ECLI:NL:RBOVE:2020:3372
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in aanrandingszaak door gebrek aan wettig en overtuigend bewijs
De rechtbank Overijssel heeft op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man, die werd beschuldigd van het plegen van aanrandingen. De zaak werd behandeld in Almelo, waar de rechtbank op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting tot de conclusie kwam dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie, mr. E.J. Leunk, had de verdachte aangeklaagd voor twee feiten van aanranding, waarbij de verdachte op verschillende data in 2019 twee vrouwen zou hebben aangerand. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D. Greven, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de bewijslast niet voldeed aan de vereisten voor een veroordeling.
De rechtbank heeft de inhoud van het strafdossier zorgvuldig bestudeerd en vastgesteld dat er weliswaar aanwijzingen waren die als belastend voor de verdachte konden worden geïnterpreteerd, maar dat deze aanwijzingen niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank oordeelde dat de feiten niet bewezen konden worden, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.