ECLI:NL:RBOVE:2020:2494

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
08-223993-19, 08-249833-18, 96-136564-19, 96-139920-19, 96-022812-19, 08-135470-19, 08-021500-20, 08-196856-19, 08-207241-19 en 08-109659-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, bezit van harddrugs en belediging van een politieagent

De rechtbank Overijssel heeft op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man, die zich in anderhalf jaar tijd schuldig heeft gemaakt aan twaalf verschillende strafbare feiten. De man werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder klinische behandeling voor zijn verslaving. De feiten omvatten fietsendiefstal, bezit van harddrugs, overtreding van een huisverbod en belediging van een politieagent. De rechtbank oordeelde dat de man een ernstig gevaar voor de verkeersveiligheid heeft gevormd door meerdere keren onder invloed van drugs te rijden. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van verboden wapens, zoals een taser en een boksbeugel. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf had geëist, grotendeels toegewezen, maar besloot tot een voorwaardelijke straf om de kans op rehabilitatie te vergroten. De verdachte heeft blijk gegeven van een totaal gebrek aan respect voor de rechtsorde en de veiligheid van anderen, wat de rechtbank zwaar heeft laten wegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-223993-19, 08-249833-18, 96-136564-19, 96-139920-19, 96-022812-19, 08-135470-19, 08-021500-20, 08-196856-19, 08-207241-19 en 08-109659-19 (P)
Datum vonnis: 21 juli 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende te P.I. Zwolle (afdeling GHB).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 juni 2020, 29 juni 2020 en 7 juli 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M. van Leussen, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08-223993-18
feit 1:op 13 maart 2018 in Enschede heeft geprobeerd om een fiets te stelen;
feit 2:op 13 maart 2018 opzettelijk 6,58 gram amfetamine bij zich had;
parketnummer 08-249833-18
op 27 september 2018 in Losser een fiets heeft gestolen;
parketnummer 96-136564-19
op 17 januari 2019 in Enschede onder invloed van harddrugs een personenauto heeft bestuurd;
parketnummer 96-139920-19
op 12 januari 2019 in Enschede onder invloed van harddrugs een personenauto heeft bestuurd;
parketnummer 96-022812-19
op 12 december 2018 in Enschede onder invloed van harddrugs een personenauto heeft bestuurd;
parketnummer08-135470-19
op 24 januari 2019 in Enschede opzettelijk harddrugs onder meer heeft vervoerd dan wel bij zich had;
parketnummer 08-021500-20
op 13 juni 2019 in Enschede opzettelijk harddrugs onder meer heeft vervoerd dan wel bij zich had;
parketnummer 08-195856-19
feit 1:op 15 augustus 2019 in Enschede een taser voorhanden heeft gehad;
feit 2:op 15 augustus 2019 in Enschede een boksbeugel voorhanden heeft gehad;
parketnummer 08-207241-19
op 28 augustus 2019 in Enschede opzettelijk politieagenten heeft beledigd;
parketnummer 08-109659-19
op 2 mei 2019 in Enschede een aan hem opgelegd tijdelijk huisverbod heeft overtreden
.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Parketnummer 08-223993-18
1.
hij op of omstreeks 13 maart 2018 te Enschede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan een onbekend gebleven persoon, in ieder
geval een ander dan verdachte,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door
middel van braak en/of verbreking,
heeft gevoeld of de fiets op slot stond en/of heeft geprobeerd het
fietsslot open te breken, al dan niet met gereedschap,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 13 maart 2018 te Enschede
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 6,58 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummer 08-249833-18
hij op of omstreeks 27 september 2018 te Losser een fiets (witte Batavus
Mambo Spring), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [aangever] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 96-136564-19
hij op of omstreeks 17 januari 2019 te Enschede, een voertuig, te weten
een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van meer in artikel 2, bij
het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer,
aangewezen stoffen als groep, als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de
Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine en/of methamfetamine,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94,
het totale gehalte in zijn bloed van de bij die stoffen vermelde meetbare
stoffen 294 microgram groep amfetamineachtigen per liter bloed
bedroeg, zijnde hoger dan het totale gehalte van de in artikel 3 van het
genoemd Besluit, bij die stoffen of groep van stoffen vermelde
grenswaarde;
Parketnummer 96-139920-19
hij op of omstreeks 12 januari 2019 te Enschede een voertuig, te weten
een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen
na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8,
eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl
ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het
gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 270
microgram amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in
artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
Parketnummer 96-022812-19
hij, op of omstreeks 12 december 2018 te Enschede, een voertuig, te
weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2,
van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer,
aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de
Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een
onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn
bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 520 microgram
amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van
het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
Parketnummer 08-135470-19
hij op of omstreeks 24 januari 2019 te Enschede
opzettelijk
heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(in totaal)
ongeveer 38,32 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine en/of
ongeveer 1,18 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA,
zijnde amfetamine en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummer 08-021500-20
hij op of omstreeks 13 juni 2019 te Enschede
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 12,86 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of
ongeveer 1,50 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
ongeveer 33,90 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine,
zijnde MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummer 08-195856-19
1.
