ECLI:NL:RBOVE:2020:2541

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
08/207422-19 en 08/278798-18 (P) (t.t.z. gevoegd)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een minderjarige, met bijkomende straf voor drugsbezit en verkeersdelicten

Op 28 juli 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen uit Deventer, die verantwoordelijk werden gehouden voor de afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een 16-jarige jongen. De feiten vonden plaats op 26 augustus 2019, toen het slachtoffer onder bedreiging van geweld werd gedwongen om mee te gaan naar een auto. Daar werd hij verder ondervraagd over vermeende pinpasfraude. De rechtbank oordeelde dat de jongen niet vrijwillig met de verdachten mee was gegaan, maar onder druk en intimidatie. De verdachten hebben het slachtoffer gedwongen zijn persoonlijke bezittingen, waaronder kleding en een telefoon, af te geven. De rechtbank legde de hoofdverdachte een gevangenisstraf op van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals het volgen van een gedragstraining en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank achtte de feiten ernstig, vooral gezien de jonge leeftijd van het slachtoffer en de impact van de daden op zijn welzijn. Naast de gevangenisstraf werd de verdachte ook veroordeeld voor het bezit van softdrugs en verkeersdelicten, waarvoor een geldboete van 300 euro werd opgelegd. De rechtbank benadrukte de noodzaak van een strenge aanpak van dergelijke misdrijven, die de veiligheid van jongeren in gevaar brengen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/207422-19 en 08/278798-18 (P) (t.t.z. gevoegd)
Datum vonnis: 28 juli 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI Grave.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juli 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr.
M. Hoekstra en van wat door verdachte en de raadsvrouw mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten van parketnummer 08/207422-19 als feit 1, 2 en 3 en de feiten van parketnummer 08/278798-18 als feit 4, 5, 6 en 7.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 10 maart 2020 en 21 april 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 26 augustus 2019 met een ander of alleen [slachtoffer 1] heeft afgeperst en/of hem opzettelijk van zijn vrijheid heeft beroofd;
feit 2:op 26 augustus 2019 met een ander of alleen [slachtoffer 1] heeft beroofd;
feit 3:op 4 juli 2019 met een ander of alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 4:op 18 juni 2019 opzettelijk 2,26 gram cocaïne in zijn bezit had;
feit 5:op 18 juni 2019 opzettelijk 28,4 gram hasj en 10,90 gram hennep in zijn bezit had;
feit 6:op 18 juni 2019 voorbereidingshandelingen heeft gepleegd als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet;
feit 7:op 18 juni 2019 door zijn rijgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 26 augustus 2019 te Deventer en/of Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een iPhone en/of
- een riem en/of
- een t-shirt en/of
- een fietssleutel en/of
- een paar (sport)schoenen (merk: Cruyff),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] of aan een
derde toebehoorde,
door
- die [slachtoffer 1] om zijn nek te pakken en/of (daarbij) de woorden toe te voegen: "Kom maar mee naar de auto, daar praten we verder" althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen mee te lopen naar een auto en/of (daarbij) de woorden toe te voegen: "Geef je telefoon zodat je niet kunt bellen" en/of "Loop vooruit of ik trap je vooruit naar de auto", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen om (achter) in de auto te stappen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] te vervoeren naar een andere plek en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] te dwingen uit te stappen en plaats nemen op een bankje en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] te dwingen om de pincode van zijn telefoon te geven en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] te dwingen zijn kleding af te geven en/of (daarbij) de woorden toe te voegen: "Doe je kleren uit of we slaan je in elkaar", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen “kom niet naar de auto, want dan slaan we je in elkaar waar de mensen bij staan” of woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 26 augustus 2019 te Deventer en/of Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden door
- die [slachtoffer 1] om zijn nek te pakken en/of (daarbij) de woorden toe te voegen: "Kom maar mee naar de auto, daar praten we verder" althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen mee te lopen naar een auto en/of (daarbij) de woorden toe te voegen: "Geef je telefoon zodat je niet kunt bellen" en/of "Loop vooruit of ik trap je vooruit naar de auto", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen om (achter) in de auto te stappen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] te vervoeren naar een andere plek en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] te dwingen uit te stappen en plaats nemen op

