ECLI:NL:RBOVE:2020:3107

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
08-073232-20, 08-047483-20, 08-061424-20 en 08-113850-20 (ter terechtzitting gevoegd) en 08-079150-19 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een ambtenaar, vernieling, mishandeling, bedreiging en negeren van een gedragsaanwijzing door een 24-jarige man uit Almelo

Op 24 september 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man uit Almelo. De man werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder belediging van een politieagent, vernieling van een auto, mishandeling van zijn echtgenote, bedreiging en het negeren van een gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op 23 februari 2020 de politieagent [verbalisant 1] beledigde door hem te bespuwen en beledigende woorden te uiten. Daarnaast heeft hij op 7 maart 2020 zijn echtgenote [naam 2] mishandeld door haar bij de keel te grijpen. De man negeerde ook een gedragsaanwijzing die hem verbood contact op te nemen met [naam 2] en zich in de nabijheid van haar woning te bevinden. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden en een contactverbod opgelegd. Tevens moet hij schadevergoeding betalen aan zijn slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-073232-20, 08-047483-20, 08-061424-20 en 08-113850-20 (ter terechtzitting gevoegd) en 08-079150-19 (tul) (P)
Datum vonnis: 24 september 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in BRP op adres [adres 1] ,
thans verblijvende in het PPC te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 september 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. D.P. Kant, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08-047483-20:politieman [verbalisant 1] heeft beledigd en bespuugd;
parketnummer 08-061424-20:
feit 1:de banden van de auto van [naam 1] heeft lek gestoken, en
feit 2:zijn echtgenote [naam 2] heeft mishandeld;
parketnummer 08-073232-20:
zich niet heeft gehouden aan een door de officier van justitie afgegeven gedragsaanwijzing, inhoudende dat hij niet in de nabijheid van de [adres 1] mocht komen en dat hij geen contact mocht opnemen met [naam 2] ;
parketnummer 08-113850-20:
feit 1:gedreigd heeft [naam 2] te vermoorden, en
feit 2:zich niet heeft gehouden aan een door de officier van justitie afgegeven gedragsaanwijzing, inhoudende dat hij niet in de nabijheid van de [adres 1] mocht komen en dat hij geen contact mocht opnemen met [naam 2] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08-047483-20
hij op of omstreeks 23 februari 2020 te Almelo,
opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , Hondengeleider van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Vuile kankerlijer je shopt mij in mijn ballen" en/of op/in de richting van voornoemde [verbalisant 1] te spugen, althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
parketnummer 08-061424-20
1.
hij op of omstreeks 7 maart 2020 te Almelo
opzettelijk en wederrechtelijk (een of meerdere banden van) een auto (voorzien van kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan
[naam 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 7 maart 2020 te Almelo
zijn echtgenote, [naam 2] , heeft mishandeld door die [naam 2] (met kracht) bij de keel/hals te pakken/grijpen en/of (vervolgens) voornoemde keel/hals dicht te knijpen/houden;
parketnummer 08-073232-20
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode 9 maart 2020 tot en met
19 maart 2020, te Almelo, althans in Nederland,
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 9 maart 2020, gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte:
- zich niet in de nabijheid van de woning aan de [adres 1] , zal ophouden en dat hij voornoemde woning niet zal betreden, en
- zich te onthouden van contact met de volgende perso(o)n(en): [naam 2] , wonende op/aan de [adres 1] (dat wil zeggen niet in persoon, telefonisch, via e-mail, SMS, WhatsApp of anderszins), door:
- voornoemde woning te betreden, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (telefonische en/of email)berichten te sturen aan voornoemde [naam 2] , en/of
- meermalen, althans eenmaal, voornoemde [naam 2] te bellen en/of berichten in te spreken op haar voicemail, en/of
- een email te sturen aan de politie met het verzoek om de verblijfplaats van voornoemde [naam 2] (en haar kinderen) aan hem, verdachte, bekend te maken;
parketnummer 08-113850-20
1.
