtsboven. Past de gemelde toedracht bij het letsel. Zeer goed. Toelichting: snij- en steekletsels ontstaan door de inwerking van scherprandig mechanisch geweld op het lichaam, zoals bij (zich) snijden met een (of meerdere) scherprandige voorwerp(en) zoals bijvoorbeeld een mes of aan (een) scherprandig(e) uitsteeksel(s).
Lichaamsdeel rug. Beschrijving: links op de rug ter hoogte van de punt van het schouderblad bevindt zich een schuin verlopende scherprandige huiddoorklieving. De lengte bedraagt ongeveer 1,5 cm. In de buitenste hoek van de wond is een haakje zichtbaar wijzend op een draaiende beweging tijdens het veroorzaken van de wond. De diepte van de wond kan niet beoordeeld worden. Aangezien geen beeldvormend onderzoek heeft plaatsgevonden mag ervan worden uitgegaan dat geen sprake is van een diepe wond. Past de gemelde toedracht bij het letsel. Zeer goed. Toelichting: snij- en steekletsels ontstaan door de inwerking van scherprandig mechanisch geweld op het lichaam, zoals bij (zich) snijden met een (of meerdere) scherprandige voorwerp(en) zoals bijvoorbeeld een mes of aan (een) scherprandig(e) uitsteeksel(s).
6.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , van 15 november 2019, pagina 66 t/m 69, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik zag dat een kleine donkere man gehurkt zat nabij de [bedrijf] . Ik zag dat hij gehurkt allemaal stenen bij elkaar schraapte. Ik zag dat hij vervolgens met die stenen ging gooien naar de twee mannen. Ik zag dat deze twee mannen wegdoken voor de stenen die op hen gegooid werden. Ik zag ook dat de stenen de mannen raakten. De donkere man gooide met kracht en met opzet bovenhands met de stenen. Ik zag dat de man als een professional gooide alsof hij een handgranaat gooide. Hij ging iets door zijn hurken en gooide toen met volle kracht de stenen. Ik zag dat hij zowel grote als kleine stenen op de
mannen gooide. Ik zag dat de mannen meerdere keren geraakt werden door de stenen. Het ging om straatklinkers, bruin/grijsachtig van kleur. Ik denk dat de mannen wel 10 a 15 keer bekogeld zijn met stenen. Ik zag dat deze steen vol in het gezicht kwam van een van de twee mannen.
7.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 september 2020, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Op 15 maart 2020 werd ik aangevallen door twee mannen. Ik heb de kleine man gestoken met het mes. Bij de eerste steek raakte ik de arm van de kleine man. De tweede steek raakte de rug van de kleine man omdat hij zich draaide. Ik heb ook met stenen gegooid naar de mannen. De mannen werden door de stenen geraakt.
Parketnummer 08/042232-20
1.
Het proces-verbaal van aanhouding van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , van 26 januari 2020, pagina’s 3 t/m 4, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten:
Op 17 februari omstreeks 08.15 waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en
[verbalisant 1] , in uniform gekleed en belast met de zogeheten noodhulp dienst te [plaats 1] . Toen wij ter plaatste kwamen zagen wij dat het om de ons ambtshalve bekende [verdachte] ging. Toen ik, verbalisant [verbalisant 1] , naar [verdachte] toe liep, zei hij meteen in het Engels: “You nikker”. Daarop heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , hem in het Engels gezegd dat hij mij geen “Nikker” moet noemen, omdat hij anders wordt aangehouden. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , ben van Afrikaanse afkomst en heb [verdachte] al vaker aangehouden. Ik keek [verdachte] aan en zag dat hij mij recht aan keek. Hij begon met zijn armen te zwaaien en begon harder te praten. Hij zei in het Engels: “You a fake Nikker”. Op de momenten dat hij mij “Nikker” noemde waren er meerdere omstanders en collega’s aanwezig die dit gehoord hebben. Ik voelde mij door zijn opmerking in mijn eer en goede naam aangetast.
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 september 2020, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Op 17 februari 2020 heb ik nikker tegen de politieman gezegd.
Parketnummer 08/021815-20
1.
Het proces-verbaal van aanhouding van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , van
26 januari 2020, pagina’s 4 t/m 5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten:
Op 26 januari 2020 waren wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] , werkzaam in uniform. Wijzijn uit ons dienstvoertuig gestapt en zagen [verdachte] staan. Tijdens het fixeren hoorden wij, verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , [verbalisant 3] en [verbalisant 1] , dat [verdachte] tegen mij, verbalisant [verbalisant 1] , zei: "You fake nigger". Ik, verbalisant [verbalisant 1] , ben van Afrikaans afkomst en voelde mij daardoor erg beledigd. De verdachte heeft tijdens de rit naar het Politie Arrestantencomplex [naam 2] te [plaats 2] mij, verbalisant [verbalisant 1] , meerdere keren beledigd. Hij zei onder andere: "Nigger".
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 september 2020, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Op 26 januari 2020 heb ik nigger tegen de politieman gezegd.