ECLI:NL:RBOVE:2020:3372

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
08.047731.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in aanrandingszaak door gebrek aan wettig en overtuigend bewijs

De rechtbank Overijssel heeft op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man, die werd beschuldigd van het plegen van aanrandingen. De zaak werd behandeld in Almelo, waar de rechtbank op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting tot de conclusie kwam dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie, mr. E.J. Leunk, had de verdachte aangeklaagd voor twee feiten van aanranding, waarbij de verdachte op verschillende data in 2019 twee vrouwen zou hebben aangerand. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D. Greven, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de bewijslast niet voldeed aan de vereisten voor een veroordeling.

De rechtbank heeft de inhoud van het strafdossier zorgvuldig bestudeerd en vastgesteld dat er weliswaar aanwijzingen waren die als belastend voor de verdachte konden worden geïnterpreteerd, maar dat deze aanwijzingen niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank oordeelde dat de feiten niet bewezen konden worden, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.047731.20 (P)
Datum vonnis: 9 oktober 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 09 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E.J. Leunk en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[aangever 1] heeft aangerand door onverhoeds haar borsten en billen te betasten;
feit 2:[aangever 2] heeft aangerand door haar onverhoeds in de billen te knijpen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 10 september 2019 te Borne,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten door
nader te noemen [aangever 1] op een fiets te achtervolgen en/of (vervolgens)
gekomen nabij die [aangever 1] haar aan te spreken en/of (daarbij) te roepen 'STOP'
en/of (vervolgens)
die [aangever 1] onverhoeds aan/over haar borst(en) en/of rug en/of billen aan te
raken en/of te wrijven
[aangever 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten:
het onverhoeds betasten en/of aanraken van en/of wrijven over haar borst(en)
en/of billen;
2.
hij op of omstreeks 20 augustus 2019 te Borne,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten door
nader te noemen [aangever 2] op een fiets te achtervolgen en/of (vervolgens)
gekomen nabij en/of naast die [aangever 2] onverhoeds in haar billen te knijpen
en/of haar billen aan te raken
[aangever 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten:
het onverhoeds knijpen in en/of aanraken van haar billen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een veroordeling te komen. Verdachte dient daarom van die feiten te worden vrijgesproken, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft – overeenkomstig de inhoud van de door haar ter zitting overgelegde pleitnota - zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een veroordeling van verdachte zodat hij moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De inhoud van het strafdossier bevat weliswaar aanwijzingen die als belastend voor verdachte kunnen worden uitgelegd, maar die aanwijzingen leiden niet tot het wettige en overtuigende bewijs dat verdachte degene is geweest die op respectievelijk 20 augustus 2019 en 10 september 2019 de tenlastegelegde aanrandingen in Borne heeft gepleegd.
De rechtbank acht dan ook niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. G.J. Stoové, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2020.
Buiten staat
Mr. Bordenga-Koppes en mr. Stoové zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.