hij, op of omstreeks 18 april 2020, te Almelo en/of te Zwolle,
[naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met
zware mishandeling, door die [naam 2] (telefonisch/middels een of meerdere voicemailberichten onder meer) dreigend de woorden toe te voegen "als ik vrij kom ja, kun je beter vragen aan justitie of ze je ergens anders willen onderbrengen, want dan ga ik je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij, op of omstreeks 18 april 2020, te Zwolle,
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 9 maart 2020 gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
- zich niet in de nabijheid van de woning aan de [adres 1] , zal ophouden en dat hij voornoemde woning niet zal betreden, en
- zich te onthouden van contact met de volgende perso(o)n(en): [naam 2] , wonende op/aan de [adres 1] (dat wil zeggen niet in persoon, telefonisch, via e-mail, SMS, WhatsApp of anderszins), door meermalen, althans eenmaal, voornoemde [naam 2] te bellen en/of berichten in te spreken op haar voicemail.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Dat volgt uit de deels bekennende verklaringen van verdachte, de aangiften en getuigenverklaringen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman ontbreekt het wettige en overtuigende bewijs dat verdachte zijn (voormalige) echtgenote heeft mishandeld. Ook ontbrak bij verdachte de intentie op belediging van de politieambtenaar. De overige feiten heeft verdachte bekend en kunnen bewezen verklaard worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
parketnummer 08-047483-20
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 23 februari 2020 is politieagent [verbalisant 1] tijdens zijn surveillancedienst in Almelo gewenkt door verdachte en met hem in gesprek geraakt. Tijdens dat gesprek heeft verdachte tegen [verbalisant 1] gezegd dat hij, verdachte, in de dienstauto van [verbalisant 1] wilde rijden. Nadat [verbalisant 1] tegen verdachte zei dat dit niet de bedoeling was liep verdachte toch met versnelde stap in de richting van de dienstauto. Op het moment dat verdachte de klink van de portier van die auto in handen had, heeft [verbalisant 1] tegen de hand van verdachte getrapt teneinde te verhinderen dat verdachte daadwerkelijk in de dienstauto zou plaatsnemen en wegrijden. Dat verdachte vervolgens de beledigende woorden die in de tenlastelegging staan, heeft geroepen tegen de politieagent, heeft verdachte bekend. Verdachte heeft ter zitting verklaard in de richting van de politieagent te hebben gespuugd, maar dat hij denkt hem niet te hebben geraakt. In zijn aangifte heeft [verbalisant 1] verklaard dat verdachte hem in het gezicht heeft gespuugd. De rechtbank ziet – mede gelet op het feit dat later ter plaatse gekomen politieagenten hebben gezien dat [verbalisant 1] meerdere keren met zijn hand en met zijn arm over zijn gezicht veegde en blijkbaar walgde van het idee dat hij spuug van de verdachte in zijn gezicht had – geen redenen om aan deze verklaring te twijfelen. De rechtbank acht spugen in het gezicht beledigend.
parketnummer 08-061424-20
Feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 september 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal van aangifte door [naam 3] van 7 maart 2020 (pagina’s 14 en 15).
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn echtgenote [naam 2] tijdens een woordenwisseling weliswaar even bij de hals heeft vastgegrepen, maar dat hij haar daarbij geen pijn heeft gedaan. [naam 2] heeft echter verklaard dat verdachte haar met de linkerhand bij de keel greep en dat dit haar direct heel zeer deed. Deze verklaring wordt ondersteund door de getuige [getuige] , die heeft gezien dat [naam 2] door verdachte bij de keel werd gegrepen en dat zij het hierdoor benauwd kreeg.
parketnummer 08-073232-20
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [2]
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 september 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
De “Gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast” gedateerd 9 maart 2020 (pagina 18).
Het proces-verbaal van binnentreden woning d.d. 19 maart 2020 (pagina 20);
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2020 (pagina 5).
parketnummer 08-113850-20
Feiten 1 en 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [3]
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 september 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] d.d. 21 april 2020 (pagina 3);
De “Gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast” gedateerd 9 maart 2020 (pagina 18 van het proces-verbaal met zaakregistratienummer PL0600-2020117890).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven opgegeven bewijsmiddelen alsmede de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08-047483-20
hij op
of omstreeks23 februari 2020 te Almelo,
opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , hondengeleider van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende
of ter zake vande rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling en
/ofdoor feitelijkheden heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Vuile kankerlijer je schopt mij in mijn ballen" en
/of op
/in de richting vanvoornoemde [verbalisant 1] te spugen
, althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
parketnummer 08-061424-20
1.
