ECLI:NL:RBOVE:2020:3359

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
08.146005-20; 08.077179-20 (ter terechtzitting gevoegd); 08.079157-20 (ter terechtzitting gevoegd); 15.088151-18 (tul); 16.160388-19 (tul); 16.056471-20 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders na herhaalde vernielingen van voertuigen

Op 22 september 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man zonder woon- of verblijfplaats, die zich schuldig had gemaakt aan meerdere vernielingen van voertuigen in Zwolle. De rechtbank legde de man de maatregel op tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar. De verdachte had in korte tijd verschillende auto's vernield door met bakstenen naar deze voertuigen te gooien en ze te bekrassen. De vernielingen vonden plaats nadat de man na eerdere aanhoudingen was heengezonden. Naast de ISD-maatregel werd de man ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding van 133 euro, het uitvoeren van een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren en het uitzitten van twee eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen van respectievelijk 6 en 14 dagen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de onder parketnummer 08.077179-20 tenlastegelegde feiten, waaronder het opzettelijk vernielen van de achterruit van een Peugeot 207 en het beschadigen van een Volvo V60. De rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende, gebaseerd op aangiften van slachtoffers en verklaringen van verbalisanten die de verdachte op heterdaad hadden betrapt. De verdachte had een patroon van vernielingen vertoond, waarbij hij telkens na een aanhouding opnieuw in de fout ging. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de overlast die de verdachte veroorzaakte en zijn problematische achtergrond, waaronder psychische problemen en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank concludeerde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de verdachte te behandelen en de maatschappij te beschermen tegen zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.146005-20; 08.077179-20 (ter terechtzitting gevoegd); 08.079157-20 (ter terechtzitting gevoegd); 15.088151-18 (tul); 16.160388-19 (tul); 16.056471-20 (tul) (P)
Datum vonnis: 22 september 2020
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats] ,
thans verblijvende: P.I. Zwolle PPC, te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Overeenkomstig de artikelen 285 en 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaken onder de parketnummers 08.077179-20 en 08.079157-20 ter terechtzitting gevoegd en naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft deze zaken gevoegd met de zaak die bij afzonderlijke dagvaarding onder parketnummer 08.146005.20 is aangebracht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 september 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

parketnummer 08.077179-20
De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 08.077179-20 kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op of rond 23 maart 2020 in Zwolle de achterruit van een Peugeot 207 heeft vernield;
feit 2:op of rond 23 maart 2020 in Zwolle het linker voorportier van een Volvo V60 heeft vernield;
feit 3:op of rond 23 maart 2020 in Zwolle het dak van een Volvo V60 heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op of omstreeks 23 maart 2020 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk (de achterruit van) een auto (Peugeot 207, kenteken: [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 2hij op of omstreeks 23 maart 2020 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk (het linker voorportier van) een auto (Volvo V60, kenteken: [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 3hij op of omstreeks 23 maart 2020 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk (het dak van) een auto (Volvo V60, kenteken: [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
parketnummer 08.079157-20
De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 08.079157-20, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op of rond 24 maart 2020 in Zwolle de inrit bij het politiebureau heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 24 maart 2020 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk een op/inrit en/of een of meerdere klinkers (stenen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Politie eenheid Oost-Nederland, althans aan een ander dan aan verdachte, toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
parketnummer 08.146005-20
De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 08.146005-20 kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op of rond 2 juni 2020 in Zwolle een aan de [straat 1] geparkeerde Volvo V60 heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 2 juni 2020, in de gemeente Zwolle, opzettelijk en wederrechtelijk een -op of aan of nabij de [straat 1] aldaar geparkeerde- auto (merk Volvo, kenteken [kenteken 4] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten onder de parketnummers 08.077179-20, 08.079157-20 en 08.146005-20 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
parketnummer 08.077179-20
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder parketnummer 08.077179-20 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [1]
