ECLI:NL:RBOVE:2020:2626

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 augustus 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
08-269409-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit en handel in harddrugs met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

Op 11 augustus 2020 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 25-jarige man, die werd beschuldigd van het bezit en de handel in harddrugs, waaronder cocaïne, MDMA en heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 4 oktober 2019 tot en met 10 november 2019 betrokken was bij de handel in deze verdovende middelen. Tijdens een doorzoeking op 10 november 2019 in de woning van de verdachte en zijn medeverdachte, zijn aanzienlijke hoeveelheden cocaïne, MDMA en hasj aangetroffen. De verdachte werd op 10 november 2019 aangehouden na de ontdekking van drugs in zijn woning, waar hij samen met zijn medeverdachte verbleef. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de handel in heroïne, waar hij van werd vrijgesproken. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk, en verklaarde een geldbedrag van € 346,- verbeurd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met de persoon van de verdachte, die niet eerder voor drugsgerelateerde feiten in aanraking was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-269409-19 (P)
Datum vonnis: 11 augustus 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 juli 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Grooters en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. C.T. Pittau, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 4 oktober 2019 tot en met 10 november 2019 harddrugs heeft gedeald;
feit 2:op 10 november 2019 harddrugs aanwezig had;
feit 3:in de periode van 4 oktober 2019 tot en met 10 november 2019 hennep/hasj heeft gedeald / aanwezig had;
feit 4:op 10 november 2019 hennep/hasj voorhanden had.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 oktober 2019 tot en met 10 november 2019 te Zwolle, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA/MDA,
zijnde cocaïne en/of heroïne en/of MDMA/MDA (telkens) een middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 10 november 2019 te Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 1,37 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
- ongeveer 1,78 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
- ongeveer 55 XTC pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA/MDA, zijnde MDMA/MDA,
- ongeveer 5 XTC pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA/MDA, zijnde MDMA/MDA,
- ongeveer 2,79 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
- ongeveer 4,39 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
- ongeveer 1,36 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne en/of,
- ongeveer 0,61 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks 4 oktober 2019 tot en met 10 november 2019 te Zwolle, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 730 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep/hasj, zijnde hennep/hasj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op 10 november 2019 te Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 730 gram, hennep/hasj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep/hasj, zijnde hennep/hasj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de handel in cocaïne en MDMA/MDA, zoals onder 1 ten laste is gelegd, wettig en overtuigend kan worden bewezen. Van de handel in heroïne dient verdachte te worden vrijgesproken. Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde heeft de officier van justitie gesteld dat enkel de handel in hasj, en dus niet in hennep, wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard. Het aanwezig hebben van harddrugs en softdrugs zoals dat ten laste is gelegd onder 2 en 4, kan eveneens wettig en overtuigend worden bewezen, met dien verstande dat alleen het voorhanden hebben van hennep, en dus niet van hasj, bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde dealen van heroïne niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte dient ook te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde bezit van 1,37 gram cocaïne, omdat deze drugs zijn aangetroffen in het heuptasje van de medeverdachte [medeverdachte] . De raadsman zet vraagtekens bij de wetenschap van verdachte ten aanzien van de overigens in de woning aangetroffen verdovende middelen. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 en 4 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe ten aanzien van feit 3 aangevoerd dat niet duidelijk is in welke hoeveelheid hennep/hasj is gehandeld, zodat niet kan worden bewezen dat het ging om een hoeveelheid van meer dan 30 gram. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman gesteld dat de opsteller van de tenlastelegging met ‘730 gram hennep/hasj’ evident doelde op de hoeveelheid hasj die is aangetroffen in de rugtas op de slaapkamer van medeverdachte [medeverdachte] en niet op de 45 gram hennep die is aangetroffen op de slaapkamer van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank is, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode ook heroïne heeft gedeald. De rechtbank zal daarom verdachte van het dealen van heroïne vrijspreken.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit voor het overige heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 juli 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 10 november 2019, pagina’s 36 tot en met 40;