hij op
of omstreeks7 maart 2020 te Almelo
opzettelijk en wederrechtelijk
(een of meerderebanden van
)een auto (voorzien van kenteken [kenteken] ),
in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander, te wetendie
aan [naam 1] toebehoorden, heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 7 maart 2020 te Almelo
zijn echtgenote, [naam 2] , heeft mishandeld door die [naam 2]
(met kracht)bij de keel te pakken
/grijpenen
/of (vervolgens)voornoemde keel dicht te knijpen
/houden;
parketnummer 08-073232-20
hij, op
een ofmeerdere tijdstippen, in
of omstreeksde periode 9 maart 2020 tot en met
19 maart 2020, te Almelo,
althans in Nederland,
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 9 maart 2020, gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte:
- zich niet in de nabijheid van de woning aan de [adres 1] , zal ophouden en dat hij voornoemde woning niet zal betreden, en
- zich te onthouden van contact met de volgende persoon
(en): [naam 2] , wonende
op/aan de [adres 1] (dat wil zeggen niet in persoon, telefonisch, via e-mail, SMS, WhatsApp of anderszins), door:
- voornoemde woning te betreden, en
/of
- meermalen,
althans eenmaal, (telefonische en
/ofemail)berichten te sturen aan voornoemde [naam 2] , en
/of
- meermalen,
althans eenmaal, voornoemde [naam 2] te bellen en
/ofberichten in te spreken op haar voicemail;
en/of
- een email te sturen aan de politie met het verzoek om de verblijfplaats
van voornoemde [naam 2] (en haar kinderen) aan hem, verdachte,
bekend te maken;
parketnummer 08-113850-20
1.
hij, op
of omstreeks18 april 2020,
te Almelo en/ofte Zwolle,
[naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met
zware mishandeling, door die [naam 2]
(telefonisch
/middels een of
meerdere voicemailberichten onder meer)dreigend de woorden toe te voegen "als ik vrij kom ja, kun je beter vragen aan justitie of ze je ergens anders willen onderbrengen, want dan ga ik je vermoorden",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij, op
of omstreeks18 april 2020, te Zwolle,
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 9 maart 2020 gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
- zich niet in de nabijheid van de woning aan de [adres 1] , zal ophouden en dat hij voornoemde woning niet zal betreden, en
- zich te onthouden van contact met de volgende perso
(o
)n
(en): [naam 2] , wonende op
/aande [adres 1] (dat wil zeggen niet in persoon, telefonisch, via e-mail, SMS, WhatsApp of anderszins), door meermalen
, althans eenmaal,voornoemde [naam 2] te bellen en
/ofberichten in te spreken op haar voicemail.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 184a, 266, 267, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08-047483-20
het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
parketnummer 08-061424-20, feit 1
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
parketnummer 08-061424-20, feit 2
het misdrijf:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot;
parketnummers 08-073232-20 en 08-113850-20 feit 2:
telkens het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
parketnummer 08-113850-20 feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat de zaak wordt aangehouden om in het Pieter Baan Centrum een onderzoek te laten doen naar de persoonlijkheid van verdachte en subsidiair dat hij wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. Ook dient de maatregel van een contactverbod ex artikel 38v Sr te worden opgelegd ten aanzien van [naam 2] , met de bepaling dat per overtreding van dat verbod één maand vervangende hechtenis wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich verzet tegen een verwijzing naar het Pieter Baan Centrum voor een klinische observatie en heeft gepleit voor een gevangenisstraf die op de datum van het vonnis gelijk is aan de duur van het voorarrest, onder opheffing van het bevel gevangenhouding. De raadsman heeft zich niet verzet tegen het opleggen van een contactverbod.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van zijn voormalige echtgenote mevrouw [naam 2] . Ook heeft verdachte in een korte periode meerdere keren de gedragsaanwijzing met daarin een contactverbod met mevrouw [naam 2] en het verbod om zich niet in de nabijheid van haar woning te begeven, overtreden. Daarnaast heeft verdachte de auto van een ander vernield en een agent beledigd onder andere door hem in het gezicht te spugen.
Uit deze handelingen blijkt dat verdachte geen respect heeft voor de lichamelijke integriteit en het eigendom van anderen en regels. Dat anderen fysiek en geestelijk lijden onder zijn (gewelddadige) gedrag lijkt hem weinig te deren. Enerzijds verklaart verdachte spijt te hebben van de meeste van zijn daden, anderzijds legt hij de verantwoordelijkheid voor zijn handelen buiten zichzelf en heeft verdachte ten onrechte het gevoel dat hem onrecht wordt aangedaan.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van mevrouw [naam 2] blijkt wat deze situatie met haar en de kinderen heeft gedaan. Zij leven in angst en hebben een onderduikadres. Mevrouw [naam 2] voelt zich machteloos en maakt zich ernstig zorgen om het gevaar dat zij en haar kinderen lopen. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij door zijn handelen deze gevoelens van angst veroorzaakt bij de slachtoffers.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 23 juli 2020 blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor (huiselijke) geweldsdelicten en vernieling. Die eerdere veroordelingen en zelfs de lopende proeftijd hebben hem kennelijk niet ervan weerhouden andermaal strafbare feiten te plegen.
