ECLI:NL:RBOVE:2020:3356

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
08-760152-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met gebalde vuisten op plein in Enschede

De rechtbank Overijssel heeft op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 53-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 19 september 2018 in Enschede het slachtoffer meermalen met kracht in het gezicht geslagen, waardoor het slachtoffer met zijn gezicht op de grond viel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van zijn kracht, gezien zijn achtergrond in vechtsport. De officier van justitie had primair en subsidiair zwaardere aanklachten ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze aanklachten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de zwaardere aanklachten, maar oordeelde dat er wel sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel door de slagen in het gezicht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van het voorarrest. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd voor een gestolen fiets, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen direct verband was met het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-760152-18 (P)
Datum vonnis: 8 oktober 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 september 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Grooters en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er – kort en zakelijk weergegeven – op neer dat verdachte [aangever] heeft gestoken en/of gesneden met een mes en/of (met kracht) heeft geslagen en/of geschopt. Hiermee zou verdachte een poging hebben gedaan om [aangever] te doden of hij zou daardoor aan [aangever] zwaar lichamelijk letsel hebben toegebracht of dat geprobeerd hebben.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij op of omstreeks 19 september 2018 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte die [aangever]
- meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in het gezicht(ter hoogte van/nabij het rechteroog en/of het rechteroor en/of ter hoogte van/nabij de rechterzijde van de neus), althans het hoofd en/of in de rechter bovenarm en/of de linkerhand, althans het bovenlichaam gestoken en/of gesneden en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/in het gezicht, althans op tegen het hoofd gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 19 september 2018 te Enschede aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten en grote snij/steekwond (ter hoogte van/nabij het rechteroog/rechteroor) en/of een snij/steekwond in het gezicht(ter hoogte van/nabij de rechterzijde van de neus) en/of een snij/steekwond in de rechter bovenarm en/of de linkerhand, althans het bovenlichaam, heeft toegebracht, immers heeft verdachte die [aangever]
- meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop gelijkend scherp
en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in het gezicht(nabij het rechteroog en/of het rechteroor en/of nabij de rechterzijde van de neus), althans het hoofd en/of in de rechter bovenarm en/of de linkerhand, althans het bovenlichaam gestoken en/of gesneden en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/in het gezicht, althans op tegen het hoofd gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 19 september 2018 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [aangever]
- meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in het gezicht(nabij het rechteroog en/of het rechteroor en/of nabij de rechterzijde van de neus), althans het hoofd en/of in de rechter bovenarm en/of de linkerhand, althans het bovenlichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/in het gezicht, althans op tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Wel kan het meer subsidiair ten laste gelegde feit – de poging tot zware mishandeling – wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte heeft [aangever] (hierna: aangever) een aantal keren met kracht in het gezicht geslagen of gestompt. Verdachte is getraind en wist van zichzelf dat hij kan vechten. Door bewust naar aangever toe te gaan en fors geweld te gebruiken tegen een kwetsbaar lichaamsdeel als het gezicht, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou bekomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat alleen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangever met zijn vuisten heeft geslagen. Dit levert naar algemene ervaringsregels geen aanmerkelijke kans op dat iemand kan overlijden. Het letsel kan niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Wat overblijft is een eenvoudige mishandeling, maar dat is niet ten laste gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het intreden van de dood of het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet daarbij gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Niet alleen is vereist dat verdachte in dat geval wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard of op de koop heeft toegenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte op 19 september 2018 doelbewust op aangever is afgelopen, waarna hij hem meermalen met gebalde vuisten met kracht in het gezicht heeft geslagen, waardoor aangever met zijn gezicht op de grond viel. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in “de oorlogsmodus” ging en dat het rake klappen waren die hij heeft uitgedeeld. Aangever heeft als gevolg daarvan wonden in zijn gezicht opgelopen, namelijk aan zijn neus, rechterwenkbrauw, rechteroorschelp en aan zijn ooglid. Het dossier bevat onvoldoende wettig bewijs dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een mes of daarop gelijkend voorwerp, zodat de rechtbank verdachte van dat onderdeel zal vrijspreken.