3. het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 12 november 2019, pagina 141 tot en met 142 met bijlagen (pagina 143-322);
4. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 18 november 2019, pagina 325-326;
5. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 18 november 2019, pagina 327-328;
6. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 18 november 2019, pagina 329-330.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 10 november 2019 is medeverdachte [medeverdachte] in de binnenstad van Zwolle aangehouden. Bij zijn fouillering is in zijn heuptasje 1,37 gram cocaïne aangetroffen. Na zijn aanhouding heeft op [adres 2] te Zwolle, het woonadres van medeverdachte [medeverdachte] , een doorzoeking plaatsgevonden. Tijdens de doorzoeking kwam verdachte, die daar ook woonde, binnenlopen. Omdat verdachte verklaarde drugs bij zich te hebben, is ook hij aangehouden. Op diverse plekken in de woning zijn diverse soorten harddrugs aangetroffen. In de woonkamer werd onder meer een wit kistje gevonden met daarin 1,78 gram cocaïne en een zwarte portemonnee met daarin 2,79 gram cocaïne, 4,39 gram cocaïne, 1,36 gram heroïne en 0,61 gram cocaïne. Op de slaapkamer van verdachte werden bovendien 55 XTC-pillen en nog eens 5 XTC-pillen aangetroffen.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] maakten beiden gebruik van de woonkamer waar een deel van de verdovende middelen is aangetroffen. De rechtbank gaat ervan uit dat de gebruikers van een woning wetenschap hebben van de aldaar in de gemeenschappelijke ruimtes aanwezige goederen en dat deze goederen zich ook in hun machtssfeer bevinden. Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden waaruit voortvloeit dat dit in dit geval anders is. Temeer nog daar de bewijsmiddelen concrete aanknopingspunten bieden dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] van de aanwezigheid van de harddrugs in de woonkamer op de hoogte waren. Zij hadden onder meer die avond met vrienden, van wie verdachte en medeverdachte [medeverdachte] wisten dat zij drugs gebruiken, in de woonkamer gezeten. Bovendien gebruikte verdachte naar eigen zeggen ook verschillende soorten drugs en dealde hij in de periode voorafgaand aan de doorzoeking samen met medeverdachte [medeverdachte] in de harddrugs die in de woonkamer zijn aangetroffen.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte wist dat de aangetroffen harddrugs in de gemeenschappelijke woonkamer aanwezig waren en dat hij die drugs samen met medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de in zijn slaapkamer aangetroffen XTC-pillen van hem alleen zijn. Gelet daarop acht de rechtbank bewezen dat verdachte die in totaal 60 XTC-pillen alleen aanwezig had.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de 1,37 gram cocaïne aanwezig heeft gehad, nu dit is aangetroffen tijdens de fouillering van medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank spreekt verdachte daarom van dit deel van het tenlastegelegde vrij.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 tenlastegelegde
Verdachte wordt onder feit 3 verweten dat hij zich (al dan niet samen met een ander) in de periode van 4 oktober 2019 tot en met 10 november 2019 schuldig heeft gemaakt aan het telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep/hasj. Overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat het dossier hiervoor geen aanknopingspunten biedt, zodat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken.
Verdachte wordt onder 3 verder verweten dat hij (al dan niet samen met een ander) in de genoemde periode een hoeveelheid van 730 gram hennep/hasj, in elk geval meer dan 30 gram hennep/hasj heeft verkocht/afgeleverd/verstrekt/vervoerd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] en hij ook, zij het in beperkte mate en in kleine hoeveelheden, in hennep/hasj hebben gehandeld. Niet nader geconcretiseerd is om welke hoeveelheden het daarbij ging. Het dossier biedt hiervoor geen aanknopingspunten. Gelet daarop acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat het om meer dan 30 gram hennep/hasj ging. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren daarvan.