een bankje en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer 1] te dwingen om de pincode van zijn telefoon te geven en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] te dwingen zijn kleding af te geven en/of (daarbij) de woorden toe te voegen: "Doe je kleren uit of we slaan je in elkaar", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen “kom niet naar de auto, want dan slaan we je in elkaar waar de mensen bij staan” of woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 26 augustus 2019 te Deventer en/of Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een iPhone en/of
- een riem en/of
- een t-shirt en/of
- een fietssleutel en/of
- een paar (sport)schoenen (merk: Cruyff),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] om zijn nek te pakken en/of (daarbij) de woorden toe te voegen: "Kom maar mee naar de auto, daar praten we verder" althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen mee te lopen naar een auto en/of (daarbij) de woorden toe te voegen: "Geef je telefoon zodat je niet kunt bellen" en/of "Loop vooruit of ik trap je vooruit naar de auto", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen om (achter) in de auto te stappen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] te vervoeren naar een andere plek en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] te dwingen uit te stappen en plaats nemen op een bankje en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] te dwingen om de pincode van zijn telefoon te geven en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] te dwingen zijn kleding af te geven en/of (daarbij) de woorden toe te voegen: "Doe je kleren uit of we slaan je in elkaar", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen “kom niet naar de auto, want dan slaan we je in elkaar waar de mensen bij staan” of woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
3
hij op of omstreeks 4 juli 2019 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] aan zijn rugtas vast te pakken en/of aan zijn rugtas rond te draaien, waardoor deze [slachtoffer 2] op de grond terecht kwam en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, aan de haren te trekken en/of- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam en/of hoofd te stompen en/of te slaan en/of te trappen en/of
- die [slachtoffer 2] een of meer knietjes tegen het lichaam en/of het hoofd te geven;
4
hij op of omstreeks 18 juni 2019 te Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,26 gram (van een materiaal bevattende) cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij op of omstreeks 18 juni 2019 te Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 28,40 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of
- ongeveer 10,90 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid hasjiesj en/of hennep van in totaal meer dan 30 gram, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6
hij op of omstreeks 18 juni 2019 te Deventer stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of
voorhanden gehad, te weten:
- een hoeveelheid hennep (te weten: 10,90 gram),
- een hoeveelheid hasjiesj (te weten: 28,40 gram),
- een grinder en/of
- een pakje longvloei,

dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens voorhanden heeft gehad, te weten

- een contant geldbedrag van (ongeveer) 500 euro (waaronder: 22 biljetten van 10 euro, 9 biljetten van 20 euro en/of 2 biljetten van 50 euro)
- een bankpas, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd

waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;

7
hij op of omstreeks 18 juni 2019 te Deventer als bestuurder van een voertuig (een snorfiets), daarmee rijdende op de weg, Koning Wenzelstraat, Koning Christiaanstraat, Wethouder Beerentshof, de Koning Wenzelstraat, de Margijnenenk en/of de Hetenstraat, althans op
één of meerdere voor het verkeer openstaande wegen binnen en/of buiten de bebouwde kom, waarbij hij, verdachte,- een hem één of meermalen gegeven bevel om zijn voertuig te doen stoppen, hem kenbaar gemaakt door het politietransparant en/of de optische geluidssignalen van het voertuig van de politie niet heeft opgevolgd en/of
- over een plantsoen/speelveld, althans een grasveld heeft gereden en/of
- één of meerdere malen heeft gereden op een niet voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemde weghelft en/of
- een weg over is gestoken waarbij meerdere automobilisten en/of verkeersdeelnemers (abrupt) moesten stoppen/remmen om niet met zijn, verdachtes, voertuig in aanrijding te komen en/of
- over het trottoir is gereden en/of
- met een (veel) te hoge snelheid heeft gereden voor een veilig verkeer ter plaatse dan de toegestane maximum snelheid door welk(e) gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die

weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 3, 4, 5, 6 en 7 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 1, 2 en 6. De raadsvrouw stelt zich ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving op het standpunt dat verdachte geen opzet op de vrijheidsberoving had en dat aangever op meerdere momenten kon weglopen. Het oogmerk van verdachte was gericht op het verkrijgen van duidelijkheid over de pinpasfraude. Met betrekking tot de afpersing/diefstal met (bedreiging van) geweld voert de raadsvrouw aan dat het opzet ontbreekt en dat verdachte geen oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling had. Bij het gehele feitencomplex was geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Ook had verdachte geen betrokkenheid bij de handelingen zoals beschreven onder de laatste twee gedachtestreepjes. Voor wat betreft feit 6 bepleit de raadsvrouw dat het enkele bezit van drugs gerelateerde goederen onvoldoende is om het plegen van voorbereidingshandelingen van drugshandel te bewijzen. Ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 3, 4, 5 en 7 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte, gelet op de wijze waarop het feitencomplex onder 1 en 2 is ten laste gelegd, dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Ten aanzien van feit 6
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 6 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. Zij overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat in de rugzak van verdachte een hoeveelheid softdrugs en drugs gerelateerde goederen zijn aangetroffen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat deze goederen, inclusief de drugs, voor eigen gebruik waren. Anders dan de officier van justitie en met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de aangetroffen goederen – ook in onderling verband en samenhang bezien – niet zonder meer kan worden afgeleid dat deze goederen betrekking hadden op de in de Opiumwet strafbaar gestelde voorbereidingshandelingen, gericht op de verkoop van drugs. Dat verdachte meer dan een gebruikershoeveelheid bij zich had, maakt niet dat de rechtbank tot een ander oordeel komt.
Ten aanzien van feit 1 en 2
De rechtbank stelt voorop dat de verklaringen van aangever een consistente en heldere beschrijving geven over wat er zich op 26 augustus 2019 heeft voorgedaan. De verklaring van aangever vindt bovendien steun in de beschrijving van de camerabeelden van de [supermarkt] en de verklaring van de moeder van aangever. De feitelijke gang van zaken, met uitzondering van de geweldselementen en dwanghandelingen, wordt overigens niet door de verdediging weersproken.
De rechtbank stelt op grond van de voornoemde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 augustus 2019 werd aangever bij de uitgang van de [supermarkt] plotseling stevig van achter door verdachte om zijn nek gepakt. Verdachte zei op dwingende toon dat aangever met hem mee moest lopen en dat hij hem wilde spreken over een door hem gepleegde pinpasfraude. Medeverdachte [medeverdachte] stond buiten de [supermarkt] te wachten. Verdachte zei op dwingende toon dat aangever zijn telefoon met bijbehorende code aan [medeverdachte] moest geven, zodat hij zijn telefoon niet kon gebruiken. Dit heeft aangever gedaan. Buiten de winkel liet verdachte aangever los en sommeerde hem met hen mee te lopen naar de auto. Nadat aangever iets bij zijn vrienden buiten had afgegeven, is hij met hen meegelopen naar de auto. [medeverdachte] deed de passagiersstoel naar voren en aangever moest op de achterbank naast hem plaatsnemen. Verdachte bestuurde de auto en reed naar een afgelegen hangjongerenplek in Wijhe. In de auto stelden zij hem opnieuw vragen over de vermeende pinpasfraude. Aangekomen in Wijhe moest aangever uitstappen en plaatsnemen op een bankje. Terwijl verdachte in de auto aan het bellen was, moest aangever bij [medeverdachte] op het bankje blijven zitten. Vijf minuten later werd [medeverdachte] gebeld. Na het telefoongesprek zei [medeverdachte] dat hij aangever niet geloofde en hij hem graag in elkaar wilde slaan. Hij zei vervolgens op dwingende toon dat aangever zijn schoenen, shirt, riem en fietssleutel moest afgeven. Aangever heeft zich vervolgens uitgekleed en zijn spullen aan [medeverdachte] gegeven. [medeverdachte] liep met deze spullen naar de auto en zei tegen aangever dat hij op de hangplek moest blijven en dat wanneer hij dit niet deed hij hem in elkaar zou slaan. Verdachte en [medeverdachte] zijn vervolgens weggereden en hebben aangever alleen in Wijhe achtergelaten. Aangever is uit angst 20 tot 30 minuten op het bankje blijven zitten en heeft, nadat hij zag dat het tweetal weg was, met hulp van een vrachtwagenchauffeur de politie gebeld.
De vrijheidsberoving
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wedderechtelijke vrijheidsberoving.
Zij overweegt daartoe als volgt.
Anders dan de verdediging stelt, is de rechtbank van oordeel dat aangever niet vrijwillig met verdachten is meegegaan. Allereerst werd in de [supermarkt] een situatie gecreëerd, die naar het oordeel van de rechtbank zodanig intimiderend en dreigend was dat aangever redelijkerwijs geen andere mogelijkheid had om met hen mee te lopen naar de auto en in de auto plaats te nemen. Dit wordt ondersteund door de camerabeelden van de [supermarkt] en de verklaring van de moeder van aangever, die bij het politiebureau in Deventer kwam met de melding dat haar zoon ontvoerd was terwijl aangever zelf nog in Raalte aangifte zat te doen. De moeder was gewaarschuwd door een vriend van haar zoon dat haar zoon door mannen in een auto werd getrokken en was meegenomen. Naar uiterlijke verschijningsvormen was dan ook sprake van een onvrijwillige situatie. Daar komt bij dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat aangever bang naar hem keek, en dat verdachten beide volwassen mannen zijn, terwijl aangever ten tijde van het ten laste gelegde net 16 jaar oud was. Aangever is vervolgens in de auto meegenomen naar een afgelegen plek in Wijhe om hem verder over de pinpasfraude te bevragen. Op dit moment was aangever niet bij machte om op eigen initiatief de auto of de situatie te verlaten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op dat moment sprake was van een fysieke onmogelijkheid tot vrije verplaatsing. Hoewel in Wijhe geen sprake was van daadwerkelijke opsluiting, werd aangever door de besloten setting, het tweetal personen, de wijze van ondervraging en de dreiging van geweld in een situatie gebracht waaraan hij zich niet kon onttrekken. Deze feiten en omstandigheden samen maken dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dat aangever op enig moment kon weglopen, doet hieraan niet af. Nadat aangever zijn kleding en eigendommen aan [medeverdachte] moest afgeven, werd hem bovendien onder bedreiging van geweld gesommeerd op het bankje te blijven zitten en hebben zij aangever half ontkleed, zonder zijn telefoon, alleen in Wijhe achtergelaten. Hiermee is dan ook sprake van het beroofd houden van zijn vrijheid.
