ECLI:NL:RBOVE:2020:2542

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
08-057784-18, 08-005320-20 (tul) en 08-224077-19 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt en bedreiging met geweld

De rechtbank Overijssel heeft op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 49-jarige man, die werd beschuldigd van het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit voor zijn hennepkwekerij. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en moest een schadevergoeding van ruim 1000 euro betalen aan Enexis B.V. voor de diefstal van elektriciteit. De politierechter rekent het de man zwaar aan dat hij zijn ex-partner en voormalig stiefzoon heeft bedreigd in hun eigen huis, een plek waar zij zich veilig zouden moeten voelen. De bedreigingen werden gedaan met een mes en waren van ernstige aard, wat de rechter als een ernstige schending van het vertrouwen beschouwt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de hennepkwekerij in zijn woning had en dat hij illegaal elektriciteit afnam, wat leidde tot de veroordeling voor beide feiten. De verdachte heeft zich niet kunnen verweren tegen de beschuldigingen, omdat hij de naam van de onderhuurder van zijn woning niet wilde prijsgeven. De rechter heeft de vordering van de benadeelde partij, Enexis B.V., volledig toegewezen, omdat de schade door de verdachte is veroorzaakt. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Politierechter
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-057784-18, 08-005320-20 (tul) en 08-224077-19 (gev. ttz)
Datum vonnis: 27 juli 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 januari 2020, 24 maart 2020 en 13 juli 2020.
De politierechter heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. van Minnen en van hetgeen door verdachte en de raadsman, mr. T. Geerdink, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Verdachte is onder parketnummer
08-057784-18ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2017 tot en met 2 augustus
2017, in de gemeente Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand aan [adres 2] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 125, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
(art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen, in of omstreeks de periode
van 25 juli 2017 tot en met 2 augustus 2017, in de gemeente Enschede,
met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad in een pand aan [adres 2] , een hoeveelheid
van (in totaal) ongeveer 125, althans een groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer
dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of
omstreeks de periode van 25 juli 2017 tot en met 2 augustus 2017,
in de gemeente Enschede, in elk geval in Nederland, meermalen,
althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand
voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
(art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 48 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2017 tot en met 2 augustus
2017, in de gemeente Enschede,
meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid/hoeveelheden elektriciteit, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan de firma Enexis, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel
van braak en/of verbreking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode
van 25 juli 2017 tot en met 2 augustus 2017, in de gemeente Enschede,
meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een
hoeveelheid/hoeveelheden elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan de firma Enexis, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan die onbekend gebleven personen en/of zijn/hun
mededaders en/of aan verdachte,
waarbij die onbekend gebleven personen en/of zijn mededaders zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of de/het
weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht
door middel van braak en/of verbreking,
tot en/of bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of
omstreeks de periode van 25 juli 2018 tot en met 2 augustus 2017,
in de gemeente Enschede, in elk geval in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die onbekend gebleven
personen toe te laten in zijn, verdachtes gehuurde woning en/of door
toe te laten dat die onbekend gebleven personen (een) constructie(s)
aanbracht(ten) die er voor zorgde(n) althans tot gevolg had(den) dat er
elektriciteit kon worden afgenomen buiten de meter om, althans dat het
gebruik van elektriciteit niet (volledig) werd geregistreerd;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub
1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
Verdachte is onder parketnummer
08-224077-19ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 16 september 2019, te Enschede, [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] (in de Turkse taal) dreigend de woorden toe te voegen -
zakelijk weergegeven - dat hij hen in stukken ging snijden en/of dat hij
een (familie)drama ging veroorzaken, althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking, en/of
(daarbij) een mes te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of (met) een mes in hun richting te wijzen en/of te bewegen, althans
gedragingen van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

3.De voorvragen

De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging/verdachte
Parketnummer 08-057784-18
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide primair tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard op grond van het proces-verbaal betreffende het aantreffen van de hennepkwekerij, het rapport van Enexis B.V. en het feit dat de hennepkwekerij is aangetroffen in de woning van verdachte. Het medeplegen blijkt volgens de officier van justitie uit de afspraken die verdachte met een vriend heeft gemaakt over de eventuele winstverdeling, zoals verdachte bij de reclassering heeft verteld.
