ECLI:NL:RBOVE:2020:2546

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
08-259054-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor diefstal bij een woon- en tuinwinkel

Op 28 juli 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 40-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 49 dagen voor diefstal bij een woon- en tuinwinkel. De zaak betreft twee incidenten van winkeldiefstal, waarbij de verdachte op 12 oktober 2019 kaarsen, spotjes en een hondentondeuse heeft gestolen, en op 21 oktober 2019 kerstverlichting en speelgoedpoppen. De rechtbank heeft op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen vastgesteld dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte heeft de gestolen goederen verkocht om in zijn verslaving te voorzien, wat de rechtbank als een kwalijke zaak beschouwt. De rechtbank heeft rekening gehouden met de strafbare feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook het reclasseringsadvies in overweging genomen, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden een veelpleger was, maar recent positieve stappen heeft gezet in zijn behandeling. De rechtbank heeft besloten om de gevangenisstraf gelijk te stellen aan de duur van het voorarrest, zonder aanvullende voorwaarden, gezien de huidige positieve ontwikkeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-259054-19 (P)
Datum vonnis: 28 juli 2020
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juli 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Grooters en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.B. Kleerekooper, advocaat te Hoenderloo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 12 oktober 2019 kaarsen, spotjes en een hondentondeuse heeft gestolen bij de [winkel] ;
feit 2:op 21 oktober 2019 kerstverlichting en speelgoedpoppen heeft gestolen bij de [winkel] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 in de gemeente
Deventer dertien, althans één of meer kaarsen, zeven, althans
één of meer spotjes en/of één hondentondeuse, in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te
weten aan de [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2019 in de gemeente
Deventer één of meer verpakkingen kerstverlichting en/of vier,
althans één of meer speelgoedpoppen, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
de [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van die ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
Ten aanzien van feit 1
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 juli 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 16 oktober 2019, pagina’s 17 en 18;
3. het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 16 oktober 2019, pagina 21;
4. het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 15 oktober 2019, pagina 23.
Ten aanzien van feit 2
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 juli 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 23 oktober 2019, pagina’s 28 en 29;
3. het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 29 oktober 2019, pagina’s 30 en 31;
4. het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 25 oktober 2019, pagina 36.
4.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 oktober 2019 in de gemeente Deventer dertien kaarsen, zeven spotjes en één hondentondeuse, die toebehoorden aan de [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 21 oktober 2019 in de gemeente Deventer meerdere verpakkingen kerstverlichting en vier speelgoedpoppen, die toebehoorden aan de [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 en feit 2
telkens het misdrijf: diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 49 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen inhoudelijk strafmaatverweer gevoerd en gesteld zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in oktober 2019 schuldig gemaakt aan een tweetal winkeldiefstallen bij de [winkel] . Verdachte verkocht vervolgens de gestolen producten, zodat hij met het verdiende geld in zijn verslaving kon voorzien. Dit zijn kwalijke feiten aangezien zij enkel zijn gepleegd uit het oogpunt van persoonlijk gewin en voor het slachtoffer financieel nadeel en overlast meebrachten.
De rechtbank heeft – in strafverzwarende zin – acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 4 juni 2020. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden een groot aantal malen ter zake vermogensdelicten is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr, rekening gehouden met het gegeven dat verdachte bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 16 januari 2020, is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Daaraan zijn algemene en bijzondere voorwaarden verbonden.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 5 december 2019 en de door Y. Agteresch, reclasseringswerker bij Tactus reclassering Zwolle, per e-mail van 9 juli 2020 gegeven update. Uit het rapport van 5 december 2019 komt naar voren dat verdachte als zeer actieve veelpleger bekend was. In het verleden is de nodige hulpverlening ingezet, echter ontbrak het verdachte telkens aan voldoende motivatie, was hij niet afsprakentrouw en gaf hij onvoldoende openheid van zaken, waardoor deze trajecten niet van grond kwamen of voortijdig werden beëindigd. De kans op recidive werd ingeschat als hoog en de reclassering concludeerde dat enkel een ISD-kader een passende afdoening was. Uit de e-mail van 9 juli 2020 komt echter een heel ander beeld naar voren. Verdachte heeft zich klinisch laten behandelen in het Intramuraal Motivatie Centrum van Tactus verslavingszorg te Zutphen. Hij heeft deze behandeling goed doorlopen en er is vervroegd een vervolgplek gezocht. Verdachte verblijft momenteel in een beschermde woonvorm bij het Kort Verblijf tehuis van de JP van de Bent stichting in Apeldoorn. Verdachte is actief in de dagbesteding en in het groepsproces en stelt zich begeleidbaar op. De begeleiding is tevreden over het functioneren en het traject van verdachte wordt positief genoemd.
De rechtbank is van oordeel dat bij het bepalen van de hoogte van na te melden straf, rekening dient te worden gehouden met het feit dat verdachte reeds onder begeleiding van de reclassering staat. Het traject is weliswaar net gestart maar lijkt positief te verlopen. De rechtbank acht het daarom niet wenselijk om in onderhavige zaak een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen, in aanvulling op de algemene en bijzondere voorwaarden die het kader vormen voor het thans lopende traject van verdachte.
De rechtbank zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57 en 63 Sr

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 2
telkens het misdrijf: diefstal;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
49 (negenenveertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Peterzon, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. K. Haar, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2020.
Buiten staat
Mr. Van Holten is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Zuid met nummer PL0600-2019481886. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.