hij op of omstreeks 15 augustus 2019 te Enschede
een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te
weten een taser,
zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot
personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 15 augustus 2019 te Enschede
een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te
weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 08-207241-19
hij op of omstreeks 28 augustus 2019 te Enschede
opzettelijk een of meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant 1]
(hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 2]
(hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake
van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in
zijn/haar/hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd,
door een middelvinger op te steken in de richting van voornoemde
ambtenaren;
Parketnummer 08/109659-19
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met
toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was
gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste,
op of omstreeks 2 mei 2019 te Enschede
in strijd met dat huisverbod
de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres 1]
Enschede heeft betreden en/of zich in en/of in nabijheid van
die woning heeft opgehouden en/of contact heeft opgenomen met één
of meer van de
in dat huisverbod genoemde personen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft - overeenkomstig de inhoud van de door hem ter zitting overgelegde pleitnota - het volgende gesteld. De per parketnummer gevoerde verweren zullen onder het kopje “
4.3 Het oordeel van de rechtbank” waar nodig uitgebreider worden besproken.
Ten aanzien van de belediging onder parketnummer 08-207241-19 benadrukt de raadsman dat verdachte dit feit heeft ontkend en stelt hij dat er teveel geweld is toegepast bij de staande houding van verdachte. Ten aanzien van de overtreding van het huisverbod onder parketnummer 08-109659-19, voert de raadsman aan dat verdachte niet wist dat hij geen contact mocht hebben en dat begrijpelijk is dat verdachte contact opnam om zijn eigendommen terug te krijgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 08-223993-18
De raadsman heeft gesteld dat de doorzoeking van de spullen van verdachte onrechtmatig was, omdat de insluitingsfouillering zonder toestemming van de verdachte of de officier van justitie is geweest. Dit levert volgens de raadsman een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op, waarbij bewijsuitsluiting de consequentie moet zijn.
De rechtbank stelt op basis van het proces van aanhouding, pagina 22 en 23 van het dossier, vast dat op het moment van aanhouding van verdachte op het Stationsplein te Enschede verdachte wordt gevraagd om zijn zakken leeg te halen en de spullen op het dak van het dienstvoertuig neer te leggen. Verbalisanten zien vervolgens dat verdachte onder andere een sleutelbos op het dak van het dienstvoertuig legde. Waargenomen wordt dat aan die sleutelbos twee blanke fietssleutels zaten. Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat het verkrijgen van de sleutelbos zonder toestemming van verdachte is gebeurd, mist dit verweer feitelijke grondslag.
Verder stelt de rechtbank vast dat er tijdens de insluiting van verdachte in de goederen van verdachte is gekeken. Hierbij werden in de tas van verdachte een brillenkoker en een fietsreparatieblikje aangetroffen. In beide goederen werden gripzakjes met een witte substantie aangetroffen, vermoedelijk cocaïne.
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 7 lid 4 van de Politiewet 2012 een ambtenaar van de politie bevoegd is een te vervoeren of in te sluiten persoon aan zijn kleding te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar voor de veiligheid van betrokkene of voor anderen kunnen vormen, alsmede daartoe de voorwerpen te onderzoeken die betrokkene bij zich draagt of met zich mee voert.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de arrestantenwacht bevoegd is geweest om in de goederen van verdachte te kijken bij de insluitingsfouillering. Toestemming van de officier van justitie is hiervoor niet nodig. Van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv is dan ook geen sprake, zodat het verweer wordt verworpen.
feit 1
Met betrekking tot de ten laste gelegde poging tot diefstal van een fiets overweegt de rechtbank als volgt. Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) heeft verklaard dat zij op 13 maart 2018 in de fietsenstalling van het station in Enschede een man bij een fiets heeft zien staan. Hij stond langere tijd met een voorwerp aan het fietsslot te morrelen. Getuige [getuige 1] zag dat de man vervolgens verder de overdekte fietsenstalling inliep met een ‘meer dan normale aandacht’ voor de fietsen en ook daar voorover gebukt bij een fiets stond. Daarna zag getuige [getuige 1] hoe verdachte richting de fietsenstalling bij [rijschool] liep en daar naar fietsen keek en aan enkelen voelde. Ondertussen had [getuige 1] de politie gebeld en heeft verdachte aangewezen aan de politie. Zoals hiervoor reeds vermeld had verdachte een sleutelbos met daaraan onder andere twee blanke fietssleutels bij zich. Daarvan is verbalisanten ambtshalve bekend dat daarmee bepaalde types fietssloten kunnen worden geopend. Verder had verdachte meerdere gereedschappen bij zich, waaronder een schroevendraaier, een knijptang, een setje dopsleutels en een sleutel. Ook had verdachte een dremel bij zich. De verbalisant heeft verklaard dat dit een elektrische multitool is waarmee je onder andere dingen kunt doorslijpen. De verbalisant zag dat er een slijpschijf aan de dremel zat.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 13 maart 2018 blijkt dat op de camerabeelden van station Enschede te zien is dat verdachte meer dan een uur lang in de fietsenstalling rondloopt, waarbij hij verschillende fietsen aandachtig bekijkt en aan sommige ‘prutst’ onder het zadel. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting geen verklaring gegeven voor deze handelingen.
