ECLI:NL:RBOVE:2020:3292

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2020
Zaaknummer
08-770085-19 (P) en 21-005090-17 (TUL)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een minderjarige onder invloed van alcohol

Op 6 oktober 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 30-jarige man, die werd beschuldigd van het verkrachten van een toen 16-jarig meisje op 22 december 2019 in Zwolle. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, terwijl het slachtoffer in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde door alcoholgebruik, seksuele handelingen heeft verricht die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en DNA-bewijs. De verdachte heeft ontkend enige seksuele handelingen te hebben verricht, maar de rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan geen voorwaardelijk deel, en hem verplicht om een schadevergoeding van € 25.000,- aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08-770085-19 (P) en 21-005090-17 (TUL)
Datum vonnis: 6 oktober 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI Zwolle

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 31 maart 2020, 25 juni 2020 en 22 september 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman en van hetgeen door de raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Zeist, naar voren is gebracht. Verdachte heeft afstand gedaan van zijn recht ter terechtzitting te verschijnen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging aan verdachte luidt, na wijziging van de tenlastelegging op 25 juni 2020, dat:
1.
hij op of omstreeks 22 december 2019 te Zwolle, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen/duwen van zijn penis in haar vagina;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 22 december 2019 te Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en)
hierin dat verdachte (telkens):
(nadat hij, verdachte, eerder bij haar op de kamer was geweest en seksuele handelingen had verricht die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , waardoor zij wakker was geworden en hem van zich af had geduwd)
- ( wederom) naar haar kamer is gegaan en/of
- op haar lichaam is gaan liggen en/of
- haar broek en/of onderbroek (string) heeft vastgepakt en/of naar beneden heeft proberen te trekken en/of
- haar armen en/of benen heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- zijn penis in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft gebracht/geduwd en/of
- haar in de nek heeft gekust en/of
- haar borsten en/of lichaam heeft betast en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en/of meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 22 december 2019 te Zwolle, [slachtoffer] (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, door meermalen, althans eenmaal:
- naar de kamer van die [slachtoffer] te gaan en/of
- misbruik te maken van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en/of
- voorbij te gaan aan de door die [slachtoffer] geuite verbale en/of fysieke signalen dat zij genoemde handelingen niet wilde ondergaan en/of
- vervolgens) de armen en/of benen van die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden te trekken en/of
- zijn penis in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] te brengen/duwen en/of
- die [slachtoffer] in de nek te kussen en/of
- de borsten en/of het lichaam van die [slachtoffer] te betasten.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft tijdens de verhoren door de politie ontkend enige vorm van seksueel contact met aangeefster gehad te hebben. De raadsman van verdachte heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De raadsman voert daartoe aan dat niet kan worden vastgesteld dat aangeefster daadwerkelijk in een staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeerde. Daarnaast kan niet bewezen worden dat sprake is geweest van dwang.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangeefster [slachtoffer] – op dat moment zestien jaar – heeft tijdens het informatief gesprek zeden onder meer het volgende verklaard. [2] Op zaterdagavond 21 december 2019 was zij op een feestje van een vriendin. Op dit feestje heeft zij een paar glazen wijn, een glaasje champagne en twee glazen gemixt gedronken. Zij voelde zich eerst nog goed maar later niet meer. Ze zag niet meer recht en voelde zich niet goed genoeg om nog in de stad rond te gaan lopen. [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), een vriend van haar, heeft haar bij hem thuis in zijn bed gelegd. Verdachte, de stiefvader van [getuige 1] , was thuis evenals het jongere zusje van [getuige 1] . Aangeefster is meteen in slaap gevallen. Ze werd wakker met de penis van verdachte in haar vagina. Ze duwde hem weg. Verdachte kwam terug en toen lag aangeefster op haar rug en verdachte lag op haar. Hij probeerde haar broek uit te doen. Aangeefster zei: “Ik wil dit niet” en heeft hem een trap gegeven en weggeduwd. Verdachte ging weg en kwam daarna nog een keer terug. Hij gaf haar kusjes in de nek. Ze heeft hem nog een keer weggeduwd en weggetrapt. Hij heeft haar ook bij de borsten gevoeld en geprobeerd haar broek naar beneden te trekken.
