ECLI:NL:RBOVE:2020:2862

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 september 2020
Publicatiedatum
1 september 2020
Zaaknummer
08/151300-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkeersongeval door gebrek aan bewijs van onvoorzichtig rijgedrag

Op 1 september 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij onvoorzichtig of onoplettend had gereden. Het ongeval vond plaats op 19 juni 2018 op de Helmhorstweg te Zwolle, waar de verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto in aanrijding kwam met een motorfiets. De rechtbank concludeerde dat uit het dossier niet kon worden afgeleid met welke snelheid de motorfiets reed en dat er geen remsporen van de motorfiets op de plaats van het ongeval waren aangetroffen. Bovendien werd het zicht van zowel de verdachte als de bestuurder van de motorfiets belemmerd door struikgewas.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden, aangezien hij zijn snelheid niet had overschreden en er geen bewijs was dat zijn rijgedrag het ongeval had veroorzaakt. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte de binnenbocht had genomen zonder zicht op tegemoetkomend verkeer, maar de rechtbank vond dat de keuze van de verdachte om iets meer naar het midden te rijden niet onbegrijpelijk was, gezien het beperkte zicht ter plaatse. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten en sprak hem vrij.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/151300-19 (P)
Datum vonnis: 1 september 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 augustus 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E.M. Doedens en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
subsidiair:gevaar op de weg heeft veroorzaakt tengevolge waarvan een ongeval heeft plaatsgevonden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Primair:
hij op of omstreeks 19 juni 2018 te Zwolle in de gemeente Zwolle, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, bestelbus), komende uit de richting, van de Kuyerhuislaan gaande in de richting van de Herftenlaan, daarmede rijdende over de
weg, de Helmhorstweg
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte
terwijl hij, verdachte bekend was met de verkeerssituatie,
in of nabij een in die weg (de Helmhorstweg) gezien zijn, verdachtes rijrichting, naar links verlopende bocht
niet of in onvoldoende mate heeft gelet of is blijven letten op het hem, verdachte tegemoetkomende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Helmhorstweg) kon overzien en/of
waarover deze vrij was en/of
bij het in en/of doorrijden van die bocht in strijd met het gestelde in artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan om zoveel mogelijk rechts te houden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een over die (de Helmhorstweg) hem, verdachte tegemoetkomend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een, althans een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 19 juni 2018 te Zwolle in de gemeente Zwolle, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, bestelbus), komende uit de richting, van de Kuyerhuislaan gaande in de richting van de Herftenlaan, daarmede heeft gereden over de weg, de Helmhorstweg en
in of nabij een in die weg (de Helmhorstweg) gezien zijn, verdachtes rijrichting, naar links verlopende bocht
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Helmhorstweg) kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
bij het in en/of doorrijden van die bocht in strijd met het gestelde in artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan om zoveel mogelijk rechts te houden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een over die (de Helmhorstweg) hem, verdachte tegemoetkomend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft de binnenbocht genomen, zonder zicht te hebben op tegemoetkomend verkeer en op een plek waarvan verdachte wist dat er eerder een ongeval had plaatsgevonden. Verdachte heeft voorts zijn snelheid niet aangepast aan de situatie ter plaatse. Verdachte heeft daardoor aanmerkelijk onvoorzichtig gereden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij van de tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken, omdat hij – kort gezegd – geen schuld heeft aan het ongeval.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en van wat er ter terechtzitting is besproken de volgende feiten vast.
