ECLI:NL:RBOVE:2020:3295

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2020
Zaaknummer
08/770024-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van minderjarige meisjes in zwembad

Op 8 oktober 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 32-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van twee jaar. De man werd schuldig bevonden aan feitelijke aanranding in vereniging, gepleegd op 13 oktober 2018 in een zwembad in Deventer. Samen met een mededader heeft hij drie minderjarige meisjes, van 13, 14 en 17 jaar, aangerand. De meisjes werden lastiggevallen bij de wildwaterbaan, waar zij meerdere keren aan hun buik, benen en borsten werden betast en in hun billen werden geknepen. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte en zijn mededader als ontuchtige handelingen moeten worden gekwalificeerd, gezien de aard van de aanrakingen en de context waarin deze plaatsvonden. De rechtbank achtte de vordering van de officier van justitie, die een voorwaardelijke gevangenisstraf had geëist, passend. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en verblijft vermoedelijk in het buitenland, wat een werkstraf bemoeilijkt. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legde de verdachte een voorwaardelijke straf op, met de voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770024-19 (P)
Datum vonnis: 8 oktober 2020
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1988 in [geboorteplaats 1] ( [land] ),
ingeschreven aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 september 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen of alleen drie (minderjarige) meisjes [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft aangerand, door hen in een zwembad bij de borsten, billen, buik en/of benen te betasten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Deventer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (telkens) door geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en), heeft/hebben gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door (telkens) meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (in de wildwaterbaan) op te wachten en/of voor te laten gaan en/of
(vervolgens) achter die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] aan te gaan en/of tegelijk met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (in de wildwaterbaan) te gaan en hierbij onverhoeds:- in de billen van die [slachtoffer 1] te knijpen en/of de borst(en) van die [slachtoffer 1] te betasten en/of- de billen en/of het bovenbeen en/of de borsten en/of de buik van die [slachtoffer 2] vast te pakken/te betasten en/of aan het bikinibandje van die [slachtoffer 2] te trekken en/of- de billen en/of benen van die [slachtoffer 3] te betasten.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat van een ontuchtige handeling als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht sprake is indien het een handeling betreft van seksuele aard die in strijd is met de nu geldende sociaal-ethische norm. Indien niet gelijk uit de uiterlijke verschijningsvorm van de handeling duidelijk naar voren komt dat deze een seksueel karakter draagt, komt het aan op een beoordeling van de omstandigheden van het geval. Factoren die hierbij een rol kunnen spelen zijn onder meer de verhouding tussen de betrokkenen en de context waarbinnen de handeling zich voltrok. De wijze van aanraking en het lichaamsdeel dat is aangeraakt kunnen daarbij relevant zijn. De seksuele intentie van de verdachte is niet zonder meer bepalend, maar kan dat onder omstandigheden wel zijn. Dit kan het geval zijn wanneer de seksuele strekking van de handeling niet direct blijkt uit de uiterlijke verschijningsvorm. Bij handelingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm een seksueel karakter hebben, komt aan de seksuele intentie geen of in ieder geval een minder grote rol toe.
Uit het dossier leidt de rechtbank het volgende af.
Op 13 oktober 2018 waren de toen minderjarige [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aan het zwemmen bij het sportcentrum [sportcentrum] in [plaats] . Daar zijn zij, ieder voor zich, kort gezegd, aan hun (naakte) lichaam, te weten aan hun benen, buik en borst betast en in hun billen geknepen. Dit gebeurde tijdens het naar beneden glijden van de wildwaterglijbaan en/of op het moment dat zij van de glijbaan in het water terechtkwamen. Door de stroming van het water konden de meisjes zich op die momenten niet aan de aanrakingen van de mannen onttrekken. De handelingen zijn verricht door, naar later is gebleken, verdachte en zijn neef [neef] . Dat de mannen samenwerkten leidt de rechtbank af uit de voor het bewijs gebezigde verklaringen van de meisjes en van getuigen. De verklaring van getuige [getuige] , inhoudende dat een van de mannen zijn duim opstak naar de ander, nadat hij haar in haar bil had geknepen, spreekt in dit verband boekdelen. Bovendien blijkt daaruit dat geenszins sprake was van een min of meer onbedoelde aanraking.
