Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
- Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] met bijlagen van 25 april 2018, pagina’s 28 tot en met 95;
- Het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 juli 2020, inhoudende de verklaring van verdachte;
- Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] met bijlagen van 9 april 2018, pagina’s 97 tot en met 136;
- Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] met bijlagen van 2 mei 2018, pagina’s 138 tot en met 143;
- Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5] met bijlagen van 26 april 2018, pagina’s 145 tot en met 157;
- Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 6] van 26 april 2018, pagina’s 159 en 160;
- Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 7] met bijlagen van 1 mei 2018, pagina’s 176 tot en met 185;
- Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 8] met bijlagen van 9 april 2018, pagina’s 187 tot en met 226;
- Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 9] van 23 mei 2018, pagina’s 228 en 229;
- Het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 juli 2020, inhoudende de verklaring van verdachte;
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De schade van benadeelden
[benadeelde 1]zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
[aangever]zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 172,43, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
[benzinestation 3]zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 55,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
[benadeelde 1]. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk.
[benadeelde 3]. De opgevoerde schadepost is niet volledig erkend, maar is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 565,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de niet weersproken stelling van [benadeelde 3] impliceert dat er geen sprake is van subrogatie.
[benadeelde 4]. De opgevoerde schadepost is niet volledig erkend, maar is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 420,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de niet weersproken stelling van [benadeelde 4] impliceert dat er geen sprake is van subrogatie.
[benadeelde 5]. De opgevoerde schadepost is niet betwist en is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
[benadeelde 8]. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De benadeelde partij zal voor de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard nu het een vermogensdelict betreft en ten aanzien van de psychische gevolgen geen in de psychiatrie erkend ziektebeeld is geconstateerd, althans heeft de benadeelde partij dit niet onderbouwd. Het alsnog in de gelegenheid stellen om de juridische grondslag van dit deel van vordering te onderbouwen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 417,04, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
[benadeelde 6]. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 994,40, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat verdachte:
bijzondere voorwaardendat verdachte:
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 11.315,34,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 91 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 565,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 420,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 8 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 400,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 8 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 417,04,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 8 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 994,40,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 19 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 55,55,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 april 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2020.