ECLI:NL:RBOVE:2020:331

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
08.178475.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over poging doodslag met noodweer als verweer

Op 28 januari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man uit Wierden, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 25 juli 2019, waarbij de verdachte zijn slachtoffer meerdere keren met een mes in de buik stak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat hij zich verdedigde tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer. Tijdens de zitting op 14 januari 2020 werd de vordering van de officier van justitie, mr. G.C. Pol, besproken, evenals de verdediging door de raadsman, mr. M.P. Smit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen, en dat zijn handelen proportioneel was in verhouding tot de dreiging die hij ondervond. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit had gepleegd, maar oordeelde dat dit feit niet strafbaar was, waardoor de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte geen straf of maatregel opgelegd kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.178475.19 (P)
Datum vonnis: 28 januari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
verblijvende te PI Achterhoek - Ooyerhoekseweg te Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 januari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en de raadsman mr. M.P. Smit, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na aanpassing omschrijving van de tenlastelegging (ex. artikel 314a Sv) van 14 januari 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft proberen te doden door hem met een mes te steken, dan wel hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Primair
hij op of omstreeks 25 juli 2019, te Almelo, in ieder geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte het slachtoffer meermaals in de borst en/of in de buik, althans in het lichaam, gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 juli 2019, te Almelo, in ieder geval in Nederland,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere steekwonden in de borst- en/of buikstreek, althans in het lichaam,
heeft toegebracht door het meermaals steken in de borst- en/of buikstreek, althans in het lichaam;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 25 juli 2019, te Almelo, in ieder geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft verdachte het slachtoffer meermaals in de borst en/of in de buik, althans in het lichaam, gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 25 juli 2019 voerden verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] een gesprek. Verdachte zou al langere tijd voor overlast zorgen aan [adres] in Almelo. Op een gegeven moment sloeg de stemming om. Verdachte en [slachtoffer] raakten met elkaar in gevecht en zijn vervolgens acht tot tien seconden in de woning van verdachte geweest. Verdachte heeft [slachtoffer] meerdere keren met een mes gestoken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de bewijsbaarheid van het ten laste gelegde. Verdachte heeft verklaard dat hij geen opzet op de dood van [slachtoffer] heeft gehad.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Lichamelijk letsel [slachtoffer]
Verdachte erkent [slachtoffer] twee keer met een stilettomes te hebben gestoken, maar dit zou in het bovenbeen en de zij van [slachtoffer] zijn geweest. In de rapportage van het forensisch geneeskundig onderzoek komt naar voren dat is vastgesteld dat [slachtoffer] negen verwondingen in de buik had en dat zeven hiervan zeer waarschijnlijk steekwonden zijn. Twee andere wonden in de buik zijn volgens de forensisch arts strikt genomen snijwonden, maar dit letsel kan ook opgelopen zijn door een steekbeweging. Gelet op de bevindingen uit het forensisch geneeskundig onderzoek stelt de rechtbank vast dat verdachte in ieder geval zeven keer in de buik van [slachtoffer] heeft gestoken.
Voorwaardelijk opzet op de dood
Ter beantwoording van de vraag of sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] overweegt de rechtbank als volgt. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht kunnen aanknopingspunten vormen. Bovendien zal het moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zou intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen).
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door meerdere keren met een mes in de buik van [slachtoffer] te steken, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer] mogelijk dodelijk zou verwonden. De buikstreek is een plek waar zich enkele centimeters onder de huid vitale lichaamsdelen zoals de lever en (andere) interne organen bevinden. Naar algemene ervaringsregels is de kans dat iemand als gevolg van het steken met een mes in de buikstreek komt te overlijden aanmerkelijk, indien ten gevolge van het steken orgaanletsel ontstaat. Het letsel is in deze zaak weliswaar beperkt gebleven, maar dat is niet aan het handelen van verdachte te danken. Het met een mes meermaals steken in de buikstreek is naar de uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als zodanig gericht op het beschadigen van vitale organen dat verdachte minst genomen de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 25 juli 2019 te Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte het slachtoffer meermaals in de buik gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] richting verdachte en dat verdachte zich daartegen heeft mogen verdedigen op de manier die hij heeft gedaan, waardoor verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en dus dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft gesteld dat verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] .
5.3
De beoordeling van de rechtbank
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is niet strafbaar hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Van een “ogenblikkelijke” aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. In het voor noodweer geldende vereiste dat de gedraging is “geboden door de noodzakelijke verdediging” worden zowel de zogenoemde subsidiariteits- als de proportionaliteitseis tot uitdrukking gebracht. Aan de subsidiariteitseis is niet voldaan indien de verdachte zich niet behoefde te verdedigen en er dus geen noodzaak tot verdediging bestond. De proportionaliteitseis strekt ertoe om niet ook dan een gedraging straffeloos te doen zijn indien zij – als verdedigingsmiddel – niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. De keuze van het verdedigingsmiddel en de wijze waarop het is gebruikt, staan bij de beoordeling van de proportionaliteit centraal. Zo staat in beginsel het met kracht toebrengen van een diepe, potentieel dodelijke steekwond niet in verhouding met een aanval die bestaat uit het slaan met de blote handen dan wel een vuist.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op grond van de verschillende verklaringen van de verdachte, aangever en de getuigen kan de rechtbank niet vaststellen wie van beiden, verdachte of [slachtoffer] , het gevecht is begonnen. De rechtbank acht het echter niet aannemelijk dat, zoals aangever verklaart, verdachte hem voor de voordeur van de woning direct in de buik stak. Het is weinig aannemelijk dat aangever enerzijds verklaart dat hij al voor de woning werd gestoken om vervolgens te verklaren dat (toen hij bovenop verdachte was gevallen) dacht dat verdachte hem in de buik stompte en niet wist dat het steken waren. Wel kan op basis van de verklaringen worden vastgesteld dat er in de woning van verdachte een gevecht tussen beide mannen heeft plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer] bovenop verdachte (op de trap) lag. Verdachte had op dat moment een uitgeklapt mes in zijn hand en heeft [slachtoffer] daarmee meerdere keren gestoken.
Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk geworden dat toen aangever bovenop verdachte lag, sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangever. Daarbij is van belang dat het gevecht zich in het woonhuis van verdachte afspeelde en [slachtoffer] – een man met een fors postuur in vergelijking tot verdachte – bovenop verdachte lag. Onder die omstandigheden heeft verdachte zich mogen verdedigen tegen de aanval en kon van hem niet worden gevergd dat hij zich aan de aanval zou onttrekken.
Waar vraagtekens gezet kunnen worden ten aanzien van de proportionaliteit van het handelen van verdachte, namelijk het ten minste zeven keer in de buik steken van aangever, terwijl de aanval heeft bestaan uit het slaan en stompen met de vuisten, acht de rechtbank met name van belang dat, ondanks dat verdachte aangever had gestoken, aangever bovenop hem bleef liggen op de trap. De eerdere steken sorteerden kennelijk geen effect. Uiteindelijk is aangever naar eigen zeggen weggelopen, maar niet als gevolg van het feit dat hij door verdachte gestoken werd. Gelet op die specifieke omstandigheden kan het meermalen steken als proportioneel worden gezien om de aanranding af te wenden.
De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat het beroep op noodweer slaagt. Verdachte wordt daarom ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De schade van benadeelden