De raadsman verzoekt verdachte ten aanzien van alle feiten vrij te spreken. De raadsman voert hiertoe aan dat verdachte niet is gehoord door de politie over de in de door hem gehuurde woning aangetroffen hennepkwekerij. Dat kan hem niet worden verweten daar hij de Nederlandse taal slecht beheerst. Eventuele brieven van de politie zijn daarnaast mogelijk onderschept door degene aan wie verdachte de woning onderverhuurd had. De raadsman voert verder aan dat het opzet gericht moet zijn op de diefstal van elektriciteit. De enkele wetenschap dat er een hennepkwekerij zou worden aangelegd is onvoldoende.
Parketnummer 08-224077-19
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, gelet op de aangifte van mevrouw [slachtoffer 1] , de ondersteunende verklaring van getuige [slachtoffer 2] , het proces-verbaal waaruit blijkt dat het kromgebogen mes is gevonden en het feit dat er klein letsel is geconstateerd bij de zoon van aangeefster.
De raadsman verzoekt verdachte tevens ten aanzien van dit feit vrij te spreken.
4.2
Het oordeel van de politierechter
Parketnummer 08-057784-18
De politierechter is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1. primair en onder 2. primair tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De politierechter overweegt daartoe het volgende. [1] Tijdens het binnentreden van de woning aan [adres 2] op 2 augustus 2017 heeft de politie een in werking zijnde hennepkwekerij met in totaal 125 hennepplanten aangetroffen. [2] Verdachte stond op dat moment ingeschreven op het adres van die woning, tijdens het binnentreden werden poststukken gericht aan verdachte aangetroffen en de woningbouwvereniging heeft bevestigd dat verdachte op dit adres woonachtig was. [3]
Ter zitting van 13 juli 2020 zijn alle stukken van onderzoek aan de verdachte voorgehouden en is de verdachte in de gelegenheid gesteld zich tegen het tenlastegelegde te verweren. Voorafgaand aan en tijdens deze zitting heeft hij zich bovendien door zijn raadsman (kunnen) laten bijstaan. De politierechter is dan ook van oordeel dat de verdachte voldoende in de gelegenheid is gesteld om zich te verweren. Het enkele feit dat hij door de politie niet (eerder) is gehoord, nog los van de vraag wie dit valt te verwijten, doet daaraan niet af. Van het door of namens het Openbaar Ministerie doelbewust of met grove veronachtzaming tekort doen van de belangen van de verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is niet gebleken. Het verweer wordt dan ook verworpen, nog daargelaten dat het de politierechter niet duidelijk is geworden welke conclusie volgens de verdediging aan het verweer moet worden verbonden.
Ter zitting van 13 juli 2020 heeft verdachte verklaard dat hij de woning op dat moment had onderverhuurd en in die periode niet zelf in de woning verbleef. Ondanks daar herhaaldelijk naar gevraagd ter zitting, weigert verdachte de naam van die onderhuurder dan wel enige andere informatie dienaangaande te verschaffen. De politierechter hecht dan ook geen waarde aan de enkele bewering van verdachte dat hij de woning had onderverhuurd. Verdachte heeft zijn verklaring namelijk op geen enkele wijze geconcretiseerd en verifieerbaar gemaakt, terwijl hij dit wel had kunnen doen. Het dossier bevat ook geen enkel aanknopingspunt dat de stelling van verdachte dat een ander verantwoordelijk is voor de aangetroffen hennepkwekerij, zou kunnen onderbouwen.
Uit de bewijsmiddelen, waaruit volgt dat verdachte de huurder was van de woning waarin de hennepkwekerij is aangetroffen, op dat moment op dat adres stond ingeschreven en daar woonachtig was, en er poststukken geadresseerd aan verdachte in de woning zijn aangetroffen, zulks in samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen, leidt de politierechter af dat het verdachte is geweest die daar hennep heeft geteeld.
