ECLI:NL:RBOVE:2020:2498

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
08/760070-19 en 05/046178-18 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 26-jarige man voor diefstal en vernielingen met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 23 juli 2020 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 26-jarige man, die werd beschuldigd van diefstal met braak en meerdere vernielingen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 321 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De verdachte moet zich onder andere klinisch laten behandelen als bijzondere voorwaarde en is verplicht om een schadevergoeding van ruim 1800 euro te betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zittingen op 5 maart, 16 april en 9 juli 2020 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdachte heeft de feiten bekend, wat heeft geleid tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn beperkte verstandelijke vermogens en verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf moet ondergaan, met bijzondere voorwaarden gericht op behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/760070-19 en 05/046178-18 (TUL) (P)
Datum vonnis: 23 juli 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
nu verblijvende in de FPA Stevig te Oostrum.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 maart 2020, 16 april 2020 en 9 juli 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E.M. Doedens en van wat door verdachte en zijn raadsman mr B.J. Schadd, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:een diefstal met braak/verbreking van pakjes sigaretten en krasloten bij [aangever 1] / [winkel 1] ;
feit 2:een vernieling van een ruit en een vloer van [aangever 2] / [winkel 2] ;
feit 3:een vernieling van meerdere goederen van [aangever 3] ;
feit 4:een vernieling van een Tesla van [aangever 4] en/of [bedrijf] B.V.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 9 december 2019 te Deventer - meerdere pakjes sigaretten en/of
- meerdere pakken krasloten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [aangever 1] en/of [winkel 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
2.
hij op of omstreeks 10 december 2019 te Deventer opzettelijk en wederrechtelijk
een ruit (van een voordeur) en/of een (giet)vloer, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangever 2] en/of [winkel 2] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 23 november 2019 te Deventer opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van de voordeur, meerdere spiegel(s), een intercom, een kapstok, een vaas met een plant, een waterkoker, een magnetron, een houder van een messenset, meerdere borden, zes wijnglazen, een keukenkastje, een inductiekookplaat, een plantenbak met schaal, een tafelhaard, twee planten, de muur van de woonkamer, een televisiekast, een televisie, twee spiegels, een (vloer)kleed, geconserveerde rozen, vitrage, een stofzuiger, en/of een laptop,in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangever 3] toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 23 november 2019 te Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk: Tesla, kenteken: [kenteken] ) en/of een oplaadklep (van voornoemde auto), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangever 4] en/of [bedrijf] B.V. toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor alle vier de feiten op de tenlastelegging wordt veroordeeld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten 1, 2, 3 en 4 op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 9 december 2019 te Deventer meerdere pakjes sigaretten en meerdere pakken krasloten, toebehorend aan [aangever 1] en/of [winkel 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
hij op 10 december 2019 te Deventer opzettelijk en wederrechtelijk
een ruit van een voordeur en een vloer, aan [aangever 2] en/of [winkel 2] toebehorend,
heeft vernield, beschadigd;
3.
hij op 23 november 2019 te Deventer opzettelijk en wederrechtelijk meerdere spiegels, een intercom, een kapstok, een vaas met een plant, een waterkoker, een magnetron, een houder van een messenset, meerdere borden, zes wijnglazen, een keukenkastje, een inductiekookplaat, een plantenbak met schaal, een tafelhaard, twee planten, de muur van de woonkamer, een televisiekast, een televisie, twee spiegels, een vloerkleed, geconserveerde rozen, vitrage, een stofzuiger, en een laptop, aan [aangever 3] toebehorend, heeft vernield, beschadigd;
4.
hij op 23 november 2019 te Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk: Tesla, kenteken: [kenteken] ) en een oplaadklep (van voornoemde auto), aan [aangever 4] en/of [bedrijf] B.V. toebehorend, heeft vernield, beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
feit 2, 3 en 4
telkens het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, beschadigen, meermalen gepleegd

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van drie jaar met daarbij de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering deze heeft voorgesteld in het advies van 6 april 2020.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte al heeft doorgebracht in voorarrest, en daarnaast een voorwaardelijke straf van maximaal zes maanden met daarbij de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak en een aantal vernielingen. Met zijn handelwijze heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien schade en overlast voor de benadeelden.
