4.4Het oordeel van de rechtbank
-
Het ten laste gelegde
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte een of meer van de handelingen heeft verricht die hem ten laste zijn gelegd en of die handelingen als mishandeling kunnen worden aangemerkt. Dat wil zeggen: heeft verdachte [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of tegen het lichaam geduwd waardoor [slachtoffer] een keer of vaker ten val is gekomen, met zijn (achter)hoofd hard op het wegdek terecht is gekomen en waardoor hij is overleden.
Het dossier bevat zowel bewijs voor een fatale rol van verdachte als voor het tegendeel.
- Bewijs tegen verdachte
In de door verdachte gedane 112-melding zegt verdachte tegen de centralist: “Eeehmmm… Ja ik heb ruzie gehad met mijn maat… ik heb hem aan de bek geslagen en hij ligt op de grond. Ja… laten we het daar maar op houden.”
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij samen met [getuige 2] naar de plek van het incident is gegaan. Daar heeft zij [getuige 2] tegen verdachte horen zeggen “jij mag wel weer op agressietraining”. Zij heeft verdachte horen zeggen dat hij [slachtoffer] heeft geslagen, dat [slachtoffer] op de grond is gevallen, dat hij [slachtoffer] heeft opgepakt en dat [slachtoffer] vervolgens weer op de grond is gevallen. Ook heeft zij verdachte horen zeggen dat dat niet zijn bedoeling was.
Getuige [getuige 3] , de vader van [slachtoffer] , heeft op 3 juli 2019 verklaard dat toen hij op
24 mei 2019 bij het ziekenhuis in Almelo arriveerde, verdachte heeft gezegd dat het zijn schuld was en dat hij [slachtoffer] had neergeslagen. Verdachte was daarbij paniekerig, hij praatte met gebaren en was emotioneel. Verdachte heeft dit een aantal keren gezegd.
- Ontlastend bewijs
Verdachte is diverse keren door de politie verhoord en heeft ook ter terechtzitting een verklaring afgelegd. In de kern komt zijn verklaring op het volgende neer.
[slachtoffer] en hij waren dronken en liepen zwalkend achter elkaar. Verdachte liep voorop, hoorde iets, keek om en zag [slachtoffer] op het wegdek liggen. Verdachte heeft [slachtoffer] toen opgepakt, hem bij het T-shirt vastgehouden en hem een aantal keren in het gezicht geslagen om hem wakker te krijgen. Toen verdachte dacht dat het wel weer goed ging, heeft hij hem los gelaten. [slachtoffer] is toen gevallen en is daarbij met zijn hoofd op het wegdek gekomen. Verdachte beschrijft het geluid dat hij toen hoorde als knappen, kraken.
Getuige [getuige 4] , ambulancebroeder, heeft verklaard dat hij na de melding op 24 mei 2019 een persoon op het wegdek zag liggen en dat op een afstandje drie personen stonden. Hij had niet de indruk dat er iets van agressie speelde. Het was vrij rustig. Bij navraag over wat er was gebeurd, vertelde verdachte dat ze samen op pad waren, dat ze aan het dollen waren geweest en dat de man was gevallen. Ze hadden een kratje bier, bessenjenever en wodka gedronken. Ze hadden geen drugs gebruikt.
Over mogelijke verwondingen bij [slachtoffer] heeft [getuige 4] verklaard dat hij behoudens de barstwond op het achterhoofd, geen verwondingen of blauwe plekken heeft gezien, ook niet in het gezicht.
