Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
thans verblijvend in een ‘safe house’, waarvan het adres onbekend is,
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 1 juli 2020 met productie 1 tot en met 3,
- de mondelinge behandeling via skype, gehouden op 16 juli 2020, waarbij [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar advocaat mr. Van Kerkhof. Ook [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. Schellekens. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
2.De feiten
oktober 2019 verbroken.
‘(…) Vanaf 30 september 2019 ben ik uit elkaar gegaan met mijn ex partner genaamd [gedaagde] , geboortedatum [geboortedatum 2] 1988. Vanaf die datum valt hij mij stelselmatig lastig op allerlei manieren. Hij beledigd mij ten overstaan van familieleden, vrienden, kennissen en collega’s (…) Ik wil dat [gedaagde] mij met rust laat, en stopt mijn naam door het slijk te halen (…)’.
‘
(…) Op advies van mijn advocaten Peter Schouten en Patrick Grijpstra doe ik aangifte van stalking. (…) Ik doe aangifte van stalking gepleegd door mijn ex partner genaamd [gedaagde] (…) [gedaagde] maakt wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer met het oogmerk mij te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen (…) Ik ben erg bang dat [gedaagde] [de minderjarige] wat aan zal doen. Ik voel me niet veilig. In overleg met Veilig Thuis ben ik op 17 maart 2020 van [plaats] naar [plaats 1] verhuist samen met mijn twee kinderen [de minderjarige] en [naam minderjarige 2] . Mijn moeder woont samen met mijn stiefvader in [plaats 2] (…) Op 20 mei 2020 heb ik gezien dat [gedaagde] in [plaats 1] was (…) Op 21 mei 2020 in de middag heb ik [gedaagde] weer gezien in [plaats 1] (…) Op 22 mei omstreeks 21.30 uur is [gedaagde] met dezelfde [merk auto] langs de woning van mijn moeder gereden (…) Rond 25 of 26 mei 2020, dat weet ik niet precies heb ik [gedaagde] weer gezien. Ik zag dat [gedaagde] met zijn auto langs mijn woning heen en weer reed (…) [gedaagde] denkt nu dat ik met mijn kinderen bij mijn moeder in [plaats 2] woon. [gedaagde] rijdt nu dagelijks langs de woning van mijn moeder (…) Op de volgende data hebben wij [gedaagde] gezien:17 juni 2020 (…) 18 juni 2020 (…) 21 juni 2020 (…) 22 juni 2020 (…) 23 juni 2020 (…)26 juni 2020 (…) 29 juni 2020 omstreeks 12.00 uur (…) tussen 14.00 uur en 15.00 uur (…)Ik ben ontzettend bang dat [gedaagde] mijn kind wat aan zal doen’.
3.Het geschil
[gedaagde] verbiedt voor de duur van acht maanden en na betekening van dit vonnis:
A. zich te begeven en/of zich te bevinden in [plaats 1] , [naam gemeente] alsmede [plaats] ,
B. zich te begeven en/of zich te bevinden in en rondom de woning van [eiseres] ,
D. zich te begeven en/of zich te bevinden in (en rondom) de toekomstige werkomgeving van [eiseres] ,
[A] (en haar familieleden) per telefoon, social media en/of per post, dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks (via derden) met of zonder communicatiemiddelen te benaderen,
zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere overtreding van [gedaagde] ,
[eiseres] te machtigen om, indien [gedaagde] na betekening van dit vonnis een van de hierin gelegde verboden overtreedt, dit vonnis ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm en/of [gedaagde] uit het verboden gebied te laten verwijderen.
4.De beoordeling
5.De beslissing
24 juli 2020.