Op 19 juni 2018 heeft er op de Helmhorstweg te Zwolle een verkeersongeval plaatsgevonden tussen de bedrijfsauto die verdachte bestuurde en een motorfiets die bestuurd werd door [slachtoffer] . De bedrijfsauto van verdachte is 2,47 meter breed. De Helmhorstweg is 4,20 meter breed; dat is inclusief de zogenoemde fietssuggestiestroken van 80 centimeter breed aan weerszijde van de weg. Het deel van de weg is zonder de fietssuggestiestroken mee te rekenen dus 2.60 m breed. Op de weg is geen middenstreep aangebracht. Het verkeersongeval vond plaats in een bocht. Het uitzicht dat verdachte had in de richting van waaruit de motorfiets hem naderde, werd gedeeltelijk belemmerd door struikgewas. Dat geldt tevens voor het uitzicht dat de bestuurder van de motorfiets had vanuit zijn rijrichting. Verdachte reed op het moment van de aanrijding 0,80 m vanaf de linker asfaltrand. De bedrijfsauto heeft de motorfiets met de linker voorzijde geraakt. Op het wegdek is een remspoor afkomstig van de bedrijfsauto van verdachte aangetroffen. Er is geen remspoor aangetroffen van de motorfiets. Niet is gebleken dat verdachte harder reed dan de toegestane snelheid van 60 km/uur. Uit het dossier blijkt niet hoe hard de motorfiets voorafgaand aan het ongeval reed. De bestuurder van de motor, [slachtoffer] , heeft tengevolge van het ongeluk zeer ernstig en blijvend letsel opgelopen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden door in de bocht niet voldoende rechts te rijden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, toen hij de bocht naderde, iets meer naar het midden ging rijden, omdat hij anders niet goed kon overzien of zich aan de rechterzijde van de weg fietsers bevonden. Hij hield daartoe de strook aan de rechterkant vrij. Verdachte verklaarde dat hij meende dat er sprake was van fietsstroken aan de beide zijde van de weg, waarop hij niet mocht rijden. De rechtbank is van oordeel dat die veronderstelling ten aanzien van de fietssuggestiestroken en die keuze wat betreft het rijden, gelet op het beperkte zicht ter plaatse, niet onbegrijpelijk is en niet duiden op gevaarlijk verkeersgedrag. De rechtbank stelt vast dat, indien de strook aan de rechterzijde wordt vrijgehouden, aan de linkerkant nog een strook van 0,93 meter over is. Op het moment van het ongeluk bevond de bedrijfsauto zich op 0,80 meter van de linkerzijde van het asfalt en daarmee meer links dan strikt noodzakelijk was voor het vrijhouden van de fietssuggestiestrook. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte door aldus te handelen in de bewuste omstandigheden niet aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam heeft gereden. Immers, de breedte van verdachtes bedrijfsauto van 2.47m maakt dat er zeer beperkte ruimte overblijft tussen de linker fietssuggestiestrook en de linkerzijde van de bedrijfsauto als deze op de rechter fietssuggestiestrook wordt vrij gehouden, namelijk slechts 13 centimeter.
Aan verdachte is voorts ten laste gelegd dat hij zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was zijn bedrijfsauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien dan wel te zien of deze vrij was en dat door dit handelen het ongeval heeft plaatsgevonden. Voorop moet worden gesteld dat niet is gebleken dat verdachte harder heeft gereden dan aldaar was toegestaan. Rest de vraag of het aanpassen van de snelheid ertoe zou hebben geleid dat het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier niet kan worden afgeleid met welke snelheid de motorfiets reed, dat er geen remsporen van de motorfiets zijn aangetroffen op de plaats van het ongeval en dat het zicht van zowel verdachte als de bestuurder van de motorfiets op het tegemoetkomende verkeer gedeeltelijk werd belemmerd door struikgewas. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de motorfiets niet heeft geremd en met volle vaart op de bedrijfsauto is gereden en dat hij zelf nog wel heeft geremd.
Nu onvoldoende duidelijkheid bestaat over de snelheid waarmee de motorfiets reed, op de plaats van het ongeval geen remsporen van de motorfiets zijn aangetroffen en het zicht op het tegemoetkomende verkeer ook voor de bestuurder van de motorfiets belemmerd werd door struikgewas, is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de aanrijding met de motor van [slachtoffer] is veroorzaakt doordat verdachte aldaar zijn snelheid niet heeft aangepast.
De rechtbank acht aldus niet wettig en overtuigend bewezen dat het ongeval is veroorzaakt door onvoorzichtig of onoplettend rijgedrag van verdachte.
Uit voorgaande volgt dat de rechtbank evenmin bewezen acht dat verdachte door zijn rijgedrag het gevaar heeft veroorzaakt zoals bedoeld in het subsidiair tenlastegelegde.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en mr. A.H. toe Laer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2020.
Buiten staat
Mr. N.J.C. Monincx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.