2.8.Bij e-mail van 4 december 2019 heeft de OR aan [verweerster] het volgende meegedeeld:
"Besluit
U heeft een besluit genomen met betrekking tot de pensioenregeling bij [verweerster] Dit besluit hebt u op 2 december 2019 genomen. Zakelijk weergegeven bestaat het besluit uit de hierna genoemde zes onderdelen. Het eerste onderdeel ziet op de keuze van de pensioenuitvoerder en op de uitvoeringsovereenkomst, de relatie ondernemer - pensioenuitvoerder. De overige vijf onderdelen zien op de relatie ondernemer - deelnemers/werknemers.
Keuze pensioenuitvoerder en aangaan uitvoeringsovereenkomst
Met betrekking tot de relatie ondernemer - pensioenuitvoerder heeft u het volgende besloten.
1.Overgang van NN naar PME
De tussen werknemer en ondernemer overeengekomen pensioenovereenkomst wordt met ingang van 1 januari 2020 door de ondernemer ondergebracht bij pensioenfonds PME. Daartoe hebben [verweerster] en Bedrijfstakpensioenfonds PME een uitvoeringsovereenkomst gesloten. Graag ontvangt de OR een kopie van die overeenkomst en van de bijlagen.
Compensatie deelnemers/werknemers en pensioenovereenkomst
Bovengenoemde uitvoeringsovereenkomst leidt voor [verweerster] tot een aanmerkelijk goedkopere pensioenregeling dan bij voortzetting van de huidige situatie bij Nationale Nederlanden het geval zou zijn. De kosten van de PME-regeling voor de werkgever schat de ondernemer blijkens zijn brief d.d. 28 november 2019, blz. 2, nagenoeg gelijk aan de kosten die de pensioenregeling had tot 2019. Voor de deelnemers echter leidt de onderbrenging bij PME tot een -deels aanmerkelijk- minder gunstige pensioenregeling. Zo is bij de huidige regeling bij Nationale Nederlanden de hoogte van het pensioen gegarandeerd. Dat wil de ondernemer wijzigen. Het nietige besluit houdt onder meer in dat compensatie voor de deelnemers van deze negatieve gevolgen, maar minimaal plaatsvindt. Met betrekking tot de relatie ondernemer - deelnemers/werknemers heeft u het volgende besloten.
2.Geen compensatie aan deelnemers/werknemers als PME eventueel pensioen kort
De ondernemer heeft besloten geen compensatie te verlenen aan deelnemers/werknemers als PME eventueel pensioen gaat korten. De OR heeft voorgesteld dat compensatie plaatsvindt voor een periode van de komende vijf jaar.
3.Wijziging verdeling pensioenpremie tussen werkgever en werknemer
De premieverdeling was tot eind 2018 56,46 % werkgever en 43,54 % werknemer. Gedurende het jaar 2019 is de verdeling 70,07 % werkgever en 29,93 % werknemer. Het voorgenomen besluit houdt onder meer het volgende in: "( ... ) de belangrijkste elementen uit de huidige regeling (zullen) ongewijzigd blijven. Denk hierbij aan ( ... ) werkgevers en werknemersbijdrage"(instemmingsaanvraag d.d. 14 oktober 2019). [verweerster] heeft vervolgens herhaaldelijk toegezegd dat de huidige regeling ongewijzigd zou blijven voor wat betreft onder meer de werkgevers- en werknemersbijdrage (brief d.d. 20 november 2019, blz 2). De werkgever wil dit thans echter wijzigen in voor de werkgever positieve en voor de werknemer negatieve zin in 52% werkgever en 48 % werknemer. De ondernemer heeft besloten tot deze voor de werknemer ongunstige wijziging van de verdeling van de pensioenpremie tussen werkgever en werknemer. De OR heeft voorgesteld voor een periode van de komende vijf jaar de verdeling te hanteren van 66,67 % werkgever en 33,33 % werknemer en daarna terug te gaan naar de verdeling zoals die was: 56,46 % werkgever en 43,54 % werknemer.
4.Geen compensatie aan werknemers van extra kosten voor werknemers van pensioenregeling 2019
De eenjarige pensioenovereenkomst voor 2019 hield een aanzienlijke stijging van de pensioenpremie in. [verweerster] heeft toegezegd dat zij die hogere kosten voor haar rekening neemt. De ondernemer heeft besloten die kosten wel ten laste te brengen van de winst die als uitgangspunt wordt genomen voor de winstdelingsregeling voor het personeel. Daardoor worden die hogere kosten, in tegenstelling tot toegezegd, deels voor rekening van het personeel gebracht, via een lagere winstuitkering over 2019. [verweerster] houdt zich aldus niet aan haar toezegging. De OR heeft voorgesteld dat de werkgever haar toezegging alsnog nakomt en die hogere kosten voor haar rekening neemt.
