ECLI:NL:RBOVE:2020:2598

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
20/121
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave van vuurwapen na dodelijk jachtongeluk

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 5 augustus 2020 uitspraak gedaan over de teruggave van een vuurwapen dat betrokken was bij een dodelijk jachtongeluk op 16 juni 2018 in Vriezeveen. Het vuurwapen, een kogelgeweer van het merk Blaser, model R93, was onttrokken aan het verkeer na de veroordeling van de partner van klaagster voor dood door schuld. Klaagster, die het wapen van haar overleden vader heeft geërfd, heeft ter zitting verklaard dat zij emotioneel gehecht is aan het wapen en dat het noodlottige jachtongeluk geen verstoring heeft gebracht in de familierelaties met de familie van de overledene.

De rechtbank heeft het klaagschrift, dat op 18 maart 2020 was ingediend, gegrond verklaard. De officier van justitie had aanvankelijk betoogd dat klaagster niet ontvankelijk was, maar heeft zijn standpunt herzien en geconcludeerd dat teruggave van het wapen aan klaagster niet in strijd is met de wet of het algemeen belang. De rechtbank heeft vastgesteld dat klaagster de eigenaar is van het vuurwapen en dat zij, ondanks de tragedie, het wapen graag terug wil hebben vanwege de emotionele waarde. De rechtbank heeft besloten dat het wapen, na onklaar maken, aan klaagster moet worden teruggegeven.

De beslissing van de rechtbank is genomen in het belang van de emotionele waarde die het wapen voor klaagster heeft, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de teruggave van het wapen niet in strijd is met het algemeen belang. De uitspraak is gedaan door rechter B.W.M. Hendriks, in aanwezigheid van griffier D. Gottemaker, en is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2020.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Klaagschriftnummer: 20/121
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het klaagschrift, op grond van artikel 552b Sv van:
[klager],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats],
wonende [adres]
,
te dezer zake woonplaats kiezende ten kantore van haar raadsman mr. J. Keupink, Oude Deldensestraat 27,
7622 LM Borne.

1.Het verloop van de procedure

Het klaagschrift, gedateerd 18 maart 2020, is op 19 maart 2020 op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ingediend namens klager, door mr. J. Keupink, advocaat te Borne.
Het klaagschrift betreft een bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 20 december 2019 aan het verkeer onttrokken verklaard vuurwapen, merk Blaser, model R93, voorzien van richtkijker, alsmede de bij dat wapen behorend foedraal en munitie.
Zakelijk weergegeven wordt geklaagd over de onttrekking aan het verkeer van het aan klaagster toebehorende wapen met toebehoren.
De behandeling van het klaagschrift is op de zitting van de raadkamer van 17 juni 2020 aangehouden voor onbepaalde tijd omdat de raadsman aan de rechtbank heeft laten weten dat zijn cliënte bij de behandeling van het klaagschrift aanwezig wil zijn.
Bij de behandeling van het klaagschrift in het openbaar op 5 augustus 2020 zijn de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk, klaagster en haar raadsman mr. Keupink gehoord.
De raadkamer heeft kennis genomen van de door de officier van justitie overgelegde relevante stukken uit het dossier tegen [veroordeelde], parketnummer 08-952598-18, partner van klaagster alsmede van het vonnis van de rechtbank Overijssel in de strafzaak tegen voornoemde [veroordeelde] van 20 december 2019.
De raadkamer heeft vastgesteld dat voornoemde [veroordeelde] op 3 januari 2020 hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van 20 december 2019.
Op 23 april 2020 is het hoger beroep ingetrokken. Daarmee is het vonnis van de rechtbank onherroepelijk geworden.

2.De standpunten van klager, de raadsman en de officier van justitie

Klaagster wil het aan het verkeer onttrokken verklaarde kogelgeweer met toebehoren (richtkijker, montage, geweerriem, foedraal en munitie) graag terug hebben. Zij is de eigenaar van het aan het verkeer onttrokken vuurwapen met toebehoren. Zij heeft het wapen in april 2010 na het overlijden van haar vader op naam gekregen en heeft het medegebruik van het wapen gegund aan haar partner [veroordeelde]. Op 16 juni 2018 is de oom van klaagster en broer van haar vader, de heer [naam], bij een jachtongeluk met een kogel uit het aan het verkeer onttrokken verklaarde kogelgeweer om het leven gekomen. De partner van klaagster, de heer [veroordeelde] is ter zake van dood door schuld door de rechtbank veroordeeld en het inbeslaggenomen kogelgeweer met toebehoren is door de rechtbank onttrokken verklaard aan het verkeer. Klaagster en haar familie gaan zwaar gebukt onder hetgeen op 16 juni 2018 is gebeurd. Echter zou klaagster toch graag het kogelgeweer met toebehoren willen terug hebben omdat dit geweer voor haar grote emotionele waarde heeft nu zij dat geweer van haar vader heeft gekregen. Subsidiair verzoekt klaagster de teruggave van het geweer met toebehoren nadat het geweer onklaar is gemaakt en nog meer subsidiair wordt verzocht om teruggave van de richtkijker met bijbehorende montage, de geweerriem en het foedraal aan klaagster.
Het standpunt van de officier van justitie luidt samengevat dat klaagster niet ontvankelijk verklaard moet worden omdat zij gelet op het inmiddels onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank van 20 december 2019 geen belang meer heeft bij het klaagschrift. De raadsman heeft het standpunt van de officier van justitie ter zitting weersproken en verwezen naar art. 552b Wetboek van Strafvordering waarin aan belanghebbende het recht is gegeven om een klaagschrift in te dienen. De officier van justitie heeft in reactie daarop zijn standpunt herzien en geconcludeerd dat het klaagschrift ontvankelijk is.
Inhoudelijk is de officier van justitie van oordeel dat het klaagschrift gegrond verklaard moet worden nu teruggave van het wapen met toebehoren aan klaagster niet in strijd is met de wet of het algemeen belang.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank Overijssel is bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen.

