ECLI:NL:RBOVE:2020:2614

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 augustus 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
ak_20_1271
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om opheffing voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning voor beschermd wonen

Op 6 augustus 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarin Stichting Verslavingszorg Noord-Nederland verzocht om opheffing van een voorlopige voorziening. Deze voorlopige voorziening was eerder getroffen door de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland op 17 december 2019, waarbij het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Groningen werd geschorst voor zover het toestemming verleende voor het huisvesten van meer dan 14 cliënten in een woongebouw. De voorzieningenrechter oordeelde dat er nog onvoldoende duidelijkheid was over de voorschriften en afspraken die golden voor de vergunningverlening, en dat de borging van de voorwaarden nog niet geregeld was. Hierdoor was niet voldaan aan de eerdere uitspraak tot gedeeltelijke schorsing van de vergunning.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de behandeling van de bodemprocedure gepland staat voor 20 oktober 2020. Gezien de spoedeisendheid van de zorgverlening en het financiële belang van verzoekster, werd het verzoek om opheffing inhoudelijk beoordeeld. De voorzieningenrechter concludeerde dat de risicoanalyse van Breuer & Intraval niet voldoende duidelijkheid bood over de waarborging van een goed woon- en leefklimaat voor de omwonenden. De voorzieningenrechter wees het verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening af, omdat de borging van de voorwaarden in de vergunningverlening nog niet was geregeld en er nog steeds een diffuus beeld bestond van de beheersmaatregelen en afspraken.

De uitspraak werd gedaan door mr. A. Oosterveld, in aanwezigheid van griffier mr. P.J.H. Bijleveld. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1271
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om opheffing voorlopige voorziening van

Stichting Verslavingszorg Noord-Nederland, gevestigd te Groningen, verzoekster,

gemachtigde: mr. W.R. van der Velde,
ten aanzien van de bij uitspraak van 17 december 2019 door de voorzieningenrechter getroffen voorlopige voorziening in de zaak met zaaknummer AWB 19/2199.
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
het college van burgemeester en wethouders van Groningen, hierna te noemen: verweerder,
en
Stichting [naam] en 31 bewoners van de [straatnaam], gevestigd/wonende te Groningen, hierna te noemen: belanghebbenden,
gemachtigde: mr. M.C. Gozoglu.

