ECLI:NL:RBOVE:2020:330

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
08/770291-18 en 08/015576-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Litouwse man voor poging tot doodslag en vernieling

Op 28 januari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 40-jarige man uit Litouwen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden voor poging tot doodslag en vernieling. De man heeft op 13 oktober 2018 in Vriezenveen een andere man met een mes in de borst gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. Het slachtoffer, [slachtoffer 1], werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht, waar een levensreddende operatie noodzakelijk was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde met de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het vernielen van een deur in de woning van zijn levensgezel, [slachtoffer 2], op 19 december 2017. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op, met een schadevergoeding van bijna 4500 euro aan het slachtoffer. De rechtbank weigerde de vrijspraak die door de verdediging was bepleit, en oordeelde dat de verklaringen van getuigen voldoende steun boden voor de bewezenverklaring. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/770291-18 en 08/015576-18 (P)
Datum vonnis: 28 januari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] ,
woonadres: [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 januari 2019, 1 april 2019, 25 juni 2019 en 14 januari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Pol en van wat door de raadsman mr. F. Vortman, advocaat te Hardenberg, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking onder parketnummer 08/770291-18 komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, dan wel die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel die [slachtoffer 1] heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De verdenking onder parketnummer 08/015576-18 komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een deur in de woning aan [adres 2] in Nijmegen heeft vernield;
feit 2:zijn levensgezel [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Ten aanzien van parketnummer 08/770291-18
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Vriezenveen , in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] met een mes in de (linker)borst en/of in de (linker)schouder en/of in/ter hoogte van de (linker)ellenboog, in ieder geval (meermalen) in/in de richting van het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans voor zover het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Vriezenveen, in ieder geval in Nederland, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de (linker)borst en/of in de (linker)schouder en/of in/ter hoogte van de (linker)ellenboog, in ieder geval een of meerdere steekwonden, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] met een mes in de (linker)borst en/of in de (linker)schouder en/of in/ter hoogte van de (linker)ellenboog, in ieder geval (meermalen) in het lichaam, te steken;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Vriezenveen, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] met een mes in de (linker)borst en/of in de (linker)schouder en/of in/ ter hoogte van de (linker)ellenboog, in ieder geval (meermalen) in/in de richting van het lichaam, heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van parketnummer 08/015576-18
1.
hij, op of omstreeks 19 december 2017 te Nijmegen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (slaapkamer)deur in de woning op/aan [adres 2] en/of het slot van die (slaapkamer)deur, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [bedrijf] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij, op of omstreeks 19 december 2017 te Nijmegen, althans in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
- een of meerdere malen aan de haren te trekken en/of
- een of meerdere malen bij de nek te pakken/grijpen en/of
- een of meerdere malen een knietje op/tegen het lichaam te geven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

Parketnummer 08/770291-18
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen is.
Kortgezegd heeft de officier van justitie hiertoe aangevoerd dat in het licht van de Vidgen-jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) het gebruik van de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] voor het bewijs niet in strijd is met artikel 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en dat deze ook moeten worden gebruikt voor het bewijs.
4.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de bij de politie afgelegde verklaring van [getuige 1] en [getuige 2] moeten worden uitgesloten van het bewijs. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de Vidgen-jurisprudentie geen sprake is geweest van een effectieve en behoorlijke mogelijkheid om de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] te ondervragen in de zin van artikel 6 EVRM. De raadsman betoogt dat de verklaring van [getuige 1] en in minder mate de verklaring van [getuige 2] belangrijk zijn voor de vraag wie er heeft gestoken. Volgens de raadsman is er onvoldoende steunbewijs naast die verklaringen en zou een bewezenverklaring in beslissende mate berusten op die verklaringen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsuitsluitingsverweren
Op 15 januari 2019 heeft de rechtbank het verzoek van de verdediging tot het horen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] toegewezen. Op 10 januari 2020 heeft de rechtbank een proces-verbaal van bevindingen en verrichtingen van de rechter-commissaris ontvangen. De rechter-commissaris is van oordeel dat het niet mogelijk was om de getuigen [getuige 2] als [getuige 1] te traceren en dat het niet aannemelijk is dat de getuigen binnen een aanvaardbare termijn gehoord zullen kunnen worden.