5.Geen bereidheid per 1 januari 2019 de loonontwikkeling van Cao Metalektro te volgen
De ondernemer heeft besloten de loonontwikkeling van Cao Metalektro te volgen met ingang van 1 januari 2020. [verweerster] heeft in 2019 echter verklaard die loonontwikkeling al te volgen. De OR houdt [verweerster] daar aan en heeft voorgesteld de loonontwikkeling van Cao Metalektro te volgen met ingang van 1 januari 2019.
6.Geen bereidheid voor het indexatiedepot een garantie voor indexatie per 1 januari 2019 te geven
De overeenkomst met Delta Lloyd houdt onder meer in dat jaarlijks indexatie plaatsvindt uit een daartoe beschikbaar depot, het indexatiedepot. De ondernemer heeft besloten die indexatie per 1 januari 2019 niet uit te voeren en het indexatiedepot te besteden aan een eenmalige indexatie bij alle actieve deelnemers. De OR heeft voorgesteld die indexatie te laten plaatsvinden tegen de toenmalige wat betere grondslagen en mocht Nationale Nederlanden die grondslagen niet willen hanteren, dat [verweerster] voor dat geval een garantie geeft in de zin dat zij het verschil voor haar rekening neemt. Voorts heeft de OR voorgesteld dat, indien er na indexatie eventueel nog een resterend saldo van het indexatiedepot zou zijn, dat te verdelen onder de actieve deelnemers.
Beroep op de nietigheid door OR
De OR heeft schriftelijk een beroep gedaan op de nietigheid van het besluit. De OR beriep zich op de nietigheid per e-mail d.d. 2 december 2019. De reden voor het beroep op de nietigheid is dat u uw besluit heeft genomen zonder instemming van de OR. Reeds eerder had de OR een schriftelijk beroep op de nietigheid gedaan van het besluit tot het aangaan van de uitvoeringsovereenkomst met PME. U stelde zich vervolgens op het standpunt dat de ondertekening uwerzijds van de uitvoeringsovereenkomst geen besluit betrof als bedoeld in artikel 27 WOR.
Sommatie verbod uitvoeringshandelingen
De OR verzoekt u, en voor zover nodig sommeert u, zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering van het nietige besluit. De OR beperkt dit verzoek tot de vijf onderdelen van het besluit die zien op de compensatie aan deelnemers/werknemers en op de pensioenovereenkomst. Het ene onderdeel van het besluit betreffende de keuze van de pensioenuitvoerder en het aangaan van de uitvoeringsovereenkomst, laat de OR rusten. Dit laat de OR rusten waar het betreft het verbod op uitvoeringshandelingen. De OR laat dit niet rusten waar het betreft compensatie van dit nietige besluit voor de werknemers. Tot deze beperking door de OR van dit verzoek heeft de OR -noodgedwongen- besloten in het belang van de onderneming en haar werknemers.
Meer concreet houdt het verzoek c.q.de sommatie van de OR onder meer een verbod in op de volgende uitvoeringshandelingen.
1. Het verbod tot het maken van afspraken met werknemers ter uitvoering van het nietige besluit.
2. Het verbod op het wijzigen van de premieverdeling van 70,07 % werkgever en 29,93 %werknemer.
3. Het verbod op het houden van een informatiebijeenkomst met een van het vorenstaande afwijkende inhoud.
4. Het verbod op het houden van spreekuren op kantoor met een pensioenconsultant van PME met een van het vorenstaande afwijkende inhoud.
5. Het verbod, zonder indexatie met garantie als bovenbedoeld, op het inzetten van het indexatiedepot voor afloop van de huidige regeling voor een eenmalige indexatie bij alle actieve deelnemers.
De OR verzoekt u, en voor zover nodig sommeert u, hem uiterlijk vrijdag 6 december 2019 om 14.00 uur schriftelijk ongeclausuleerd toe te zeggen dat u geen uitvoeringshandelingen zult plegen van het nietige besluit.
Bevel kantonrechter verbod uitvoeringshandelingen
Tenzij u uiterlijk vrijdag 6 december 2019 om 14.00 uur de OR schriftelijk ongeclausuleerd toezegt dat u geen uitvoeringshandelingen zult plegen van het nietige besluit, zal de OR de kantonrechter verzoeken u de verplichting op te leggen u te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering van het nietige besluit.
Voortzetting onderhandelingen
In uw brief d.d. 28 november 2019, blz. 1, merkt u op dat u hoopt dat wij dit alsnog gezamenlijk kunnen oplossen. Fijn dat u, zoals u ook aangeeft in uw brief d.d. 2 december 2019, blz. 2, met de OR in gesprek blijft. De OR heeft reeds eerder te kennen gegeven bereid te zijn over bovenstaande deelonderwerpen te onderhandelen. Hij is daartoe nog steeds bereid. Graag vernemen wij of ook u die bereidheid heeft."