ECLI:NL:RBOVE:2020:3387

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
08/910050-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een 25-jarige man uit Enschede na eerdere veroordeling voor doodslag

Op 15 oktober 2020 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak van een 25-jarige man uit Enschede, die eerder was veroordeeld tot jeugddetentie en een PIJ-maatregel na het wurgen van een jonge vrouw. De rechtbank heeft de maatregel van 'jeugd-tbs' met 13 maanden verlengd. De PIJ-maatregel was oorspronkelijk opgelegd op 3 juni 2016 en zou eindigen op 13 september 2020, maar de officier van justitie heeft op 11 augustus 2020 een vordering ingediend tot verlenging van de termijn. Tijdens de zitting op 1 oktober 2020 heeft de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw, verklaard geen bezwaar te hebben tegen de verlenging, mits deze beperkt bleef tot 7 maanden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de betrokkene een langere verlenging vereisen.

De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een PIJ-verlengingsadvies van RJJI De Hartelborgt, dat op 14 juli 2020 was opgemaakt. Dit rapport gaf aan dat de betrokkene een hoog recidiverisico heeft, vooral als de justitiële kaders wegvallen. De deskundige heeft ter zitting verklaard dat de betrokkene een verschuiving in zijn motivatie heeft laten zien en openstaat voor behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel er positieve ontwikkelingen zijn, het recidiverisico nog niet voldoende is ingedamd en dat de betrokkene nog stappen moet zetten in zijn behandeling.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de termijn van de PIJ-maatregel met dertien maanden te verlengen, met het oog op een zorgvuldige en geleidelijke voortgang van het behandeltraject. De rechtbank benadrukt het belang van stabiliteit en een goed verloop van de behandeling, en dat de betrokkene moet leren van het onbegeleid verlof en het daaropvolgende STP.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/910050-15
Datum uitspraak: 15 oktober 2020
Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de termijn van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in RJJI De Hartelborgt te Spijkenisse,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De aanleiding

De maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) is bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 juni 2016 opgelegd, na bewezenverklaring van het misdrijf doodslag.
De PIJ-maatregel is ingegaan op 19 september 2017. De PIJ-maatregel eindigt, behoudens nadere verlenging, op 13 september 2020.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennis genomen van de overgelegde stukken, te weten:
  • het PIJ-verlengingsadvies van RJJI De Hartelborgt, opgemaakt op 14 juli 2020 en ondertekend door drs. M.E. Bredero-Ondris, GZ-psycholoog/Gedragswetenschapper en drs. M. van Genabeek, Pedagogisch directeur;
  • het twaalfde en dertiende perspectiefplan van De Hartelborgt van 9 januari 2020 en 13 mei 2020;
  • de risicotaxatie (Instrument SAVRY), van 16 juni 2020.

3.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft op 11 augustus 2020, een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met 13 maanden.
Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de met gesloten deuren gehouden zitting van 1 oktober 2020.
De rechtbank heeft op de zitting gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Borne;
  • de officier van justitie mr. M. Weimar;
  • de deskundige drs. M.E. Bredero-Ondris.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel met 13 maanden.
De betrokkene en zijn raadsvrouw hebben verklaard geen bezwaar te hebben tegen verlenging van de PIJ-maatregel, mits deze wordt beperkt tot een termijn van maximaal 7 maanden.
Betrokkene heeft ter zitting onder meer naar voren gebracht, zakelijk weergegeven, dat hij een omslag heeft gemaakt en zich realiseert dat hij tijdens zijn verblijf in De Hunnerberg verkeerde keuzes heeft gemaakt en daarvan heeft geleerd. Betrokkene heeft zich herpakt en meegewerkt aan de behandeling waardoor de afgelopen maanden goed zijn verlopen. Betrokkene vindt de gevorderde termijn te lang omdat hij al veel had bereikt voor de overplaatsing naar De Hartelborgt. Betrokkene vindt dat hij de kans moet krijgen om op kortere termijn verder te gaan met voortzetting van het onbegeleid verloftraject zoals dat bij De Hunnerberg werd doorlopen, zodat daarna met het Scholings- en trainingsprogramma (hierna: STP) gestart kan worden.