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van het medeplegen van alle in de tenlastelegging feitelijk omschreven geweldshandelingen.
Afpersing
De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen tot het oordeel dat aangever onder bedreiging van geweld is gedwongen tot afgifte van zijn eigendommen. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte dat aangever zijn eigendommen vrijwillig aan hen heeft afgegeven als ongeloofwaardig ter zijde. Het is een feit van algemene bekendheid dat niemand zomaar zijn eigendommen aan een onbekende af geeft, zeker niet de kleding die je op dat moment aan hebt of waardevolle en privacygevoelige goederen, zoals een iPhone.
Aangever heeft zijn Iphone aan de medeverdachte gegeven, nadat verdachte hem zei dat hij dat moest doen. Verdachte heeft in Wijhe na enig moment de ‘ondervraging’ over de pinpasfraude aan [medeverdachte] heeft overgelaten, zodat hij zelf in de auto kon bellen om te verifiëren of ze de juiste persoon voor zich hadden. De medeverdachte heeft vervolgens de eigendommen van aangever afgedwongen. Verdachte heeft verklaard dat hij zag dat [medeverdachte] met de kleding en eigendommen van aangever bij hem in de auto stapte en dat hij wel een vermoeden had wat er was gebeurd. Verdachte heeft vervolgens geen actie ondernomen om de eigendommen aan aangever terug te geven, maar de keuze gemaakt om met [medeverdachte] weg te rijden en aangever alleen – zonder zijn spullen – in Wijhe achter te laten. Door aldus op te treden, heeft verdachte met de handelingen van zijn mededader ingestemd. Het gedrag van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm dan ook te duiden als een bewuste bijdrage aan het handelen van zijn mededader. Daaraan dragen voorts bij de uit de bewijsmiddelen blijkende dreigende opmerkingen van verdachte in de richting van aangever. Verdachte en de medeverdachte hebben aldus nauw en bewust samengewerkt bij de afpersing van aangever, zodat sprake is van medeplegen. De rechtbank is daarbij van oordeel dat de genoemde feiten en omstandigheden de conclusie rechtvaardigen dat het opzet van verdachte (mede) was gericht op de afpersing van aangever.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3, 4, 5 en 7De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3, 4, 5 en 7 ten laste gelegde op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van het voorgaande en de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij op 26 augustus 2019 te Deventer en/of Wijhe tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van
-
- een iPhone en
- een riem en
- een t-shirt en
- een fietssleutel en
- een paar (sport)schoenen (merk: Cruyff),
die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, door
- die [slachtoffer 1] om zijn nek te pakken en daarbij de woorden toe te voegen: "Kom maar mee naar de auto, daar praten we verder" en
- die [slachtoffer 1] te dwingen mee te lopen naar een auto en daarbij de woorden toe te voegen: "Geef je telefoon zodat je niet kunt bellen" en "Loop vooruit of ik trap je vooruit naar de auto" en
- die [slachtoffer 1] te dwingen om achter in de auto te stappen en
- vervolgens die [slachtoffer 1] te vervoeren naar een andere plek en
- vervolgens die [slachtoffer 1] te dwingen uit te stappen en plaats nemen op een bankje en
- vervolgens die [slachtoffer 1] te dwingen om de pincode van zijn telefoon te geven en
- vervolgens die [slachtoffer 1] te dwingen zijn kleding af te geven en (daarbij) de woorden toe te voegen: "Doe je kleren uit of we slaan je in elkaar" en
- vervolgens tegen die [slachtoffer 1] te zeggen “kom niet naar de auto, want dan slaan we je in elkaar waar de mensen bij staan”
en
hij op 26 augustus 2019 te Deventer en/of Wijhe tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden door
-
- die [slachtoffer 1] om zijn nek te pakken en daarbij de woorden toe te voegen: "Kom maar mee naar de auto, daar praten we verder" en
- die [slachtoffer 1] te dwingen mee te lopen naar een auto en daarbij de woorden toe te voegen: "Geef je telefoon zodat je niet kunt bellen" en "Loop vooruit of ik trap je vooruit naar de auto" en
- die [slachtoffer 1] te dwingen om achter in de auto te stappen en
- vervolgens die [slachtoffer 1] te vervoeren naar een andere plek en
- vervolgens die [slachtoffer 1] te dwingen uit te stappen en plaats nemen op een bankje en
- vervolgens tegen die [slachtoffer 1] te zeggen “kom niet naar de auto, want dan slaan we je in elkaar waar de mensen bij staan;
3
hij op 4 juli 2019 te Deventer [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] aan zijn rugtas vast te pakken en aan zijn rugtas rond te draaien, waardoor deze [slachtoffer 2] op de grond terecht kwam en
- die [slachtoffer 2] aan de haren te trekken en- die [slachtoffer 2] eenmaal op het hoofd te trappen en
- die [slachtoffer 2] knietjes tegen het lichaam en/of het hoofd te geven;
4
hij op 18 juni 2019 te Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,26 gram cocaïne;
5
hij op 18 juni 2019 te Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad- ongeveer 28,40 gram hasjiesj en
- ongeveer 10,90 gram hennep;
7
hij op 18 juni 2019 te Deventer als bestuurder van een voertuig (een snorfiets), daarmee rijdende op de weg, Koning Wenzelstraat, Koning Christiaanstraat, Wethouder Beerentshof, de Koning Wenzelstraat, de Margijnenenk en de Hetenstraat, waarbij verdachte,
- een hem gegeven bevel om zijn voertuig te doen stoppen, hem kenbaar gemaakt door het politietransparant van het voertuig van de politie niet heeft opgevolgd en
- over een plantsoen/speelveld heeft gereden en
- heeft gereden op een niet voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemde weghelft en
- een weg over is gestoken waarbij meerdere automobilisten abrupt moesten stoppen om niet met zijn, verdachtes, voertuig in aanrijding te komen en
- over het trottoir is gereden en
- met een te hoge snelheid heeft gereden voor een veilig verkeer ter plaatse dan de toegestane maximum snelheid door welke gedragingen van verdachte gevaar op die wegen werd veroorzaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 3, 4, 5 en 7 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen in de artikelen:
- 10 en 11 van de Opiumwet;
- 177 van de Wegenverkeersweg 1994;
- 47, 282, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
het misdrijf:
het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3
het misdrijf:
mishandeling;
