ECLI:NL:RBOVE:2020:248

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
23 januari 2020
Zaaknummer
08/996110-15 en 08/993150-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leiding geven aan een organisatie die zich bezighoudt met illegaal gokken en het voorhanden hebben van wapens

Op 23 januari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 55-jarige man uit Enschede. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man was beschuldigd van het leiding geven aan een organisatie die zich op grote schaal bezighield met het faciliteren en organiseren van illegaal gokken op verschillende locaties in Nederland. Daarnaast had hij ook twee pistolen, munitie, een stroomstootwapen, een vlindermes en een stiletto in zijn bezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, een criminele organisatie heeft geleid die zich bezighield met het aanbieden van kansspelen zonder vergunning, het witwassen van de opbrengsten en belastingfraude. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op afgeluisterde gesprekken, getuigenverklaringen en doorzoekingen op verschillende locaties. De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan deze feiten, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van medewerkers die betrokken waren bij de illegale gokactiviteiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geconcludeerd dat de ernst van de feiten een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De verdachte is vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar de bewezenverklaring van de belangrijkste feiten is onomstreden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/996110-15 en 08/993150-16 (P)
Datum vonnis: 23 januari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 juli 2016, 24 oktober 2016, 6 februari 2017 en 3, 4 en 5 december 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.H.J. Bollen en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenkingen komen er, na wijziging van de tenlastelegging in de dagvaarding met parketnummer 08/996110-15 van 3 december 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer
in de dagvaarding met parketnummer 08/996110-15:
dat verdachte leiding heeft gegeven aan een criminele organisatie die gericht was op het faciliteren van illegaal gokken , het witwassen van de opbrengsten daarvan en het ontduiken van belastingen (feit 1) en daarnaast dat hij op verschillende plaatsen in Nederland samen met een ander een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk zonder vergunning aanwezig hebben van kansspelautomaten op voor publiek toegankelijke plaatsen dan wel opzettelijk gelegenheid geven aan het publiek om via een kansspel mee te dingen naar prijzen zonder dat daarvoor een vergunning was verleend (feit 2).
in de dagvaarding met parketnummer 08/993150-16:
dat verdachte twee pistolen, munitie, een stroomstootwapen, een vlindermes, een stiletto en een busje traangas aanwezig heeft gehad.
Voluit luiden de tenlasteleggingen aan verdachte, dat:
in de dagvaarding met parketnummer 08/996110-15, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2011 tot en met 4 april 2016 in de gemeente Enschede en/of Hengelo en/of Deventer en/of Arnhem en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of elders in Nederland en/of Duitsland, als oprichter/leider/bestuurder heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband met o.a. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en één of meer andere natuurlijke en/of rechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk had het
plegen van misdrijven, te weten:
- het gelegenheid geven om mede te dingen naar prijzen en/of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschied door enige kansbepaling waarop de deelnemers geen invloed kunnen uitoefenen en waarvoor geen vergunning is afgegeven (als bedoeld in artikelen 1 lid 1 onder a, 36 WOK) en/of
- ( gewoonte)witwassen (als bedoeld in artikel 420ter/bis SR) en/of
- belastingfraude; het niet afdragen van inkomstenbelasting en/of kansspelbelasting (als bedoeld in artikel 68 en/of 69 AWR);
artikel 140 lid 3 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 november 2011 tot
1 januari 2015, in de gemeente Enschede en/of Hengelo en/of Deventer en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Arnhem en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen althans alleen, opzettelijk telkens zonder vergunning van de burgemeester één of meer kansspelautomaten aanwezig heeft gehad op voor het publiek toegankelijke plaatsen, te weten onder meer:
- [stichting 1] , gelegen aan [adres 2] te Enschede - vanaf moment bestuurlijke boete - (zaaksdossier 002) en/of
