4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is vast te stellen dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het onttrekken van de auto met kenteken [kenteken] aan de boedel. Hiervan spreekt de rechtbank verdachte dan ook vrij.
Verdere overwegingen met betrekking tot het ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte – kort gezegd – niet heeft voldaan aan de administratieplicht.
In dat kader overweegt de rechtbank als volgt.
Curator Gunning heeft verklaard dat de administratie van [bedrijf 1] niet op orde was. Volgens hem is dat gebeurd onder het bewind van [medeverdachte] , maar ook onder het bewind van verdachte, nu hij ten tijde van de faillissementsuitspraak indirect bestuurder was van [bedrijf 1] . Curator Gunning heeft verdachte verschillende malen aangesproken, maar hij gaf aan dat hij geen administratie had. Er is nooit een volledig inzicht gegeven in de administratie van [bedrijf 1] , niet door [medeverdachte] en niet door verdachte, aldus curator Gunning. Hij heeft verder verklaard dat hij enkel een verhuisdoos met inkoopfacturen en bankafschriften heeft ontvangen van de advocaat van verdachte. Verdachte heeft deze stukken, onder dreiging van een kort geding, ontvangen van [medeverdachte] .
In het door curator Gunning opgestelde derde faillissementsverslag staat dat hij zowel verdachte als [medeverdachte] heeft verzocht en gesommeerd de volledige administratie aan hem te overhandigen. Onder druk van rechtsmaatregelen heeft [medeverdachte] een deel van de financiële administratie afgegeven aan verdachte, die deze op zijn beurt aan curator Gunning heeft afgegeven. Dit is echter nog steeds niet de volledige administratie. Zo ontbreken de btw-aangiftes, de projectadministratie, begrotingen en calculaties, notulen, contracten c.q. overeenkomsten zoals overeenkomsten waarin de rekening-courantverhoudingen staan geregeld, zowel tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V. als tussen [bedrijf 1] en andere gelieerde (rechts)personen en managementovereenkomsten en exploitatieovereenkomsten, brieven, correspondentie in het algemeen, waaronder e-mailberichten, een balans en een staat van baten en lasten.
[medeverdachte] heeft meermalen verklaard dat hij aan verdachte de volledige administratie heeft gegeven die aanwezig was.
Verdachte heeft verklaard dat hij, als ‘geschäftsführer’ van [bedrijf 3] , akkoord ging met de overdracht van de aandelen in [bedrijf 1] van [bedrijf 2] B.V. naar [bedrijf 3] zonder daarbij in het bezit te komen van de financiële administratie van [bedrijf 1] of die administratie in te zien. De overdracht ging namelijk, omdat [medeverdachte] een goede vriend van hem was, in goed vertrouwen.
Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte geen boekenonderzoek heeft verricht voorafgaand aan de overname van [bedrijf 1] , maar dat hij akkoord ging met de overname van een onderneming zonder enig inzicht in de financiële administratie. Hij heeft de financiële administratie ook ten tijde van de aandelenoverdracht niet overhandigd gekregen. Verdachte is hiermee akkoord gegaan, zo volgt uit zijn eigen verklaring. Na de aandelenoverdracht heeft [medeverdachte] alsnog, naar eigen zeggen de volledige, administratie aan verdachte gegeven. Vervolgens heeft verdachte deze administratie aan curator Gunning overhandigd, waarna door laatstgenoemde is geconstateerd dat een grote hoeveelheid stukken ontbreekt. Uit de overgelegde stukken kon geen inzicht in de rechten en plichten van de failliete onderneming worden verkregen, omdat onder meer de btw-aangiftes, de projectadministratie, begrotingen en calculaties, notulen, contracten c.q. overeenkomsten, zoals overeenkomsten, ontbreken. Naar het oordeel van de rechtbank was verdachte vanaf het moment dat hij (middellijk) bestuurder werd van [bedrijf 1] direct verantwoordelijk voor het hebben van een financiële administratie. Door akkoord te gaan met een aandelenoverdracht zonder overhandiging en controle vooraf van de volledige bedrijfsadministratie, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat de achteraf verkregen administratie incompleet zou zijn, zodat hij niet meer dan dat aan de curator zou kunnen overhandigen. Op basis van de aangifte van curator Gunning staat wel vast dat [medeverdachte] niet meer dan een incomplete administratie via verdachte bij de curator Gunning heeft afgegeven. Daarbij komt dat beide verdachten reeds enkele malen met elkaar over de situatie van [bedrijf 1] hadden gesproken en tot de conclusie kwamen dat een faillissement vrijwel onafwendbaar was. Door in zo’n situatie genoegen te nemen met een overdracht van aandelen, zonder in het bezit te komen c.q. gesteld te worden van de complete financiële administratie, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van (mede)plegen van dit feit door zowel verdachte als diens medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder de geschetste omstandigheden, hij was slechts gedurende een zeer korte periode (middellijk) bestuurder van [bedrijf 1] , niet kan worden verweten dat hij geen administratie heeft gevoerd. Zij spreekt hem daarvan dan ook vrij. Ook is niet gebleken dat verdachte administratie die wel heeft bestaan, heeft weggemaakt, zodat de rechtbank verdachte tevens zal vrijspreken van het niet bewaren van de administratie in [bedrijf 1] .
Ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers
Vooropgesteld wordt dat met de woorden ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers’ tot uitdrukking wordt gebracht dat verdachte het opzet moet hebben gehad op de verkorting van de rechten van schuldeisers, in welk verband voorwaardelijk opzet voldoende is. Verder wordt overwogen dat een gebrekkige administratie de rechten van schuldeisers verkort, omdat een curator dan niet kan achterhalen wat de rechten en verplichtingen van de gefailleerde onderneming zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank moet verdachte hebben geweten dat [bedrijf 1] financieel er penibel voorstond en dat er een grote kans bestond dat [bedrijf 1] zou failleren. Zo heeft hij [bedrijf 1] niet als zorgvuldig ondernemer gekocht (hij heeft geen boekenonderzoek gedaan, geen administratie opgevraagd) en is [bedrijf 1] binnen zes weken na de overdracht failliet gegaan. Daarbij komt dat de rechtbank genoegzaam is gebleken dat de koopprijs die verdachte voor de aandelen van [bedrijf 1] stelt te hebben betaald, niets meer dan een kasrondje is geweest met geld (van een van de vennootschappen) van [medeverdachte] . Zo blijkt uit bankafschriften dat op 8 januari 2014 € 10.000,00 werd overgeboekt van de rekening van [bedrijf 4] B.V., één van de ondernemingen van [medeverdachte] , naar de privérekening van [medeverdachte] met de omschrijving ‘RC’. Op diezelfde dag werd door [medeverdachte] € 10.000,00 overgemaakt naar
[naam] met de omschrijving ‘inlossing lening cf afspraak’. [naam] maakte vervolgens
€ 10.000,00 over naar verdachte met de omschrijving ‘inlossen lening’, waarna verdachte – ook op 8 januari 2014 – € 10.000,00 overmaakte naar [bedrijf 2] B.V. met de omschrijving ‘notaris inzake [bedrijf 3] OW aandelen overdracht’.
Nu verdachte ondanks deze inzichten heeft nagelaten om voldoende maatregelen te nemen om de administratie tevoorschijn te brengen, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens schuldeisers in het faillissement benadeeld. De curator in het faillissement zou immers zonder deugdelijke administratie niet in staat zijn om de rechten en plichten van de failliete onderneming te kennen.
Gelet hierop acht de rechtbank, behoudens – kort gezegd – de boedelonttrekking en het voeren van de administratie, het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.