feit 4
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 5
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 7
de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1, 3, 4, 5 en 6 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Hij heeft daarnaast gevorderd dat verdachte ten aanzien van feit 7 wordt veroordeeld tot een geldboete van € 300,-.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, eventueel in combinatie met een taakstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 26 augustus 2019 samen met een ander schuldig gemaakt aan de afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving van de thans 16-jarige [slachtoffer 1] . Het slachtoffer werd die dag ter verantwoording geroepen wegens een vermoeden van een door hem gepleegde pinpasfraude. Het slachtoffer werd daarbij onder bedreiging van geweld meegenomen in een auto, waarna verdachte en zijn medeverdachte hem op een afgelegen plek in Wijhe verder hebben ondervraagd. Aldaar hebben zij het slachtoffer onder bedreiging van geweld gedwongen om zijn eigendommen en kleding af te staan en hebben zij, hoewel ze inmiddels wisten dat ze de ‘verkeerde dader’ voor zich hadden, het slachtoffer alleen in Wijhe achtergelaten.
Afpersing en vrijheidsberoving zijn ernstige strafbare feiten, waarbij de impact op het slachtoffer groot is. Verdachte en zijn mededader hebben zich geen rekenschap gegeven van deze gevolgen. Door op deze manier te trachten een pinpasfraude op te lossen heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een grove vorm van eigenrichting, welke op geen enkele wijze valt te tolereren. De rechtbank neemt verdachte dit alles kwalijk.
Verdachte heeft zich daarnaast op 4 juli 2019 schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2] . De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met het toegepaste geweld inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer en hierbij bewust de confrontatie heeft gezocht over een eerder plaatsgevonden bedreiging via Whats-App.
Ook heeft verdachte zich op 18 juni 2019 schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een hoeveelheid softdrugs en het veroorzaken van gevaar op de weg. Deze feiten neemt de rechtbank eveneens in aanmerking bij de strafmaatoverwegingen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 4 juni 2020. Hieruit blijkt dat hij in het verleden eerder is veroordeeld wegens mishandeling.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsadvies van 19 maart 2020. Hieruit blijkt dat de kans op recidive hoog is en dat de oorzaken van het delictgedrag worden gezien in een deels negatief netwerk en de neiging tot impulsief gedrag. Daarnaast is bij verdachte sprake van een enigszins pro criminele houding, waarbij hij zich agressief kan opstellen. Het veelvuldig blowen en het ontbreken van een structurele dagbesteding hebben daarnaast niet bijgedragen aan het uitblijven van delictgedrag. Gelet op de jonge leeftijd en de getoonde motivatie van verdachte ziet de reclassering mogelijkheden om verdachte zijn vaardigheden te versterken, zijn zelfbeheersing te vergroten en een ‘stok achter de deur’ te vormen bij het opbouwen van zijn toekomst, waardoor hij doordachte keuzes leert maken en de kans op recidive verkleind wordt. De reclassering adviseert dan ook een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen te leggen met als bijzondere voorwaarden onder meer een meldplicht, een Cova-training, een drugsverbod en een contactverbod.
Als strafverzwarende omstandigheden merkt de rechtbank aan dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing in samenwerkingsverband is gepleegd en de zeer jonge leeftijd van het slachtoffer (16 jaar). Verder neemt de rechtbank in het nadeel van verdachte in overweging dat de hiervoor omschreven manier van handelen en het handelen uit eigenrichting, voor verdachte en zijn medeverdachte – ook ter zitting nog – enigszins vanzelfsprekend lijken te zijn. De rechtbank vindt dit zorgwekkend.
Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank zal voor feit 7 tevens een geldboete van
€ 300,- opleggen, zoals gevorderd door de officier van justitie.
7.4
De voorlopige hechtenis
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting verzocht te bevelen dat verdachte onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wijst de rechtbank het verzoek tot onmiddellijke invrijheidsstelling af.
7.5
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officieren van justitie heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
De raadsvrouw heeft verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen goederen, te weten een scooter, zonnebril en een geldbedrag.
In het dossier bevindt zich geen lijst met inbeslaggenomen en niet teruggegeven goederen zoals vereist door artikel 309 van het Wetboek van Strafvordering. Evenmin heeft de officier van justitie deze alsnog overgelegd op het onderzoek ter terechtzitting. Gelet hierop kan de rechtbank geen beslissing nemen over de inbeslaggenomen en niet teruggeven goederen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 353,53, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit reiskosten.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 350,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij integraal wordt toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat de eigen schuld van verdachte toewijzing van de vordering in de weg staat.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 3 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 3 is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 23, 24c, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 178 van de Wegenverkeersweg 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 en 6 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 4, 5 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 3, 4, 5 en 7 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
het misdrijf:
het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3
het misdrijf:
mishandeling;
feit 4
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 5
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 7
de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 3, 4, 5 en 7 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd
meldt bij ReclasseringNederland, Dobbe 70, 8003 CD in Zwolle of telefonisch via 088-8041403 en zich daarna aldaar blijft melden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat binnen de proeftijd nodig acht;
- actief deelneemt aan de
gedragsinterventie Covaof een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering. Verdachte zal zich dan houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
-
op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met