Verdachte heeft bij de politie bevestigd dat hij de man is die op de camerabeelden van het station staat.
Gelet op voornoemd gedrag van verdachte en de spullen die hij bij zich droeg, is de rechtbank van oordeel dat op 13 maart 2018 de opzet van verdachte er op gericht was om een fiets te stelen en dat hij een begin heeft gemaakt met de uitvoering daarvan. Verdachte heeft meer dan een uur lang verschillende fietsen bekeken en daaraan gemorreld. De rechtbank is van oordeel dat dit gedrag van verdachte niet anders te duiden is dan dat verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm heeft geprobeerd of er een fiets stond die eenvoudig meegenomen kon worden. De verklaring dat hij gereedschap bij zich had om bij een onbekend gebleven vriend een fiets te repareren, nog daargelaten of deze verklaring voldoende aannemelijk is geworden, doet hieraan niet af. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
feit 2:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
  • het proces-verbaal van te verhoor verdachte van 13 maart 2018, pagina 37;
  • het rapport NFiDENT van 13 december 2018, pagina 46.
Parketnummer 08-249833-18
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [2] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2020;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 28 september 2018, pagina’s 4 en 5.
Parketnummers 96-136564-19, 96-139920-19 en 96-022812-19
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten onder parketnummers 96-136564-19, 96-139920-19 en 96-022812-19 aangevoerd dat op basis van het betreffende dossier niet kan worden vastgesteld of het betreffende instituut dat het bloed van verdachte heeft onderzocht, over een geldige certificatie beschikt, waaruit blijkt dat op het moment van rapportage aan de geschiktheidseisen is voldaan. Gelet hierop heeft de raadsman verzocht om verdachte voor deze feiten vrij te spreken.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. In de zaak met parketnummer 96-136564-19 blijkt uit het zich in het dossier bevindende rapport van Eurofins Forensics van 5 februari 2019, pagina 19 e.v. van het dossier, dat Eurofins Forensics geaccrediteerd is door de Belgische Accreditatie-instelling BELAC volgens de norm ISO/IEC 17025. BELAC is de met de Nederlandse Raad voor Accreditatie vergelijkbare instantie in België. In het dossier bevindt zich ook een uitgebreide toelichting op deze accreditatie van Eurofins Forensics, met een verwijzing naar de vindplaats van het certificaat. Dit geldt eveneens voor de zaak met parketnummer 96-139920-19, met dien verstande dat het rapport van Eurofins Forensics van 4 februari 2019, pagina 15 e.v. van het bijbehorende dossier, betreft.
In de zaak met parketnummer 96-022812-19 blijkt uit het zich eveneens in het dossier bevindende rapport van Medische Laboratoria Dr. Stein & Collegae van 10 januari 2019, pagina 13 e.v. van het dossier, dat het instituut (Medische Laboratoria Dr. Stein & Collegae) geaccrediteerd is door de DAKKS volgens NEN-EN ISO/IEC 17025 voor de forensische werkzaamheden die ze uitvoeren.
Het standpunt van de raadsman dat niet kan worden vastgesteld of het betreffende instituut voldeed aan de geschiktheidseisen, mist, gelet op het voorgaande, feitelijke grondslag. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder beide parketnummers ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen per parketnummer:
Ten aanzien van parketnummer 96-136564-19 [3] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2020;
  • het proces-verbaal van rijden onder invloed van 18 maart 2019, pagina’s 2 tot en met 5;
  • het rapport drugs in het verkeer van Eurofins Forensics van 5 februari 2019, pagina’s 19 tot en met 22.
Ten aanzien van parketnummer 96-139920-19 [4] :
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2020;
  • het proces-verbaal van rijden onder invloed 12 januari 2019, pagina’s 2 tot en met 5;
  • het rapport drugs in het verkeer van Eurofins Forensics van 4 februari 2019, pagina’s 15 tot en met 18.
Ten aanzien van parketnummer 96-022812-19 [5] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2020;
  • het proces-verbaal van rijden onder invloed van 16 januari 2019, pagina’s 2 tot en met 4;
  • het rapport van Medische Laboratoria Dr. Stein & Collegae van 10 januari 2019, pagina’s 12 tot en met 15.