De rechtbank stelt vast dat de verdediging [getuige 1] en [getuige 2] aldus niet effectief heeft kunnen ondervragen over diens bij de politie afgelegde, voor de verdachte belastende, verklaringen.
In het licht van de jurisprudentie van het EHRM is het gebruik voor het bewijs van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] in een geval als de onderhavige eerst dan niet in strijd met artikel 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, EVRM, indien de onmogelijkheid [getuige 1] en [getuige 2] te ondervragen op andere wijze voldoende is gecompenseerd of de betrokkenheid van verdachte in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen en dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van de verklaring die door verdachte zijn betwist. De rechtbank verwijst in dit verband naar onder meer de uitspraak van het EHRM van 10 juli 2012, (Vidgen tegen Nederland, ECLI:NL:XX:2012:BX3071LJN BX3071) en de uitspraak van de Hoge Raad van 29 januari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BX5539).
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van schending van artikel 6 EVRM, nu er
geen sprake is van een zaak waarin een bewezenverklaring alleen of in beslissende mate ('solely or to a decisive degree') berust op de verklaring van de getuige [getuige 1] en in mindere mate de verklaring van getuige [getuige 2] . De rechtstreekse betrokkenheid van verdachte is immers mede af te leiden uit andere bewijsmiddelen die onafhankelijk staan ten opzichte van de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , zoals een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , het geconstateerde letsel bij het slachtoffer [slachtoffer 1] , het geconstateerde letsel bij verdachte en de eigen waarneming van de rechtbank van wat te zien is op de foto’s die zich in het dossier bevinden namelijk dat verdachte volledig onder het bloed zit.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat van een schending van de door het EHRM in de zaak Vidgen beschreven norm dan ook geen sprake is als de verklaringen van voornoemde getuigen voor het bewijs worden gebruikt. Het verweer wordt daarom verworpen.
Bewijsoverwegingen [1]
Op 13 oktober 2018 krijgen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] een melding te gaan naar het adres [adres 3] te Vriezenveen alwaar een steekpartij zou hebben plaatsgevonden. Ter plaatse gekomen treffen verbalisanten een zwaargewonde man aan, het slachtoffer [slachtoffer 1] . Hij lag in de woonkamer op de bank en bloedde uit meerdere wonden, waaronder een hevig bloedende wond in de borst. Verbalisanten verlenen eerste hulp en [slachtoffer 1] werd met spoed overgebracht naar het ziekenhuis in Almelo.
In de woonkamer zit een man, genaamd [verdachte] , op de bank. Hij reageerde niet op aanspreken van verbalisanten. Hij zat volledig onder het bloed, maar was zelf niet gewond. Hij maakte op verbalisanten een apathische indruk. [2]
Daarnaast werden in de woning drie andere personen aangetroffen te weten [getuige 2] ,
[getuige 1] en [getuige 3] . Zij bleken de bewoners van het pand. Ook [verdachte] woonde in het pand. [verdachte] heeft de Litouwse nationaliteit. De andere personen de Poolse nationaliteit. [3]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een proces-verbaal van bevindingen gerelateerd dat ter plaatse in de woning een persoon (naar later blijkt [getuige 1] ) aan gaf, dat de man zittende op de bank gestoken had met een mes. Verder verklaarde [getuige 1] dat hij het mes heeft afgepakt en in de keuken heeft gelegd. Verbalisant [verbalisant 4] heeft [verdachte] hierop aangehouden en aangemerkt als verdachte. [4]
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] begon te raaskallen. Hij riep slechte dingen over de Russen. [slachtoffer 1] en [verdachte] waren aan het bekvechten. Op een gegeven moment begon [slachtoffer 1] [verdachte] te slaan met de vlakke hand in het gezicht en riep daarbij dat hij hem ging doodmaken. [verdachte] had tot die tijd vrijwel niet gereageerd op [slachtoffer 1] . Nadat hij was geslagen pakte verdachte [verdachte] een mes en hij stak [slachtoffer 1] enkele malen. [slachtoffer 1] bleef schelden en had kennelijk niet direct in de gaten dat hij gewond was.