Uit het reclasseringsrapport van 15 mei 2020 blijkt dat verdachte sinds 2017 geen contact meer met de reclassering (of andere instanties) wil en heeft geweigerd mee te werken aan de rapportage. Op basis van de beschikbare informatie wordt de recidive ingeschat als hoog.
Uit het pro Justitia rapport van F. Jonker, klinisch psycholoog, van 30 augustus 2020 volgt dat verdachte gedeeltelijk zijn medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd. Verdachte is niet met zekerheid gediagnosticeerd met een psychische stoornis, maar er zijn sterke aanwijzingen gevonden voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Een advies om het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen is op zijn plaats en er is mogelijk een verhoogd risico op herhaling van geweld. Verdachte zou, als hij bereid is mee te werken, behandeld kunnen worden. Dat zou dan gerealiseerd moeten worden binnen een forensisch kader als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
Naar aanleiding van het pro Justitia rapport heeft de reclassering aanvullend gerapporteerd in het rapport van 3 september 2020. De reclassering concludeert dat er onvoldoende diagnostische informatie is over de onderliggende problematiek om een gedegen inschatting te maken omtrent de risicofactoren, eventuele behandeling en begeleidingsmogelijkheden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht risico’s te beperken of gedrag te veranderen. Een klinische observatie in het Pieter Baan Centrum biedt de mogelijkheid om alsnog diagnostisch onderzoek te verrichten. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Wel is een vrijheidsbenemende maatregel ex artikel 38v Sr op zijn plaats met een contactverbod dat ziet op mevrouw [naam 2] met een termijn van twee (2) jaren. Deze maatregel dient dadelijk uitvoerbaar te zijn.
Het verzoek van de officier van justitie om de zaak aan te houden en de vordering om verdachte ter klinische observatie op te laten nemen in het Pieter Baan Centrum, wijst de rechtbank af. Hoewel de rechtbank zich zorgen maakt om het gebrek aan inzicht bij verdachte over zijn handelen en de mogelijke kans op herhaling, acht de rechtbank een klinische observatie thans niet opportuun. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de aard van de feiten die zijn bewezenverklaard, de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten en de tijd die gemoeid zal zijn met de klinische observatie en het opstellen van een rapport.
Gelet op het voorgaande en gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Ook zal de rechtbank een contactverbod met mevrouw [naam 2] opleggen in de vorm van een vrijheidsbenemende maatregel ex artikel 38v Sr voor de duur van twee (2) jaren. De rechtbank zal bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens [naam 2] . Verdachte heeft zich immer herhaaldelijk niets aangetrokken van de door de officier van justitie aan hem opgelegde gedragsaanwijzing, waarbij hij onder meer [naam 2] met de dood bedreigde, nota bene vanuit zijn detentieadres, en in haar woning kwam, zodat de vrees bestaat dat hij haar wat aan zal doen. Tot slot zal de rechtbank bevelen dat vervangende hechtenis van twee weken zal worden toegepast voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[naam 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte (met betrekking tot parketnummer 08-061424-20, feit 2) te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.847,89, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- verhuiskosten (waarborgsom) € 730,00;
- inboedel woning € 417,89.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 700,00 gevorderd.
Met betrekking tot parketnummer 08-073232-20 is een bedrag van € 600,00 gevorderd en met betrekking tot parketnummer 08-113850-20 is een bedrag van € 300,00 gevorderd, telkens voor immateriële schade.
[naam 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.293,03, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- offerte schadeherstel € 1.596,23;
- afsleepkosten € 701,80.
[verbalisant 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om immateriële schadevergoeding te betalen tot een bedrag van € 350,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Het standpunt van de raadsman is dat de vordering van [naam 2] wat de materiële schade betreft ongegrond is aangezien het causaal verband met de gepleegde mishandeling ontbreekt. De raadsman verzoekt de gevorderde immateriële schade te matigen.
De door [verbalisant 1] gevorderde schade is aan de forse kant en de raadsman refereert zich met betrekking tot de schade van Stamsnijder aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[naam 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder de parketnummers 08-061424-20 (feit 2), 08-073232-20 en 08-113850-20 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan deze benadeelde partij.