Tijdens haar aangifte heeft aangeefster verder onder meer verklaard [3] dat verdachte degene is die haar verkracht heeft. Ze weet dat om hoe hij praatte en hoe hij eruit zag. Aangeefster voelde zich niet lekker; ze had voor het feestje niet veel gegeten en de alcohol kwam heel snel. De eerste keer heeft ze verdachte weggeduwd. Ze zei tegen verdachte dat hij van haar af moest gaan. Ze zei ook: “Waar ben je mee bezig, ga weg!” Toen hij was weggegaan, heeft ze haar broek en string omhoog gedaan. Toen kwam hij terug. Hij ging met zijn beide knieën over het bed heen. Aangeefster hield de deken over zich heen. Toen ging hij met zijn hand naar haar broek en hij wilde haar broek naar beneden trekken. Ze sloeg zijn hand weg en zei: “Stop!” Hij bleef proberen haar broek naar beneden te trekken en gaf kusjes in haar nek. Ze duwde hem weg, maar hij kwam terug en boog zich naar hem toe. Ze gaf hem een trap in zijn zij toen hij over haar heen boog en heeft hem ook nog een klap in zijn gezicht gegeven. Ze weet nog dat hij met zijn knieën op het bed lag, aan weerszijden van haar lichaam zat. Hij duwde toen zijn penis in de richting van haar hoofd. Toen heeft ze hem van haar afgeduwd en geslagen in zijn gezicht. Uiteindelijk heeft verdachte de kamer verlaten en hoorde aangeefster [getuige 1] binnen komen. Vervolgens heeft zij [getuige 1] kort verteld wat er gebeurd was en hadden [getuige 1] en verdachte een aanvaring. De tweede keer dat verdachte de kamer in kwam probeerde hij aangeefster op de plek te houden door haar bij haar armen en benen te pakken. Hij deed dat constant. Verder heeft verdachte aan haar borsten gevoeld, over de trui heen. Aangeefster heeft verklaard dat zij heel bang was voor verdachte tijdens het gebeurde.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard [4] dat hij samen met aangeefster op het feestje was en dat ze daarna nog naar de stad wilden fietsen, maar aangeefster was toen een beetje dronken. Aangeefster wilde niet mee naar de stad en toen heeft [getuige 1] voorgesteld dat ze bij hem thuis in zijn bed mocht slapen. [getuige 1] woont aan [adres 2] in Zwolle. Hij heeft haar in zijn bed gelegd en een bak en een glas water naast het bed gezet. Verder heeft hij tegen verdachte gezegd dat aangeefster zich niet goed voelde en op zijn bed sliep. Daarna is [getuige 1] weggegaan. Toen hij thuis kwam, zag hij dat verdachte klaar was om weg te gaan. Hij zag aangeefster die met een huilend gezicht uit zijn kamer kwam lopen. Toen hij haar vroeg wat er aan de hand was, vertelde aangeefster hem dat zij wakker werd met een penis in haar vagina. Toen [getuige 1] verdachte vertelde dat aangeefster verkracht was, reageerde verdachte gelijk alsof [getuige 1] hem beschuldigde. Hij werd boos, agressief, ging met deuren slaan, gooide de kattenbak om en begon te dreigen. Uiteindelijk zei verdachte tegen [getuige 1] : “Jij bent toch diegene die een dronken vriendin hier achter laat.”