4.De beoordeling

De vordering is op 11 augustus 2020 ingediend. Dit is tijdig.
De rechtbank dient op grond van het bepaalde in de artikelen 6:6:31 en 6:6:32 Sv en artikel 77ta Wetboek van Strafrecht (Sr) te bepalen of de termijn van de PIJ-maatregel moet worden verlengd.
De rechtbank neemt bij haar overwegingen het rapport van De Hartelborgt en de toelichting van de deskundige ter zitting in aanmerking.
Het PIJ-verlengingsadvies
Het rapport van De Hartelborgt houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Bij betrokkene is sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale- en narcistische trekken, aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis overwegend onoplettend type, gedeeltelijk in remissie en van intoxicatie door stimulantium in het verleden (cocaïne). Daarbij is er sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel waarbij de performale capaciteiten op bovengemiddeld en de verbale capaciteiten (inmiddels) op gemiddeld niveau liggen. De kans op recidive wordt als hoog ingeschat, indien de justitiële kaders op dit moment wegvallen. Hoewel betrokkene op relatief weinig items matig-hoog scoort en er vanuit de SAPROF gescoord wordt dat een redelijke bescherming uitgaat vanuit de bestaande beschermende factoren, zijn de risicofactoren waar hij wel op scoort dusdanig kritisch en risicoverhogend. Daarbij zijn gevoelens van minderwaardigheid een trigger, waarbij betrokkene agressief en/of fel kan reageren waardoor problemen/escalaties kunnen ontstaan in pogingen om deze gevoelens van minderwaardigheid te overdekken. Het niet innemen van medicatie gericht op zijn ADHD zou, indien de justitiële kaders wegvallen, tot gevolg kunnen hebben dat zijn sensatiezucht opnieuw toeneemt, waarbij roekeloosheid en risico's toenemen. Denkstappen kunnen worden overgeslagen, waardoor betrokkene sneller geneigd kan zijn te reageren in geval van krenking. Het gevaarscriterium wordt op dit moment nog bepaald door inadequate copingstrategieën en zijn omgang met gevoelens van krenking en afwijzing vanuit ongelijke machtsverhoudingen. De in te zetten interventies hebben het doel dit risico te verminderen.
Op het gebied van de terugval in zijn delictketen ontbreekt het nog aan probleeminzicht bij betrokkene. Betrokkene heeft vooral het gevoel onnodig teruggezet te zijn in zijn traject en erkent de terugval niet. Betrokkene is op 7 januari 2020 vanuit De Hunnerberg in opdracht van de Divisie Individuele Zaken (DIZ) overgeplaatst naar De Hartelborgt. De behandeling en de veiligheid zouden in gevaar zijn gekomen doordat betrokkene een relatie is aangegaan met een meisje uit het netwerk van het slachtoffer, terwijl betrokkene deze informatie buiten kennis van het behandelteam had weten te houden. Volgens DIZ was de behandelrelatie binnen De Hunnerberg hierdoor verstoord en leek er rond betrokkene interne verdeeldheid te zijn ontstaan. Tegen de overplaatsing naar De Hartelborgt is betrokkene in beroep gegaan. Op 7 februari 2020 is het hoger beroep door de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) ongegrond verklaard. Dit maakte dat binnen De Hartelborgt het traject van betrokkene (deels) opnieuw zou moeten worden vormgegeven. Op 11 maart 2020 is betrokkene gestart met een schemagerichte functieanalyse, gericht op de relatie die hij is aangegaan met het meisje uit het netwerk van het slachtoffer, waarbij hij achteraf gezien stappen heeft gezet op 'de ladder’ van zijn delictketen. Vanuit deze functieanalyse is er meer zicht gekomen op onderliggende schema's die een rol hebben gespeeld in deze terugval in de delictketen en zijn er nieuwe behandeldoelen geformuleerd. Betrokkene staat open voor deze behandeling en erkent de nog aanwezige