[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2003,

[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1987,

[medeverdachte] , geboren [geboortedatum 4] 1999,
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- beschikt over een
dagbestedingin de vorm van scholing of werk;
- keuzes maakt betreffende de omgang met negatieve sociale contacten en meewerkt aan een
positief en steunend sociaal netwerk;
- openheid van zaken geeft, zich actief in gesprekken opstelt en praktijksituaties bespreekbaar maakt omtrent zijn sociaal netwerk, zijn dagbesteding, financiële
situatie, zijn middelengebruik, zijn denkpatronen, gedrag en vaardigheden en houding en andere onderwerpen die de reclassering van belang acht in het kader van
gedragsverandering;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 300,00 (driehonderd) euro;
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
6 dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [slachtoffer 2](feit 3) van een bedrag van
€ 353,53 (zegge: driehonderddrieënvijftig euro en drieënvijftig cent),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2019;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 353,53,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
7 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Haar, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. C.A. Peterzon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2020.
Buiten staat
De oudste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit bij feit 1, 2 en 3 pagina’s uit het dossier van de regiopolitie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland met registratienummer PL0600-2019380111 (onderzoek GRAZ/ON1R019078) en bij feit 4, 5, 6 en 7 pagina’s uit het dossier van de regiopolitie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland met registratienummer PL0600-2019268556. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 26 augustus 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 1-3):

(…) Op maandag 26 augustus 2019 (…) was ik in de winkel van de [supermarkt] op [adres 2] te Deventer. Vlak voor de uitgang voelde ik dat iemand een arm stevig om mijn nek heen sloeg en ik hoorde deze persoon zeggen: "Kom maar mee naar de auto daar praten we verder." De arm zat zo stevig om mijn nek dat ik gedwongen werd iets voorover te lopen. Buiten lieten ze me weer los. Ik moest mijn Iphone aan hun geven. Ze zeiden: "geef je telefoon zodat je niet kunt bellen." [verdachte] vroeg mij om de pincode van mijn Iphone, uit angst heb ik deze gegeven. Ze waren erg intimiderend. (…) De persoon die mij in de [supermarkt] beet pakte was [verdachte] en buiten de winkel zag ik [medeverdachte] staan. We liepen vanuit de [supermarkt] gezien naar rechts (dus richtring het centrum) en weer rechts stond de groen/blauwe Renault Twingo. Onderweg gingen ze me vragen stellen over de pasfraude die ik gepleegd zou hebben met een pas van een familielid. Onderweg naar de auto liep ik niet snel genoeg volgens [medeverdachte] en ik hoorde hem zeggen: "loop door of ik trap je vooruit naar de auto." Lopend naar de auto hadden ze mij niet meer vast, maar ik kreeg niet de kans om hard weg te lopen. (…) Ik was erg bang. Ik moest achterin plaatsnemen, achter de bestuurders stoel en [medeverdachte] kwam naast mij zitten. [verdachte] reed meteen weg. Bij Wijhe zijn we bij de IJssel gestopt. [verdachte] stopte voor de hangjongerenplek en [verdachte] liep vooruit om bij de achterzijde van de hangplek te kijken. [medeverdachte] en ik liepen achter hem aan. Ik moest op het bankje gaan zitten van de hangplek en [verdachte] (roepnaam op straat: Koko) liep terug naar de auto en ik zag dat hij aan het bellen was. [medeverdachte] bleef die 5 minuten bij mij zitten. [medeverdachte] werd gebeld door [verdachte] en na dat telefoontje zei [medeverdachte] tegen mij: "We geloven je niet." [medeverdachte] zei me dat ik mijn kleding uit moest doen, mijn Iphone had ik immers al bij de [supermarkt] moeten afgeven aan [medeverdachte] en die deed hem in zijn zwarte Gucci tasje. [medeverdachte] reageerde vrij kort met de woorden: "Doe je kleren uit of we slaan je in elkaar." Daarop heb ik mijn kleding uitgedaan, omdat ik bang was dat ik anders in elkaar geslagen zou worden. Ik heb mijn spullen aan [medeverdachte] overhandigd en mijn schoenen heb ik op de grond neergezet. [medeverdachte] pakte mijn schoenen op en liep richting de auto, waar [verdachte] nog steeds was. [medeverdachte] riep me nog na met de woorden: "Kom niet naar de auto, want dan slaan we je in elkaar waar de mensen bij staan." Uit angst ben ik ongeveer een half uur in de hangplek blijven zitten, ik heb niet gehoord of de Twingo was weggereden en ik durfde niet te kijken. (…)

- Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte [verdachte] van 26 augustus 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 5-6):

(…) Wij zagen dat omstreeks 14.20 uur diezelfde dag 2 personen richting het eerder genoemde voertuig liepen. Wij herkenden deze personen direct als de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] . Wij zagen dat verdachte [verdachte] in zijn linkerhand 1 paar schoenen droeg van het merk en de kleur welke weggenomen waren bij het slachtoffer. Tijdens de fouillering troffen wij de riem, telefoon, t-shirt en fietssleutel aan bij verdachte [medeverdachte] . (…)

- Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden van 28 augustus 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 72-76):