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij samen met aangeefster op het feestje was. Aangeefster dronk alcohol op dat feestje en [getuige 2] merkte aan haar dat zij niet nuchter was. De volgende ochtend heeft aangeefster getuige [getuige 2] gebeld en verteld dat verdachte in haar probeerde te komen of in haar zat en dat hij probeerde haar broek naar beneden te trekken en daar probeerde aangeefster tegen in te gaan. [5]
Op 22 december 2019 is er om 04.16 uur een 112 melding gedaan dat er in het appartement boven [adres 3] te Zwolle ruzie is. De melder hoort ook een vrouw huilen en “stoppen, stop hou op”. De beller hoort alleen een man en een vrouw. [6]
Er is een DNA-onderzoek verricht, en de uitslag daarvan is dat uit de bemonstering van de zedenset van aangeefster op verschillende plekken matches zijn gevonden met het DNA-profiel van verdachte: zo is er in de onderbroek van aangeefster een spermafractie aangetroffen, evenals op haar binnenste en buitenste schaamlippen en diep vaginaal. [7] Bij verdachte is een match gevonden met het DNA van aangeefster, namelijk op zijn liezen, schaamstreek en penis epitheelfractie. [8]
Bewijsoverwegingen
Het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van de aangeefster. Er kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen indien de door de aangeefster verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Niet is vereist dat elk onderdeel van de tenlastelegging in ander bewijsmateriaal steun vindt. Dat betekent dat de rechtbank moet beoordelen of enerzijds de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en anderzijds of haar verklaringen voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het feit dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar worden geacht, kan niet op zichzelf als voldoende steunbewijs dienen. Het steunbewijs dient verder te zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan verdachte verweten gedragingen.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Naar het oordeel van de rechtbank is er voldoende basis om te concluderen tot een betrouwbare aangifte door aangeefster. Haar verklaring tijdens het informatief gesprek zeden op 22 december 2019 stemt op essentiële onderdelen overeen met de inhoud van haar aangifte op 23 december 2019. Aangeefster heeft tijdens haar aangifte een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd. Zij is standvastig gebleken in haar verklaring dat verdachte, ondanks aangeefsters weigering, toch probeerde seks met haar te hebben en dat zij zich tegen verdachte probeerde te verzetten en verweren.
De rechtbank ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster.
Steunbewijs
De verklaringen van aangeefster worden in belangrijke mate ondersteund door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . [getuige 1] heeft aangeefster huilend aangetroffen in zijn huis en aangeefster vertelde hem direct dat zij wakker was geworden met een penis in haar vagina. Toen [getuige 1] verdachte daarmee confronteerde reageerde hij boos en agressief. De getuigenverklaring van [getuige 2] is in grote lijnen en op cruciale onderdelen gelijkluidend aan het door aangeefster gerelateerde verhaal. Daarnaast vindt de verklaring van aangeefster steun in de 112 melding waarbij de melder een vrouw hoorde roepen: “Stoppen, stop hou op!”, en in het aangetroffen DNA van verdachte bij aangeefster en het aangetroffen DNA van aangeefster bij verdachte. Verdachte heeft voor het aantreffen van zijn DNA in en rond de vagina van aangeefster geen enkele verklaring gegeven.
Verminderde staat van bewustzijn
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of bewezen kan worden dat aangeefster op het moment van het verrichten van de seksuele handelingen in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde en dat verdachte dit wist. Bij de invulling van het begrip “verminderd bewustzijn” kan men denken aan situaties waarin de persoon zich bevindt in een roes als gevolg van het innemen van alcohol of drugs. Het gaat niet om de situatie dat iemand geheel weg is. Het gaat om situaties tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn in, waarbij van de persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij weerstand biedt aan seksuele verlangens van een ander (Kamerstukken II 2001/02, 27 745, nr. 6).
Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij aangeschoten was en ook getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat aangeefster gedronken had en aangeschoten was. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij tegen verdachte heeft gezegd dat aangeefster zich niet goed voelde en op zijn bed sliep. Daarnaast heeft getuige [getuige 1] verklaard dat hij aangeefster in zijn bed heeft gelegd en een bak en een glas water naast het bed heeft gezet. Aangeefster heeft verder verklaard dat zij sliep en wakker werd met een penis in haar vagina. Anders dan de raadsman heeft betoogd kan, gelet op het bovenstaande, naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat aangeefster in staat van verminderd bewustzijn verkeerde en dat verdachte daarvan weet had, temeer omdat verdachte later tegen [getuige 1] heeft gezegd “Jij bent toch diegene die een dronken vriendin hier achter laat”. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Conclusie
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte bij aangeefster seksuele handelingen heeft verricht, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, terwijl aangeefster
– slapend en onder invloed van alcohol – in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Uit de door aangeefster afgelegde verklaring in de aangifte komt daarnaast voldoende naar voren dat verdachte nog tweemaal naar haar kamer is gekomen en heeft gepoogd nogmaals bij aangeefster binnen te dringen en aangeefster gedwongen heeft andere ontuchtige handelingen te dulden en haar heeft betast. Nu verdachte eerder seksueel bij aangeefster binnen is gedrongen, is de rechtbank van oordeel dat de uiterlijke verschijningsvorm er blijk van geeft dat de plannen van verdachte wederom gericht waren op het binnendringen van het lichaam van aangeefster. Uit de verklaring van aangeefster volgt dat hierbij sprake was van dwang door het vastpakken en vasthouden van aangeefster, hetgeen werd versterkt door het fysieke overwicht dat verdachte – destijds 29 jaar – op het zestienjarige slachtoffer had, terwijl zij zich ook nog in het huis van verdachte bevond. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten en heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 december 2019 te Zwolle, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis in haar vagina;
2.