Procesverloop

Bij besluit van 14 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoekster
een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van het woongebouw aan de [adres] en het gebruiken van dit gebouw ten behoeve van beschermd wonen.
Bij besluit van 11 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen
door belanghebbenden gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit met aanvulling van de voorschriften daarvan gehandhaafd.
Op 22 november 2019 hebben belanghebbenden tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland. Ook hebben zij op die datum de voorzieningenrechter van die rechtbank verzocht om het bestreden besluit te schorsen.
Bij beslissing van 26 november 2019 heeft de rechtbank Noord-Nederland het verzoek
om voorlopige voorziening en het beroep ter verdere behandeling doorverwezen naar deze rechtbank.
Bij uitspraak van 17 december 2019 heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst, voor zover daarin aan verzoekster toestemming is verleend voor het huisvesten van meer dan 14 cliënten in het woongebouw aan de [adres].
Op 8 juli 2020 heeft verzoekster verzocht om opheffing van de gedeeltelijke schorsing van het bestreden besluit.
Op 4 augustus 2020 hebben zowel verweerder als belanghebbenden op het verzoek van verzoekster gereageerd.
Mede omdat partijen in de stukken hun standpunten uitgebreid naar voren hebben gebracht, doet de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen. Anders dan belanghebbenden hebben betoogd, volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter uit artikel 8:87, tweede lid, eerste volzin, en artikel 8:81, tweede lid, van de Awb dat verzoekster in dit geval kan vragen om opheffing van de voorlopige voorziening.
1.2.
De behandeling van de bodemprocedure door de meervoudige kamer van de rechtbank staat nu gepland voor 20 oktober a.s.. Gelet op de termijn dat de schorsing nog zal duren, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het door verzoekster gestelde financiële belang en het belang van zorgverlening voldoende spoedeisendheid geven om het verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening inhoudelijk te beoordelen.
1.3.
Voor zover deze beoordeling meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing van de rechtbank in die procedure.
2. Voor de aanleiding tot dit geschil, de standpunten van partijen en de overwegingen van de voorzieningenrechter die tot de getroffen voorlopige voorziening hebben geleid, verwijst de voorzieningenrechter allereerst naar de uitspraak van 17 december 2019.
3. Aan het oordeel dat er aanleiding bestond om een voorlopige voorziening te treffen
is in de uitspraak van 17 december 2019, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat een deugdelijke risicoanalyse ontbrak en dat beter moest worden gewaarborgd dat afspraken, toezeggingen en (dynamische) beheersmaatregelen uit oogpunt van sociale veiligheid en
ter voorkoming van overlast zullen worden nagekomen en dat belanghebbenden daarop een beroep kunnen doen.
4. Verzoekster heeft om opheffing van de gedeeltelijke schorsing van het bestreden besluit gevraagd, omdat zij zo snel mogelijk de volledige capaciteit van de beschermd wonen-locatie wil benutten en volgens haar inmiddels aan de uitspraak van 17 december 2019 is voldaan. Aan dit laatste standpunt heeft zij ten grondslag gelegd dat onderzoeks- en adviesbureau Breuer & Intraval (hierna te noemen: Breuer) op 13 mei 2020 de rapportage ‘Risicoanalyse Beschermd wonen voorziening [straatnaam]’ (hierna te noemen: de Risicoanalyse) heeft uitgebracht en dat verweerder op 8 juni 2020 een aantal aanvullende voorschriften aan de verleende omgevingsvergunning heeft verbonden.
5. Per brief van 7 juli 2020 hebben belanghebbenden op de Risicoanalyse en verweerders brief aan de rechtbank van 8 juni 2020 gereageerd. Bij verweerders brief van 4 augustus 2020 is als bijlage een brief van Breuer van 31 juli 2020 gevoegd. Deze brief bevat de reactie van Breuer op de brief van belanghebbenden van 7 juli 2020.
Inhoudelijke beoordeling
6.1.
In de Risicoanalyse is Breuer tot onder meer de volgende conclusies gekomen:
In de beschermd wonen-voorziening aan de [straatnaam] wordt een relatief lichte doelgroep gehuisvest. De meest waarschijnlijke vormen van overlast die zich als gevolg van deze voorziening in de [straatnaam] zullen voordoen zijn geluidoverlast, rookoverlast
en eventueel overlast door incidenten in de voorziening. Overlast als gevolg van middelengebruik, verward grensoverschrijdend gedrag en (gewelds)incidenten buiten de voorziening is onwaarschijnlijk en ook lijkt de kans op terugval in middelengebruik door de bewoners gering. Bij uitbreiding van het aantal bewoners naar 26 is de kans op terugval nog steeds gering, maar wel groter dan bij 14 bewoners. Om angstgevoelens bij omwonenden weg te nemen is het verstandig om een onafhankelijk monitoringstraject op te zetten waarbij omwonenden regelmatig worden geïnformeerd over de stand van zaken.
6.2.
Verder heeft Breuer in de Risicoanalyse meerdere aanbevelingen gedaan voor maatregelen waarmee de mogelijke risico’s op overlast kunnen worden voorkomen en beheerst. Deze aanbevelingen hebben betrekking op het voorkomen van terugval in middelengebruik door bewoners, het voorkomen van geluidsoverlast en rookoverlast,
