Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
mr. S. Markink-Grolman en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
- bij vonnis van 18 maart 2020 van de politierechter Midden-Nederland, een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk;
- bij vonnis van 22 november 2019 van de politierechter Midden-Nederland, een gevangenisstraf van 7 dagen, waarvan 6 dagen voorwaardelijk;
- bij vonnis van 12 juli 2018 van de politierechter Noord-Holland, een taakstraf van 60 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk.
8.De schade van benadeelden
9.De vordering tenuitvoerlegging
10.De toegepaste wettelijke voorschriften
11.De beslissing
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee (2) jaren;
[slachtoffer 4](parketnummer 08.146005-20): van een bedrag van € 133,80 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2020);
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 133,80,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 2 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
[slachtoffer 3](feit 3, parketnummer 08.077179-20): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter Utrecht van
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen;
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter Utrecht van 22 november 2019 met parketnummer 16.160388-19 voorwaardelijk opgelegd
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) dagen;
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter Noord-Holland van 12 juli 2018 met parketnummer 15.088151-18 voorwaardelijk opgelegd
taakstrafvoor het resterende deel van
30 (dertig) uren.