hij op meer tijdstippen op 22 december 2019 te Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) door een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , en bestaande die andere feitelijkheden
hierin dat verdachte (telkens):
(nadat hij, verdachte, eerder bij haar op de kamer was geweest en seksuele handelingen had verricht die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , waardoor zij wakker was geworden en hem van zich af had geduwd)
- ( wederom) naar haar kamer is gegaan en
- op haar lichaam is gaan liggen en
- haar broek en onderbroek (string) heeft vastgepakt en naar beneden heeft proberen te trekken en/of
- haar armen en benen heeft vastgepakt en vastgehouden en
- zijn penis in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft gebracht en
- haar in de nek heeft gekust en
- haar borsten en lichaam heeft betast en
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij op meer tijdstippen op 22 december 2019 te Zwolle, [slachtoffer] (telkens) door een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het dulden van meer ontuchtige
handelingen, door meermalen:
- naar de kamer van die [slachtoffer] te gaan en
- misbruik te maken van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en
- voorbij te gaan aan de door die [slachtoffer] geuite verbale en fysieke signalen dat zij genoemde handelingen niet wilde ondergaan en
- ( vervolgens) de armen en benen van die [slachtoffer] vast te pakken en vast te houden en
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden te trekken en
- zijn penis in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] te brengen en
- die [slachtoffer] in de nek te kussen en
- de borsten en het lichaam van die [slachtoffer] te betasten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 242, 243 en 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van één feitencomplex ten aanzien van feit 1 en feit 2. Bij deze feiten is daarom sprake van een meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 Sr, en niet van een voortgezette handeling. Van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 Sr is sprake indien de verschillende bewezen verklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.
De rechtbank is van oordeel dat dit verschillende feiten zijn waar verschillende ongeoorloofde wilsbesluiten ten grondslag moeten hebben gelegen, omdat verdachte, nadat hij het als feit 1 ten laste gelegde feit had gepleegd, de slaapkamer heeft verlaten en later weer is terug is gekomen en zich schuldig heeft gemaakt aan de als feit 2 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de cumulatief als feit 2 ten laste gelegde feiten is de rechtbank van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 Sr. Deze leveren immers in
zodanige mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend, feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één strafrechtelijk verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking en het beschermde belang van de afzonderlijk tenlastegelegde strafbepalingen ook nagenoeg hetzelfde zijn.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, het misdrijf:
van iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
feit 2, eendaadse samenloop van de misdrijven:
poging tot verkrachtingen
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat geen standpunt ingenomen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte is seksueel binnengedrongen in het lichaam van het slachtoffer, terwijl zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Hij heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, dat nog altijd de gevolgen van het gebeurde ondervindt, zoals ook blijkt uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht en uit de door haar op indrukwekkende wijze voorgelezen slachtofferverklaring. Daarnaast heeft verdachte ontuchtige handelingen met het slachtoffer gepleegd en nogmaals geprobeerd haar lichaam binnen te dringen.
Verdachte heeft ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens misbruik gemaakt van de onmachtige situatie waarin het slachtoffer verkeerde. Aangeefster kende verdachte als de stiefvader van haar goede vriend en had geen reden om zich onveilig te voelen in zijn huis. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevoelens van een minderjarig meisje dat in een veilige omgeving meende te kunnen overnachten. Integendeel, hij is nadat aangeefster hem van zich af duwde en schopte tot twee maal toe teruggekomen om nogmaals te proberen seks te hebben met. Verdachte heeft vervolgens geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor het gebeurde. Ook nadat er sperma van hem bij het slachtoffer is aangetroffen, heeft verdachte er voor gekozen om niet alsnog een verklaring af te leggen bij de politie of ten overstaan van de rechtbank.
