ECLI:NL:RBOVE:2020:281

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
08.101322.18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 24 januari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man die op 20 mei 2018 een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt in Tilligte, gemeente Dinkelland. De verdachte, die onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol verkeerde, raakte met zijn auto een 81-jarige vrouw op het fietspad, waardoor zij zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de man, die alcoholverslaafd is, niet alleen onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, maar ook dat hij de waarschuwingen van andere weggebruikers negeerde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en kreeg een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholverslaving en de stappen die hij heeft ondernomen om deze aan te pakken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.101322.18 (P)
Datum vonnis: 24 januari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende in de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 januari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Agelink en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw, mr. L.M.F. Aarts, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:onder invloed van alcohol, zodanig onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, dan wel dat hij zodanig heeft gereden dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
feit 2:als bestuurder van een motorrijtuig teveel alcohol had genuttigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 20 mei 2018 te Tilligte in de gemeente Dinkelland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Tilligte en/of gaande in de richting Denekamp, daarmee rijdende op de weg, de Ootmarsumsestraat (N349),
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank,
niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het verloop van het direct voor het gelegen weggedeelte van die weg (de Ootmarsumsestraat (N349) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
in een in die weg (de Ootmarsumsestraat (N349)) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting flauw naar links verlopende bocht, met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) , geheel of gedeeltelijk in de gezien, zijn verdachtes rijrichting rechter berm van die weg (de Ootmarsumsestraat (N349)) is terecht gekomen, naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in een slip is geraakt en/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 76 lid 1 van voormeld reglement , zich aan de linkerzijde van een ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken van die weg (de Ootmarsumsestraat (N349)) aangebrachte doorgetrokken streep, inhoudende: “Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen” , heeft bevonden en/of
(al slippende) waarbij dat motorrijtuig aan de rechtse achterzijde is uitgebroken en/of ongeveer 180 graden is gedraaid en/of op het gezien, zijn verdachtes rijrichting aan de linker zijde van die weg (de Ootmarsumsestraat (N349)) gesitueerde fiets/bromfietspad is terechtgekomen en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op dat fiets/bromfietspad rijdende, toen uit tegenovergestelde richting dicht genaderd zijnde bestuurster van een fiets en/of die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2018 te Tilligte in de gemeente Dinkelland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Tilligte en/of gaande in de richting Denekamp, daarmee heeft gereden op de weg, de Ootmarsumsestraat (N349) en
in een in die weg (de Ootmarsumsestraat (N349)) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting flauw naar links verlopende bocht, met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) , geheel of gedeeltelijk in de gezien, zijn verdachtes rijrichting rechter berm van die weg (de Ootmarsumsestraat (N349)) is terecht gekomen, naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in een slip is geraakt en/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 76 lid 1 van voormeld reglement , zich aan de linkerzijde van een ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken van die weg (de Ootmarsumsestraat (N349)) aangebrachte doorgetrokken streep, inhoudende: “Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen” , heeft bevonden en/of
(al slippende) waarbij dat motorrijtuig aan de rechtse achterzijde is uitgebroken en/of ongeveer 180 graden is gedraaid en/of op het gezien, zijn verdachtes rijrichting aan de linker zijde van die weg (de Ootmarsumsestraat (N349)) gesitueerde fiets/bromfietspad is terechtgekomen en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op dat fiets/bromfietspad rijdende, toen uit tegenovergestelde richting dicht genaderd zijnde bestuurster van een fiets en/of die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 20 mei 2018 te Tilligte, gemeente Dinkelland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1430 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op zondag 20 mei 2018, even na 12 uur, rijdt getuige [getuige 1] , samen met getuige [getuige 2] , in een auto van Rossum naar Ootmarsum. Zij zien dan een zwarte Fiat Punto en het valt de getuigen op dat de Fiat geruime tijd, met wisselende snelheid, slingerend over de middenstreep op het wegdek rijdt en enkele malen bijna in de berm terecht komt. Zij zien hoe andere weggebruikers moeten uitwijken om een aanrijding te voorkomen. Getuigen vermoeden dat de bestuurder onder invloed van alcohol of drugs is. Als de getuigen dichter bij de Fiat komen, gebruikt getuige [getuige 1] zijn claxon om de bestuurder van de Fiat op zijn gevaarlijke rijgedrag te wijzen.