Verdachte wordt onder 3 ten slotte verweten dat hij (al dan niet samen met een ander) in de genoemde periode opzettelijk aanwezig heeft gehad 730 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep/hasj.
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen vast dat tijdens de doorzoeking op 10 november 2019 aan de [adres 2] te Zwolle in de slaapkamer van verdachte 45 gram hennep en 2 gram hasj is aangetroffen. In de slaapkamer van medeverdachte [medeverdachte] is een rugtas met van 718 gram hasj aangetroffen. Op de salontafel in de woonkamer is nog eens 54,14 gram hasj gevonden.
Vooropgesteld wordt dat in de tenlastelegging nadrukkelijk wordt gesproken over 730 gram. Dit gewicht is vermeld op pagina 115 in het dossier. Boven de afbeelding rechts op de pagina van twee wat kleinere brokken en een groot brok is vermeld ‘hasj: 730 gram’. Boven de afbeelding links op de pagina is een zakje hennep afgebeeld met daarboven de tekst: ‘hennep 45 gram’. Hoewel in de tenlastelegging onder 3 en 4 wordt gesproken over hasj/hennep is de rechtbank van oordeel dat gelet op de expliciete benoeming van het gewicht 730 gram, ervan uit moet worden gegaan dat de opsteller van de tenlastelegging de op de hiervoor genoemde afbeelding – en derhalve de in de woonkamer en in de slaapkamer van medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen – hasj en niet de overigens aangetroffen hennep/hasj voor ogen had. De rechtbank laat de overigens aangetroffen hennep/hasj dan ook buiten beschouwing.
Uitgaande van het hiervoor overwogene overweegt de rechtbank dat de brokjes hasj, met een gewicht van 54,14 gram, openlijk op de salontafel in de woonkamer lagen. Zoals hiervoor al is overwogen gaat de rechtbank ervan uit dat gebruikers van een woning wetenschap hebben van de in de gemeenschappelijke ruimtes aanwezige goederen en dat deze goederen zich ook in hun machtssfeer bevinden. Van een omstandigheid waaruit voortvloeit dat dit in dit geval anders is, is niet gebleken. De aangetroffen hoeveelheid is meer dan 30 gram. In zoverre komt de rechtbank dan ook tot een bewezenverklaring.
Anders ligt het voor wat betreft de in een rugzak in de slaapkamer van medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen hasj (718 gram). Deze hasj lag niet in een gemeenschappelijke ruimte en verdachte heeft ter terechtzitting verklaard daarvan niet op de hoogte te zijn geweest. Nu niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van die hasj, zal de rechtbank verdachte hiervan vrijspreken.
Hetgeen de rechtbank hiervoor onder 3 ten aanzien van het ‘opzettelijk aanwezig hebben’ heeft overwogen, is van overeenkomstige toepassing op hetgeen verdachte onder 4 wordt verweten en geldt hier als herhaald en ingelast. Ook hier acht de rechtbank derhalve bewezen dat verdachte op 10 november 2019 samen met een ander opzettelijk 54,14 gram hasj aanwezig heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 4 oktober 2019 tot en met 10 november 2019 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
- een hoeveelheid cocaïne en
- een hoeveelheid MDMA/MDA;
2.
hij op 10 november 2019 te Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad
tezamen en in vereniging met een ander,
- 1,78 gram cocaïne,
- 2,79 gram cocaïne,
- 4,39 gram cocaïne,
- 1,36 gram heroïne,
- 0,61 gram cocaïne
en
alleen
- 55 XTC-pillen, zijnde MDMA/MDA,
- 5 XTC-pillen, zijnde MDMA/MDA;
3.
hij op 10 november 2019 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hasj;
4.