[getuige 1] heeft het mes afgepakt van [verdachte] . Het mes was in twee delen gebroken. Hij heeft het
mes weggebracht naar de keuken. Toen hij terugkwam in de kamer hield [verdachte] [slachtoffer 1]
stevig omarmd. [getuige 1] heeft ze uit elkaar getrokken. [5]
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] gedurende de middag / begin van de avond veel alcohol had gedronken en hij zich vervelend was gaan gedragen in de richting van [verdachte] . Het gedrag bestond uit schelden en opzichtig naast hem gaan zitten. Op enige moment was [getuige 2] naar de badkamer gegaan, gelegen naast de woonkamer. Toen [getuige 2] terug kwam in de kamer lag er overal bloed. Hij zag dat [getuige 1] bezig was om [verdachte] en [slachtoffer 1] uit elkaar te houden. [getuige 2] heeft daarbij geholpen. Hij heeft vervolgens het slachtoffer [slachtoffer 1] meegenomen naar de badkamer en heeft geprobeerd het bloeden te stoppen. Tevens heeft hij 112 gebeld. [6]
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat het slachtoffer [slachtoffer 1] die middag op bezoek was gekomen. Men kende elkaar via de werkgever. Gedurende de middag /begin van de
avond had hij steeds meer alcohol gedronken en was hij zich vervelend gaan gedragen. Hij had het vooral gemunt op de Litouwse verdachte [verdachte] . [getuige 3] was na korte tijd naar zijn slaapkamer op de eerste etage gegaan. Hij heeft het incident dus niet gezien. Wel had hij lawaai gehoord. [7]
Het letsel van het slachtoffer is door drs. Th. H. Loef, forensisch arts KNMG, beschreven en geïnterpreteerd. Uit het medisch dossier blijkt dat er op de linker schouder een scheurwond aanwezig was met onregelmatige wondranden. Ook bevindt zich een wond op de linker elleboog waarbij de spieren zich door de wond naar buiten buigen. Tot slot blijkt dat er een steekverwonding is aan de voorzijde van de borst met scherpe wondranden. De wond in de borst is gehecht en heeft een lengte van 3 centimeter. De wond was zodanig diep dat er een toegang ontstond naar de borstholte waar veel bloed instroomde vanuit een aangesneden arterie tussen de ribben. [8] Drs. Th.H. Loef heeft gerapporteerd dat de wond in de borst potentieel dodelijk is gezien de arteriële bloeding in de linker borstholte. Een spoedoperatie was noodzakelijk. Via een aangebrachte drain in de borstholte werd 800 ml bloed verzameld in de drainpot. [9]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een proces-verbaal van bevindingen gerelateerd dat [slachtoffer 1] op 24 oktober 2018 aan het politiebureau te Hengelo kwam. [slachtoffer 1] verklaarde dat hij een woordenwisseling had gehad met iemand in de woning en dat er een gevecht was ontstaan waar volgens hem ook over en weer was geslagen. Hij was vervolgens van achteren neergestoken. Tijdens het incident was hij onder invloed van alcohol. [10]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een proces-verbaal van bevindingen gerelateerd dat hij zag dat verdachte op 16 oktober 2018 een blauwe verkleuring om het linkeroog had. [11]
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] hebben in een proces-verbaal van verhoor gerelateerd dat verdachte verwondingen aan rug en been heeft waarvan foto’s als bijlagen aan het proces-verbaal zijn gevoegd. [12]
Het dossier bevat verder foto’s van verdachte bij insluiting waarbij verdachte bloed in zijn gezicht en op zijn handen heeft. [13]
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer met een mes heeft gestoken.
