ECLI:NL:RBOVE:2020:2573

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
31 juli 2020
Zaaknummer
08.151922.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag van beroepschauffeur

Op 31 juli 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man uit Tubbergen, die op 21 februari 2019 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De man, die als beroepschauffeur werkzaam is, reed met een graafmachine en een aanhangwagen achteruit de rijbaan op, zonder voldoende rekening te houden met het naderende verkeer. Dit leidde tot een aanrijding met een Renault Clio, bestuurd door het slachtoffer, die als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de man een hoge mate van schuld had aan het ongeval, gezien zijn professionele status en de omstandigheden waaronder het ongeval plaatsvond. De rechtbank legde de man een taakstraf op van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank benadrukte dat de verdachte als beroepsmatige verkeersdeelnemer extra verantwoordelijkheden heeft en dat zijn onvoorzichtigheid ernstige gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.151922.19 (P)
Datum vonnis: 31 juli 2020
Vonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 juli 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Jansen en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 21 februari 2019 (primair) met een graafmachine waarachter een aanhangwagen was gekoppeld, een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen dan wel (subsidiair) dat hij de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht waarbij hij die [slachtoffer] heeft aangereden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 21 februari 2019 te Agelo in de gemeente Dinkelland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een motorrijtuig met beperkte snelheid, als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen, te weten een graafmachine), waarachter een drieassige aanhangwagen (een zogenaamde platte wagen) was gekoppeld,
daarmee zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam (achteruit) heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl de aan de zijkant van die aanhangwagen, zich bevindende (vereiste) reflectie van die zich dwars of nagenoeg dwars op de rijbaan van die [straatnaam 1] bevindende aanhangwagen, slecht zichtbaar was
en/of
terwijl de zich aan de achterzijde van die aanhangwagen bevindende
verlichting, enkel zichtbaar was, voor het verkeer dat zich recht achter
dit voertuig bevond,
niet, in elk geval in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken naar het uit de richting Ootmarsum naderende verkeer en/of vanuit een aan de [straatnaam 1] aldaar gelegen uitrit, in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, achteruit de rijbaan van de [straatnaam 1] is op- en overgereden, zijnde bijzondere manoeuvres en/of een over die [straatnaam 2] rijdende en uit de richting van Ootmarsum dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig
(personenauto) niet voor heeft laten gaan en/of is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig(personenauto, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2019 te Agelo in de gemeente Dinkelland,
als bestuurder van een motorrijtuig (een motorrijtuig met beperkte
snelheid, als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen, te weten
een graafmachine), waarachter een drieassige aanhangwagen (een
zogenaamde platte wagen) was gekoppeld en
terwijl de aan de zijkant van die aanhangwagen, zich bevindende
(vereiste) reflectie van die zich dwars of nagenoeg dwars op de rijbaan
van die [straatnaam 1] bevindende aanhangwagen, slecht zichtbaar was
en/of
terwijl de zich aan de achterzijde van die aanhangwagen bevindende
verlichting, enkel zichtbaar was, voor het verkeer dat zich recht achter dit voertuig bevond,
vanuit een aan de [straatnaam 1] aldaar gelegen uitrit, in strijd met het
gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, achteruit de rijbaan van de [straatnaam 1] is op-
en overgereden, zijnde bijzondere manoeuvres en/of
een over die [straatnaam 2] rijdende en uit de richting van Ootmarsum
dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig
(personenauto) niet voor heeft laten gaan en/of
is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met dat andere
motorrijtuig(personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1.