- [café 1] en/of [stichting 2] , gelegen aan [adres 3] te Amsterdam (zaaksdossier 003) en/of
- [tabakshop] , gelegen aan [adres 4] te Amsterdam (zaaksdossier 004) en/of
- [stichting 3] , gelegen aan [adres 5] te Hengelo (zaaksdossier 005) en/of
- [bedrijf 1] , gelegen aan [adres 6] te Deventer (zaaksdossier 6) en/of
- [café 2] gelegen aan [adres 7] te Deventer (zaaksdossier 006) en/of
- [kiosk] , gelegen aan [adres 8] te Utrecht (zaaksdossier 007) en/of
- [stichting 4] , gelegen aan [adres 9] te Arnhem (zaaksdossier 008) en/of
- [stichting 5] , gelegen aan [adres 10] te Arnhem (zaaksdossier 009),
en
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met
4 april 2016, in de gemeente Enschede en/of Hengelo en/of Deventer en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Arnhem en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen althans alleen, opzettelijk telkens zonder vergunning van de burgemeester één of meer kansspelautomaten aanwezig heeft gehad op voor het publiek toegankelijke plaatsen, te weten onder meer:
- [stichting 1] , gelegen aan [adres 2] te Enschede vanaf -moment bestuurlijke boete- (zaaksdossier 002) en/of
- [café 1] en/of [stichting 2] , gelegen aan [adres 3] te Amsterdam (zaaksdossier 003) en/of
- [tabakshop] , gelegen aan [adres 4] te Amsterdam (zaaksdossier 004) en/of
- [stichting 3] , gelegen aan [adres 5] te Hengelo (zaaksdossier 005) en/of
- [bedrijf 1] , gelegen aan [adres 6] te Deventer (zaaksdossier 6) en/of
- [café 2] gelegen aan [adres 7] te Deventer (zaaksdossier 006) en/of
- [kiosk] , gelegen aan [adres 8] te Utrecht (zaaksdossier 007) en/of
- [stichting 4] , gelegen aan [adres 9] te Arnhem
(zaaksdossier 008) en/of
- [stichting 5] , gelegen aan [adres 10] te Arnhem (zaaksdossier 009),
zulks terwijl hij, [verdachte] , en/of zijn mededaders van het plegen van voormelde feiten een gewoonte heeft gemaakt;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 november 2011 tot
1 januari 2015, in de gemeente Enschede en/of Hengelo en/of Deventer en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Arnhem en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in
- [stichting 1] , gelegen aan [adres 2] - vanaf moment bestuurlijke boete - te Enschede (zaaksdossier 002) en/of
- [café 1] en/of [stichting 2] , gelegen aan [adres 3] te Amsterdam (zaaksdossier 003) en/of
- [tabakshop] , gelegen aan [adres 4] te Amsterdam (zaaksdossier 004) en/of
- [stichting 3] , gelegen aan [adres 5] te Hengelo (zaaksdossier 005) en/of
- [bedrijf 1] , gelegen aan [adres 6] te Deventer (zaaksdossier 6) en/of
- [café 2] gelegen aan [adres 7] te Deventer (zaaksdossier 006) en/of
- [kiosk] , gelegen aan [adres 8] te Utrecht (zaaksdossier 007) en/of
- [stichting 4] , gelegen aan [adres 9] te Arnhem (zaaksdossier 008) en/of
- [stichting 5] , gelegen aan [adres 10] te Arnhem (zaaksdossier 009),
(telkens) al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven (aan personen uit) het publiek om door middel van een (kans)spel op de website [website 1] , in elk geval enig (kans)spel, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen en daarvoor (telkens) ingevolge de Wet op de kansspelen geen vergunning was verleend;
en
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 januari 2015 tot en met 4 april 2016, in de gemeente Enschede en/of Hengelo en/of Deventer en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Arnhem en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in
[stichting 1] , gelegen aan [adres 2] - vanaf moment bestuurlijke boete - te Enschede (zaaksdossier 002) en/of
- [café 1] en/of [stichting 2] , gelegen aan [adres 3] te Amsterdam (zaaksdossier 003) en/of
- [tabakshop] , gelegen aan [adres 4] te Amsterdam
(zaaksdossier 004) en/of
- [stichting 3] , gelegen aan [adres 5] te Hengelo (zaaksdossier 005) en/of
- [bedrijf 1] , gelegen aan [adres 6] te Deventer (zaaksdossier 6) en/of
- [café 2] gelegen aan [adres 7] te Deventer (zaaksdossier 006) en/of
- [kiosk] , gelegen aan [adres 8] te Utrecht (zaaksdossier 007) en/of
- [stichting 4] , gelegen aan [adres 9] te Arnhem
(zaaksdossier 008) en/of
- [stichting 5] , gelegen aan [adres 10] te Arnhem (zaaksdossier 009),
(telkens) al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven (aan personen uit) het publiek om door middel van een (kans)spel op de website [website 1] , in elk geval enig (kans)spel, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen en daarvoor (telkens) ingevolge de Wet op de kansspelen geen vergunning was verleend
zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van voormelde feiten een gewoonte heeft gemaakt;
artikel 30b en 36 lid 1 van de Wet op de Kansspelen
in de dagvaarding met parketnummer 08/993150-16, dat:
1.