Kwalificatie
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel op (poging tot) zware mishandeling van [slachtoffer 1] heeft gehad. Vooropgesteld wordt dat de beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Verder is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan dan dat degene die de handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] met een mes in de schouder, elleboog en borst gestoken. Uit het zich in het dossier bevindende letselbeschrijving blijkt dat de wond in de borst potentieel dodelijk is gezien de arteriële bloeding in de linker borstholte. Een spoedoperatie was noodzakelijk. Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] zou overlijden.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 primair tenlastegelegde, poging tot doodslag, dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 08/015576-18
Feit 1
4.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.5
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde nu niet valt vast te stellen is dat er verhoorbijstand is verleend ten tijde van het verhoor bij de politie.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
Verweer verhoorbijstand
De rechtbank is van oordeel dat uit het proces-verbaal van verhoor inverzekeringstelling kan worden afgeleid dat verdachte voorafgaand aan het verhoor op 19 december 2017 om 14:15 uur overleg heeft gevoerd met een advocaat, AC5375, Janzing F.E.J., Wijchen. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
Bewijsoverwegingen [14]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij sinds oktober 2017 samenwoont met [verdachte] op het adres [adres 2] te Nijmegen. Op 19 december 2017 was zij een stuk wandelen. Toen zij weer in de woning kwam zag zij dat haar notebook beneden lag. Omdat zij haar notebook op haar afgesloten kamer had gelegd toen zij wegging is zij naar boven gelopen om te kijken of de deur van haar kamer open was. Zij zag dat er houtsnippers op de grond lagen afkomstig van het slot van haar deur. [15]
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij op 19 december 2017 de deur van de woning aan [adres 2] heeft vernield. Hij heeft de deur ingetrapt omdat hij de computer van zijn vriendin wilde controleren. [16]
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel, evenals de officier heeft gevorderd en de raadsman heeft bepleit, dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
4.7
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
Ten aanzien van parketnummer 08/770291-18
hij op 13 oktober 2018 te Vriezenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] met een mes in de (linker)borst en in de (linker)schouder en ter hoogte van de (linker)elleboog, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van parketnummer 08/015576-18
1.
hij op 19 december 2017 te Nijmegen, opzettelijk en wederrechtelijk een (slaapkamer)deur in de woning aan [adres 2] en het slot van die (slaapkamer)deur, toebehorende aan [bedrijf] heeft vernield.
Indien in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/770291-18 primair en onder parketnummer 08/015576-18 onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 08/770291-18 primair:
het misdrijf: poging tot doodslag;
ten aanzien van parketnummer 08/015576-18 feit 1
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte voor het onder parketnummer 08/770291-18 primair en voor het onder parketnummer 08/015576-18 onder 1 tenlastegelegde een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden moet worden opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat het in beslag genomen mes moet worden onttrokken aan het verkeer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder parketnummer 08/772291-18 primair tenlastegelegde. De raadsman heeft in verband daarmee verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis dan wel continueren van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Ten aanzien van het onder parketnummer 08/015576-18 onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman subsidiair – indien het beroep op vrijspraak door de rechtbank wordt verworpen – op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een voorwaardelijke taakstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een poging tot doodslag door het slachtoffer met een mes in de borst te steken. Een dergelijk geweldsmisdrijf vormt een grove aantasting van het lichaam en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling door een deur in te trappen van een woning. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij door zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op het eigendom van een ander.
Verdachte is blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 november 2019 niet eerder veroordeeld ter zake een geweldsdelict.
Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de inhoud van het verslag van het trajectconsult van 9 november 2018, opgesteld door A. Boksem, psychiater NIFP Noord-Oost Nederland. De deskundige heeft geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor psychiatrische problematiek,
verslaving en/of evidente aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten, gelet ook op straffen die in min of meer soortgelijke gevallen worden opgelegd, een gevangenisstraf van na te melden duur op zijn plaats is.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het mes moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met betrekking tot welke het feit is begaan.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 12.299,69, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- zorgkosten € 2.774,09;
- ziekenhuisdaggeldvergoeding € 360,--;
- nota’s ambulance Oost € 1.165,60.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 8.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 12.299,69, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de zorgkosten à € 2.774,09 niet voor vergoeding in aanmerking komen nu het incident heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2018 en het slachtoffer nog van een zorgverzekering was voorzien tot en met 14 oktober 2018. De zorgkosten zullen dan ook door de zorgverzekering zijn betaald.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat het slachtoffer voortijdig het ziekenhuis heeft verlaten en dat dit mogelijk een rol heeft gespeeld bij de mate van genezing. In welke mate dat een rol heeft gespeeld leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Kosten ambulance
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ter zake de kosten voor de ambulance, ten bedrage van € 1.165,60 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het slachtoffer is op 18 oktober 2018 de toegang tot het ziekenhuis ontzegd vanwege wangedrag richting het personeel. Op 19 oktober 2018 is het slachtoffer in verband met benauwdheidsklachten opnieuw opgenomen in het ziekenhuis. De nota’s van de ambulance zien op het ambulancevervoer op 19 oktober 2018. De rechtbank is, gelet op het feit dat het slachtoffer het door zijn wangedrag aan zichzelf te wijten heeft dat hij vroegtijdig het ziekenhuis moest verlaten, van oordeel dat deze kosten voor rekening en risico van het slachtoffer komen en niet aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Zorgkosten
De zorgkosten ten bedrage van € 2.774,09 zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De factuur ten aanzien van de zorgkosten is gericht aan het slachtoffer. Nu de vordering echter gemotiveerd is betwist, zou de benadeelde een nadere onderbouwing van de door hem gestelde schade moeten geven. Dat zou echter een onevenredige belasting van het strafproces betekenen. Om die reden verklaart de rechtbank de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Ziekenhuisdagvergoeding
De kosten van de ziekenhuisdagvergoeding ten bedrage van € 360,-- zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Immateriële schade
De rechtbank ziet aanleiding om het bedrag dat wordt gevorderd voor geleden immateriële schade, te matigen tot € 4.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met in vergelijkbare zaken toegekende bedragen en ook het aandeel van het slachtoffer hierin.
De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 4.360,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33 en 33a Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/015576-18 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/770291-18 primair en onder parketnummer 08/015576-18 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/770291-18 primair en onder parketnummer 08/015576-18 onder 1 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
ten aanzien van parketnummer 08/770291-18 primair: het misdrijf: poging tot doodslag;
ten aanzien van parketnummer 08/015576-18 feit 1: het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/770291-18 primair en onder parketnummer 08/015576-18 onder 1 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (onder parketnummer 08/770291-18 primair): van een bedrag van € 4.360,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.360,--te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat gijzeling voor de duur van 53 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
het inbeslaggenomen voorwerp
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een mes.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. S. Taalman en
mr. B.C. Maresch-Evers, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2020.
Mr. B.C. Maresch-Evers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer ON2R019098. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 14 oktober 2018, pagina’s 57 en 58;
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 22 oktober 2018, pagina’s 129 en 130;
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 14 oktober 2018, pagina’s 61 en 62.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 13 oktober 2018, pagina’s 73 t/m 75.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 14 oktober 2018, pagina’s 82 t/m 86;
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 14 oktober 2018, pagina’s 70 t/m 72;
8.Een bescheid, te weten een geneeskundige verklaring van drs. Th.H. Loef, forensisch arts KNMG van 15
9.Een bescheid, te weten letselinterpretatie behorend bij letselbeschrijving van 15 oktober 2018, van
10.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 24 oktober 2018, pagina 51.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 16 oktober 2018, pagina 27.
12.Het proces-verbaal van verhoor van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] van 19 oktober 2018, pagina’s.
13.Een bescheid, te weten foto’s van verdachte bij insluiting, pagina 11.
14.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600 2017580048. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
15.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] mede namens [bedrijf] van 19 december 2017, pagina’s 8 t/m 10.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 19 december 2017, pagina’s 16 t/m 21.