4.De ontvankelijkheid

Het klaagschrift is ontvankelijk.

5.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de raadkamer het volgende vast.
Feiten en omstandigheden
Op 16 juni 2018 is de oom van klaagster, de heer [naam], bij een jachtongeluk in Vriezenveen om het leven gekomen. Haar partner, de heer [veroordeelde], had op die dag het aan klaagster toebehorende kogelgeweer waarvan hij het medegebruik had, bij zich om samen met de oom van klaagster te gaan jagen. Door onzorgvuldig met het wapen om te gaan, is de heer [naam] om het leven gekomen. Het kogelgeweer met toebehoren is vervolgens onder de heer [veroordeelde] inbeslaggenomen. Later in december 2019 heeft de rechtbank in de strafzaak tegen de heer [veroordeelde] de onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen met toebehoren bevolen. Het aanvankelijk op 3 januari 2020 door [veroordeelde] ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank is op 23 april 2020 ingetrokken.
Beoordeling
Ten tijde van het indienen van het klaagschrift op 18 maart 2020 was het vonnis nog niet onherroepelijk en om die reden is het klaagschrift ingediend op grond van artikel 552a Wetboek van Strafvordering (Sv). Na het onherroepelijk worden van het vonnis tegen [veroordeelde] door het intrekken van het hoger beroep op 23 april 2020 heeft het klaagschrift te gelden als een klaagschrift in de zin van artikel 552b Sv (HR, 23 november 1993, NJ 1994, 263).
De raadkamer stelt onweersproken vast dat klaagster eigenaar is van het kogelgeweer met toebehoren. De oom van klaagster en broer van haar overleden vader is op 16 juni 2018 om het leven gekomen nadat de partner van klaagster het schietklare wapen in een foedraal op een onstabiele ondergrond met de loop in een onveilige richting in de auto had gelegd waarna het wapen is afgegaan. Klaagster stelt dat zij, haar partner en familie zeer gebukt gaan onder het noodlottige ongeval op 16 juni 2018. Zij heeft het wapen indertijd van haar vader gekregen en is om die reden zeer gehecht aan het wapen en toebehoren. Vanwege met name de emotionele waarde die het wapen voor haar heeft, verzoekt zij om teruggave van het wapen met toebehoren. ‘Het wapen heeft geen schuld’, aldus klaagster.
De raadkamer is van oordeel dat de onttrekking aan het verkeer van het kogelgeweer door de rechtbank alleszins begrijpelijk is. Klaagster heeft blijkens het klaagschrift voor zichzelf al besloten dat zij het kogelgeweer niet meer wil gebruiken en om die reden kan zij zich er ook in vinden dat het kogelgeweer onklaar gemaakt wordt en daarna aan haar wordt teruggegeven.
Het is evident dat met dit wapen veel leed is veroorzaakt binnen de familie van klaagster. Klaagster heeft ter zitting toegelicht hoezeer zij desondanks aan het wapen is gehecht. Het noodlottige jachtongeluk op 16 juni 2018 heeft niet geleid tot verstoring van de goede familierelaties met de familie van de om het leven gekomen oom.
Dit alles aanmerking genomen alsmede het standpunt van de officier van justitie dat het wapen met toebehoren aan klaagster kan worden teruggegeven omdat teruggave van het wapen in dit geval niet in strijd is met het algemeen belang of met de wet, zal de raadkamer het klaagschrift gegrond verklaren en de teruggave gelasten van het kogelgeweer met richtkijker en montage, de geweerriem en het foedraal aan klaagster als redelijkerwijs rechthebbende van die voorwerpen.
Conclusie
De raadkamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard.

6.De beslissing

De raadkamer verklaart het klaagschrift
  • gegrond,
  • gelast dat het vuurwapen, merk Blaser, model R93, voorzien van richtkijker met montage, alsmede de bij dat wapen behorend foedraal worden teruggegeven aan klaagster.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.W.M. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, ondertekend door de rechter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2020.