Gelet op de (naakte) lichaamsdelen die zijn aangeraakt, de strekking van de gedraging, het ontbreken van enige verhouding tussen de verdachte (en zijn neef) en de meisjes en de context waarbinnen de handelingen zich voltrokken, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van ontuchtige handelingen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 oktober 2018 te Deventer, tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] telkens door een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door telkens die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de wildwaterbaan op te wachten en/of achter die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aan te gaan en/of tegelijk met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in de wildwaterbaan te gaan en hierbij onverhoeds:
- in de billen van die [slachtoffer 1] te knijpen en de borst van die [slachtoffer 1] te betasten en
- de billen en het bovenbeen en de borsten en de buik van die [slachtoffer 2] vast te pakken/te betasten en aan het bikinibandje van die [slachtoffer 2] te trekken en
- de billen en benen van die [slachtoffer 3] te betasten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 en 248 en van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals uit het dossier naar voren is gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de aanranding van drie meiden van 13, 14 en 17 jaar. Verdachte en of zijn mededader hebben de slachtoffers bij de wildwaterbaan in zwembad [sportcentrum] lastig gevallen, door hen meermalen aan buik, benen en borst te betasten en hen in de billen te knijpen. Verdachte heeft zich ten tijde van de strafbare handelingen kennelijk laten leiden door zijn eigen drang, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij door zo te handelen inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en hen schrik heeft aangejaagd.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met het feit dat uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 september 2020 blijkt dat de verdachte – in ieder geval in Nederland – niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Verder houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat verdachte op dit moment vermoedelijk in het buitenland verblijft, hetgeen een contra-indicatie oplevert voor de oplegging van een werkstraf. De rechtbank betrekt daarbij dat verdachte geen binding met Nederland heeft, hij niet is verschenen ter terechtzitting en ook anderszins niet is gebleken dat verdachte thans nog bereikbaar is voor justitie en/of de reclassering.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Mulder, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven, en
mr. drs. H.M. Braam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2020.
Buiten staat
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
1. Een proces-verbaal van aangifte van 13 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (dossierpagina 52 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 oktober 2018 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer 1]:
Op 13 oktober 2018 deed [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2003 in [geboorteplaats 2] , aangifte van aanranding. Zij verklaarde het volgende.
Vandaag was ik met mijn vriendinnen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en onze begeleider [naam] (de rechtbank begrijpt: [naam] ) in het zwembad [sportcentrum] in [plaats] . Omstreeks 16:45 uur werden wij lastiggevallen door onbekende mannen. Zij waren met z’n vieren, maar twee van hen hebben ons lastiggevallen. [slachtoffer 2] en ik gingen van de wildwaterbaan. Onderaan stonden drie mannen in de bak met water. De drie mannen gingen achter [slachtoffer 2] aan. Later hoorde ik van [slachtoffer 2] dat ze door de mannen in haar kont was gegrepen. Ik weet niet door wie. [slachtoffer 2] en ik zijn weer van de wildwaterbaan afgegaan en toen kwamen twee van de drie mannen gelijk achter ons aan. Ik voelde dat er door mijn bikinibroekje heen in mijn billen werd geknepen. Ik zag dat de man met de lichtblauwe zwembroek dit deed. Ik heb niet bijgehouden hoe vaak hij dit heeft gedaan, ik denk een paar keer. Hierna werd ik door de man met de lichtblauwe zwembroek in mijn bikinitopje betast. Hij zat met zijn hand aan mijn rechterborst. De jongen met de lichtblauwe zwembroek heeft ook aan mijn bovenbenen getrokken. Ik heb gezien dat de twee mannen ook bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en twee andere meisjes aan de benen hebben getrokken. Zij werden ook achterna gezeten door de mannen. Ik heb lang bruin haar en droeg een witte bikini.
Wij zijn met z’n vijfjes naar de badmeester gegaan en hebben hem het verhaal verteld. Daarna is de badmeester naar die mannen gegaan en de politie is ingelicht. Die mannen waren al vertrokken voor de politie kwam, maar [naam] heeft foto’s van die mannen. Hij heeft die foto’s aan de politie gegeven.
2. Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 13 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (dossierpagina 65 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Informatief gesprek met[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 3] 2005, op 13 oktober 2018 tussen 20:15 en 20:50 uur.
[slachtoffer 2] gaf aan dat zij vanmiddag met twee vriendinnen [slachtoffer 3] (fon) en [slachtoffer 1] (fon) bij sportcomplex [sportcentrum] was. Zij wilde die middag met haar vriendinnen van de wildwaterglijbaan. Bovenaan worden zij netjes voorgelaten door die mannen. Als [slachtoffer 2] vanuit het eerste deel van de glijbaan op het middenstuk komt, wil zij gelijk het tweede deel van de glijbaan inspringen. Als zij dat doet, merkt [slachtoffer 2] dat de man, die haar eerst voor had laten gaan, naast haar de glijbaan inspringt, waardoor zij naast elkaar naar beneden glijden. Omdat de glijbaan te smal is voor twee personen voelt ze dat de man heel dicht op haar zit. [slachtoffer 1] vertelde haar dat ene van die mannen aan haar billen had gezeten.