risicofactoren. Nu betrokkene de risicofactoren erkent en er overeenstemming bestaat over de nieuwe behandeldoelen en behandelmotivatie wordt gezien bij betrokkene, is er een aanvraag voor begeleid verlof gedaan om het verloftraject opnieuw in gang te kunnen gaan zetten. Betrokkene zal een uitgebreide periode met goed gevolg de onbegeleide verlofmomenten moeten hebben, voordat een vervolgstap richting STP gezet zal kunnen worden. Hierdoor is de verwachting dat in een zo gunstig mogelijke situatie een STP traject niet eerder dan 7 maanden vanaf september 2020 aan de orde zal zijn. Dit maakt dat een verlenging van dertien maanden nodig is, daar op dit moment voor betrokkene een STP traject van minimaal zes maanden geïndiceerd lijkt te zijn.
Ter zitting heeft de deskundige een toelichting op het rapport gegeven en heeft zij het gegeven advies gehandhaafd. De deskundige heeft aanvullend verklaard, zakelijk weergegeven, dat betrokkene een verschuiving heeft laten zien in zijn motivatie. Betrokkene staat nu open voor behandeling en er is sprake van samenwerking. Betrokkene heeft recent integratieve psychotherapie gevolgd waarvan de uitkomst nog wordt geëvalueerd. Indien dit positief is afgerond, betekent dat een enorme stap voor betrokkene. Het in het rapport beschreven recidiverisico is nog steeds actueel. Betrokkene moet nog een aantal stappen zetten in de behandeling van de risicofactoren die als kritisch worden ingeschat. ADHD en medicatie is niet zozeer in de beoordeling van het recidiverisico betrokken, maar wel in de risicoinschatting meegenomen. Het is nu geen onderwerp van gesprek, maar zal nog wel besproken worden. Voor de nog te behalen doelen in het behandeltraject is een periode van dertien maanden nodig. Een kortere periode is, gelet op het indexdelict, de terugval en de te behalen doelen, niet haalbaar. De duur van het begeleid en onbegeleid verlof is mede afhankelijk van de voortgang die betrokkene maakt. Het begeleid verlof hoeft in ieder geval niet langer te duren dan noodzakelijk, waarna onbegeleid verlof kan volgen met het oog op STP. Er wordt niet star aan de geadviseerde termijnen voor het verlof- en STP traject vastgehouden. Hiermee kan flexibel worden omgegaan. De ervaring met DIZ bij een verlofaanvraag is niet dat DIZ tegenwerkend is. DIZ is echter wel kritisch als het om een levensdelict gaat. Dat het recidiverisico op dit moment als hoog wordt ingeschat, gaat uit van de situatie waarin de justitiële kaders nu zouden wegvallen. In die zin is het hoge recidiverisico dus niet direct een “no go” voor DIZ bij de beoordeling van een verlofaanvraag. De reclassering is inmiddels in het traject betrokken. Op basis wat betrokkene laat zien, wordt het verloop van het traject met de reclassering voor- en doorbesproken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op basis van de rapportage en hetgeen de deskundige ter zitting heeft
verklaard van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van
personen, de verlenging van de PIJ-maatregel eist, alsmede dat verlenging in het belang van
een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van betrokkene moet worden geacht. De rechtbank
neemt hierbij tevens in aanmerking dat de maatregel is opgelegd voor een misdrijf dat
gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of
meer personen.
