In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in België zijn gehuwd en de Belgische en Russische nationaliteit bezitten. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse verzoekschriften en verweerschriften, en heeft op 27 augustus 2020 een mondelinge behandeling gehouden. De man verzocht onder andere om de echtscheiding uit te spreken, de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind bij hem te bepalen, en de eigendom van de echtelijke woning aan hem toe te delen. De vrouw verzocht om de hoofdverblijfplaats van het kind bij haar te bepalen en om de woning aan haar toe te delen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De hoofdverblijfplaats van het minderjarige kind is bij de vrouw bepaald, mede op basis van het advies van de raad voor de kinderbescherming. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw een groter belang heeft bij het voortgezet gebruik van de echtelijke woning, gezien het belang van het kind en de huidige situatie van de man. De woning is aan de man toegewezen zonder vergoedingsverplichting aan de vrouw, en de rechtbank heeft de verdeling van de inboedel en de kosten van de woning geregeld.
Daarnaast heeft de rechtbank de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het minderjarige kind vastgesteld op € 87,- per maand, met ingang van 5 maart 2020. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover het de echtscheiding betreft.