Op 27 januari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een ontbindingsbeslissing genomen in de zaak met parketnummer 08/996042-15. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 414.066,39, dat als wederrechtelijk verkregen voordeel is vastgesteld. Deze beslissing is genomen naar aanleiding van een vordering van de officier van justitie, die op 15 juli 2019 werd behandeld. De verdachte was aanwezig, maar had geen advocaat en kreeg de gelegenheid om deze te zoeken. De zaak werd aangehouden tot 13 januari 2020, maar de verdachte verscheen niet op de zitting en er waren geen onderzoekswensen ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte van 1996 tot begin 2014 penningmeester was van een vereniging die onder toezicht stond van het Ministerie van Financiën. In deze rol heeft hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 een bedrag van € 415.066,39 overgeboekt van de bankrekening van de vereniging naar zijn persoonlijke rekening. De rechtbank concludeert dat de verdachte dit bedrag wederrechtelijk heeft verkregen, aangezien er nauwelijks kosten voor de vereniging zijn gemaakt vanuit zijn privérekening.
De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de verdachte om het bedrag van € 414.066,39 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op drie jaren, zoals toegestaan onder artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de rechtbank Overijssel.