Parketnummer 08-135470-19
De raadsman heeft ten aanzien van het feit onder parketnummer 08-135470-19 gesteld dat er bij de insluitingsfouillering geen gebruik is gemaakt van de bevoegdheid van artikel 9 van de Opiumwet. Dit levert volgens de raadsman een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv op, waarvan bewijsuitsluiting de consequentie moet zijn.
In het proces-verbaal van aanhouding, pagina 22 en 23 van het dossier, staat vermeld dat nadat verdachte is overgebracht naar het politiebureau er een insluitingsfouillering plaatsvond. Bij deze insluitingsfouillering zijn in de kleding van verdachte diverse (naar later is vastgesteld) drugs en toebehoren zoals een weegschaaltje, gripzakjes en een metalen buisje worden aangetroffen. Zoals hiervoor reeds is overwogen, biedt artikel 7 lid 4 Politiewet 2012 een wettelijke grondslag voor de bevoegdheid van een politieambtenaar om een in te sluiten persoon aan zijn kleding te onderzoeken. De vraag of al dan niet gebruik is gemaakt van de bevoegdheden op grond van artikel 9 Opiumwet, is dan ook niet relevant. Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [6] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2020;
  • het proces-verbaal van aanhouding van 24 januari 2019, pagina’s 23 en 24;
  • het rapport NFiDENT van 21 mei 2019, pagina 43;
  • het rapport NFiDENT van 21 mei 2019, pagina 44;
  • het rapport NFiDENT van 21 mei 2019, pagina 45;
  • het proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming van 24 januari 2019, pagina 55;
  • het proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming van 24 januari 2019, pagina 59;
  • het proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming van 24 januari 2019, pagina 61.
Parketnummer 08-021500-20
De raadsman bepleit vrijspraak, en heeft daartoe gesteld dat er op het moment van overbrenging van verdachte naar het politiebureau geen feiten of omstandigheden bestonden waaruit een redelijk vermoeden van schuld van overtreding van de Opiumwet voortvloeide. Ook stelt de raadsman dat de doorzoeking van de auto van verdachte en het onderzoek aan het lichaam en de kleding van verdachte onrechtmatig waren, omdat geen sprake was van verdenking van een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Dit levert volgens de raadsman een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, waarbij bewijsuitsluiting de consequentie moet zijn.
In het proces-verbaal van aanhouding staat dat de verbalisant op grond van artikel 9 lid 2 Opiumwet een onderzoek in en aan de kleding van verdachte instelde, omdat tegen verdachte ernstige bezwaren bestonden in de vorm van antecedenten en een verklaring van de bijrijder.
Voorts blijkt uit dit proces-verbaal de volgende gang van zaken rondom de aanhouding van verdachte. Verbalisant [verbalisant 3] reed op 13 juni 2019 om 20:35 op de Wethouder Nijhuisstraat te Enschede en zag een Volkswagen Polo passeren met daarin twee personen. Verbalisant [verbalisant 3] herkende de bestuurder van de auto als de hem wegens het voorhanden hebben van harddrugs ambtshalve bekende verdachte. Verbalisant zag in het politiesysteem dat het rijbewijs van verdachte geschorst was. Gelet hierop is verdachte op verdenking van overtreding van artikel 9 lid 5 Wegenverkeerswet aangehouden en door andere verbalisanten vervoerd naar het politiebureau. Ondertussen hoorde verbalisant [verbalisant 3] de bijrijder van verdachte, [naam] , zeggen dat verdachte voor de controle de drugs onder zijn shirt had verstopt. Vervolgens heeft verbalisant in de auto gekeken of hij een legitimatiebewijs kon vinden van [naam] . In plaats daarvan trof verbalisant achter de bijrijdersstoel een gripzakje met witpoeder, een opgerold papieren buisje en meerdere lepels met witte poederresten aan. Deze informatie is doorgegeven aan de hulp officier van justitie, waarna deze toestemming heeft gegeven om de verdachte in de cel zijn broek en onderbroek uit te laten doen. Nadat verdachte alleen zijn broek liet zakken, zag verbalisant een onnatuurlijk grote bobbel in de onderbroek van verdachte zitten ter hoogte van zijn kruis. Nadat verdachte ook zijn onderbroek liet zakken zag verbalisant dat er een doorzichtige zak met daarin allemaal aparte verpakte hoeveelheden wit poeder lag in de onderbroek van verdachte.
Op grond van artikel 9 lid 1 Opiumwet heeft een opsporingsambtenaar (samengevat) indien nodig toegang tot de vervoermiddelen waarvan hun bekend is of redelijkerwijze door hun wordt vermoed, dat daarmee in de Opiumwet verboden middelen worden vervoerd of daarin aanwezig zijn. Op grond van artikel 9 lid 2 Opiumwet is een opsporingsambtenaar bevoegd een persoon aan de kleding te onderzoeken, als deze persoon wordt verdacht van een in de Opiumwet strafbaar gesteld misdrijf. Van een verdenking is ingevolge artikel 27 Sv sprake wanneer uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voorvloeien. Hoewel verdachte in eerste instantie werd staande gehouden voor het geschorste rijbewijs, zijn de feiten en omstandigheden, te weten de bevindingen van verbalisant vrijwel direct na de staande houding in samenhang met de verklaring van de bijrijder, naar het oordeel van de rechtbank voldoende om te spreken van een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van enig drugsdelict. Gelet hierop konden de verbalisanten gebruik maken van de hen in artikel 9 lid 2 van de Opiumwet gegeven bevoegdheid. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim. Het verweer wordt verworpen.