Getuige [getuige 2] belt om 12:26 uur de politie om te zeggen dat zij het vermoeden heeft dat de bestuurder van de Fiat onder invloed van alcohol of drugs is. Ze geeft het kenteken van de Fiat door aan de politie.
Rond 12.30 uur, komt bij de politie een melding binnen dat vanaf Ootmarsum, rijdend in de richting van Rossum, een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken] slingerend rijdt, waardoor er bijna een aanrijding is veroorzaakt. Het vermoeden is dat de bestuurder van de auto onder invloed van alcohol of drugs is.
Rond 12.50 uur fietst getuige [getuige 3] over het fietspad van de Ootmarsumsestraat te Tilligte achter twee oudere personen, een man en een vrouw, ook op de fiets. Plotseling hoort hij het geluid van slippende banden en ziet dan hoe een personenauto, komende uit de richting van Tilligte, op het fietspad terechtkomt. De man die voor de getuige fietst kan nog net naar links uitwijken, de vrouw klapt op de achterkant van de auto. Getuige ziet hoe de vrouw wel twee meter de lucht in vliegt.
Getuige [getuige 4] (dan 84 jaar) fiets die ochtend met zijn vrouw, [slachtoffer] (dan 81 jaar), vanuit de richting Denekamp in de richting van Tilligte over het fietspad naast de Ootmarsumsestraat, als hij plotseling een auto, achterwaarts, met hoge snelheid, het fietspad op ziet rijden. Getuige [getuige 4] hoort een harde knal. Hij stapt van zijn fiets en ziet dan dat zijn vrouw in de berm naast de sloot ligt. In eerste instantie denkt getuige [getuige 4] dat zijn vrouw is overleden maar dat blijkt niet het geval te zijn. [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) wordt met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd.
De ter plaatse gekomen verbalisanten zien een zwaar gewond slachtoffer op de grond liggen. Daarbij staat een Fiat Punto met kenteken [kenteken] , welke bij de aanrijding betrokken is. Omdat verbalisanten constateren dat de adem van verdachte naar alcohol ruikt, wordt verdachte om 13:09 uur gevorderd mee te werken aan een voorlopige ademtest. Uit deze voorlopige test blijk dat verdachte alcohol heeft gebruikt, waarop hij wordt aangehouden en naar het politiebureau vervoerd voor een ademanalyse. Om 14:07 uur blijkt daar dat het ademalcoholgehalte van verdachte 1430 µg/l alcohol per liter uitgeademde lucht bedraagt.
De forensische opsporing van de politie heeft een Verkeers Ongevallen Analyse (VOA) opgemaakt. Zij concluderen dat verdachte, rijdend over de Ootmarsumsestraat in de richting van Denekamp, in een flauwe bocht naar links in de rechterberm terecht kwam. In reactie daarop heeft verdachte sterk naar links gestuurd waardoor de auto in een slip is geraakt, roteerde en vervolgens, al slippend, via de linker rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, via de linker berm (gezien vanuit verdachtes rijrichting) achterwaarts op het daarnaast gelegen fietspad terecht kwam. Aan het einde van de slip, remde verdachte niet, maar trapte het koppelingspedaal in en liet de auto achterwaarts uitrollen. Op het fietspad raakte de auto eerst het slachtoffer en kwam vervolgens tot stilstand tegen een ANWB paal.
Uit de geneeskundige verklaring opgemaakt op 18 januari 2019 blijkt dat het slachtoffer vijf ribben, het jukbeen, de oogkasholte, de bovenkaak, het sleutelbeen, het rechter onderbeen en een wervel heeft gebroken en bloedingen in en rondom de hersenen, naast diverse schaafwonden opgelopen heeft. Het slachtoffer heeft enkele weken op de intensive care gelegen.
