ECLI:NL:RBOVE:2020:2695

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
C/08/252215 / KG ZA 20-160
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schorsing ontruiming door Beter Wonen

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een kort geding aangespannen tegen de Almelo's Woningstichting Beter Wonen. Eiser vorderde dat de voorzieningenrechter Beter Wonen zou verbieden de aangezegde ontruiming van het gehuurde door te zetten. De vordering is ingediend op 28 juli 2020, en de mondelinge behandeling vond plaats op 29 juli 2020 via een Skype-verbinding. Eiser werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.J. van der Have, terwijl Beter Wonen werd vertegenwoordigd door een gemachtigde van Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar.

De achtergrond van het geschil betreft een eerdere uitspraak van de kantonrechter op 9 juni 2020, waarin de huurovereenkomst tussen eiser en Beter Wonen werd ontbonden, met de voorwaarde dat eiser de woning moest verlaten indien hij in gebreke zou blijven met de huurbetalingen. Eiser stelde dat hij zich aan de voorwaarden had gehouden en dat Beter Wonen misbruik maakte van haar executiebevoegdheid door de ontruiming aan te zeggen zonder hem de kans te geven aan het vonnis te voldoen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat Beter Wonen beschikte over een geldige ontruimingstitel en dat eiser onvoldoende had aangetoond dat de tenuitvoerlegging van het vonnis tot een noodtoestand zou leiden. De voorzieningenrechter wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die aan de zijde van Beter Wonen werden begroot op € 656,00. Het vonnis werd uitgesproken op 12 augustus 2020 door mr. A.E. Zweers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : C/08/252215 / KG ZA 20-160
Vonnis in kort geding van 12 augustus 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
advocaat: mr. C.J. van der Have te 's-Gravenhage,
tegen
de stichting,
ALMELOSE WONINGSTICHTING BETER WONEN,
gevestigd te Almelo,
gedaagde partij, hierna te noemen Beter Wonen,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar.

1.De procedure

1.1.
Het kort geding is bij dagvaarding van 28 juli 2020 ingeleid. Bij de dagvaarding zijn producties overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 29 juli 2020 via een Skype-verbinding. Daarbij zijn verschenen [eiser] , bijgestaan door mr. C.J. van der Have. Voor Beter Wonen is verschenen de heer [A] , bijgestaan door mevrouw [B] van Wigger Van het Laar. Beide partijen hebben hun standpunt mondeling nader toegelicht. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] huurt een woning aan [het adres] te [woonplaats] van Beter Wonen. De maandelijkse huur bedraagt € 519,20.
2.2.
Tussen partijen is bij deze rechtbank, Team kanton en handelsrecht, een zaak aanhangig geweest onder zaaknummer 8313101 CV EXPL 20-383. In die zaak heeft de kantonrechter vonnis gewezen op 9 juni 2020.
2.3.
De kantonrechter heeft in dit vonnis overwogen dat de overeenkomst wordt ontbonden en [eiser] wordt veroordeeld om de woning te verlaten en te ontruimen, indien en zodra binnen één jaar na het vonnis aan de in het vonnis genoemde voorwaarde – te weten: in gebreke zijn met de tijdige betaling van de maandelijkse huurpenningen aan Beter Wonen – is voldaan.
2.4.
Beter Wonen heeft bij deurwaardersexploot van 2 juli 2020 het vonnis aan [eiser] betekend en de ontruiming van de woning aangezegd tegen 29 juli 2020.