De justitiële documentatie van de verdachte van 17 augustus 2020 laat zien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een zedenfeit. Wel is verdachte in het verleden veroordeeld voor onder andere mishandeling, rijden onder invloed en vernieling. Van recidive op grond van deze justitiecontacten is echter geen sprake. Hierin is dan ook geen straf vermeerderende factor gelegen. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van het reclasseringsadvies van 28 augustus 2020, waarin de reclassering adviseert om de zaak af te doen zonder reclasseringsbemoeienis.
Ten aanzien van de modaliteit en hoogte van een aan verdachte op te leggen straf overweegt de rechtbank dat voor een zedendelict zoals dit waarbij sprake is van seksueel binnendringen, een gevangenisstraf van enige omvang aangewezen is. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden dat meende in een veilige omgeving te verblijven. Hierbij heeft hij de grenzen van het toelaatbare ruim overschreden. Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte als straf opleggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. De rechtbank ziet geen aanleiding om een gedeelte daarvan als voorwaardelijke straf op te leggen, nu de rechtbank zonder de mogelijkheid tot het stellen van voorwaarden niet verwacht dat een voorwaardelijke straf recidive verminderend zal werken. Er valt echter niet uit te sluiten dat dit in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling eventueel wel mogelijk is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 25.000,-- (zegge: vijfentwintigduizend euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Dit betreft immateriële schade. Ter zitting is door de raadsvrouw van [slachtoffer] , mr. C.E. Jeekel, het schadebedrag nader toegelicht.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar verzoekt de rechtbank minimaal een bedrag ter hoogte van € 15.000,-- euro op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman betoogd het bedrag te matigen tot een bedrag binnen een bandbreedte van € 3.000,-- tot € 5.000,--.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van de bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. In dit geval laat de door de benadeelde partij op indrukwekkende wijze voorgelezen slachtofferverklaring zien wat voor impact het feit op haar heeft gehad. Zij waande zich veilig in het huis waar ze door een vriend in zijn bed was gestopt en lag daar te slapen, totdat de stiefvader van deze vriend zijn toenadering tot haar zocht en haar seksueel misbruikte. Ondanks dat zij aangaf hier niet van gediend te zijn, kwam hij meerdere keren terug. Zij had op dat moment de leeftijd van zestien jaar en was dus veel jonger dan verdachte. Verdachte was tot dat moment voor haar een vertrouwd persoon. Namens de benadeelde partij is verklaard dat zij na het voorval studievertraging heeft opgelopen en last heeft van herbelevingen, slapeloosheid en huilbuien. Bij haar is PTSS gediagnosticeerd en mede daarom heeft zij EMDR-therapie ondergaan. Dat slachtoffers van zeden misdrijven ook langdurig psychische schade ondervinden, is een feit van algemene bekendheid. De rechtbank stelt de immateriële schade die ten gevolge van het plegen van het feit is ontstaan gelet op het bovenstaande conform de vordering op € 25.000,--. Door de benadeelde partij is dit bedrag voldoende onderbouwd.
Gelet op het voorgaande kan de vordering worden toegewezen voor het gehele bedrag van
€ 25.000,-- (vijfentwintigduizend euro). Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente, met ingang van 22 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij vonnis van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 april 2018 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft betoogd dat de vordering moet worden afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt zoals uit het voorgaande blijkt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 63 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
van iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
feit 2, de eendaadse samenloop van de misdrijven:
poging tot verkrachtingen
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] : van een bedrag van € 25.000,-- (zegge: vijfentwintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2019;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 25.000,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 180 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;

tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 april 2018 met parketnummer 21-005090-17 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
twee maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.A. Peterzon en mr. K. Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Ham-Kolk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2020.
Buiten staat:
Mr. C.A. Peterzon is verhinderd dit vonnis mede te ondertekenen.
Mr. M.H. van Ham-Kolk is eveneens verhinderd dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland van 17 april 2020 met documentcode 20200113.1522.9168 (onderzoek BRERA/ONRBC19471). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 22 december 2019, p. 1-2.
3.Proces-verbaal van aangifte van 23 december 2019, p. 6-14.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 23 december 2019, p. 25-29.
5.Proces verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 27 december 2019, p. 49-50.
6.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 2 januari 2020, p. 136.
7.Proces-verbaal van bevindingen DNA hit [verdachte] , p. 122-123.
8.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. 124-131.