Getuige [getuige 5] , ambulancebroeder, heeft verklaard dat hoewel hij de melding had gekregen dat er sprake zou zijn van een ruzieachtig iets, dat door verdachte ter plaatse is ontkend. Er was een stoeipartij geweest, maar geen ruzie. Verdachte vertelde dat het ravotten of gek doen was geweest, waarbij de ene partij ongelukkig op het achterhoofd was gevallen.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij hoorde dat zijn collega [verbalisant 2] verdachte vroeg of er geslagen was. Verdachte zei dat dit niet het geval was en dat [slachtoffer] dat zou kunnen bevestigen als hij weer bij zou komen. Verdachte vertelde dat ze met zijn tweeën naar een geheime zender waren geweest en dat ze heel veel gedronken hadden. Ze waren lopend onderweg naar huis wat aan het ouwehoeren geweest. [slachtoffer] zou gevallen zijn en weer zijn opgestaan. Hierop zou [slachtoffer] opnieuw zijn gevallen en was hij bewusteloos blijven liggen.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat toen hij bij [slachtoffer] op de grond zat, verdachte hem heeft aangesproken. Verdachte kwam bezorgd en geschrokken over. Verdachte vertelde dat ze wat aan het donderjagen waren, dat ze woorden hadden gekregen over het vaderschap. Op de vraag of verdachte [slachtoffer] een klap had gegeven omdat dat aan de verbalisanten was doorgegeven, heeft verdachte gezegd dat ze geen ruzie hadden maar een discussie en dat er wat geduwd werd over en weer. [slachtoffer] was gevallen omdat hij ook teveel had gedronken. Ze hadden met zijn tweeën een krat bier, een fles wodka en nog wat sterke drank op. Bij een duw van verdachte was [slachtoffer] gevallen, maar ook weer opgestaan en daarna uit zichzelf achterover gevallen.
Op de telefoon van verdachte is een spoedtap aangesloten. Hoewel in meerdere telefoongesprekken door verdachte met andere personen wordt gesproken over het incident op 24 mei 2019 en over het letsel van [slachtoffer] , zijn bij het uitluisteren geen gesprekken gehoord waarin verdachte zich er over heeft uitgesproken dat hij [slachtoffer] opzettelijk heeft geslagen dan wel mishandeld. Daar waar het al gaat over de handelingen van verdachte kort voor of tijdens het incident, heeft verdachte in een telefoongesprek met zijn oma en zijn vriendin verteld dat hij heeft geprobeerd [slachtoffer] omhoog te tillen, maar dat hij hem weer heeft laten vallen en dat [slachtoffer] toen met zijn hoofd op het asfalt is gevallen en dat er toen iets knapte.
-
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank moet, zoals gezegd, de vraag beantwoorden of verdachte strafrechtelijk verantwoordelijk is voor de dood van [slachtoffer] . Het scenario dat door de officier van justitie wordt geschetst, is dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld en dat die mishandeling de dood tot gevolg heeft gehad. Verdachte en zijn raadsvrouw schetsen een mogelijk ander scenario. De rechtbank is van oordeel dat het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting voor de diverse scenario’s grond bieden.
De rechtbank houdt bij de verklaringen van de direct betrokkenen rekening met de hectiek en de emoties in de periode kort na de val en de opname en het verblijf van [slachtoffer] in het ziekenhuis. Die verklaringen, met name de zogenoemde de auditu-verklaringen, moeten daarom met enige behoedzaamheid gewogen worden.
De rechtbank houdt ook rekening met het beeld dat gaandeweg, zeker na het overlijden van [slachtoffer] , bij de belastend verklarende getuigen en bij de ter zitting van hun spreekrecht gebruik makende nabestaanden is ontstaan. Bij die getuigen en de nabestaanden is de overtuiging gegroeid dat verdachte geweld tegen [slachtoffer] heeft gebruikt en zijn dood heeft veroorzaakt.
Er zijn ook verklaringen van beroepsmatig betrokken getuigen, de ambulancebroeders en de politieagenten. Op basis van hun verklaringen valt voor de rechtbank niet vast te stellen dat van een mishandeling zoals tenlastegelegd sprake is geweest. Daarbij geldt voor de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] dat de duw waarover verdachte verklaard heeft, niet als een mishandeling als bedoeld in artikel 300 Sr gezien kan worden.
Alle bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, valt naar het oordeel van de rechtbank niet uit te sluiten dat [slachtoffer] is gevallen zonder dat verdachte daar een aandeel in had, dat hij daarna door verdachte rechtop is gezet en weer is gevallen. En dat [slachtoffer] , of door de eerste val of door de laatste val, het fatale letsel heeft opgelopen.
In elk geval heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld en dat dit tot deze fatale afloop heeft geleid.
Ter terechtzitting zijn door de zus en de broer van [slachtoffer] en door de moeder van zijn minderjarige zoon indrukwekkende en aangrijpende slachtofferverklaringen afgelegd.
De zus en de broer van [slachtoffer] houden verdachte verantwoordelijk voor de dood van hun broer. Deze verklaringen kunnen en mogen echter niet voor het bewijs gebruikt worden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft gepleegd, zodat de rechtbank hem daarvan zal vrijspreken.