hij op 10 november 2019 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hasj.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en 2 en 3 Opiumwet (OW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
het misdrijf:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 en 4
de eendaadse samenloop van
het misdrijf:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
het misdrijf:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 83 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat het geldbedrag van € 346,-- wordt verbeurdverklaard en dat de spaarpot met muntgeld wordt teruggegeven aan verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie en de rechtbank verzocht de zaak op die manier af te doen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en MDMA/MDA. Tevens had verdachte een hoeveelheid van cocaïne, heroïne, hasj en een aanzienlijke hoeveelheid MDMA/MDA voorhanden. Verdachte is hierdoor medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Daarbij is van belang dat cocaïne een stof is die sterk verslavend werkt en schadelijk is voor de gezondheid. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden in de regel vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
De rechtbank constateert dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 juli 2020 niet eerder voor een drugsgerelateerd feit met politie en justitie in aanraking is geweest.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 30 maart 2020, opgemaakt en ondertekend door mevrouw A. Dunselman. De reclassering kan geen uitspraken doen over delict gerelateerde factoren, omdat verdachte ten tijde van het contact met de reclassering de feiten ontkende. De reclassering acht het een beschermende factor dat verdachte Zwolle heeft verlaten om tijdelijk bij zijn zus te gaan wonen. De kans op recidive wordt ingeschat als laag tot gemiddeld en daarom ziet de reclassering geen noodzaak bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen.
Nu voor wat betreft de bewezenverklaring van de feiten 3 en 4 sprake is van eendaadse samenloop, zal de rechtbank dat verdisconteren in de strafmaat.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis, zodat de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen, waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank acht het wel van belang dat aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 346,-- moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp (een contant geldbedrag) betreft dat aan verdachte toebehoort en door middel van of uit de baten van de strafbare feiten is verkregen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende spaarpotten met muntgeld, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 57 Sr en 10 en 11 OW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 en 4
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
het misdrijf:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
83 (drieëntachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen geldbedrag, te weten een geldbedrag van € 346,-;
- gelast de teruggave van de spaarpotten met muntgeld aan verdachte;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Mulder, voorzitter, mr. D.E. Schaap en mr. M. van Berlo, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2020.
Buiten staat
Mr. Schaap en mr. Mulder zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Zwolle met nummer PL0600-2019501115. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4:
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 juli 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik op 10 november 2019 woonde aan de [adres 2] te Zwolle. Ik woonde daar onder andere samen met [medeverdachte] . Het klopt dat [medeverdachte] en ik hebben gehandeld in cocaïne en MDMA. De avond van 10 november 2019 was een wilde avond. We hadden vrienden, ook gebruikers, bij ons thuis uitgenodigd. Dat gebeurde wel vaker. We hebben thuis drugs gebruikt en gedronken. We hebben het huis vrij slordig achtergelaten toen we naar de stad gingen.
2.
Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2020 van verbalisant
[verbalisant 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als mededeling van verbalisant:
Op zondag 10 november 2019 vond een doorzoeking plaats in een flatwoning gelegen aan de [adres 2] te Zwolle. In de woning werden de volgende goederen aangetroffen en inbeslaggenomen:
Ruimte 5, gezamenlijke woonkamer:
- zwart schrift met harde kaft met op 1e blad administratie
- weegschaal, aangetroffen op tafel
- hoeveelheid hash op tafel
- hoeveelheid wit poeder
- wit kistje met daar in 5 zwarte zakjes en 1 zakje met wit poeder
- geldkistje met drugsverpakkingsmateriaal
- zwart etuitje met 50 bolletjes met poeder
Ruimte 7, slaapkamer [verdachte] :
- 2 blikken met muntgeld
- glazen pot met hennep, 45 gram
- geldkistje met 345 euro (7x20, 1x100, 1x5, 10x10)
- 34 bolletjes wit en bruin poeder
- 3 zakjes wit poeder, 5 gram
- zakje met 5 XTC-pillen
- zakje wit poeder, 2 gram
- brokje hasj, 2 gram
- 55 XTC-pillen
3.
Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL0600-201950115-13, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Inbeslaggenomen op de [adres 2] in Zwolle op 10 november 2019 om 05:45 uur
Omstandigheden: brokken hasj (vermoedelijk) aangetroffen in de woonkamer
Object: verdovende middelen
SIN: AAMU9394NL
Bijzonderheden: lag op de salontafel in de woonkamer.