Inleiding
Op grond van het onderzoek op de zitting en de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 21 februari 2019 omstreeks 18:17 uur is verdachte als bestuurder van een Atlas graafmachine met aangekoppelde drieassige platte aanhangwagen vanuit de toerit van perceel [adres 2] te Agelo achterwaarts de rijbaan van de [straatnaam 1] opgereden. Hierbij werd de aangekoppelde aanhangwagen met de achterzijde in de richting van Ootmarsum gestuurd. Op dat moment was het donker. [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) reed als bestuurder in een Renault Clio met kenteken [kenteken] op de [straatnaam 1] . Hij kwam met de linker voorzijde van zijn auto in aanrijding met de rechterachterzijde van de aanhangwagen. Op het wegdek zijn geen remsporen van de Renault aangetroffen. [slachtoffer] is bekneld geraakt in zijn auto en hij moest door personeel van de brandweer daaruit worden bevrijd.
De zich zijwaarts op de rijbaan bevindende aanhangwagen was slecht zichtbaar. Uit de het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse is gebleken dat de aanhangwagen was voorzien van de voorgeschreven reflectoren aan de zijkant. In het dossier bevindt zich een foto (7) die een beeld geeft van de aangetroffen situatie ter plaatse, gezien vanuit de rijrichting van de Renault. De gele blokpijlen geven de 3 aanwezige reflectoren weer, welke op de zijkant van de aanhanger waren aangebracht. Op deze foto is de slechte zichtbaarheid van deze aanhangwagen te zien voor zijwaarts naderend verkeer. Indien men achter deze aanhangwagen rijdt, is de (LED) verlichting wel goed zichtbaar (foto 11 en 13), maar de verlichting aan de achterzijde was niet zichtbaar voor het zijwaarts naderende verkeer (blauwe pijl op foto 12).
Als gevolg van de aanrijding heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen te weten:
- de linker heupkop was uit de kom en er was een breuk van de linker heupkom
- verder had hij oppervlakkige ontvellingen
- een breuk in rib 2 tot en met 6 rechts zonder verplaatsing van de botdelen
- een longkneuzing beiderzijds.
Uit het aanvullend proces-verbaal van 25 september 2019 met informatie over de fysieke gesteldheid van het slachtoffer blijkt dat hij op 25 september 2019, bijna zeven maanden na het ongeval, als gevolg van het ongeval zijn beroep en normale bezigheden nog niet heeft kunnen uitoefenen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is een beroepsmatige verkeersdeelnemer en derhalve belast met extra verantwoordelijkheid. Hij was bekend met de verkeerssituatie ter plekke.
Doordat hij achterwaarts de rijbaan van een voorrangsweg is opgereden met een platte lange aanhangwagen die was gekoppeld aan een graafmachine en hij daarbij onvoldoende rekening heeft gehouden met het verkeer dat op die voorrangsweg reed, heeft hij aanmerkelijk onvoorzichtig gereden. De aanhangwagen was slecht zichtbaar. [slachtoffer] is met zijn personenauto tegen de aanhangwagen gebotst. Verdachte heeft door zijn rijgedrag een verkeersongeval veroorzaakt met als gevolg dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
4.3
Beoordeling
Beoordelingskader
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte een professionele verkeersdeelnemer is, aan wie uit hoofde van zijn beroep hogere eisen mogen worden gesteld wat betreft de zorg voor de verkeersveiligheid dan aan de gemiddelde weggebruiker. Verdachte heeft ter terechtzitting in dit verband verklaard dat hij bij een loonwerkersbedrijf werkt en dat hij voor zijn werk gewend is om op grote (landbouw)voertuigen te rijden. Verdachte was bovendien bekend met de verkeerssituatie ter plaatse.