Geconstateerd is dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. [4] Enexis heeft aangifte gedaan van diefstal van energie. [5] Uit het door Enexis uitgevoerde onderzoek is gebleken dat er een illegale aansluiting voor de hoofdbeveiliging is gemaakt op de aansluitleiding in de hoofdaansluitkast van de woning. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om liep en de elektrische installatie in het betreffende pand voorzag van elektriciteit. Om deze aftakking te realiseren is het noodzakelijk geweest de verzegeling van de aansluitkast te verbreken en de kast te openen, hetgeen is gebeurd zonder toestemming van Enexis. Nu de politierechter van oordeel is dat verdachte degene is die in de woning hennep teelde en niet is gebleken van enige betrokkenheid van een ander, acht de politierechter ook bewezen dat verdachte degene is die zich de elektriciteit wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte dit één en ander heeft gedaan in samenwerking met een ander, zodat de politierechter verdachte zowel ten aanzien van het onder 1. als het onder 2. ten laste gelegde medeplegen zal vrijspreken.
Parketnummer 08-224077-19
De politierechter is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
De politierechter overweegt daartoe het volgende. [6] Aangeefster, de ex-partner van verdachte, mevrouw [slachtoffer 1] , heeft verklaard als volgt. [7] Verdachte paste op 16 september 2019 op hun gezamenlijke dochter in de woning van aangeefster. Toen aangeefster thuis kwam, kregen zij en verdachte een woordenwisseling. Verdachte is daarop naar de keuken gelopen en kwam weer terug gelopen met een wit keukenmes in zijn hand. Verdachte is toen eerst in de richting van haar zoon, [slachtoffer 2] , gelopen en heeft geroepen dat die eerst aan de beurt was. Verdachte liep daarna op aangeefster af en zwaaide het mes voor haar hals heen en weer. [slachtoffer 2] heeft toen getracht het mes af te pakken en is daarbij in zijn vinger geraakt. Verdachte heeft tijdens het gebeuren geroepen (in het Turks) dat hij hen in stukjes zou snijden en de hele familie zou vermoorden. Vervolgens is verdachte weer naar de keuken gelopen, heeft de spullen op het aanrecht omver geslagen en de punt van het mes krom gebogen en is daarna weggegaan.
De aangifte wordt op de hierboven weergegeven onderdelen ondersteund door en is consistent met de getuigenverklaring van [slachtoffer 2] . [8] De verbalisanten die verdachte hebben aangehouden troffen een kromgebogen mes aan op de woonkamertafel, zagen een sneetje in de vinger van [slachtoffer 2] en troffen een omgegooide pan soep aan in de keuken. [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij en aangeefster weliswaar ruzie hadden, hij de messen in de keuken heeft krom gebogen en met zijn vingers tegen de pan soep aan sloeg waardoor die ging spetteren, maar dat er verder niets gebeurd is. Verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat de beschuldigingen door aangeefster zijn verzonnen en dat zij en haar zoon hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. De politierechter overweegt dat uit het dossier en het onderzoek ter zitting geen feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen, die deze stelling ondersteunen. Gelet op al het voorgaande, is de politierechter van oordeel dat er geen reden bestaat te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en [slachtoffer 2] en acht zij deze bruikbaar voor het bewijs.
4.3
De bewezenverklaring
De politierechter acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
Parketnummer 08-057784-18
1.
hij in de periode van 25 juli 2017 tot en met 2 augustus 2017, in de gemeente Enschede,
opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van 125 hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in de periode van 25 juli 2017 tot en met 2 augustus 2017, in de gemeente Enschede,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan de firma Enexis, waarbij verdachte die weg te nemen
elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Parketnummer 08-224077-19
hij, op 16 september 2019, te Enschede, [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (in de Turkse taal) dreigend de woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven - dat hij hen in stukken ging snijden en dat hij
een (familie)drama ging veroorzaken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en (daarbij) een mes te tonen aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een mes in hun richting te bewegen.