Met betrekking tot parketnummer 08-061424-20 (feit 2)
De opgevoerde materiële schadeposten zijn voldoende onderbouwd voor wat betreft de bedden voor de kinderkamers (€ 417,89), maar de rechtbank acht op grond van de brief van de gemeente Almelo van 6 mei 2020 niet aannemelijk dat het bedrag van € 730,00 schade betreft, nu het een waarborgsom betreft. De vordering zal voor dit deel dan ook worden afgewezen.
Wat de immateriële schade betreft acht de rechtbank een bedrag van € 300,-- passend. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 717,89, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om het niet toegewezen gedeelte van de immateriële schade alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Met betrekking tot parketnummer 08-073232-20
De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade toewijsbaar tot een bedrag van € 150,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om het niet toegewezen gedeelte van de immateriële schade alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Met betrekking tot parketnummer 08-113850-20
De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade toewijsbaar tot een bedrag van € 150,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om het niet toegewezen gedeelte van de immateriële schade alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[naam 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder parketnummer 08-061424-20 (feit 1) bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
[verbalisant 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder parketnummer 08-047483-20 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank acht een bedrag van € 300,00 redelijk en billijk, welk bedrag doorgaans bij dergelijke feiten wordt toegewezen. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot dat bedrag, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om dit gedeelte van de schade alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door genoemde feiten zijn toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de door de politierechter in deze rechtbank op
30 oktober 2019 (parketnummer 08-079150-19) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 15 dagen met een proeftijd van drie (3) jaren wordt tenuitvoergelegd.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-047483-20:
het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
parketnummer 08-061424-20, feit 1
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
parketnummer 08-061424-20, feit 2
het misdrijf:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot;
parketnummers 08-073232-20 en 08-113850-20 feit 2:
telkens het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
parketnummer 08-113850-20 feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan de verdachte een
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van
twee (2) jarenop en beveelt dat de verdachte gedurende die periode op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of onderhouden met [naam 2] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
twee (2) wekenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
- beveelt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[naam 2](feiten onder de parketnummers 08-061424-20 (feit 2), 08-073232-20 en 08-113850-20): van een bedrag van € 717,89 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2020), een bedrag van € 150,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2020) en een bedrag van € 150,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2020);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 717,89 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2020), een bedrag van
€ 150,--(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2020) en een bedrag van
€ 150,--(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2020) ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van respectievelijk 14, 3 en 3 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [naam 2] , voor een deel van € 1.730,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[naam 1](het feit onder parketnummer 08-061424-20 (feit 1)): van een bedrag van € 2.293,03 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2020);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder parketnummer 08-061424-20 onder feit 1 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.293,03,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 32 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[verbalisant 1](feit onder parketnummer 08-047483-20): van een bedrag van € 300,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder parketnummer 08-047483-20 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 300,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 6 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [verbalisant 1] , voor een deel van € 50,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 30 oktober 2019 met parketnummer 08-079150-19 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
15 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. H. Stam en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 september 2020.
Buiten staat
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08-047483-20
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met zaakregistratienummer PL0600-2020084167. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 september 2020, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 23 februari 2020 heb ik in Almelo de politieagent [verbalisant 1] beledigd door het volgende tegen hem te zeggen: vuile kankerlijer, je schopt mij in mijn ballen.
2.
Het proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 1] d.d. 23 februari 2020 (pagina’s 6 en 7), zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 23 februari 2020 was ik, [verbalisant 1] , hondengeleider van de TSH Oost-Nederland in uniform gekleed en belast met de beschikbaarheidsdienst in de regio Twente. Als
hondengeleider ben ik solo.
Omstreeks 02.55 uur reed ik met mijn opvallende dienstvoertuig op de [adres 2] te
Almelo. Ter hoogte van perceel [huisnummer] zag ik een manspersoon staan. De manspersoon wenkte naar mij. Ik hoorde dat de manspersoon zei dat hier een infrarood camera stond. Hiermee duidde hij op de woning gelegen aan de [adres 2] [huisnummer] te Almelo.