het verminderen van angstgevoelens bij omwonenden en het herstellen van het vertrouwen van een deel van de omwonenden in verzoekster en/of verweerder. Ook zijn aanbevelingen gedaan om ervoor te zorgen dat, na uitbreiding van het aantal bewoners naar 26, een zo licht mogelijke doelgroep in de voorziening wordt gehuisvest.
6.3.
Verweerder heeft in zijn brief aan de rechtbank van 8 juni 2020 verklaard aan alle aanbevelingen uit de Risicoanalyse uitvoering te geven. Verder heeft verweerder in die brief verklaard dat aan de verleende vergunning negen, in de brief nader omschreven, aanvullende voorschriften worden verbonden.
Verzoekster heeft verklaard zich met de Risicoanalyse en de voorschriften uit verweerders brief van 8 juni 2020 te kunnen verenigen.
7. De voorzieningenrechter ziet in de Risicoanalyse en verweerders brief van 8 juni 2020 onvoldoende reden om de getroffen voorlopige voorziening op te heffen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is ook met deze stukken nog onvoldoende duidelijk of
een goed woon- en leefklimaat van belanghebbenden kan worden gewaarborgd en hoe de gemaakte en nog te maken afspraken in de vergunningverlening zijn geborgd.
Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
8. In de brief van 8 juni 2020 staan enkele concrete maatregelen genoemd om middelengebruik door bewoners en geluid- en rookoverlast tegen te gaan. Ook zien de in
die brief genoemde voorschriften op het melden van incidenten door verzoekster, de bereikbaarheid van de teammanager van de voorziening, het reguleren van de zwaarte van de doelgroep en het garanderen van voldoende begeleiding. Hiermee is een aanvang gemaakt met de uitvoering van de aanbevelingen uit de Risicoanalyse.
9. De voorzieningenrechter merkt echter allereerst op dat de aanvullende voorschriften zijn opgenomen in een brief aan de rechtbank. Deze brief kan bezwaarlijk als een aan verzoekster gericht besluit ter aanvulling van de verleende omgevingsvergunning worden aangemerkt. Hierdoor is het nu onduidelijk wat de status van de aanvullende voorschriften is.
10. Daarnaast blijkt uit de Risicoanalyse dat afspraken over het voorkomen van geluidsoverlast moeten worden vastgelegd in individuele (woon)begeleidings- en zorgovereenkomsten met bewoners, dat een omgevingsbeheergroep/regiegroep/klankbordgroep moet worden ingesteld waarin in ieder geval de omwonenden, bewoners, aanbieder, gemeente, politie/wijkagent en woningcorporatie zijn vertegenwoordigd en dat een monitoringstraject moet worden opgezet. Ook is in de Risicoanalyse voorgeschreven dat het door verzoekster opgestelde omgevingsplan nog met omwonenden moet worden besproken en, waar nodig, aangescherpt, totdat een (openbaar) buurtbeheerplan is ontstaan waarin alle voorschriften, afspraken en maatregelen zijn opgenomen. Daarbij is tevens vermeld dat dit document moet worden ondertekend door alle betrokken partijen, zodat nakoming van de afspraken, indien noodzakelijk, kan worden afgedwongen.
11. In de brief van 8 juni 2020 heeft verweerder verklaard dat deze aanbevelingen nog moeten worden uitgewerkt. Dit brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter mee
dat nog steeds niet duidelijk is welke voorschriften, voorwaarden en afspraken nu allemaal gelden en dat de borging van die voorwaarden in de vergunningverlening nog niet is geregeld. In zoverre is nog steeds sprake van een diffuus beeld aan beheersmaatregelen, (nadere) afspraken, toezeggingen en voornemens en is niet aan de uitspraak van 17 december 2019 voldaan.
12. De rechtsoverwegingen 10 en 12 uit de uitspraak van 17 december 2019 betroffen
immers het scheppen van duidelijkheid in het diffuse beeld van de tot dan toe in beeld zijnde beheersmaatregelen, (nadere) afspraken, toezeggingen en voornemens en de borging daarvan in de vergunningverlening uit oogpunt van rechtszekerheid van de omwonenden en ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat. Dat is thans nog niet opgelost.
Het aangekondigde buurtbeheerplan waarin alle voorschriften, afspraken en maatregelen
zijn opgenomen en dat door alle betrokken partijen wordt ondertekend zodat nakoming van de afspraken, indien noodzakelijk, kan worden afgedwongen, kan daarin voorzien als opvolger van het in de omgevingsvergunning genoemde Omgevingsplan van 2 oktober 2018. Maar dat is er nog niet.
13. Centraal in de Risicoanalyse van Breuer staat de vaststelling dat in de beschermd wonen-voorziening een (relatief) lichte doelgroep is gehuisvest. Dat is bepalend voor de inschatting van de effecten op het woon- en leefklimaat van omwonenden ook bij uitbreiding van het aantal bewoners tot 26. Belanghebbenden hebben gemotiveerd kanttekeningen geplaatst bij de onderbouwing van deze vaststelling. Dit geschilpunt zal in de bodemzaak nader beoordeeld moeten worden.
14. Op grond van het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening afwijzen.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.J.H. Bijleveld, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.