De politierechter acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 3 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
t.a.v. 08-057784-18:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
t.a.v. 08-224077-19:
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De politierechter oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaard feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging/verdachte
De officier van justitie heeft één eis geponeerd die ziet op de feiten onder parketnummers 08-057784-18, 08-224077-19 en de (niet met eerdergenoemde parketnummers gevoegde maar wel gelijktijdig ter zitting behandelde) feiten onder parketnummer 08-028105-20 gezamenlijk. De officier van justitie vordert dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat geen straf of maatregel aan verdachte opgelegd moet worden, omdat een vrijspraakverweer ten aanzien van alle feiten is gevoerd. De verdediging stelt zich subsidiair op het standpunt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag kan worden opgelegd met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Naast die onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan een taakstraf aan verdachte worden opgelegd.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de politierechter rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen. De politierechter acht daarbij het volgende van belang.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten. Hij heeft daarbij kennelijk gehandeld uit financieel gewin. Verdovende middelen zijn schadelijk voor de volksgezondheid en leiden vaak tot verschillende vormen van criminaliteit. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij. De verdachte heeft op illegale wijze stroom afgetapt, zonder dat dit werd geregistreerd en zonder dat hiervoor door de verdachte werd betaald, waardoor het energiebedrijf schade heeft geleden en terwijl dit brandgevaarlijke situaties kon opleveren.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een zeer nare bedreiging van zijn ex-partner en voormalige stiefzoon. De slachtoffers hebben hierbij angstige momenten beleefd. De feiten hebben in hun eigen huis plaatsgevonden, een plek waar zij zich in het bijzonder veilig zouden moeten kunnen voelen. Om daar zo gewelddadig te worden bejegend door hun ex-partner respectievelijk voormalige stiefvader is een ernstige schending van het vertrouwen in die persoon. De politierechter rekent verdachte dit zwaar aan.
De politierechter heeft gelet op de straffen die voor dergelijke feiten plegen te worden opgelegd. Die straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Deze oriëntatiepunten zien niet tevens op de diefstal van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij.
De politierechter houdt er voorts rekening mee dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Justitiële documentatieregister van 20 april 2020 al eerder is veroordeeld voor hennepteelt.
Nu de eis van de officier van justitie tevens betrekking heeft op een andere zaak, zal deze eis niet worden gevolgd. Gezien de ernst van de feiten en de recidive ten aanzien van de hennepteelt, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden passend en geboden, met aftrek van voorarrest.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Enexis B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.163,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- 1 fase KWH-meter;
- netwerkkosten elektriciteit;
- verbruik elektriciteit;
- vooronderzoek en dossieraanleg;
- dossierverwerking en aangifte;
- opmaken factuur;
- afhandelingskosten;
- uurtarief inspecteur
8.2
De standpunten van de officier van justitie en van de verdediging/verdachte
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen dient te worden, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering afgewezen dient te worden, nu een vrijspraakverweer is gevoerd ten aanzien van de diefstal van elektriciteit.
8.3
Het oordeel van de politierechter
De vordering heeft betrekking op het tweede feit onder parketnummer 08-057784-18.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De politierechter zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.163,78 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.4
De schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De politierechter zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier weken ten aanzien waarvan bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd.
De raadsman heeft primair om afwijzing van de vordering verzocht. Subsidiair heeft de raadsman verlenging van de proeftijd verzocht.
De politierechter is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, namelijk opnieuw hennepteelt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De politierechter:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
t.a.v. 08-057784-18 feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
t.a.v. 08-057784-18 feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
t.a.v. 08-224077-19: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vier maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Enexis B.V. (08-057784-18 feit 2) van een bedrag van € 1.163,78 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.163,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2017 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van 15 december 2015 met parketnummer 08-005320-14 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
4 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie, Eenheid Oost-Nederland, District Twente, basisteam Enschede, met zaakregistratienummer PL0600-2017360050. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen inzake aantreffen hennepkwekerij van 8 augustus 2017, doorgenummerde pag. 3-6.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 13 maart 2018, doorgenummerde pag. 63.
4.Proces-verbaal van bevindingen inzake aantreffen hennepkwekerij van 8 augustus 2017, doorgenummerde pag. 4.
5.Een geschrift inhoudende een aangifteformulier, inhoudende de verklaring van [naam] , medewerker Beheersen Netverlies van Enexis Netbeheerder B.V. van 7 augustus 2017, doorgenummerde pag. 39-62.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie, Eenheid Oost-Nederland, District Twente, basisteam Enschede, met zaakregistratienummer PL0600-2019414078. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 17 september 2019, doorgenummerde pag. 25-27.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 17 september 2019, doorgenummerde pag. 33-35.
9.Proces-verbaal van aanhouding van 16 september 2019, doorgenummerde pag. 12-13.