Gelet op het vorenstaande, het onderzoek naar de aangetroffen verdovende middelen en de bekennende verklaring van verdachte op zitting is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank zal - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv - volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [7] :
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2020;
  • het proces-verbaal van aanhouding van 13 juni 2019, pagina’s 3 tot en met 5;
  • het rapport NFiDENT van 2 januari 2020, pagina’s 19;
  • het rapport NFiDENT van 2 januari 2020, pagina’s 20;
  • het rapport NFiDENT van 2 januari 2020, pagina’s 21;
  • de kennisgeving van inbeslagneming van 14 juni 2019, pagina 22;
  • de kennisgeving van inbeslagneming van 14 juni 2019, pagina 23;
  • de kennisgeving van inbeslagneming van 14 juni 2019, pagina 24.
Parketnummer 08-195856-19
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het hiernavolgende tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [8] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2020;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 15 augustus 2019, pagina 12.
Parketnummer 08-207241-19
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2019 (pagina 3) blijkt het volgende. Op 28 augustus 2019 kwam er bij de politie een melding binnen dat aan [adres 2] te Enschede spandoeken zouden zijn opgehangen. Ter plaatse gekomen, zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een man (later geïdentificeerd als verdachte) op het fietspad staan met een scooter naast zich. Verbalisanten zagen verdachte een pamflet plakken en wilden hem daarom controleren. Verbalisanten zagen dat verdachte een verschrikte blik had en aanstalten maakte om op zijn scooter weg te rijden. Daarop trok verbalisant [verbalisant 2] aan zijn jas, waarna verdachte met zijn scooter viel. Vervolgens stond verdachte weer op, waarna verbalisanten zagen dat verdachte zijn scooter draaide en richting verbalisant [verbalisant 2] reed. Beide verbalisanten zagen dat verdachte bij het passeren van verbalisant [verbalisant 2] , de middelvinger van zijn linkerhand opstak richting verbalisant [verbalisant 2] .
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij op 28 augustus 2019 in Enschede spandoeken en pamfletten aan het ophangen was en dat hij daarna hardhandig is aangehouden door een van de verbalisanten, doordat deze hem van zijn scooter aftrapte. Verdachte ontkent zijn middelvinger te hebben opgestoken en zegt dat hij dit niet kan hebben gedaan, omdat hij bezig was te vluchten.
De rechtbank ziet geen redenen om aan de eensluidende verklaringen van twee verbalisanten die op ambtseed zijn opgemaakt te twijfelen en acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verbalisant [verbalisant 2] heeft beledigd door zijn middelvinger naar haar op te steken. De rechtbank heeft in het dossier geen aanwijzingen gevonden dat verdachte ook verbalisant [verbalisant 1] heeft beledigd, waardoor hij voor dat gedeelte van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Parketnummer 08-109659-19
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [9] :
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2020;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] met fotoblad als bijlage van 2 mei 2019, pagina’s 3 tot en met 8;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 2 mei 2019, pagina 9.
De rechtbank trof in het dossier geen aanwijzingen voor het betreden en/of zich in de nabijheid van de in het huisverbod genoemde woning ophouden door verdachte, zodat hij voor dat gedeelte van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven opgegeven bewijsmiddelen en in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08-223993-18
1.
hij op 13 maart 2018 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een fiets, die aan een ander toebehoorde, te weten aan een onbekend gebleven persoon, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van verbreking, heeft gevoeld of de fiets op slot stond en/of heeft geprobeerd het fietsslot open te breken, al dan niet met gereedschap, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 13 maart 2018 te Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,58 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Parketnummer 08-249833-18
hij op 27 september 2018 te Losser een fiets (witte Batavus Mambo Spring), die aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 96-136564-19
hij op 17 januari 2019 te Enschede, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van meer in artikel 2, bij het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als groep, als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine en methamfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het totale gehalte in zijn bloed van de bij die stoffen vermelde meetbare stoffen 294 microgram groep amfetamineachtigen per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan het totale gehalte van de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen of groep van stoffen vermelde grenswaarde;
Parketnummer 96-139920-19
hij op 12 januari 2019 te Enschede een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 270 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
Parketnummer 96-022812-19
hij op 12 december 2018 te Enschede, een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 520 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
Parketnummer 08-135470-19
hij op 24 januari 2019 te Enschede opzettelijk heeft vervoerd, (in totaal) ongeveer 38,32 gram, van een materiaal bevattende amfetamine en ongeveer 1,18 gram, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Parketnummer 08-021500-20
hij op 13 juni 2019 te Enschede opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 12,86 gram, van een materiaal bevattende MDMA en ongeveer 1,50 gram, van een materiaal bevattende cocaïne en ongeveer 33,90 gram, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Parketnummer 08-195856-19
1.