(…) Om 12.38.15 uur lopen aangever [slachtoffer 1] en de jongen met de Adidaskleding voorbij de kassa, direct gevolgd door de verdachte [verdachte] . Op de daarop volgende camerabeelden is te zien dat [verdachte] zijn rechterarm om de schouders van [slachtoffer 1] legt en hem kennelijk stevig vast pakt en [slachtoffer 1] naar hem toe trekt. [slachtoffer 1] bukt vervolgens om onder de greep uit te komen. [verdachte] gaat voor [slachtoffer 1] staan en maakt met zijn arm gebaren. [verdachte] pakt [slachtoffer 1] vast en trekt hem naar zich toe. Beiden lopen samen naar buiten. Tijdens het lopen houd [verdachte] steeds een arm om de schouder van [slachtoffer 1] . Tijdens het praten gebaart [verdachte] steeds met zijn linkerarm. De rechterarm blijft op de schouder van [slachtoffer 1] . Om 12.38.37 uur verlaten [verdachte] en [slachtoffer 1] de winkel. De jongen in de Adidaskleding loopt vanaf het moment dat [verdachte] [slachtoffer 1] vastpakt weg in de richting van een stelling met bloemen en houdt zich daar enige tijd op. Nadat [verdachte] en [slachtoffer 1] de winkel hebben verlaten loopt hij in de bloemenshop naar het raam en kijkt naar buiten. Vervolgens maakt hij gebruik van zijn telefoon om daar kennelijk op de appen. Daarna kijkt hij nog een keer naar buiten en belt hij met iemand. Tijdens het gesprek blijft hij steeds naar buiten kijken. Pas om 12.43 uur verlaat hij de winkel. (…)

- Het proces-verbaal van aangever [slachtoffer 1] van 4 september 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 77-79):
(…) A: Toen ik de supermarkt uitliep werd ik plotseling van achteren om mijn nek gepakt. Dit was een armklem die stevig om mijn nek gezet werd. Hierdoor ik uit reactie naar beneden met mijn hoofd. Het deed niet echt pijn maar was wel stevig. Ik kon zien dat het [verdachte] was. Hij zei toen op een dwingende wijze tegen mij dat ik met hem mee moest lopen. [verdachte] zei dat wanneer ik mee zou lopen er niets aan de hand zou zijn. Ik zag dat [medeverdachte] verderop stond. [verdachte] zei toen op dwingende wijze dat ik mijn telefoon aan [medeverdachte] moest afgegeven. Omdat ik bang was heb ik mijn telefoon toen aan [medeverdachte] gegeven. [verdachte] zei dat ik dat moest doen zodat ik niet kon appen of bellen.
V: Wat voelde je toen hij zo tegen jou sprak?
A: Ik voelde mij er niet goed bij. Ik voelde mij gedwongen om met hem mee te gaan. Ik weet namelijk dat deze jongens geen gemakkelijke jongens zijn. Ik heb verhalen over hen gehoord dat ze in de criminaliteit zitten en dat ze er niet voor terugdeinzen om iemand te mishandelen/slaan.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Even later liet [verdachte] mij los en zei nogmaals dat ik met hem en [medeverdachte] mee moest lopen naar de auto (…) [verdachte] liep voorop richting de auto en [medeverdachte] liep vlak achter mij. Ik voel mij hierdoor geïntimeerd en durfde niet bij hen weg te lopen. We zijn toen bij de bank in de groene/blauwe Renault Twingo gestapt. [medeverdachte] deed de voorstoel naar voren en ik moest in de auto op de achterbank gaan zitten. Ik zat achter de bestuurder en [medeverdachte] ging naast mij zitten. [verdachte] ging de auto besturen. (…). De sfeer was bedrukt. Ik voelde mij niet op mijn gemak. Ik zat daar namelijk niet uit vrije wil. Toen ik zei dat ik nergens vanaf wist zei [verdachte] dat hij straks meer zou horen en als ik de waarheid zou spreken zou ik weer weg mogen en zo niet dan moest ik blijven totdat het opgelost was.
V: Wat gebeurde er op de plek bij de IJssel bij Wijhe?
A. Ik moest meelopen naar zo'n hangjongerenplek. Dat werd op een dusdanig manier
gezegd dat dit niet vrijwillig was. Ik ben toen samen met hen hierna toegelopen.
[verdachte] liep bellend weg in de richting van de auto. Ik zat op hangplek samen met [medeverdachte] . Ongeveer 5 minuten later werd [medeverdachte] gebeld. [medeverdachte] zei na het telefoongesprek dat hij mij niet geloofde. Hij zei vervolgens tegen mij dat hij mij heel graag in elkaar zou willen slaan. Op luide toon zei hij toen tegen mij dat ik "nu" mijn spullen moest afgeven. Ik vroeg wat ik hem moest geven. Hij zei toen mijn schoenen, shirt riem en fietssleutel. Mijn telefoon was al bij [verdachte] . Omdat ik bang was om geslagen te worden heb ik mijn spullen aan [medeverdachte] afgegeven. [medeverdachte] zei toen op dwingende toon tegen mij dat ik op hangplek moest blijven en wanneer ik dat niet zou hij mij in elkaar slaan. [medeverdachte] is toen weggelopen. Ik kon vanaf het bankje niet op de parkeerplaats kijken en durfde dit ook niet. Na ongeveer 20 minuten ben ik in mijn korte broek en op mijn sokken gaan kijken of ze er nog waren. Ze bleken weg te zijn. (…)
V: Hoe kwamen beide jongens qua gedrag op jou over?
A: Heel intimiderend. Ze wilden de macht over mij hebben. (…)
V: Heb je het gevoel dat je ontvoerd bent?
A: Ja zeker wel. Het is zo. Ik ben meegenomen zonder dat ik dat wilde en ik wist ook
niet waarheen en wat mij te wachten zou staan. (…)
- Het proces-verbaal van bevindingen van 26 augustus 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 37):