Op 23 maart 2020 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van vernieling van zijn auto tussen maandag 23 maart 2020 om 18:28 uur en maandag 23 maart 2020 om 18:35 uur. Hij heeft verklaard dat hij zijn auto, een zwarte Volvo V60 met kenteken [kenteken 2] , op 23 maart 2020 omstreeks 16:45 uur heeft geparkeerd op de binnenplaats van het politiebureau te Zwolle, gelegen naast het hek bij de toegangspoort van de dienstingang aan de [straat 2] , en dat hij zijn auto daar onbeschadigd heeft neergezet. Toen hij terug kwam bij de auto zag hij dat er krassen en putten in de ruit van het portier linksvoor zaten en dat er lakschade op dit portier zat. Naast de deur van de auto lag een baksteen. [2] Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij op 23 maart 2020 omstreeks 18:30 uur bij de ingang van het politiebureau aan de [straat 2] een blanke, kale man met één been zag, die twee krukken bij zich had. Hij zag dat deze man een baksteen over het hek van het politiebureau op een zwarte Volvo V60 voorzien van het kenteken [kenteken 2] gooide. De baksteen kwam tegen de bestuurderskant van het voertuig. Verbalisant [verbalisant 2] herkent deze persoon ambtshalve als verdachte. Verbalisant [verbalisant 2] was buiten en zag dat verdachte een baksteen uit de grond trok en deze tegen het raam aan de bestuurderszijde van een zwartkleurige Volvo gooide en hij hoorde direct een harde klap. Hij zag direct schade aan het voertuig. [3]
Op 23 maart 2020 heeft ook [slachtoffer 3] aangifte gedaan van vernieling van zijn auto, een grijze Volvo V60 met kenteken [kenteken 3] . Hij heeft verklaard dat hij zag dat een kale man met één been, die op krukken liep, een steenachtig voorwerp op zijn voertuig gooide toen hij met zijn voertuig uit de parkeerplaats van de [straat 2] te Zwolle reed. Hij hoorde direct daarna een harde klap op de zijkant of dak van zijn voertuig. Op bijna hetzelfde moment liep de man naar het hek van het politiebureau en werd daar aangehouden. [slachtoffer 3] zag vervolgens dat er schade aan zijn voertuig zat die er daarvoor nog niet zat. [4] Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij op het moment dat verdachte werd aangehouden, werd aangesproken door een man in een grijskleurige Volvo. Hij hoorde deze man zeggen: “Diezelfde man heeft net ook een baksteen op mijn voertuig gegooid”. [5]
De rechtbank stelt op grond van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 en 3 ten laste gelegde vernielingen.
Op 23 maart 2020 heeft ook [slachtoffer 1] aangifte gedaan van vernieling van zijn auto. Hij heeft verklaard dat hij zijn auto, een Peugeot 207 met kenteken [kenteken 1] , op 23 maart 2020 eveneens heeft geparkeerd op de binnenplaats van het politiebureau te Zwolle, gelegen naast het hek bij de toegangspoort van de dienstingang aan de [straat 2] en dat hij zijn auto daar onbeschadigd heeft neergezet. Nadat hij omstreeks 18:36 uur een telefoontje kreeg van een collega dat zijn auto vernield was, zag hij dat de achterruit van zijn auto compleet was vernield. Achter de auto lag nog een baksteen. [6] Verbalisant [verbalisant 1] heeft beschreven dat hij in hetzelfde rijtje als de eerdergenoemde zwarte Volvo V60 ook een Peugeot 207 met kenteken [kenteken 1] zag staan, waarvan de achterruit vernield was. Bij de achterbank lag een baksteen. [7]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte – die kort voor zijn aanhouding was heengezonden aan de zijde van de [straat 2] [8] – zich eveneens aan deze vernieling schuldig heeft gemaakt. De rechtbank gebruikt hierbij de aan de feiten 2 en 3 ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend schakelbewijs. De handelwijze – het vernielen van voertuigen die achter het politiebureau aan de [straat 2] waren geparkeerd door hier met een baksteen tegen aan te gooien – komt op essentiële punten overeen en duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte.
parketnummer 08.079157-20
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder parketnummer 08.079157-20 tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [9]
Op dinsdag 24 maart 2020 zag verbalisant [verbalisant 3] bij de ingang van de dienstvoertuigen van het politiebureau aan de [straat 1] te Zwolle een man op krukken lopen. Ook zag hij dat deze man maar één been had. Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] zagen dat deze man een baksteen uit de inrit van het politiebureau haalde. [10]
Verbalisant [verbalisant 5] zag op 24 maart 2020 dat bij de inrit van het politiebureau meerdere klinkers uit het wegdek waren gehaald, waardoor een gat in het wegdek was ontstaan. Verdachte is vervolgens op heterdaad aangehouden. [11]
parketnummer 08.146005-20
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder parketnummer 08.146005-20 tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [12]
Op 2 juni 2020 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan van vernieling van haar auto, een grijskleurige Volvo V40 met kenteken [kenteken 4] . Zij heeft verklaard dat zij haar auto op 2 juni 2020 zonder schade had geparkeerd voor het politiebureau aan de [straat 1] in Zwolle. Toen zij bij haar auto terugkwam, zag zij een diepe kras van 60 centimeter lang op de voordeur aan de passagierszijde. [13]
Verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] zagen verdachte op 2 juni 2020 in de richting van een auto lopen die voor het politiebureau in Zwolle stond geparkeerd. Dit betrof een grijskleurige Volvo V40 met kenteken [kenteken 4] . Zij zagen dat verdachte een klein voorwerp in zijn rechterhand hield en dat verdachte met zijn rechterhand over het rechter voorportier van het voertuig van rechts naar links bewoog. Vervolgens zagen zij dat verdachte dit voorwerp op de grond gooide. Bij het passeren van het voertuig zagen zij dat er een verse kras op het rechter voorportier zat. Verbalisant [verbalisant 6] zag dat op de plaats waar verdachte het voorwerp op de grond had gegooid een brokje glas lag. Verdachte is op heterdaad aangehouden. [14]