hij op 15 augustus 2019 te Enschede een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een taser, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 15 augustus 2019 te Enschede een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 08-207241-19
hij op 28 augustus 2019 te Enschede opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door een middelvinger op te steken in de richting van voornoemde ambtenaar;
Parketnummer 08-109659-19
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op 2 mei 2019 te Enschede in strijd met dat huisverbod contact heeft opgenomen met één van de in dat huisverbod genoemde personen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 266, 267, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2 en 11 van de Wet tijdelijk huisverbod. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08-223993-18
feit 1 het misdrijf:poging tot diefstal, waarbij de schuldige heeft geprobeerd het weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van verbreking;
feit 2 het misdrijf:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
parketnummer 08-249833-18:
het misdrijf:diefstal;
parketnummer 96-136564-19, parketnummer 96-022812-19 en parketnummer
96-139920-19:
telkens het misdrijf: overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
parketnummer 08-135470-19 en parketnummer 08- 21500-20:
telkens het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
parketnummer 08-195856-19:
feit 1 het misdrijf:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 2 het misdrijf:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, Wet wapens en munitie;
parketnummer 08-207241-19:
het misdrijf:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
parketnummer 08-109659-19:
het misdrijf:als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2 en 11, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van negen maanden wordt opgelegd, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest. Hierbij dient een proeftijd van drie jaren te gelden onder de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, houden aan de aanwijzingen van de reclassering en opname voor de duur van bijvoorbeeld twaalf maanden in een verslavingskliniek zoals de Piet Roordakliniek of een soortgelijke instelling.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdacht in verschillende parketnummers in verzekering heeft gezeten. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen. De raadsman heeft zich ten aanzien van de bijzondere voorwaarden aangesloten bij de eis van de officier van justitie, met dien verstande dat hij verzoekt aan verdachte als bijzondere voorwaarde op te leggen: een opname in een klinische zorginstelling en dan met name een detox behandeling bij de Piet Roordakliniek. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in een periode van anderhalf jaar schuldig gemaakt aan twaalf strafbare feiten. Binnen ongeveer zes weken is verdachte vier keer staande gehouden omdat hij in een auto reed onder invloed van drugs en bovendien niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Door zijn handelen heeft hij de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Weggebruikers liepen door toedoen van verdachte een verhoogd risico op verkeersongevallen met alle gevolgen van dien. Verdachte heeft zich ook meermaals schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daar veelal mee gepaard gaande, door verslaafden gepleegde, criminaliteit. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets en een poging daartoe. Diefstal van een fiets is een ergerlijk feit, dat schade veroorzaakt en in het algemeen bij de benadeelde gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg brengt. Verdachte heeft verder een boksbeugel en een taser in zijn bezit gehad. Het bezit daarvan is verboden, omdat bij het gebruik ervan veel letsel aan een ander kan worden toegebracht. Verdachte heeft daarnaast een verbalisant beledigd tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden. Dergelijke professionals moeten hun werk doen in het belang van de maatschappij en moeten dit kunnen doen zonder dat zij op een hinderlijke en respectloze manier worden behandeld. Tot slot heeft verdachte een aan hem opgelegd huisverbod overtreden. Gezien deze reeks feiten heeft verdachte blijk gegeven van een totaal gebrek aan respect voor de rechtsorde, voor de veiligheid, gezondheid en eigendommen van zijn medemens en voor het openbaar gezag.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel van de justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 mei 2020. Daaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld, ook voor soortgelijke feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de reclasseringsrapporten van 17 oktober 2019 en 9 juni 2020. Daaruit blijkt dat verdachte geen eigen huisvesting heeft en om die reden geen baan kan behouden. Verdachte staat onder bewind. Zijn totale schuldenlast, met name als gevolg van een faillissement van zijn bedrijf, bedraagt ongeveer € 110.000,00. Er zijn vermoedens dat bij betrokkene sprake is van problematisch alcohol- en drugsgebruik. Betrokkene is aangemeld voor een intake bij de forensische polikliniek JusTact. Nadere diagnostiek is nodig. Zijn middelengebruik komt mede door emotionele en waarschijnlijk ook psychische problemen. Daarnaast is er mogelijk sprake van ADHD. Lange termijndoelen van behandeling zijn het voorkomen van problematisch middelengebruik, het vergroten van zijn oplossingsvaardigheden en het verminderen van impulsief gedrag. Zodoende zal een behandeling de kans op delictgedrag in de toekomst verminderen. Verdachte is door het IFZ geïndiceerd en aangemeld bij het Piet Roordakliniek. De reclassering stelt dat verdachte niet gemotiveerd is om een dergelijke behandeling te ondergaan. Gelet op de onzekerheid over de termijn waarbinnen een plek beschikbaar is bij het Piet Roordakliniek, adviseert de reclassering om ter overbrugging een ambulante behandeling op te leggen.
