Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 september 2020 met producties genummerd 1 t/m 20
- de producties 1 t/m 3 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 7 september 2020
- de pleitnota van mr. Bolweg
- de pleitnota van mr. Damstra.
2.De feiten
een bedrag in contanten ter grootte van de helft van de waarde van het tot mijn nalatenschap behorende registergoed aan de [adres] te [plaats] , dan wel het registergoed dat hiervoor in de plaats is gekomen, uit te keren in maandelijkse termijnen binnen vijf jaar na mijn overlijden, onder bijberekening van een rente overeenkomend met de twaalfmaands-Euriborrente. Terzake van de bepaling van de waarde van het hierboven bedoelde registergoed bepaal ik dat dit in de waardering betrokken dient te worden voor de WOZ-waarde die gehanteerd wordt bij de aangifte voor de erfbelasting als bedoeld in de successiewet 1956, dan wel de hiervoor in de plaats getreden wet- en / of regelgeving.
3.Het geschil
(1) [gedaagde] te veroordelen om, binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis, de genomen executiemaatregelen jegens [eiser] te staken en gestaakt te houden, de genomen executiemaatregelen ongedaan te maken en de gelegde executoriale beslagen op te heffen, en haar te veroordelen om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet,
(2) veroordeling van [gedaagde] tot betalingvan de beslagkosten begroot op € 2.000,00, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
(3) veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
eerstestelt [eiser] dat het beslag niet voldoet aan de regels die daarvoor gelden. Pas na de feitelijke beslaglegging op 26 augustus 2020 heeft [eiser] op 28 augustus 2020 de bescheiden ontvangen, waaruit zou blijken dat aan hem een grosse van het testament is betekend en dat hem het bevel is gegeven om binnen twee dagen na betekening tot betaling over te gaan. [eiser] heeft dus geen tijd gehad om nog voorafgaand aan de beslaglegging tot betaling over te gaan.
tweedestelt hij dat aan het testament geen executoriale kracht toekomt, omdat uit de omschrijving van het legaat in het testament onvoldoende duidelijk kan worden bepaald wat de waarde van het legaat bedraagt. Dat blijkt volgens [eiser] al uit de discussie die daarover tussen partijen is gevoerd.
derdestelt [eiser] dat [gedaagde] geen opeisbare vordering op [eiser] heeft. Volgens [eiser] bepaalt het testament niet dat het legaat in gelijke termijnen moet worden uitbetaald en bepaalt het ook niet of [eiser] daar wel of niet eerst de erfbelasting vanaf mag trekken, voordat hij tot maandelijkse betalingen overgaat. Het is, zo stelt hij, de vrijheid van de executeur om daarin keuzes te maken.
vierdestelt [eiser] dat het beslag voor hem onnodig bezwarend is. Volgens [eiser] had [gedaagde] er voor kunnen kiezen om conservatoir beslag te leggen in plaats van de executoriale beslagen die zij nu heeft gelegd.
4.De beoordeling
de WOZ-waarde die gehanteerd wordt bij de aangifte voor de erfbelasting als bedoeld in de successiewet 1956, dan wel de hiervoor in de plaats getreden wet- en / of regelgeving.De helft van deze woningwaarde betreft de omvang van het legaat. Ten aanzien van de bijberekening van rente is in het testament vastgelegd dat de
twaalfmaands Euriborrentedaarvoor als uitgangspunt geldt, zodat ook over vaststelling van het rentetarief duidelijkheid is gegeven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de omvang van het legaat aldus voldoende concreet bepaalbaar is.