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting een vordering ingediend die ziet op materiële schade (kleding) en letselschade, zonder aan deze schadeposten een bedrag te koppelen. Gelet op het niet noemen van een schadebedrag en de omstandigheid dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en aan hem geen maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij op de grond van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op artikel 41 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart dat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. B.C. Maresch-Evers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Koning, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2020.
mr. B.C. Maresch-Evers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met onderzoeksnaam Monrovia Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 26 juli 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 139 en 140):
Op 25 juli 2019 zag ik de overbuurman, [verdachte] . Ik kom te vallen en kom op hem te liggen. Daarna liep ik naar buiten en voelde ik dat ik aan het bloeden was. Toen kwam ik overeind en had ik door dat ik gestoken was. Ik zag dat ik aan het bloeden was.
- het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 14 januari 2020, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 25 juli 2019 stond ik in de deuropening van mijn woning in Almelo en ik kreeg opeens een klap van [slachtoffer] . Ik kwam op mijn rug op de trap terecht en [slachtoffer] lag bovenop mij. Ik heb hem twee keer met een stilettomes gestoken.
- een schriftelijk bescheid, zijnde een rapportage van forensisch geneeskundig onderzoek, opgemaakt door B.F.L. Oude Grotebevelsborg forensisch arts KNMG, d.d. 13 november 2019, voor zover zakelijk weergegeven (pag. 6 en 11, 13 en 14):
Aan de hand van de beschikbare bronnen wordt het letsel van [slachtoffer] geïnterpreteerd.
De letsels A, C, D, F, G, H en I berusten zeer waarschijnlijk op steekwonden. B en E
berusten gezien hun dimensies strikt genomen op snijwonden, echter een dergelijk
letsel kan óók worden opgelopen door een steekbeweging.