hij op of omstreeks 04 april 2016 in de gemeente Enschede één of meer wapens van categorie III, te weten pistolen (merk/type: Browning Baby Fn en/of Ag Brescia Brevett), en/of munitie van categorie III, te weten patronen (merk/type: Sellier & Bellot 7.65 en/of Win.25 Auto), voorhanden heeft gehad;
artikel 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
hij op of omstreeks 04 april 2016 in de gemeente Enschede (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
artikel 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 04 april 2016 in de gemeente Enschede één of meer voorwerpen met traanverwerkende stof (te weten: (traan)gasbusjes), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
artikel 26 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
hij op of omstreeks 04 april 2016 in de gemeente Enschede, een wapen(s), van categorie I, onder 1°, te weten een stiletto en/of een vlindermes, voorhanden heeft gehad;
artikel 13 lid 1 Wet wapens en munitie.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
De raadsvrouw van verdachte heeft - overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegde pleitnota - bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging voor zover het in de dagvaarding met parketnummer 08/993150-16 onder 2 ten laste gelegde betrekking heeft op feiten die vóór 15 februari 2013 zijn gepleegd op de locatie [adres 2] te Enschede.
Het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft betrekking op de periode 22 november 2011 tot en met 4 april 2016.
De rechtbank stelt vast dat op 15 februari 2013 aan verdachte een bestuurlijke boete is opgelegd [1] , hetgeen op grond van artikel 243, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dezelfde rechtsgevolgen heeft als een kennisgeving van niet verdere vervolging.
De rechtbank constateert dat de locatie [adres 2] te Enschede in het onder 2 tenlastegelegde expliciet is genoemd, maar dat hierbij is vermeld "vanaf moment bestuurlijke boete." Hieruit valt af te leiden dat verdachte met betrekking tot deze locatie geen verwijt wordt gemaakt voor de periode waarvoor al een bestuurlijke boete is opgelegd.
Het verweer dient dan ook te worden verworpen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
In februari 2015 is het onderzoek onder de naam ‘Mandoline’ [2] gestart omdat de verdenking bestond dat medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) vanaf 22 november 2011 op een aantal locaties in Nederland in samenwerking met anderen illegaal online kansspelen aanbood, waarbij het vermoeden was dat de opbrengsten hieruit werden witgewassen. Op 23 maart 2015 heeft de Kansspelautoriteit (hierna: Ksa) aangifte gedaan tegen [medeverdachte 1] . Kort na de start van het opsporingsonderzoek bleek uit opgenomen telefoongesprekken dat [medeverdachte 1] veelvuldig contact had met verdachte (hierna: [verdachte] ), met wie hij eerder door politiemensen op verschillende goklocaties was gezien. [3] In hun onderlinge telefoongesprekken ging het onder meer over activiteiten op diverse goklocaties. Beide verdachten waren tijdens observaties bij diverse locaties gezien waar mogelijk gegokt werd.
Het onderzoek heeft geleid tot doorzoekingen op meerdere adressen in Nederland, Duitsland en Oostenrijk op 4 april 2016. Beide verdachten werden die dag ook aangehouden door de politie.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
in de dagvaarding met parketnummer 08/996110-15:
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde.
in de dagvaarding met parketnummer 08/993150-16:
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het aanwezig hebben van alle in de tenlastelegging onder feiten 1 tot en met 4 genoemde wapens en munitie.
4.3
Het standpunt van de verdediging
in de dagvaarding met parketnummer 08/996110-15:
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie. Daartoe is aangevoerd dat geen sprake was van een criminele organisatie, althans dat verdachte niet wist dat de organisatie het oogmerk had om misdrijven te plegen. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw betwist dat verdachte een leidinggevende rol had in de organisatie en verder heeft zij betoogd dat niet de gehele ten laste gelegde periode kan worden bewezen.
Ook van het onder 2 (primair en subsidiair) ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Daartoe is voor iedere in de tenlastelegging opgenomen locatie ingegaan op de vraag of de onderdelen ''kansspelautomaten", "aanwezig hebben" en "een voor het publiek toegankelijke plaats" bewezen kunnen worden.
in de dagvaarding met parketnummer 08/993150-16:
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het aanwezig hebben van alle in de tenlastelegging onder de feiten 1 tot en met 4 genoemde wapens en munitie.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Overwegingen in de dagvaarding met parketnummer 08/996110-15 [4]
Overwegingen met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
Beoordelingskader
Verdachte wordt onder 1 verweten dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Onder een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt verstaan ‘een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en tenminste één ander persoon.’ Bij de beantwoording van de vraag of een dergelijk samenwerkingsverband het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd en aan het min of meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking. Daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of de onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van een gemeenschappelijk doel van de organisatie en, meer in het algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Van deelname aan een criminele organisatie is slechts dan sprake, indien de betrokkene:
1. behoort tot het samenwerkingsverband en
2. een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt bij, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk.
