ECLI:NL:RBOVE:2020:2761

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
08-115305-20 en 08-009635-20 (gevoegd) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging met vuurwapen, verboden wapenbezit en diefstal

Op 25 augustus 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 32-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De man werd schuldig bevonden aan bedreiging met een vuurwapen, verboden wapenbezit en diefstal. De zaak kwam voort uit een incident op 27 april 2020, waarbij de man zijn toenmalige vriendin bedreigde met een vuurwapen, omdat hij vermoedde dat zij vreemdging. Tijdens deze confrontatie bedreigde hij twee personen met het vuurwapen, omdat zij mogelijk meer wisten over de situatie. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder ambulante behandeling en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank oordeelde dat de man impulsief en agressief had gehandeld, wat gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, en de rechtbank volgde deze eis, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd. De rechtbank achtte het belangrijk dat de man de nodige behandeling en begeleiding zou krijgen om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08-115305-20 en 08-009635-20 (gevoegd) (P)
Datum vonnis: 25 augustus 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
thans verblijvende: P.I. Arnhem te Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 augustus 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. H.W. Bongers, advocaat te Ommen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 11 augustus 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08-115305-20
feit 1:op 27 april 2020 [aangever 1] en/of [aangever 2] met een vuurwapen heeft bedreigd;
feit 2:op 27 april 2020 een vuurwapen in zijn bezit had;
parketnummer 08-009635-20:op 12 januari 2020 een hondenriem heeft gestolen bij de [bouwmarkt] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08-115305-20
1.
hij op of omstreeks 27 april 2020 te Zwolle, in elk geval in Nederland, [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling door, nadat hij een vuurwapen had doorgeladen,
- het voornoemde vuurwapen op die [aangever 1] en/of [aangever 2] te richten en/of gericht te houden en/of
- met het voornoemde vuurwapen in de nabijheid van die [aangever 1] en/of [aangever 2] in de grond en/of lucht te schieten;
2.
hij op of omstreeks 27 april 2020 te Zwolle, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Smith & Wesson, model 439, kaliber 9 mm Luger, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
parketnummer 08-009635-20
hij op of omstreeks 12 januari 2020 te Zwolle een (honden)riem, in elk geval enig (winkel)goed (ter waarde ad € 12,50), dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bouwmarkt] (locatie [adres 2] ), heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de ten laste gelegde bedreiging heeft de raadsman aangevoerd dat het gedeelte “nadat hij een vuurwapen had doorgeladen” niet kan worden bewezen met betrekking tot het eerste gedachtestreepje, omdat verdachte pas vlak voordat hij in de grond schoot het wapen heeft doorgeladen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1 en 2 onder parketnummer 08-115305-20 en het ten laste gelegde onder parketnummer 08-009635-20 heeft begaan.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van deze ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 08-115305-20 [1]
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 augustus 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 6 mei 2020, pagina’s 46 tot en met 48;
3. het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 28 april 2020, pagina 31;
4. het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict van verbalisant [verbalisant 4] van 11 mei 2020, pagina’s 73 en 74;
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 08-009635-20 [2]
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 augustus 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] van 12 januari 2020, pagina’s 11 en 12;
3. het proces-verbaal van aanhouding door burger van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] van 12 januari 2020, pagina 5.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08-115305-20
1.
hij op 27 april 2020 te Zwolle, [aangever 1] en [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door,
- het voornoemde vuurwapen op die [aangever 1] en/of [aangever 2] te richten en/of gericht te houden en nadat hij een vuurwapen had doorgeladen,
- met het voornoemde vuurwapen in de nabijheid van die [aangever 1] en [aangever 2] in de grond te schieten;
2.
hij op 27 april 2020 te Zwolle, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Smith & Wesson, model 439, kaliber 9 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
parketnummer 08-009635-20
hij op 12 januari 2020 te Zwolle een hondenriem, ter waarde ad € 12,50, die toebehoorde aan [bouwmarkt] (locatie [adres 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en 26 Wet wapens en munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08-115305-20
feit 1
het misdrijf:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
parketnummer 08-009635-20
het misdrijf:diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, onder meer onder verwijzing naar de richtlijnen voor strafvordering van het Openbaar Ministerie, gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen, met uitzondering van het contactverbod, de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te worden verbonden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de zaak af te doen met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een voorwaardelijk deel van ongeveer zes maanden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en een bedreiging met dat vuurwapen. Verdachte was boos op zijn toenmalige vriendin omdat zij vermoedelijk vreemdging en hij werd door [aangever 1] en [aangever 2] daarmee geconfronteerd, omdat zij daar mogelijk meer van wisten. Na een eerste confrontatie waarbij verdachte zijn pistool al op beiden had gericht, fietste verdachte weg. Verdachte kwam daarna echter terug en zocht nogmaals de confrontatie met [aangever 1] en [aangever 2] . Tijdens die tweede confrontatie heeft verdachte wederom zijn pistool gepakt en daarmee in de grond geschoten omdat hij hen duidelijk wilde maken dat het echt was. Verdachte heeft impulsief en agressief gehandeld. Door in het openbaar op deze lichtzinnige manier gebruik te maken van een vuurwapen, heeft verdachte gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Naast genoemde feiten heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan de diefstal van een hondenriem bij de [bouwmarkt] . Dit is een ergerlijk feit, waarmee verdachte overlast bij de aangever heeft veroorzaakt.