4.
Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL0600-201950115-16, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Inbeslaggenomen op de [adres 2] in Zwolle op 10 november 2019 om 05:45 uur
Omstandigheden: kistje met vermoedelijk drugs, gevonden in de woonkamer.
Goednummer: PL0600-201950115-2122490
Object: verdovende middelen
Bijzonderheden: 6 zakjes met wit poeder
5.
Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL0600-201950115-63, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Omstandigheden: alle bolletjes zaten in een klein zwart portemonneetje dat in de woonkamer in de woning lag (
de rechtbank begrijpt: het kleine zwarte portemonneetje dat is gevonden in de woonkamer (met daarin 51 bolletjes) en in beslag is genomen onder goednummer PL0600-201950115-2122506)
Volgnummer 1:
Goednummer: PL0600-201950115-2179498
Object: verdovende middelen
Bijzonderheden: 10 bolletjes poeder in blauwe zakje/bolletjes
Volgnummer 2:
Goednummer: PL0600-201950115-2179488
Object: verdovende middelen
Bijzonderheden: 28 bolletjes wit poeder
Volgnummer 3:
Goednummer: PL0600-201950115-2179494
Object: verdovende middelen
Bijzonderheden: 6 bolletjes bruine poeder
Volgnummer 4
Goednummer: PL0600-201950115-2179501
Object: verdovende middelen
Bijzonderheden: 7 bolletjes wit poeder in een gripzakje
6.
Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL0600-201950115-26, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Inbeslaggenomen op de [adres 2] in Zwolle op 10 november 2019 om 06:30 uur
Omstandigheden: kamer 7.
Goednummer: PL0600-201950115-2122504
Object: verdovende middelen
Bijzonderheden: 55 stuks verpakt in 2 zakjes.
7.
Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL0600-201950115-27, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Inbeslaggenomen op de [adres 2] in Zwolle op 10 november 2019 om 06:30 uur
Goednummer: PL0600-201950115-2122510
SIN; AAMU9392NL
Object: verdovende middelen
Bijzonderheden: 5 pilletjes XTC
8.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisant [verbalisant 3] van 22 januari 2020, pagina’s 119 tot en met 127, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als mededeling van die verbalisant:
Monster sporen
Goednummer: PL0600-201950115-2122490
SIN: AAMU9399NL
Goednummer: PL0600-201950115-2179498
SIN: AAMU9400NL
Goednummer: PL0600-201950115-2179488
SIN: AAMU9401NL
Goednummer: PL0600-201950115-2179494
SIN: AAMU9402NL
Goednummer: PL0600-201950115-2179504
SIN: AAMU9397NL
Betreft onderzoek aan SIN : AAMU9399NL
Omschrijving verpakking : A: 5 zwarte vacuüm plastic verpakkingen met
daarin 5 gelijkende wikkels en B: gripzakje
A]
Inhoud verpakking : wit poeder/brokjes
Gewicht inhoud verpakking : 1,78 gram (netto exclusief verpakking)
Monstername : gehele hoeveelheid onder voornoemde SIN
Uitslag kleurtest : positief Cocaïne
Betreft onderzoek aan SIN : AAMU9394NL
Sealbag nummer : 38975008 (afgesloten)
Omschrijving verpakking : gripzakje en plastic folie
Inhoud verpakking : bruine brokken
Gewicht inhoud verpakking : 54,14 gram (netto exclusief verpakking)
Monstername : geen
Uitslag kleurtest : positief Cannabis
Betreft onderzoek aan SIN : AAMU9400NL
Omschrijving verpakking : 10 blauwe plastic bolletjes
Inhoud verpakking : witte brokjes
Gewicht verpakking met inhoud : 2,79 gram (bruto inclusief verpakking) (gewicht van de verpakking is verwaarloosbaar)