Verdachte is blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Justitiële documentatieregister van 16 juni 2020 al veelvuldig en ook nog recentelijk veroordeeld voor vermogensdelicten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 18 februari 2020, waarin over verdachte is gerapporteerd door de psycholoog drs. W. Groen. In dit rapport heeft de psycholoog geconcludeerd dat de beperkte emotieregulatiemechanismen, de beperkte copingvaardigheden en de gebrekkige impulscontrole voortkomend uit de licht verstandelijke beperkte vermogens van verdachte in combinatie met zijn ADHD, in enige mate hebben doorgewerkt in zijn gedragskeuze en gedragingen ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. Daarnaast is gebleken dat er bij verdachte sprake is van polymiddelenafhankelijkheid in de vorm van een ernstige stoornis in cannabisgebruik, een ernstige stoornis in alcoholgebruik en een ernstige stoornis in cocaïnegebruik. De psycholoog komt tot het advies om verdachte de ten laste gelegde feite in verminderde mate toe te rekenen. De psycholoog acht de kans op herhaling van soortgelijk delictgedrag hoog en adviseert een intensieve klinische behandeling die zich richt op de verslavingsproblematiek, het instellen van medicatie voor ADHD, het versterken van emotieregulatiemechanismen, de copingvaardigheden en de impulscontrole.
De rechtbank neemt de in voornoemde onderzoeksrapportage vermelde adviezen en de gronden waarop deze berusten over en concludeert dat de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Naast voornoemde adviezen heeft de rechtbank acht geslagen op de adviezen van Reclassering Fivoor van 6 april 2020 en 2 juli 2020, waarin de reclassering heeft geconcludeerd dat het gebruik van middelen wordt gezien als het voornaamste risico voor herhaling van delictgedrag. Als verdachte geen passende behandeling krijgt, zal het middelengebruik in combinatie met zijn beperkte verstandelijke vermogens, beperkte copingvaardigheden en impulsiviteit zorgen dat het recidiverisico hoog blijft. Omdat is gebleken dat ambulante behandeling niet voldoende is om te komen tot abstinentie en een positieve verandering, heeft de reclassering geadviseerd de klinische behandeling voort te zetten en aansluitend te kijken of een begeleide woonvorm, gecombineerd met een ambulante behandeling geïndiceerd is. De reclassering heeft dan ook geadviseerd om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en ambulante behandeling.
Gelet op de bewezenverklaarde feiten, is de rechtbank van oordeel dat deze geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen dan verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat ter voorkoming van herhaling het belangrijk is dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek. De rechtbank benadrukt dat, om daadwerkelijk veranderingen bij verdachte in de toekomst teweeg te kunnen brengen, een intensieve klinische behandeling nodig is om het delictgedrag van verdachte te kunnen doorbreken.
De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest opleggen, omdat de rechtbank het niet wenselijk acht dat de behandeling van verdachte mogelijk wordt doorkruist door terugplaatsing in detentie.
Om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om enige druk te zetten achter de behandeling die verdachte moet gaan volgen, zal de rechtbank bepalen dat voor zover de gevangenisstraf de duur van de voorlopige hechtenis overstijgt, deze voorwaardelijk wordt opgelegd.
Aan dat deel van de (voorwaardelijke) gevangenisstraf zal de rechtbank bijzondere voorwaarden verbinden, zoals geadviseerd door de reclassering, waaronder de hiervoor genoemde klinische behandeling.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Ten aanzien van de benadeelde partij [winkel 1]
( [aangever 1] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 931,99 (negenhonderdéénendertig euro en negenennegentig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- herstellen mistgenerator € 246,99
- schadevergoeding afhandeling € 181,00
- blokkeren krasloten € 430,00
- kapotgetrapte sigarettenpakjes € 56,00
Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.335,98 (dertienhonderdvijfendertig euro en achtennegentig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
vernielde artikelen:
- spiegel (70 bij 130 cm) € 165,00
- 2 spiegels (50 bij 50 cm) € 119,00
- wandkapstok € 39,99
- bloempot [naam] € 7,99
- inductiekookplaat € 142,00
- combimagnetron € 139,00
- stofzuiger € 139,00
- vloerkleed (230 bij 170 cm) € 150,00
- tafelhaard € 25,00
- plantenbak met schaal € 20,00
- 2 planten € 30,00
- geconserveerde rozen € 50,00
- 6 borden á € 1,50 € 9,00
Beschadigde, maar nog bruikbare goederen:
laptop, televisie, televisiekast, intercom, waterkoker,
keukenkastje, messenset, vitrage, de muur van de woonkamer € 300,00
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de benadeelde partij [winkel 1]
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering wat betreft het bedrag dat is gevorderd voor de afhandeling schade ‘afrekenen met winkeldieven’ niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering van die schade loopt in een ander traject en niet in de voegingsprocedure kan worden gevorderd. Voor het overige bedrag heeft de officier van justitie gevorderd de vordering toe te wijzen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 3]
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in zijn geheel toe te wijzen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de benadeelde partij [winkel 1]
De raadsman heeft bepleit de vordering wat betreft de kosten van de mistgenerator en de schadeafhandeling niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsman stelt zich op het standpunt dat voor de kosten van de mistgenerator het causaal verband met het bewezenverklaarde ontbreekt en dat de kosten van de schadeafhandeling onvoldoende onderbouwd zijn.
Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 3]
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [winkel 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schadepost, betrekking hebbende op de kosten van de mistgenerator onvoldoende onderbouwd is, evenals de kosten voor de afhandeling van de schade ‘afrekenen met winkeldieven’. De rechtbank zal de vordering wat betreft deze twee posten niet-ontvankelijk verklaren.
De posten ‘blokkeren krasloten’, ‘kapotgetrapte sigarettenpakjes’ zijn niet betwist en komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal de vordering dan ook voor dat gedeelte – een bedrag van € 486,00 – toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 9 december 2019.
Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 3]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit 3 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De vordering is inhoudelijk niet betwist en de rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen voor het gehele bedrag te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 23 november 2019, nu de vordering de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij [winkel 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht en jegens benadeelde partij [aangever 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 3 is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 05/046178-18 moet worden afgewezen, omdat een nieuwe gevangenisstraf de behandeling van verdachte zal doorkruisen.
De raadsman heeft, conform het standpunt van de officier van justitie, om afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging verzocht.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen, nu deze op dit moment niet opportuun is en contraproductief kan werken.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
feit 2, 3 en 4
telkens het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, beschadigen, meermalen gepleegd
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
321 (driehonderdéénentwintig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
180 (honderdtachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
- De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ-reclassering Fivoor, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht en zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem zal geven;
- zal meewerken aan een klinische opname bij FPA Oostrum of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de huisregels en de aanwijzingen die door of namens de zorginstelling zullen worden gegeven voor zijn behandeling. De opnameduur is maximaal twaalf maanden en het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- zal, indien geïndiceerd, na de klinische opname meewerken aan een plaatsing in een begeleide woonvorm of soortgelijke instelling, welk verblijf de gehele proeftijd zal duren, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- zal meewerken aan een aanmelding, intake en hieruit voortvloeiend behandelaanbod bij een nader te bepalen instelling in het kader van nazorg, waarbij hij zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
ten aanzien van de benadeelde partij [winkel 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [winkel 1] (feit 1) van een bedrag van € 486,00
(vierhonderdzesentachtig euro)te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 december 2019. Voornoemd bedrag bestaat uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 486,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 december 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 9 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 3] (feit 3) van een bedrag van
€ 1.335,98 (dertienhonderdvijfendertig euro en achtennegentig eurocent)te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2019. Voornoemd bedrag bestaat uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.335,98,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 23 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
-
hefthet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis
op;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
-
wijst afde vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 05/046178-18.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2020.
Buiten staat
mr. N.J.C. Monincx en mr. M. van Berlo zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen [1] .
Op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, kan met de hierna genoemde opgave van de bewijsmiddelen worden volstaan.
Ten aanzien van feit 1
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2020 heeft afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [winkel 1] van 9 december 2019, doorgenummerde pagina’s 44 en 45;
Een proces-verbaal van bevindingen met fotobladen, van 19 december 2019, doorgenummerde pagina’s 46 tot en met 53;
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 10 december 2019, doorgenummerde pagina’s 54 en 55;
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 10 december 2019, doorgenummerde pagina’s 56 en 57;
Ten aanzien van feit 2
6.
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2020 heeft afgelegd;
7.
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 10 december 2019, doorgenummerde pagina’s 61 en 62;
8.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 10 december 2019, doorgenummerde pagina’s 63 en 64;
Ten aanzien van feit 3
9.
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2020 heeft afgelegd;
10.
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] van 24 november 2019, doorgenummerde pagina’s 61 en 62;
11.
Een proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2019, doorgenummerde pagina 96;
Ten aanzien van feit 4
12.
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2020 heeft afgelegd;
12.
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] van 23 november 2019, doorgenummerde pagina’s 129 en 130;
12.
Een proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2019, doorgenummerde pagina’s 131 tot en met 134.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met registratienummer PL0600-2019550499. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.