De rechtbank overweegt dat de landelijke richtlijnen voor strafoplegging (LOVS-oriëntatiepunten) als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van het pistool vermeld in feit 2 (categorie III.1) een gevangenisstraf van drie maanden geven. De rechtbank Amsterdam hanteert eigen oriëntatiepunten met hogere straffen voor (onder meer) vuurwapenbezit, omdat in Nederland en in het bijzonder in Amsterdam het vuurwapenbezit en -gebruik een groot en toenemend maatschappelijk probleem is. Deze Amsterdamse oriëntatiepunten vermelden een gevangenisstraf van twaalf maanden voor het voorhanden hebben van het pistool in de openbare ruimte. Naar het oordeel van de rechtbank is het vuurwapenbezit en – gebruik niet alleen in Amsterdam een groot en toenemend maatschappelijk probleem, maar in heel Nederland.
De rechtbank is van oordeel dat de huidige landelijke oriëntatiepunten niet langer uitgangspunt kunnen vormen in situaties als de onderhavige, waarbij het voorhanden hebben en gebruiken van een vuurwapen zonder reden in de openbare ruimte een enorm maatschappelijk risico oplevert waar alleen een substantiële gevangenisstraf recht doet als reactie daar op.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 8 juli 2020, opgemaakt en ondertekend door mevrouw L. Verheij, reclasseringswerker. Uit dit rapport komt naar voren dat verdachte is gediagnosticeerd met ADHD en dit lijkt van directe invloed te zijn geweest op de gepleegde feiten. Daarbij was verdachte ten tijde van de ten laste gelegde handeling onder invloed van amfetamine en alcohol, hetgeen de mate van impulsiviteit bij verdachte heeft vergroot en zijn remmingen heeft verlaagd. De reclassering stelt de indruk te hebben dat verdachte oprecht gemotiveerd is om zijn leven een positieve wending te geven. Dit wordt onderschreven doordat hij in detentie aan zelfstudie heeft gedaan en zich volgens het referentencontact ontvankelijk opstelt voor interventies vanuit de casemanagers van PI Arnhem. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De reclassering verwacht dat een voorwaardelijk strafdeel fungeert als goedwerkende stok achter de deur en adviseert dan ook oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan een zestal bijzondere voorwaarden verbonden.
De rechtbank acht gelet op de bewezen verklaarde feiten, waarbij het voorhanden hebben van een vuurwapen en het daarmee dreigen het meeste gewicht in de schaal leggen, een vrijheidsstraf van enige duur een passende sanctie. De rechtbank acht het daarnaast van belang dat verdachte de behandeling en begeleiding krijgt die noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is en zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel verbindt de rechtbank de na te melden door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden met uitzondering van het contactverbod,.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr en 55 WWM.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte de feiten 1 en 2 ten laste gelegd onder parketnummer 08-115305-20 en het ten laste gelegde onder parketnummer 08-009635-20 heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-115305-20
feit 1
het misdrijf:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
parketnummer 08-009635-20
het misdrijf:diefstal;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor de feiten 1 en 2 ten laste gelegd onder parketnummer 08-115305-20 en het onder parketnummer 08-009635-20 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen drie dagen na de uitspraak meldt bij Reclassering Tactus, Dokter Scholteweg 58 in Zwolle of via het telefoonnummer 088-382 2997, waarna verdachte zich moet blijven melden, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht. Verdachte dient zich daarbij te houden aan de afspraken en aanwijzingen van Reclassering Tactus, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de methodiek ‘Stap voor Stap’ en/of urinecontroles op de door de reclassering te bepalen tijdstippen;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, ter beoordeling van de reclassering. Verdachte dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider van de gedragsinterventie;
- zich ambulant laat behandelen bij de ambulante verslavingszorg van Tactus of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de huisregels en de aanwijzingen die door of namens de zorgverlener zullen worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Wanneer er een grote
kans op risicovolle situaties ontstaat door bijvoorbeeld psychiatrische problematiek of ernstig middelengebruik, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een
kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte dient inzicht te geven in zijn financiën en schulden;
- zich ambulant laat begeleiden door het RIBW of soortgelijke instelling gedurende de hele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht, waarbij verdachte zich houdt aan de regels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.J.C. Monincx, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2020.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, districtsrecherche IJsselland met nummer PL0600-2020188021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, flexteam IJsselland met nummer PL0600-2020018801. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.