(…) Op maandag 26 augustus 2019 omstreeks 16:00 uur (…) kreeg ik het verzoek om naar de balie van het bureau te lopen en een voor mij onbekende vrouw te woord te staan. (…) Ik hoorde dat zij mij zei dat haar zoon ontvoerd was. (…) Ik vroeg aan haar wat er gebeurd was. Zij vertelde mij dat zij op [adres 2] te Deventer aangesproken werd door [naam] , dat zou een vriend van haar zoon zijn. Hij vertelde dat haar zoon, [slachtoffer 1] (…), door mannen in een auto was getrokken en mee was genomen. (…) Na contact met de recherche te hebben gehad, heb ik moeder verteld dat haar zoon in goede gezondheid op het politiebureau zat en daar aangifte zat te doen. Moeder is daarop naar het politiebureau te Raalte gegaan.(…)

- Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 27 augustus 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 44-47):
(…) V: Maar jij krijgt zo zijn telefoon. (…) Vind je dat niet vreemd?
A: Ja, misschien was hij toch wel bang. Ik had vroeger de reputatie. Toen hij onder mijn arm wegdraaide bij de [supermarkt] keek hij wel bang maar ik zei nog om hem gerust te stellen dat ik alleen de waarheid wilde weten en dat ik niets zou doen. (…)
V: Waarom moest hij toen nog met jullie in de auto stappen? (…)
A: Ik wilde ook nog een gesprek met hem. Dat kon niet bij de [supermarkt] . Het was druk. Ik vond het niet de juiste plek om zo’n gesprek te voeren. (…)
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 27 augustus 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 55-57):
(…)Wij liepen naar de [supermarkt] toen wij zagen dat [slachtoffer 1] de [supermarkt] wilde verlaten. (…) Bij de in-/uitgang spraken wij hem aan en liepen met hem mee naar buiten. [verdachte] en ik spraken hem aan en zeiden tegen hem dat wij met hem wilden praten. Wij maakten hem duidelijk dat wij geen gedoe wilden maken bij de [supermarkt] en dat wij in de auto verder wilden praten over de fraude (…). Bij de auto aangekomen zijn wij met z'n drieën ingestapt. [verdachte] reed als bestuurder en ik zat samen met [slachtoffer 1] achterin. Ik ben achterin naast hem gaan zitten omdat ik niet wilde hebben dat hij gekke dingen zou gaan doen. Wij zijn hierna met z'n drieën naar Wijhe gereden. (…) Wij wilden gewoon even rustig met hem praten en vonden dit een goede plek. (…) Ik heb [slachtoffer 1] 's telefoon in mijn zak gestoken, heb mijn schoudertas van Gucci gepakt en ben naar de auto gelopen. (…) Ik ben ingestapt in de Twingo en samen met [verdachte] ben ik weer naar Deventer gereden. (…)V: Wat is de reden dat je toen toch de spullen hebt meegenomen van [slachtoffer 1] , terwijl je wist dat hij het niet was?A: In het verleden is er iets tussen ons gebeurd waardoor ik dacht: Ik neem zijn spullen mee.V: (…)Waarom zou [slachtoffer 1] , naast de 'vrijwillige' afgifte van zijn telefoon, ook zijn schoenen, riem en shirt aan jou afgeven? Zou hij reden hebben om angst te hebben of bang te zijn?
A: Ik zeg je eerlijk dat hij wel reden had om bang te zijn.
(…) Ik heb alleen gezegd: "Geef mij je shirt en schoenen!" Hierna vroeg [slachtoffer 1] aan mij of ik zijn riem ook wilde hebben. Ik heb toen gezegd: Ja, geef mij ook die riem."(…)
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 28 augustus 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 60-61):

(…) De Iphone heb ik eigenlijk in Deventer al van [slachtoffer 1] gepakt, nog voordat wij naar Wijhe gingen. In Wijhe heb ik de telefoon aan [verdachte] gegeven en die is er mee weggelopen om er in te kijken. (…) [slachtoffer 1] gaf de code omdat wij hem er naar vroegen. (…) Ik wilde hem gewoon pakken voor de ruzie, die wij hadden gehad in het verleden. (…)

Ten aanzien van feit 3
- De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2020;
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 15 augustus 2019 (pagina 97-100);
Ten aanzien van feit 4- De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2020;
- Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 19 juni 2019 (pagina 22-24);
Ten aanzien van feit 5
- De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2020;
- Het proces-verbaal van bevindingen van 19 juni 2019 (pagina 19-20).
Ten aanzien van feit 7
- De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2020;
- Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte [verdachte] van 18 juni 2019 (pagina 7-8).