Verdachte reed op 21 februari 2019 rond 18.17 uur op een graafmachine met daaraan gekoppeld een lange platte aanhangwagen. Met deze combinatie is hij achterwaarts de [straatnaam 1] op gereden. Dit betreft een voorrangsweg waar een maximumsnelheid van tachtig kilometer per uur geldt. Het was op dat moment donker en het regende. De aanhanger bevond zich op een gegeven moment over bijna de gehele breedte van de weg en was zeer slecht zichtbaar. De verlichte graafmachine bevond zich nog in de berm. [slachtoffer] kwam met de linker voorzijde van zijn auto in aanrijding, met de rechterachterzijde van de
aanhangwagen. Hij heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer] aan zag komen rijden, dat hij nog heeft geprobeerd zijn voertuig van de rijbaan te manoeuvreren, maar dat het daarvoor te laat was. Verdachte had zich bewust moeten zijn van de maximumsnelheid van de door hem bestuurde combinatie ten opzichte van de maximumsnelheid van het verkeer dat zich op de rijbaan bevond. Mede gezien de omvang van de door verdachte bestuurde combinatie, kostte de door hem verrichte manoeuvre zoveel tijd, dat deze onder de gegeven omstandigheden op deze manier niet veilig uit te voeren was. Verdachte had geen gelegenheid meer om in te grijpen op het moment dat hij [slachtoffer] zag naderen met zijn auto. Het klopt dat, zoals verdachte zelf stelt, de graafmachine waarop verdachte reed verlicht was. Deze graafmachine bevond zich echter aan de zijkant van de weg en niet op de weg zelf, zodat daarmee de zichtbaarheid van de zich op de weg bevindende aanhanger niet werd vergroot.
Verdachte heeft hiermee naar het oordeel van de rechtbank zeer onvoorzichtig en onachtzaam gereden en aldus schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
Nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem nadien geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
- de verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 17 juli 2020;
- het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, BHV-nummer 2019080038, van
27 februari 2019, opgemaakt door [verbalisant 1] , inhoudende het relaas van de verbalisant;
-het proces-verbaal Aanrijding misdrijf genummerd PL0600-2019080038-1 van
30 mei 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] .
- het aanvullend proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, BHV-nummer 2019080038, van
16 januari 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] , inhoudende het relaas van de verbalisant;
- een geschrift, bevattende medische informatie betreffende [slachtoffer] van 10 mei 2019, opgemaakt door de arts A.J. Schrooyen;
- het proces-verbaal van verhoor slachtoffer genummerd PL0600-2019080038-6, van
22 maart 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] .
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks21 februari 2019 te Agelo in de gemeente Dinkelland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een motorrijtuig met beperkte snelheid, als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen, te weten een graafmachine), waarachter een drieassige aanhangwagen (een zogenaamde platte wagen) was gekoppeld,
daarmee zeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig,
onoplettenden
/of
onachtzaam (achteruit) heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
terwijl de aan de zijkant van die aanhangwagen, zich bevindende (vereiste) reflectie van die zich dwars of nagenoeg dwars op de rijbaan van die [straatnaam 1] bevindende aanhangwagen, slecht zichtbaar was
en
/of
terwijl de zich aan de achterzijde van die aanhangwagen bevindende verlichting, enkel zichtbaar was, voor het verkeer dat zich recht achter dit voertuig bevond,
niet, in elk geval in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven
kijken naar het uit de richting Ootmarsum naderende verkeer en
/of
vanuit een aan de [straatnaam 1] aldaar gelegen uitrit, in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, achteruit de rijbaan van de [straatnaam 1] is op- en overgereden, zijnde bijzondere manoeuvres en
/of
een over die [straatnaam 2] rijdende en uit de richting van Ootmarsum dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (personenauto) niet voor heeft laten gaan en
/of
is gebotst, althansin aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig(personenauto,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht.