Ze besloot, samen met [slachtoffer 1] en twee andere meiden, nog een keer van de wildwaterglijbaan af te gaan. [slachtoffer 2] gaf aan dat die mannen al voor hun naar beneden waren gegaan. Toen [slachtoffer 2] op het tussenstuk was, kwam zij met haar hoofd onder water. Toen zij weer boven water kwam, voelde ze dat ze door drie mannen over haar hele lichaam (billen, borsten, buik) werd betast. Ze zag dat een van de mannen zijn hand voor de volgende glijbaan hield, waardoor zij er niet in kon. Zij duwde zijn hand weg en gleed naar beneden. Een van die mannen gleed samen met haar naar beneden. Hij zat daarbij aan haar bovenbeen. [slachtoffer 2] voelde dat hij aan haar bil zat en aan haar bikinibandje begon te trekken. [slachtoffer 2] gaf aan dat zij met name door de man met de grijze zwembroek is lastig gevallen. De man met de lichtblauwe zwembroek heeft die andere meiden lastig gevallen.
3. Een proces-verbaal van aangifte van 31 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 4] (dossierpagina 60 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 31 oktober 2018 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[slachtoffer 3]:
Op 13 oktober 2018 deed [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2000 te [geboorteplaats 3] , aangifte van aanranding. Zij verklaarde het volgende.
Ik was aan het zwemmen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Wij gingen van de wildwaterbaan af. Later kwamen de mannen waar het hier om gaat. Deze mannen gingen ons knuffelen, tegen ons aankomen en pakten ons vast. Bij mij hebben ze mij aan mijn been en mijn bil vastgepakt. Ik ging van de wildwaterbaan en een man sprong direct achter mij aan. Deze man pakte mij bij mijn enkels en trok mij zich naar hem toen. Vervolgens pakte hij mij bij mijn bovenbeen. Ik wilde mij omdraaien, dat lukte niet. Toen heeft hij me bij mijn bil gepakt. Het was meer knijpen dan dat zijn hand erop lag. De man met de blauwe zwembroek heeft aan mij gezeten.
[slachtoffer 1] heeft me verteld dat ze in haar bikinitopje en aan haar billen hebben gezeten.
We hebben foto’s gemaakt van de zwembroeken van de mannen die die dag in het zwembad zijn geweest.
Foto 1: deze man heeft aan mij gezeten.
Foto 4: Is dat die lichtblauwe? Want dan is het niet foto 1, maar dan is het deze. Dat weet ik 100% zeker, want het was een lichtblauwe zwembroek.
Nadere opmerking van de rechtbank:
De foto’s die aan aangeefster zijn getoond, zijn afgebeeld op dossierpagina 83 tot en met 86.
4. Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 16 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5] (dossierpagina 70 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Informatief gesprek met[getuige], geboren op [geboortedatum 5] 2003, op 13 oktober 2018 tussen 19:18 en 20:08 uur.
[getuige] gaf aan dat zij op 13 oktober 2018 met haar vriendin [vriendin] is gaan zwemmen bij [sportcentrum] in [plaats] . Nadat zij een paar keer van de wildwaterbaan waren afgegleden, werd zij plotseling lastiggevallen door ‘die jongens’. Die jongens sprongen gelijk met haar de glijbaan in, waardoor zij met z’n drieën op de rug naar beneden gleden. Zij voelde dat zij op de glijbaan door een van die jongens met zijn volle hand in haar bil werd geknepen. Die jongen hield daarbij zijn duim omhoog naar zijn vriend. [getuige] gaf aan dat zij heeft geprobeerd om weg te komen, maar dat de stroming daarvoor te sterk was en de glijbaan te smal. Zij heeft ook gevoeld dat die jongen tijdens het naar beneden glijden de zijkant van haar borst, buik en heup heeft geraakt met zijn lichaam.
5. Een proces-verbaal van bevindingen van 15 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 6] (dossierpagina 101).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 15 oktober 2018 sprak ik, verbalisant, telefonisch met[vriendin]. Zij vertelde dat ze afgelopen zaterdag (de rechtbank begrijpt: 13 oktober 2018) met haar vriendin [getuige] in het zwembad “ [sportcentrum] ” in [plaats] was. Zij vertelde dat ze had gezien dat een meisje in haar billen was geknepen en bij haar borst was betast door een man. Zij vertelde dat ze bij de wildwaterbaan opzij werd geduwd. Ze zag toen dat twee mannen achter een meisje aanzwommen en dat dit meisje in haar kont werd geknepen en bij haar borst werd betast door de man in een lichtblauwe zwembroek. Het meisje dat was betast, had bruin haar en droeg een witte bikini.
6. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 18 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (dossierpagina 105 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 oktober 2018 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[naam] :
Ik was met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in het zwembad [sportcentrum] . Ze vertelden dat ze lastig gevallen waren door drie mannen. Ze verklaarden dat de mannen steeds om hun heen bleven zwemmen en dat dit intimiderend op hen overkwam. Ik heb van twee mannen foto’s gemaakt. Dat was op mijn eigen initiatief. De meisjes hebben mij de mannen aangewezen en de badmeester had de mannen kort daarvoor gesproken.