Ik stapte uit mijn dienstvoertuig en zei tegen de manspersoon dat we samen zouden
kijken of daar een infraroodcamera was. De reden hiervan dat we samen gingen kijken
was dat de manspersoon hier recht tegenover woonde en niet bespied wilde worden door
anderen. Ik verbalisant zei dat ik geen camera zag. Vervolgens liep de manspersoon naar zijn
eigen woning. Ik verbalisant hoorde de manspersoon zeggen dan ga ik wel in jouw auto rijden. Hierop antwoordde ik dat dit niet de bedoeling was. Ik verbalisant zag dat de manspersoon vervolgens in versnelde stap richting mijn dienstvoertuig liep. Ik verbalisant volgde de manspersoon richting mijn dienstvoertuig. Het dienstvoertuig was op dat moment niet slotvast afgesloten en de sleutels zaten nog in het contactslot. Ik verbalisant zag dat de manspersoon de deur aan de bestuurderszijde opende, kennelijk met als doel plaats te nemen achter het stuur om vervolgens weg te rijden met mijn dienstvoertuig. Toen de manspersoon de deurklink vastpakte werd hij door mij verbalisant op dat moment verdachte en heb hem
hierop een schop gegeven tegen zijn hand waarmee hij de deurklink vastpakte. Ik verbalisant deed dit om te voorkomen dat de verdachte met het dienstvoertuig zou gaan rijden. Ik verbalisant zag dat door mijn trap de verdachte de deurklink weer los liet. Ik verbalisant hoorde dat de verdachte hierop met luidde stem riep: "VUILE KANKERLIJER JE SCHOPT MIJ IN MIJN BALLEN".
Gelijk hierna spuugde de verdachte mij verbalisant in het gezicht. Ik voelde dat het spuug mijn gezicht raakte. Ik voelde meerdere druppels spuug op mijn wang. Ik walgde hiervan en voelde mij ontzettend smerig. Dit is een van de smerigste dingen die je kan overkomen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , beiden brigadier van politie, gedateerd 23 februari 2020 (pagina 3), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 23 februari 2020, omstreeks 02.55 uur, kregen wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , het verzoek van collega hondengeleider [verbalisant 1] om hem te assisteren. Ter plaatse hoorden wij van collega [verbalisant 1] dat hij door de bewoner van perceel [adres 1] in zijn gezicht gespuugd was, nadat hij de man bij zijn dienstauto had weggehaald. Wij zagen dat collega [verbalisant 1] meerdere keren met zijn hand en met zijn arm over zijn gezicht veegde en blijkbaar walgde van het idee dat hij spuug van de verdachte in zijn gezicht had. Dit vertelde collega [verbalisant 1] ook.
Parketnummer 08-061424-20, feit 2
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met zaakregistratienummer PL0600-2020105704. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 september 2020, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 7 maart 2020 heb ik in Almelo mijn toenmalige echtgenote [naam 2] bij de hals vastgehouden.
2.
Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] d.d. 8 maart 2020, (pagina’s 4 en 7), zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik ben getrouwd met [verdachte] . Gisteren, zaterdag 7 maart 2020, was er de hele dag niets aan de hand. Ik zou 's avonds met een vriendin [vriendin] naar de film gaan. Ik had de kinderen om 18.30 uur in bed gelegd. [verdachte] sliep beneden op de grond, dat is ons bed.
[verdachte] werd wakker van zijn moeder. Ik keek hem aan en zag al dat het misseboel was.
[vriendin] belde me en zij vroeg aan mij of er iets was, omdat ik nog niet had terug geappt. Ze kwam direct naar ons toe.
[verdachte] richtte zich tot [vriendin] en vroeg aan [vriendin] of ze wat te zeggen zou hebben in ons huis. [verdachte] wilde dat [vriendin] weg zou gaan. [vriendin] ging gewoon zitten. Ik zag dat [verdachte] op me af kwam en me bij de hals pakte. Hij pakte mijn keel met kracht vast met zijn linkerhand. Ik hoorde dat [verdachte] aan het schelden en tieren was. Ik weet niet meer precies wat hij zei. Mijn keel, mijn slokdarm, deed direct heel erg zeer.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] d.d. 9 maart 2020 (pagina 29), zakelijk weergegeven inhoudende:
Zoals ik eerder verklaarde was ik zaterdagavond bij [naam 2] . [naam 2] en haar vriend [verdachte]
hadden op dat moment ruzie. Ik zag dat [verdachte] [naam 2] bij de strot greep. Aan het gezicht van [naam 2] kon ik zien dat zij het hierdoor erg benauwd kreeg.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met zaakregistratienummer PL0600-2020105704. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met zaakregistratienummer PL0600-2020117890. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met zaakregistratienummer PL0600-2020174332. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.