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2019 te Agelo in de gemeente Dinkelland,
als bestuurder van een motorrijtuig (een motorrijtuig met beperkte
snelheid, als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen, te weten
een graafmachine), waarachter een drieassige aanhangwagen (een
zogenaamde platte wagen) was gekoppeld en
terwijl de aan de zijkant van die aanhangwagen, zich bevindende
(vereiste) reflectie van die zich dwars of nagenoeg dwars op de rijbaan
van die [straatnaam 1] bevindende aanhangwagen, slecht zichtbaar was
en/of
terwijl de zich aan de achterzijde van die aanhangwagen bevindende
verlichting, enkel zichtbaar was, voor het verkeer dat zich recht achter dit voertuig bevond,
vanuit een aan de [straatnaam 1] aldaar gelegen uitrit, in strijd met het
gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, achteruit de rijbaan van de [straatnaam 1] is op-
en overgereden, zijnde bijzondere manoeuvres en/of
een over die [straatnaam 2] rijdende en uit de richting van Ootmarsum
dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig
(personenauto) niet voor heeft laten gaan en/of
is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met dat andere
motorrijtuig(personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een het verrichten van een taakstraf van honderdtwintig uren, bij het niet of niet behoren verrichten daarvan te vervangen door zestig uren hechtenis en dat voorts aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen zal worden opgelegd voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Op 21 februari 2019 heeft er een verkeersongeluk plaatsgevonden dat aan de schuld van verdachte is te wijten. Als gevolg hiervan heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dit is een zeer ernstige gebeurtenis, met grote gevolgen voor het slachtoffer.
Verdachte heeft een inschattingsfout gemaakt, met vergaande gevolgen. Hij had zich bewust moeten zijn van zijn positie als professioneel verkeersdeelnemer en, gelet op de omvang van zijn combinatie, de weersomstandigheden en de verkeersomstandigheden (achteruit een voorrangsweg oprijden) anders op de situatie moeten anticiperen dan hij heeft gedaan.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
29 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Straffen
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gelet op de LOVS oriëntatiepunten voor straftoemeting. Bij het laagste niveau van schuld wordt in geval van zwaar lichamelijk letsel, zonder alcohol, een uitgangspunt gehanteerd van een maximale werkstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Bij ernstige schuld waarbij geen sprake is van alcoholgebruik maar wel zwaar lichamelijk letsel geldt een orientatiepunt van 160 uur taakstraf en 1 jaar ontzegging van de rijbevoegdheid. Bij een zeer hoge mate van schuld waarbij geen sprake is van alcoholgebruik van de veroorzaker van het ongeval, waarvan in deze zaak sprake is, wordt een uitgangspunt gehanteerd van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren.
De rechtbank neemt deze oriëntatiepunten als uitgangspunt, en weegt ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte mee. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij binnen een maand na het plaatsvinden van het onderhavig ongeval, een eenzijdig ongeval heeft veroorzaakt onder invloed van alcohol. Dit ongeval is als openstaande zaak zichtbaar op zijn strafblad. Verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van beide ongevallen een moeilijke periode doormaakte, in welke periode hij ook heeft getracht zichzelf van het leven te beroven, onder meer door het nemen van een overdosis medicatie.
De rechtbank houdt tot slot rekening met de omstandigheid dat verdachte voor zijn werk afhankelijk is van zijn rijbewijs. Gezien de ernst van het verwijt en de gevolgen van de gedraging van verdachte kan de rechtbank niet anders dan een forse straf opleggen. Gelet op de persoon van verdachte, in aanmerking genomen dat het voorval ook op hem diepe indruk heeft gemaakt en gelet op de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals voornoemd oriëntatiepunt in geval van zeer hoge mate van schuld vermeldt, niet passend en ziet zij aanleiding om in plaats daarvan een taakstraf op te leggen. Gelet op de mate van schuld acht de rechtbank een taakstraf van de maximale duur passend en geboden.
Anders dan de officier van justitie en mede in acht genomen hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd, acht de rechtbank gelet op de in deze zaak vastgestelde mate van verwijtbaarheid een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden.
Dit ter bescherming van de verkeersveiligheid, ter norminprenting en om ervoor te zorgen dat verdachte zich in de toekomst vergewist van risico’s die deelname aan het verkeer met zich brengen. De rechtbank zal daarom aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar opleggen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
-
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat een gedeelte van
6 (zes) maandenvan deze bijkomende straf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2020.
Buiten staat
Mr. E. Venekatte is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2019080038-1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.