Op 15 september 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die werd beschuldigd van verkrachting van een vrouw in Radewijk op 29 april 2020. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken wegens onvoldoende wettig bewijs voor de tenlastegelegde feiten. Tijdens de zittingen op 28 juli en 8 september 2020 is het bewijs besproken, waaronder verklaringen van de benadeelde en getuigen, alsook forensisch onderzoek. De officier van justitie stelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar de verdediging betwistte dit en pleitte voor vrijspraak, stellende dat er sprake was van consensuele seks.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de benadeelde niet voldoende steun vonden in het dossier. Hoewel er letsel was geconstateerd, kon niet met zekerheid worden vastgesteld dat dit het gevolg was van onvrijwillige penetratie. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de benadeelde onvoldoende was om te concluderen dat er sprake was van dwang, zoals vereist onder artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig bewijs was voor de beschuldiging van verkrachting en sprak de verdachte vrij.
De benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar ouders, had een schadevergoeding van € 10.000,- gevorderd, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de zaak afgesloten met de vrijspraak van de verdachte.