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08.077179-20
1
hij op 23 maart 2020 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk de achterruit van een auto (Peugeot 207, kenteken: [kenteken 1] ), geheel toebehorend aan een ander, te weten aan
[slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield;
2
hij op 23 maart 2020 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk het linker voorportier van een auto (Volvo V60, kenteken: [kenteken 2] ), geheel toebehorend aan een ander, te weten aan
[slachtoffer 2] , heeft beschadigd;
3
hij op 23 maart 2020 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Volvo V60, kenteken: [kenteken 3] ), geheel toebehorend aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft beschadigd;
parketnummer 08.079157-20
hij op 24 maart 2020 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk een inrit, geheel toebehorend aan een ander, te weten aan Politie eenheid Oost-Nederland, onbruikbaar heeft gemaakt;
parketnummer 08.146005-20
hij op 2 juni 2020, in de gemeente Zwolle, opzettelijk en wederrechtelijk een – aan de [straat 1] aldaar geparkeerde – auto (merk Volvo, kenteken [kenteken 4] ), geheel toebehorend aan een ander, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08.077179-20
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
parketnummer 08.079157-20
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
parketnummer 08.146005-20
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake de onder de parketnummers 08.077179-20, 08.079157-20 en 08.146005-20 tenlastegelegde feiten oplegging gevorderd van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatig daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich kort na elkaar schuldig gemaakt aan diverse vernielingen. Deze vernielingen hebben steeds plaatsgevonden direct nadat verdachte na een eerdere aanhouding was heengezonden. Vernieling is een ergerlijk feit, vooral vanwege de overlast en schade die wordt toegebracht. Bovendien levert het gooien met bakstenen richting voertuigen – waar (mogelijk) iemand in zit – een risico op letselschade op.
Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 27 juli 2020 blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. In de vijf jaar voorafgaand aan de tenlastegelegde vernielingen op 23 maart 2020 (parketnummer 08.077179-20) heeft verdachte ten minste driemaal een onherroepelijke gevangenisstraf of taakstraf opgelegd gekregen voor het begaan van een misdrijf, die ook ten uitvoer zijn gelegd, te weten:
  • bij vonnis van 18 maart 2020 van de politierechter Midden-Nederland, een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk;
  • bij vonnis van 22 november 2019 van de politierechter Midden-Nederland, een gevangenisstraf van 7 dagen, waarvan 6 dagen voorwaardelijk;
  • bij vonnis van 12 juli 2018 van de politierechter Noord-Holland, een taakstraf van 60 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk.
De rechtbank heeft kennis genomen van twee rapporten van de reclassering. Op 12 juni 2020 heeft [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij GGZ Iriszorg een advies gegeven over voortzetting van de voorlopige hechtenis en op 14 augustus 2020 heeft zij een rapport uitgebracht ten behoeve van de terechtzitting. Uit beide rapporten volgt dat het feit dat verdachte niet beschikt over een eigen woonadres mogelijk een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de feiten. De politieagenten kregen het vermoeden dat verdachte de feiten pleegde om opnieuw aangehouden te worden. Uit dossierinformatie blijkt verder dat verdachte kampt met psychische problemen. Zo kampt verdachte met een tekortschietende coping bij een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline kenmerken en ADHD. Hij vraagt op een negatieve manier aandacht als hij tegen zijn eigen beperkingen en tegen maatschappelijke beperkingen aanloopt. Bij tegenslag lopen spanning en frustratie snel op en dit uit zich dan in vernielingen. Het vernielen dient ook als hulpvraag. Bij sommige instanties is verdachte niet welkom, omdat hij gewelddadig kan reageren. Verschillende trajecten, waaronder Housing First, zijn mislukt. De reclassering schat in dat het recidiverisico hoog is. Verdachte heeft niet meegewerkt aan een gesprek met de reclassering en ook in het kader van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is verdachte al meer dan een half jaar uit contact met de reclassering. De reclassering ziet geen mogelijkheden om het recidiverisico binnen een voorwaardelijk kader te beperken en adviseert om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
In het door M.M.M. Verberk, GZ-psycholoog, opgestelde advies indicatieoverleg van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) van 12 juni 2020 is gerapporteerd dat er geen contra-indicaties zijn voor oplegging van een ISD-maatregel. Deze maatregel zou juist de kaders kunnen geven die verdachte nodig heeft. In 2017 is verdachte door het Pieter Baan Centrum gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Dit beeld lijkt nog actueel. Eventuele aanvullende diagnostiek kan binnen een ISD-maatregel worden uitgevoerd.
