Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
mr. E. Agelink en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M.Ü. Özsüren, advocaat te Harderwijk, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
,hierin bestaande dat hij, verdachte gekomen in of nabij een in die weg gelegen, gezien zijn verdachtes rijrichting flauw naar rechts verlopende bocht, in strijd met het gestelde in artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 een
mobiele telefoon heeft vastgehoudenen/of tijdens dat besturen van dat motorrijtuig (personenauto) handelingen aan die mobiele telefoon heeft verricht en/of uitgevoerd en/of niet of in onvoldoende mate heeft gelet of is blijven letten op het hem, verdachte tegemoetkomende verkeer en/of naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of niet het wegverloop van die weg (de Oosterparallelweg) heeft gevolgd en/of geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Oosterparallelweg) is terechtgekomen en/of in strijd met het gestelde in artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte hem, verdachte tegemoet rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (bedrijfswagen met aanhangwagen), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een, althans een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor
een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letselof zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
hij op of omstreeks 29 mei 2019 te Staphorst in de gemeente Staphorst als (beginnend) bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting Van de J.J. Gorterlaan en/of gaande in de richting van de Gemeenteweg, daarmede heeft gereden over de weg, de Oosterparallelweg en gekomen in of nabij een in die weg gelegen, gezien zijn verdachtes rijrichting flauw naar rechts verlopende bocht, in strijd met het gestelde in artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 een mobiele telefoon heeft vastgehouden en/of tijdens dat besturen van dat motorrijtuig (personenauto) handelingen aan die mobiele telefoon heeft verricht en/of uitgevoerd en/of naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of niet het wegverloop van die weg (de Oosterparallelweg) heeft gevolgd en/of geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Oosterparallelweg) is terechtgekomen en/of in strijd met het gestelde in artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte hem, verdachte tegemoet rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (bedrijfswagen met aanhangwagen), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
,hierin bestaande dat hij, verdachte gekomen in een in die weg gelegen, gezien verdachtes rijrichting flauw naar rechts verlopende bocht, tijdens dat besturen van dat motorrijtuig (personenauto) handelingen aan een mobiele telefoon heeft verricht en uitgevoerd en niet of in onvoldoende mate heeft gelet of is blijven letten op het hem, verdachte tegemoetkomende verkeer en niet het wegverloop van die weg (de Oosterparallelweg) heeft gevolgd en geheel op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Oosterparallelweg) is terechtgekomen en niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en is gebotst tegen een over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte hem, verdachte tegemoet rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (bedrijfswagen met aanhangwagen), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel wordt toegebracht, dat daaruit verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel wordt toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
taakstraf,bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
90 (negentig) uren;
40 uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, met een
proeftijd van 2 (twee) jaren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
45 dagen;
voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de
duur van 6 (zes) maanden,met een
proeftijd van 2 (twee) jaren;