7. Een proces-verbaal van aanhouding van 13 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 7] (dossierpagina 11 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 13 oktober 2018 werden mijn collega [collega] en ik verzocht om naar zwembad “ [sportcentrum] ” in [plaats] . Daar hadden zich vijf dames bij medewerkers gemeld omdat ze door mannen zijn betast. Ter plaatse zagen wij twee mannen weg fietsen, van wie er een rood trainingspak droeg. Wij hoorden medewerkers van het zwembad zeggen dat de mannen zojuist waren weggefietst, dat er een rood trainingspak droeg en een een stevig dan wel dik postuur en een baard had. Mijn collega [collega] bleef ter plaatse om duidelijk te krijgen wat er was gebeurd. Ik ben gereden in de richting waarin ik de man met het rode trainingspak zag fietsen. Op het fietspad aan de [weg] zag ik twee mannen fietsen. Ik zag dat een man een rode korte broek, een rode hoodie en een rode pet droeg. Ik zag dat de andere man een stevig dan wel dikpostuur en een baard had. Hierop heb ik de mannen staande gehouden. Ik vorderde een identiteitsbewijs. Ik zag dat beide heren mij een Roemeense identiteitskaart overhandigden. Ik zag dat de man met de rode kleding betrof: [medeverdachte 1] . Ik zag dat de man met het dikke postuur en baard betrof: [medeverdachte 2] . Op dat moment kwam er een man aan fietsen die bij ons stopte. Ik hoorde dat de man in gebrekkig Engels aan mij vroeg wat er aan de hand was. Ik vroeg aan de man of hij bij de twee mannen hoorde. Ik hoorde dat hij zei dat dit klopte. Hierop heb ik een identiteitsbewijs gevraagd aan deze man. Hij overhandigde een Roemeens identiteitsbewijs. Het betrof [verdachte] .
Hierop heb ik telefonisch contact opgenomen met mijn collega [collega] . Hij zei dat enkele meiden waren aangerand door twee mannen. Ik hoorde dat hij zei dat de meiden aan hun billen waren betast en dat een meisje in haar bikinitopje was betast. Ik hoorde van mijn collega dat een begeleider van de meiden een foto had gemaakt van de twee daders. Ik ontving op mijn mobiele telefoon twee foto’s waarop twee mannen te zien waren. Ik zag dat deze twee personen betroffen: [medeverdachte 1] en [verdachte] . Ik hoorde dat mijn collega zei dat de meiden hadden verklaard dat de dikke man met de baard de meiden niet had betast. Ik heb [medeverdachte 1] en [verdachte] aangehouden. Ik heb [medeverdachte 2] medegedeeld dat hij zijn weg kon vervolgen.
8. Een proces-verbaal van aanhouding van 13 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 7] (dossierpagina 11 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 15 oktober 2018 omstreeks 12:15 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en
[verbalisant 2] , aan de van [adres 2] in [plaats] . De deur werd geopend door twee mannen, te weten [neef] en [medeverdachte 2] . We hebben uitgelegd dat we de zwembroeken nodig hadden van de heren die bij ons vast zaten. Daarop liepen de heren naar een droogrek en kwamen met vier korte broeken. Gevraagd naar wie welke zwembroek had gedragen, antwoordden zij:
  • [neef] had een grijze korte broek gedragen van joggingsstof met zwarte letters aan de voorzijde
  • [medeverdachte 2] droeg een blauwe zwembroek met donker blauwe strepen aan de bovenzijde.
- [medeverdachte 1] droeg een donker blauwe zwembroek met roze vlakken
- [verdachte] droeg een licht blauwe zwembroek met fel gele touwtjes.
9. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 8] en [opsporingsambtenaar 1] (dossierpagina 121 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 oktober 2018 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[medeverdachte 1]:
Mijn oom heet [verdachte] , mijn broer heet [neef] .
Wij waren met z’n vieren in het zwembad. Mijn oom en broer waren bij de glijbanen. Mijn oom kwam naar mij toe en zei dat hij een rode kaart had gekregen en dat er meiden hadden geklaagd over aanrakingen. Mijn oom zei dat hij met een andere persoon die meiden zou hebben aangeraakt.
10. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 16 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 6] en [opsporingsambtenaar 1] (dossierpagina 131 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 oktober 2018 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[neef]:
Ik was zaterdag in het zwembad met mijn oom, [verdachte] , mijn broer, [medeverdachte 1] , en een vriend, [vriend] . Ik droeg een grijze zwembroek. Ik was met mijn oom op de glijbaan aan het spelen. Ik droeg de zwembroek op foto 3. Mijn oom droeg de zwembroek op foto 4. Ik was de hele tijd samen met mijn oom.