In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 2 september 2020 uitspraak gedaan over een klaagschrift van een klager die teruggave van een inbeslaggenomen motorhesje verzocht. Het motorhesje was in beslag genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, omdat het zichtbaar was op openbare plaatsen en uiterlijke kenmerken vertoonde van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak verboden was verklaard, namelijk de motorclub Satudarah. De klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. U. Ural, stelde dat het motorhesje toebehoorde aan een andere motorclub die niet verboden was, en dat het dragen van het hesje niet in strijd was met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Enschede, artikel 2:50a.
De rechtbank overwoog dat de motorclub waar het hesje aan verbonden was, niet verboden was verklaard en dat er geen sprake was van een verboden organisatie in de zin van de APV. De raadkamer concludeerde dat het niet hoogst waarschijnlijk was dat een later oordelende rechter het motorhesje zou onttrekken aan het verkeer. Daarom werd het klaagschrift gegrond verklaard en werd de teruggave van het motorhesje aan de klager gelast. De beslissing werd genomen door mr. B.W.M. Hendriks, rechter, in aanwezigheid van griffier S.R. Kuiper, en werd openbaar uitgesproken op 2 september 2020.