3.Het geschil

2.5.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- Beter Wonen te verbieden de aangezegde ontruiming van het gehuurde op
29 juli 2020 door te zetten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 100.000,00,
- Beter Wonen te veroordelen in de proceskosten, nakosten daaronder begrepen.
2.6.
Samengevat weergegeven is daartoe het volgende aangevoerd. [eiser] heeft zich na de betekening van het vonnis aan hem op 2 juli 2020, steeds gehouden aan de voorwaarden van het vonnis. [eiser] heeft de huurpenningen over de maanden januari tot en met augustus 2020 voldaan. Voor zover Beter Wonen erop wil wijzen dat [eiser] de huur van de maand juli 2020 niet tijdig zou hebben voldaan, wijst [eiser] er op dat hij pas door de betekening van het vonnis op 2 juli 2020 bekend is geworden met het vonnis. [eiser] kon in juli dan ook geen gevolg geven aan het vonnis. Indien Beter Wonen het vonnis wenst te executeren terwijl [eiser] redelijkerwijs niet in de gelegenheid is gesteld om eerst aan het vonnis te voldoen, dan maakt zij misbruik van haar executiebevoegdheid. Meer subsidiair meent [eiser] dat het vonnis pas vanaf 2 juli 2020 jegens hem werking had, omdat [eiser] het pas op die datum heeft ontvangen.
2.7.
Beter Wonen heeft gemotiveerd verweer gevoerd dat (kort gezegd) strekt tot afwijzing van de vordering. Samengevat weergegeven voert zij het navolgende aan. [eiser] heeft meerdere malen niet op tijd de huurpenningen voldaan en er zijn meerdere betalingsregelingen getroffen die [eiser] niet is nagekomen. Daarnaast is [eiser] in het verleden de gemaakte afspraken in het addendum niet nagekomen. Beter Wonen heeft [eiser] meerdere kansen gegeven om in de woning te blijven wonen en de huur op tijd te betalen. Dit alles heeft niet mogen baten. Beter Wonen heeft gelet op de voorgeschiedenis en de herhaalde wanprestaties geen vertrouwen meer in een tijdige betaling van de maandelijkse huurtermijnen door [eiser] . Beter Wonen wenst gelet op het voorgaande alsnog het vonnis van 9 juni 2020 te executeren en daarmee over te gaan tot ontruiming van de woning.
2.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het vereiste spoedeisend belang is in deze zaak, gelet op de aard van de vordering en al hetgeen daaromtrent is gesteld en toegelicht, aanwezig zodat [eiser] ontvankelijk is in de onderhavige vordering.
3.2.
Vooropgesteld wordt dat Beter Wonen beschikt over een geldige ontruimingstitel in de vorm van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van 9 juni 2020.
3.3.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant - mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
3.4.
[eiser] heeft gesteld dat hij het vonnis van 9 juni 2020 pas op het moment van betekening door Beter Wonen heeft ontvangen. De voorzieningenrechter volgt dit betoog niet en overweegt als volgt. Ingevolge het beleid van de Rechtspraak krijgen alle betrokken partijen een exemplaar van het vonnis toegezonden. Overigens laat dat vonnis onverlet, dat [eiser] reeds uit hoofde van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst maandelijks gehouden was de huurpenningen tijdig aan Beter Wonen te voldoen. [eiser] heeft erkend dat hij de huur voor de maand juli niet tijdig heeft voldaan, waardoor is voldaan aan de door de kantonrechter geformuleerde voorwaarde.
3.5.
Het is onvoldoende gebleken dat door de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal ontstaan. Dat [eiser] na de ontruiming van de woning niet langer over (deze) woonruimte kan beschikken, is inherent aan de door de kantonrechter uitgesproken ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter wordt geacht reeds met deze omstandigheid rekening te hebben gehouden in het vonnis van 9 juni 2020, zodat deze omstandigheid volgens vaste rechtspraak, hoe ingrijpend ook, geen noodtoestand in bovengenoemde zin oplevert. Andere feiten of omstandigheden waaruit een noodtoestand kan worden afgeleid, zijn gesteld noch gebleken.
3.6.
De stelling van [eiser] dat Beter Wonen haar executiebevoegdheid misbruikt door het vonnis te executeren terwijl [eiser] redelijkerwijs niet in de gelegenheid is gesteld om eerst aan het vonnis te voldoen, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd, zodat zulks in dit geding geenszins aannemelijk is geworden.
3.7.
Ter zitting is zijdens Beter Wonen voor wat betreft de ontruimingstermijn toegezegd dat zij niet op de dag van de mondelinge behandeling van dit kort geding zal overgaan tot ontruiming en de uitkomst van de onderhavige procedure zal afwachten. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat Beter Wonen niet eerder dan 14 dagen na betekening van het vonnis in dit kort geding zal overgaan tot ontruiming.
3.8.
Alles afwegende komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de gevorderde voorziening wordt afgewezen.
3.9.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Beter Wonen worden begroot op:
-griffierecht € 656,00
Totaal € 656,00

4.De beslissing in kort geding

De voorzieningenrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Beter Wonen begroot op
€ 656,00;
4.3.
verklaart onderdeel 4.2. van het dictum uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2020. (ST)