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat evenmin sprake is van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) of van letsel dat voldoende ernstig is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Uit de letselverklaring blijkt dat geen sprake was van een noodzaak tot medisch ingrijpen of van blijvend letsel. De rechtbank zal verdachte daarom van het subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank is gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat wel is komen vast te staan dat sprake was van de aanmerkelijke kans dat bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het gezicht bijzonder kwetsbaar is. Zo kan door met kracht in iemands gezicht te slaan, gemakkelijk de kaak en/of de oogkas en/of het neusbot breken, waarbij veelal operatief ingrijpen noodzakelijk is, blijvende littekenvorming in het aangezicht kan ontstaan, dan wel een oog blijvend beschadigd kan raken. Gezien de uiterlijke verschijningsvorm van de actie van verdachte, in het bijzonder gelet op de kracht en gerichtheid waarmee hij het slachtoffer in het gezicht heeft geslagen, kan niet anders geoordeeld worden dan dat verdachte met de onderhavige gedraging de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 september 2018 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [aangever] meermalen met kracht in het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft de tenlastelegging in zoverre verbeterd gelezen dat er sprake is van het voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, in plaats van aan [aangever] , zoals ten laste was gelegd. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging en de officier niet in de vervolging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 302 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het meer subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden dat hij zich zal melden bij de reclassering, zich zal laten begeleiden door Aderzorg en zich door JusTact of een soortgelijke instelling zal laten behandelen en begeleiden voor zijn gokverslaving, zolang de reclassering dat nodig acht. De officier van justitie heeft daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte, in het geval van een bewezenverklaring, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van het voorarrest.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Verdachte is bewust naar het slachtoffer toegegaan en heeft hem meerdere keren met kracht met de vuisten in het gezicht geslagen waardoor het slachtoffer met zijn gezicht op de grond terecht is gekomen. Het is zeer kwalijk dat verdachte op deze wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft aangetast. Vooral omdat verdachte, die heeft verklaard aan vechtsport te hebben gedaan, zich bewust was van zijn eigen kracht. De gevolgen hadden veel ernstiger kunnen zijn dan het geval is. Voor dit ernstige feit is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend.
De rechtbank houdt rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 augustus 2020, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld vanwege mishandeling en bedreiging.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen straf ook rekening met de straffen die volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden. De tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering worden gebracht.
Verdachte heeft vier maanden in voorlopige hechtenis doorgebracht terwijl een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden wordt opgelegd. Voor een voorwaardelijk strafdeel is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte meer.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 698,00 (zeshonderdachtennegentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De schade betreft zijn beweerdelijk gestolen fiets.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, omdat de vordering geen direct verband houdt met het ten laste gelegde feit en bovendien niet is onderbouwd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, omdat er geen bewijs is dat de fiets is gestolen en de causaliteit met het ten laste gelegde feit ontbreekt.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is niet komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks de door de benadeelde partij gevorderde schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde daarom niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 45 en 302 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij
[aangever]in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van den Ham-Pool, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2020.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, eenheid Oost-Nederland, district Twente met nummer PL0600-2018424004. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 september 2020, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben op 19 september 2018 in Enschede snel op de man afgegaan en heb hem vier of vijf keer in het gezicht geslagen. Hij viel met zijn gezicht op de grond. Ik stond in oorlogsmodus. Het waren rake klappen. Ik ben sterk en ik ben in de oorlog getraind. Ik heb aan vechtsport gedaan.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 september 2018, pagina 64, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Op 19 september 2018 ben ik omstreeks 16:00 uur met de fiets naar Enschede gegaan. Ik heb de man op het [plein] te Enschede met gebalde vuisten in zijn gezicht geslagen.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van 19 september 2018, pagina 38, voor zover inhoudende als verklaring van aangever:
Op woensdag 19 september 2018 zat ik op het [plein] in Enschede. Ik ben zo uit het niets in elkaar geslagen en had een black-out.
4.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een geneeskundige verklaring opgesteld door [arts] , arts, van 19 september 2018, pagina 43, voor zover inhoudende:
Uitwendig waargenomen letsel: wonden in gezicht: neus, wenkbrauw rechts, rechter oorschelp. Klein wondje aan ooglid.