Verdachte was ten tijde van de zitting uit andere hoofde gedetineerd. In het kader van die detentie verbleef hij op een GHB-afdeling van de PI Zwollewaar hij inmiddels een afkicktraject voor zijn GHB-verslaving heeft afgerond.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. De rechtbank acht van groot belang, zowel voor de maatschappij als voor verdachte zelf, dat verdachte een behandeling ondergaat voor zijn (hardnekkige) verslaving(en) zodat de kans op recidive zoveel mogelijk wordt beperkt. Gelet op de onzekerheid over de termijn waarbinnen een plek beschikbaar zal zijn bij de Piet Roordakliniek, of een soortgelijke instelling, zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarde (onder meer) een klinische opname verbinden voor de maximale duur van twaalf maanden, zodat tot het moment van beschikbaar komen van een plek bij de Piet Roordakliniek of een soortgelijke instelling, verdachte geen terugval zal krijgen in zijn middelengebruik. Mocht na de klinische opname nog een ambulant traject nodig zijn, dan is de rechtbank van oordeel dat ook dat traject gevolgd dient te worden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard in te stemmen met de bijzondere voorwaarden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
7.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de inbeslaggenomen gereedschappen geen standpunt ingenomen.
7.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat het beslag op de gereedschappen moet worden opgeheven.
7.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard, omdat het gaat om voorwerpen met betrekking tot welke het feit onder parketnummer 08-223993-18 is begaan.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven onder
4.5 omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-223993-18:
feit 1 het misdrijf:poging tot diefstal, waarbij de schuldige heeft geprobeerd het weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van verbreking;
feit 2 het misdrijf:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
parketnummer 08-249833-18:
het misdrijf:diefstal;
parketnummer 96-136564-19, parketnummer 96-022812-19 en parketnummer
96-139920-19:
telkens het misdrijf: overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
parketnummer 08-135470-19 en parketnummer 08-21500-20:
telkens het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
parketnummer 08-195856-19:
feit 1 het misdrijf:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 2 het misdrijf:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, Wet wapens en munitie;
parketnummer 08-207241-19:
het misdrijf:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
parketnummer 08-109659-19:
het misdrijf:als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2 en 11, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het hierboven bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in FVK Piet Roordakliniek of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, voor de duur van maximaal twaalf maanden, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zich ambulant laat behandelen bij JusTact of een soortgelijke zorgverlener, met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- zich zal houden aan de opdrachten en aanwijzingen van Reclassering Nederland, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en
verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen gereedschappen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. A.M. van Diggele, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2020.
Buiten staat
Mr. Venekatte en mr. Van Diggele zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is eveneens niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van parketnummer 08-223993-18:
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018110101. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] met bijlagen van 13 maart 2018, pagina’s 4 tot en met 6 van de doorgenummerde bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 13 maart 2018 omstreeks 14.15 uur stond ik in de fietsenstalling van het station in Enschede. Ik stond in de fietsenstalling, vanaf voorzijde station gezien, aan de linkerzijde
van de ingang. Ik zag bij het rek naast waar ik stond een man staan. Ik zag dat hij bij een fiets stond en met een voorwerp bij het slot stond te morrelen. Hij liep daar ook rond te kijken naar alle fietsen. Hij had meer dan normale aandacht voor alle fietsen en ook daar zag ik dat hij voorover gebukt bij een fiets stond. Gedurende het moment dat ik 112 belde, liep hij in de richting van de fietsenstalling bij [rijschool] . Ook daar keek hij naar meerdere fietsen en voelde er bij enkelen aan. Ik heb daar een foto van hem gemaakt dat hij voorover gebukt bij een fiets stond. Deze foto sta ik aan de u af.
Ik heb de agenten aangesproken en aangewezen welke man ik bedoelde.
2. Proces-verbaal van bevindingen van 14 maart 2018, pagina’s 13 tot en met 16 van de doorgenummerde bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 13 maart 2018 zijn er camerabeelden gemaakt van de overdekte fietsenstalling
op het station te Enschede, gelegen aan [adres 3] . Op deze beelden is een man te zien. Signalement van de man:
- een zwarte jas tot op zijn heupen,
- man heeft een muts op,
- blauwe spijkerbroek,
- zwarte schoenen
- bruine tas over zijn linkerschouder, tas hangt naar rechts.
De beelden beginnen bij 00:00 uur. Man komt in beeld op 00:02 uur.
Man loopt langzaam en kijkt om zicht heen. Hij kijkt duidelijk naar de fietsen.