Het slachtoffer heeft in december 2018 verklaard dat haar hele leven door de aanrijding is veranderd. Zij is nog steeds duizelig, kan niet fietsen of autorijden en nog maar korte afstanden lopen, waardoor zij zeer afhankelijk van haar man, kinderen en kleinkinderen is geworden, terwijl zij voor het ongeluk een zelfstandige en ondernemende vrouw was.
Verdachte heeft verklaard dat hij de avond voor het ongeluk flink had gedronken. Die ochtend had hij ook al vier blikken bier gedronken. Hij zou zijn kinderen, die bij zijn ex verbleven, om 10 uur zien. Doordat hij zich had verslapen en hij te laat bij zijn kinderen zou komen, raakte hij in paniek. Hij wilde niet wachten totdat iemand hem naar zijn kinderen kon brengen en besloot om zelf de auto te nemen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden, als gevolg waarvan sprake is van een zeer hoge mate van schuld aan de aanrijding in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Verdachte heeft onder invloed van alcoholhoudende drank een ongeval veroorzaakt waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Ten aanzien van feit 1:
  • Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, door verbalisant [verbalisant] , dossierpagina’s 51 – 89;
  • Het proces-verbaal rijden onder invloed, door verbalisant [verbalisant] , dossierpagina’s 23 – 26;
  • De geneeskundige verklaring van 18 januari 2019, door drs. A.J. Schrooyen, forensisch arts;
  • Het proces-verbaal van terechtzitting van 10 januari 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 2:
  • Het proces-verbaal rijden onder invloed, door verbalisant [verbalisant] , dossierpagina’s 23 – 26;
  • Het proces-verbaal van terechtzitting van 10 januari 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij op 20 mei 2018 te Tilligte in de gemeente Dinkelland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Tilligte en gaande in de richting Denekamp, daarmee rijdende op de weg, de Ootmarsumsestraat (N349),
zeer onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
onder invloed van alcohol,
in onvoldoende mate heeft gelet op het verloop van het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de Ootmarsumsestraat (N349)) en het zich daarop bevindende verkeer en
in een in die weg (de Ootmarsumsestraat (N349)) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting flauw naar links verlopende bocht, met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), gedeeltelijk in de gezien, zijn verdachtes rijrichting rechter berm van die weg (de Ootmarsumsestraat (N349)) is terecht gekomen, naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan en in een slip is geraakt en
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
in strijd met het gestelde in artikel 76 lid 1 van voormeld reglement, zich aan de linkerzijde van een ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken van die weg (de Ootmarsumsestraat (N349)) aangebrachte doorgetrokken streep, inhoudende: “Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van een doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen”, heeft bevonden en
(al slippende) waarbij dat motorrijtuig aan de rechter achterzijde is uitgebroken en ongeveer 180 graden is gedraaid en op het gezien, zijn verdachtes rijrichting aan de linker zijde van die weg (de Ootmarsumsestraat (N349)) gesitueerde fiets/bromfietspad is terechtgekomen en
is gebotst tegen een op dat fiets/bromfietspad rijdende, toen uit tegenovergestelde richting dicht genaderd zijnde bestuurster van een fiets en die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor bij een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel is ontstaan en
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij op 20 mei 2018 te Tilligte, gemeente Dinkelland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1430 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175 en 176 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor aan anderen zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet;
feit 2