De rechtbank stelt vast dat bij betrokkene vorig jaar sprake is geweest van een terugval in de delictketen met als gevolg dat het resocialisatietraject binnen De Hunnerberg niet kon worden voortgezet. Dit maakte dat het traject van betrokkene binnen De Hartelborgt opnieuw moest worden vormgegeven. Betrokkene heeft hierdoor een grote stap teruggezet in het traject. De afgelopen periode heeft in het teken gestaan van de overplaatsing van betrokkene naar De Hartelborgt. De overplaatsing en stagnatie van het verloftraject veroorzaakten weerstand bij betrokkene en had tot gevolg dat de behandelmotivatie bij betrokkene afnam. In maart 2020 is betrokkene gestart met een schemagerichte functieanalyse gericht op de terugval in de delictketen en zijn er nieuwe behandeldoelen geformuleerd. Na een moeizame start heeft betrokkene zich begeleidbaar opgesteld en ingezet voor behandeling. De rechtbank ziet dat betrokkene in de afgelopen periode stappen in het traject heeft gezet doordat het probleembesef bij betrokkene is toegenomen, hij meer openheid geeft en meewerkt aan de nieuw geformuleerde behandeldoelen. Ook ter zitting heeft hij er blijk van gegeven dat hij inziet wat nog nodig is voordat de maatregel kan worden beëindigd en heeft hij verklaard dat hij zich hiervoor wil inzetten. De rechtbank begrijpt dat betrokkene - gezien de opgelopen vertraging - het traject tot aan de voorwaardelijke beëindiging zo snel mogelijk wil doorlopen. De termijn van 6 à 7 maanden die betrokkene voor ogen heeft is echter niet reëel en zou een onevenredige druk op betrokkene en de kliniek leggen. Daartoe wijst de rechtbank op het volgende.
Hoewel er dus positieve ontwikkelingen zijn, is het recidiverisico nog niet voldoende ingedamd. Naast de terugval in de delictketen, hetgeen als zorgwekkend wordt gezien, is er in de afgelopen periode ook een aantal andere incidenten geweest, zoals geweld tegen personeel, geweld tussen jeugdigen onderling, aantreffen contrabande en kleinere incidenten op school. De conclusie is dat de situatie nog niet stabiel is en het maakt duidelijk dat betrokkene (nog) kwetsbaar is en nog de nodige stappen heeft te zetten in het traject. Het gevaarscriterium wordt op dit moment nog bepaald door inadequate copingstrategieën en zijn omgang met gevoel van krenking en afwijzing vanuit ongelijke machtsverhoudingen. De in te zetten interventies hebben het doel dit risico te verminderen. De komende periode staat in het teken van een goed verloop van de behandeling van de nieuw geformuleerde behandeldoelen en uitbereiding van het verlof om een overgang naar het STP te realiseren. Dit proces dient geleidelijk en zorgvuldig te verlopen. Het is van groot belang dat betrokkene stabiel blijft functioneren. Ter zitting heeft de deskundige ook benadrukt dat er geruime tijd, langer dan zeven maanden, voor het ingezette traject nodig zal zijn. De rechtbank sluit zich hierbij aan. Met de deskundige is de rechtbank van oordeel dat betrokkene vooral moet leren van het onbegeleid verlof en het daarop volgende STP. Een lange periode van oefening tijdens het onbegeleid verlof en het daarop volgende STP vindt de rechtbank met het oog op het indexdelict gerechtvaardigd en voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van betrokkene van groot belang. Uit de verklaring van de deskundige is verder gebleken dat binnen het verloftraject flexibel met de termijnen zal worden omgegaan, opdat het begeleid verlof niet langer zal duren dan noodzakelijk is om de volgende stap in het traject te kunnen maken. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hier voldoende voortvarendheid uit. Voor een gunstig verloop van het traject acht de rechtbank derhalve de geadviseerde termijn aangewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de PIJ-maatregel van
[betrokkene]met dertien maanden.
Aldus gegeven door mr. A.J. van de Loor, voorzitter, mr. M. van Bruggen en mr. D.E. Schaap, rechters, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 oktober 2020.
Buiten staat
Mrs. van de Loor en van Bruggen zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.