- 00:13 uur de man stopt in het looppad en kijkt naar een fiets links van hem. De man stopt hierbij met lopen.
- 00:22 uur de man haalt iets uit zijn mouw, kijkt naar achteren en loopt naar een fiets links van hem. Hierbij is te zien dat hij iets uit zijn mouw haalt. Vervolgens bukt hij voorover bij een fiets.
- 00:25 man staat gebukt bij de fiets. Hier is hij iets aan het doen. Te zien is dat de man precies onder een zadel van een fiets aan het prutsen is. De man is hiermee tot ongeveer 00:43 uur mee bezig. Hierna loopt de man weg.
- 00:56 uur de man stopt bij een fiets rechts van hem.
- 00:57 uur de man bukt zich wederom naar voren. Te zien is dat de man gericht ergens mee bezig is met die fiets, maar blijkbaar lukt het niet en loopt hij door. De man loopt vervolgens door. Nog steeds kijkend naar de fietsen om hem heen. Vervolgens stopt het beeld op 01:10
uur.
3. Proces-verbaal aanhouding van 14 maart 2018, pagina 22 van de doorgenummerde bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [verbalisant 4] vroeg aan de verdachte of hij mee wilde lopen naar het dienstvoertuig en vroeg aan hem of hij zijn zakken leeg wilde maken en de spullen op het dak van de dienstvoertuig wilde leggen. Wij verbalisanten, zagen dat hij een bos sleutels, telefoon en pakje sigaretten uit zijn zak haalde en dit op het dak van de dienstvoertuig legde. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag dat er meerdere fietsensleutels aan de sleutelbos zaten. Ik zag dat er twee blanke fietsensleutels aan de sleutelbos zaten. Het is ons verbalisanten ambtshalve
bekend dat je hiermee bepaalde fietssloten kunt open maken. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , wilde daarom ook weten welk gereedschap de verdachte bij zich had. Ik zag dat de rits van de tas open stond. Ik zag dat er een schroevendraaier en knijptang in de tas zat. Ik heb toen de tas verder geopend en ik zag dat er meerdere gereedschappen in de tas zaten waaronder een setje dopsleutels, schroevendraaier en een sleutel. Ook zag ik dat er een dremel in zat. Dit betreft een elektrische multitool waarmee je onder andere dingen kunt doorslijpen. Ik zag dat er ook een slijpschijf aan de dremel zat.
4. Proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 maart 2018, pagina 39, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
O: opmerking verbalisant
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
O: Verbalisanten laten de verdachte beelden zien, gemaakt op het station te Enschede,
van de fietsenstalling.
V: Herken jij die persoon op de beelden?
A: Ja, dat ben ik.
Ten aanzien van parketnummer 08/207241-19:
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019382784. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2019, pagina 3 van de doorgenummerde bijlagen, inhoudende het relaas van de verbalisant.
Vandaag woensdag 28 augustus 2019 tussen 06.00 uur en 06.10 uur reden wij, verbalisanten over het busstation te Enschede. Wij hadden noodhulpdienst en reden naar een melding aan [adres 2] . Er zouden aan de brug van het spoorviaduct spandoeken zijn gehangen. Deze spandoeken zouden mogelijk voorzien zijn van teksten tegen de Islam.
Gekomen bij de Prinsessentunnel zagen wij aan onze rechterkant een man op het fietspad staan. Er stond een scooter naast hem, een soort retromodel in de witte kleur. Wij zagen dat de man bezig was met het plakken van een pamflet. Hierop wilden wij de man controleren en stuurden ons voertuig in zijn richting. Wij zagen dat de man een verschrikte blik had en snel weg wilde.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , stapte uit en wilde hem staande houden. De man was reeds op zijn scooter gestapt en maakte aanstalten om weg te rijden in de richting van de Hengelosestraat.
Ik heb hierop getracht hem tegen te houden door hem bij zijn jas vast te pakken. Ik
sommeerde hem om te stoppen. Hij gaf extra gas en reed slingerend weg. Ik moest hem hierop loslaten. Ik zag dat er een emmer met een kwast viel en 5 meter verder een paar pamfletten. Nog weer vijf meter verder verloor hij de macht over het stuur en viel hij met zijn scooter dwars op het fietspad. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat hij weer op stond en tussen de pilaren door de rijbaan op reed en het fietspad verliet.
Ik zag vervolgens dat hij de scooter draaide en weer in mijn richting kwam rijden. Ik zag dat hij mij aankeek en de bocht weer wilde pakken. Hij was op dit moment 3 meter van mij verwijderd. Ik zag dat hij zijn linkerhand op stak en mij zijn middelvinger op stak. Ik voelde mij hierdoor in mijn eer en goede naam aangetast en beledigd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018110101. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018436702. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019025405. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019018694. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018558825. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019265319. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019025405. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019363148. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019191441. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.