Uitslag kleurtest : positief Cocaïne
Betreft onderzoek aan SIN : AAMU9401NL
Omschrijving verpakking : 28 plastic bolletjes
Inhoud verpakking : witte brokjes
Gewicht verpakking met inhoud : 4,39 gram (bruto inclusief verpakking) (gewicht van de verpakking is verwaarloosbaar)
Uitslag kleurtest : positief Cocaïne
Betreft onderzoek aan SIN : AAMU9402NL
Omschrijving verpakking : 6 plastic bolletjes
Inhoud verpakking : bruine brokjes
Gewicht verpakking met inhoud : 1,36 gram (bruto inclusief verpakking)
(gewicht van de verpakking is verwaarloosbaar)
Uitslag kleurtest : positief Heroïne
Betreft onderzoek aan SIN : AAMU9403NL
Omschrijving verpakking : gripzakje met daarin 7 plastic bolletjes
Inhoud verpakking : witte brokjes
Gewicht verpakking met inhoud : 0,61 gram (bruto inclusief verpakking) (gewicht van de verpakking is verwaarloosbaar)
Uitslag kleurtest : positief cocaïne
Betreft onderzoek aan SIN : AAMU9397NL
Omschrijving verpakking : 2 gripzakjes
Inhoud verpakking : oranje schildvormige pillen met logo van "Maybach" (automerk)
Aantal tabletten/pillen : 55 stuks
Monstername : monster voorzien van SIN AAMG3381NL
Uitslag kleurtest : positief MDMA
Betreft onderzoek aan SIN : AAMU9392NL
Sealbag nummer : 38975002 (afgesloten)
Omschrijving verpakking : gripzakje
Inhoud verpakking : oranje schildvormige pillen met logo van
"Maybach" (automerk)
Aantal tabletten/pillen : 5 pillen
Uitslag kleurtest : positief MDMA
9.
Een proces-verbaal NFiDent van verbalisant [verbalisant 4] van 24 januari 2020, pagina’s 128 tot en met 131, met als bijlagen de daarbij behorende NFI rapportages, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als mededeling van die verbalisant:
Goednummer 2179501
SIN: AAMU9403NL
Rapporten NFident
dossierpagina
SIN
Omschrijving
Conclusie
133
AAMU9399NL
Poeder en brokjes wit 1,78 gram
Bevat cocaïne
134
AAMU3881NL
Pillen oranje
Bevat MDMA
135
AAMU9392NL
Pillen oranje
Bevat MDMA
136
AAMU9400NL
Brokjes, wit 2,79 gram
Bevat cocaïne
137
AAMU9401NL
Brokjes, wit, 4,39 gram
Bevat cocaïne
138
AAMU9402NL
Brokjes bruin, 1,36 gram
Bevat heroïne
139
AAMU9403NL
Brokjes wit 0,61 gram
Bevat cocaïne
10.
Het proces-verbaal van herkenning hennep van verbalisant [verbalisant 2] van 6 februari 2020, pagina 114, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als mededeling van die verbalisant:
Op 10 november 2019 vond een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres 2] in Zwolle. Bij deze zoeking werden meerdere blokken hasj aangetroffen (zie foto op pagina 115). Ik herken deze drugssoort ambtshalve. Ik heb veelvuldig zaken in onderzoek gehad waarin hasj is aangetroffen. Ik kan met zekerheid stellen dat ik voldoende kennis en ervaring heb om vast te kunnen stellen dat het hier om hasj gaat. Ik heb hierbij gelet op de volgende punten, die mij ambtshalve bekend zijn.
Hasj:
- het betreffen hasjblokken. Ik herken de structuur, kleur en geur duidelijk als hasj.
- het betreft een zachte, kneedbare substantie met de sterke geur die direct herkenbaar is als de geur van hasj.
Op basis van bovenstaande kan ik, ambtshalve, met zekerheid stellen dat het hier gaat om hasj.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Zwolle met nummer PL0600-2019501115. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.