het misdrijf:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier jaren met aftrek van 180 dagen, zijnde de tijd waarin verdachte zijn rijbewijs al kwijt is geweest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een lagere straf dan de officier van justitie eist bepleit en daarbij gewezen op de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de verantwoordelijkheid die verdachte voor de feiten heeft genomen en hoe verdachte zijn leven sindsdien een positieve draai heeft gegeven door aan zijn alcoholverslaving te werken.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto aan het verkeer deelgenomen, na het gebruik van een forse hoeveelheid alcohol. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de avond daarvoor zestien tot achttien halve liters bier heeft gedronken en de bewuste ochtend nog een stuk of vier blikken. Verdachte is vervolgens in de auto gestapt zonder ook maar enig moment stil te staan bij het gevaar dat hij zou kunnen veroorzaken en het letsel dat hij bij medeweggebruikers zou kunnen veroorzaken. Verdachte heeft volstrekt onverantwoord aan het verkeer deelgenomen en op onaanvaardbare wijze medeweggebruikers in gevaar gebracht. Waarschuwingen van medeweggebruikers heeft hij genegeerd. Toen de auto aan de rechterzijde in de berm raakte, is deze, omdat verdachte te veel naar links te sturen, in een slip gekomen en vervolgens heeft verdachte, in plaats van te remmen en zeer waarschijnlijk ten gevolge van zijn alcoholgebruik, het koppelingspedaal ingedrukt waardoor de auto niet tot stilstand kwam alvorens de auto het slachtoffer kon raken, maar via de linker berm op het daarnaast gelegen fietspad terecht kwam. Daar is verdachte met zijn auto in aanrijding gekomen met het slachtoffer, waarbij zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Haar man kon een aanrijding met de auto van verdachte voorkomen.
Het ongeval heeft grote gevolgen gehad voor het slachtoffer, zoals blijkt uit de
medische stukken waarin onder meer het letsel van het slachtoffer en het revalidatietraject worden beschreven en de schriftelijke slachtofferverklaring zoals deze ter zitting is voorgedragen.
De reclassering heeft over de verdachte gerapporteerd. Beschreven wordt dat verdachte sinds 2001 verslaafd is aan alcohol. Lange tijd heeft hij dat voor zijn familie en op zijn werk verborgen weten te houden. In 2017 is verdachte gescheiden, waarbij de alcoholverslaving een rol speelde. Hulpverlening door Tactus Verslavingszorg bleek onvoldoende, omdat verdachte niet intrinsiek gemotiveerd was. Naar aanleiding van onderhavige feiten heeft verdachte op eigen initiatief contact opgenomen met SolutionS, waar hij, onder andere, een klinische met aansluitend een ambulante behandeling heeft ondergaan. De verdachte zou inmiddels ruim vijftien maanden abstinent zijn.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten straftoemeting als uitgangspunt genomen. De verdachte heeft een zeer hoge mate van schuld aan het ongeval. Volgens de oriëntatiepunten is het uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van een zeer hoge mate van schuld, met als gevolg zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer en waarbij sprake is van strafverzwarende omstandigheden als rijden onder invloed en het overtreden van overige verkeersregels, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier jaren. Daarin is de eendaadse samenloop van overtreding van artikel 6 WVW 1994 met overtreding van artikel 8 WVW 1994 verdisconteerd.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte er ter terechtzitting blijk van heeft gegeven zeer aangedaan te zijn door het ongeval, hij zelf initiatief heeft genomen om aan zijn alcoholverslaving te werken en hij ook op andere gebieden een aantal positieve stappen in zijn leven lijkt te hebben gezet.
Het vorenstaande leidt ertoe dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van drie jaren wordt opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Anders dan de reclassering heeft geadviseerd acht de rechtbank een meldplicht bij en toezicht door de reclassering bij het nakomen van genoemde voorwaarde geboden.
De rechtbank zal daarnaast aan de verdachte de door de officier van justitie gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier jaren opleggen, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs ingevorderd c.q. ingehouden is geweest.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 55 Sr en 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor aan anderen zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet;
feit 2:overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair en feit 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jaarde navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Tactus Verslavingszorg, Dokter Stolteweg 58 in Zwolle, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd, waarin het rijbewijs voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak reeds ingevorderd en ingehouden is geweest bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde ontzegging geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. F.C. Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2020.
Buiten staat:
mr. C.C.S. Bordenga-Koppes is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018218839. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.