Gezien de problematiek van verdachte acht de rechtbank een reëel en ernstig gevaar voor herhaling aanwezig. De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van de gevorderde ISD-maatregel is voldaan.
De rechtbank overweegt dat bij een oplegging van de ISD-maatregel enerzijds het belang van de maatschappij om beveiligd te worden tegen de aantasting van personen en goederen door misdrijven en anderzijds het onder meer in artikel 5 van het EVRM neergelegde recht op persoonlijke vrijheid dient te worden afgewogen. De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van een dergelijke maatregel. Gezien de inhoud van het strafdossier, waaronder het omvangrijke strafblad van verdachte alsmede het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, en gelet op de houding van verdachte ten opzichte van hulpverlening in het verleden, is de rechtbank van oordeel dat niet valt te verwachten dat verdachte zonder een afgedwongen behandeling stopt met het plegen van strafbare feiten. De veiligheid van goederen eist daarom dat aan verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd. De rechtbank acht, mede gezien het patroon waarin verdachte negatieve aandacht vraagt door het plegen van vernielingen en het weigeren van medewerking aan reclasseringstoezicht, het strakke kader van een ISD-maatregel noodzakelijk voor het ondergaan van een behandeling.
Rekening houdend met de problematiek van verdachte zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren. De rechtbank ziet bij het bepalen van de duur van de maatregel geen redenen om op grond van artikel 38n, tweede lid, Sr rekening te houden met de tijd door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 133,80 (honderddrieëndertig euro en tachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen bijdrage verzekering € 100,-;
- aftanken leenauto € 33,80.
[slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.230,44 (twaalfhonderddertig euro en vierenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- voertuigschade € 943,52;
- bedrijfsschade € 162,92;
- expertisekosten € 44,-;
- behandelingskosten € 80,-.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] met wettelijke rente. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd, omdat de bijlagen ontbreken en niet kan worden vastgesteld welk deel van de schade door de verzekering is vergoed. De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder parketnummer 08.146005-20 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 133,80, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder parketnummer 08.077179-20 onder 3 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde materiële schadeposten zijn echter onvoldoende onderbouwd en de rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het gevorderde. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij kan de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 4] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde straffen onder de parketnummers 15.088151-18, 16.160388-19 en 16.056471-20 zullen worden toegewezen. Ten aanzien van de onder parketnummer 15.088151-18 openstaande taakstraf van 30 uren heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht deze om te zetten naar vervangende hechtenis van 15 dagen.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van de officier van justitie moeten worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank zal niet overgaan tot omzetting van de taakstraf in hechtenis, nu de wettelijke grondslag hiervoor ontbreekt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38m, 38n en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.077179-20 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.079157-20 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.146005-20 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
onder parketnummer 08.077179-20:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
onder parketnummer 08.079157-20
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
onder parketnummer 08.146005-20
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder de parketnummers 08.077179-20, 08.079157-20 en 08.146005-20 bewezenverklaarde;
maatregel
- legt aan de verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee (2) jaren;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4](parketnummer 08.146005-20): van een bedrag van € 133,80 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2020);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 133,80,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 2 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij:
[slachtoffer 3](feit 3, parketnummer 08.077179-20): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter Utrecht van
18 maart 2020 met parketnummer 16.056471-20 voorwaardelijk opgelegd
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen;
-gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter Utrecht van 22 november 2019 met parketnummer 16.160388-19 voorwaardelijk opgelegd
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) dagen;
-gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter Noord-Holland van 12 juli 2018 met parketnummer 15.088151-18 voorwaardelijk opgelegd
taakstrafvoor het resterende deel van
30 (dertig) uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Mulder, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. C.A. Peterzon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van den Ham-Pool, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, met nummer PL0600-2020129385. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 23 maart 2020, pagina 7-8.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2020, pagina 15.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 23 maart 2020, pagina 1-2.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2020, pagina 15.
6.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 23 maart 2020, pagina 4.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2020, pagina 16.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2020, pagina 15.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, met nummer PL0600-2020129845. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van 24 maart 2020, pagina 1.
11.Het proces-verbaal van aanhouding van 24 maart 2020, pagina 3.
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het proces-verbaal van voorgeleiding rechter-commissaris van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, met nummer PL0600-2020250779. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
13.Het proces-verbaal van aangifte van 2 juni 2020, pagina 7-8.
14.Het proces-verbaal van aanhouding van 2 juni 2020, pagina 9.