Voor deelneming is voldoende dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Er moet sprake zijn van een zodanige rol in het geheel van handelingen dat het samenwerkingsverband daardoor functioneert of kan functioneren.
De rechtbank is - met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw - van oordeel dat het dossier voldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het deelnemen aan een criminele organisatie. Uit het dossier blijkt dat er sprake was van een samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Hierbij vervulde iedere verdachte zijn eigen rol, waarbij de volgende (globaal weergegeven) modus operandi werd gehanteerd.
[medeverdachte 1] en [verdachte] gingen actief op zoek naar fysieke locaties om gokactiviteiten te ontplooien. Dit betroffen onder meer locaties die reeds ingericht waren als koffiehuis of tabakswinkel, waarbij een samenwerking werd aangegaan met de eigenaar. In sommige gevallen werd een stichting opgericht en een locatie gehuurd of gekocht. Deze bestemmingen werden door [medeverdachte 1] expliciet een dekmantel genoemd. [5] Er werden mensen benaderd voor bijvoorbeeld de rol als stichtingsbestuurder of penningmeester, waardoor de stichting niet eenvoudig naar [medeverdachte 1] en [verdachte] te herleiden was. [medeverdachte 1] en [verdachte] bepaalden in onderling overleg welk personeel voor een locatie werd ingehuurd en tegen welke vergoeding [6] In Oostenrijk werd het programma [naam 1] ingekocht bij het bedrijf [bedrijf 2] , een softwarebedrijf dat softwarelicenties verstrekt. [7] [medeverdachte 1] en [verdachte] gebruikten deze software in hun pand aan [adres 2] in Enschede en stelden deze op verschillende locaties in Nederland aan anderen ter beschikking. Daarbij werd onder meer gebruik gemaakt van [wetprogramma] en van de website [website 2] . [medeverdachte 1] zorgde ervoor dat op de locaties apparatuur werd geplaatst en programma’s werden geïnstalleerd waarmee ingelogd kon worden op de servers van [bedrijf 2] . In een later stadium kon worden gespeeld op een eigen server die door [medeverdachte 1] en [verdachte] was aangekocht. [8] Bij de locatiehouder en andere medewerkers op die locaties konden weddenschappen worden geplaatst waarvoor kwitanties of bonnen werden uitgedraaid, dan wel credits gekocht waarvoor tickets met een persoonlijke ID en/of inlogcode werden ontvangen. Een speler kon daarmee inloggen en vervolgens inzetten op voetbalwedstrijden. Eventuele gokwinsten werden door de locatiehouder contant uitbetaald aan de betreffende speler. Als er onvoldoende cash aanwezig was dan werd door de betreffende locatiehouder contact opgenomen met [medeverdachte 1] , die vervolgens in overleg met [verdachte] er voor zorgde dat er voldoende geld kwam om uit te betalen. Aan de hand van de gegevens op de [server] konden [medeverdachte 1] en [verdachte] vaststellen hoeveel geld zij per goklocatie konden ophalen. [9] Maandelijks werden de zogenaamde afrekenrondes gereden om hun gokwinsten op te halen. [10] De locatiehouders ontvingen vergoedingen. In enkele gevallen kregen ze een salaris (van bijvoorbeeld 500 euro per week) en in andere gevallen een percentage van 30 tot 40 procent van de netto gokwinst. [11]
In de hierboven omschreven werkwijze van [medeverdachte 1] en [verdachte] was sprake van een zekere rolverdeling. Met name uit het groot aantal afgeluisterde gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] komt dat naar voren. In de gesprekken noemt [medeverdachte 1] [verdachte] bijvoorbeeld dikwijls ' patron ' en andersom wordt [medeverdachte 1] door [verdachte] vaak 'directeur' genoemd. [medeverdachte 1] treedt naar de buitenwereld het meest op de voorgrond. Ondertussen overlegt hij, met name voor belangrijke beslissingen, met [verdachte] . Uit de observaties, de huiszoekingen en de afgeluisterde telefoongesprekken [12] blijkt dat [verdachte] de financiën beheert. Zo houdt hij tijdens de zogenoemde afrekenrondes langs de goklocaties de administratie in de auto bij. De aangetroffen handgeschreven kasadministratie en notities in de woning van [verdachte] en in zijn kantoorruimte aan [adres 2] te Deventer ondersteunen dit, [13] als ook het op 4 april 2016 in de woning van [verdachte] contant aangetroffen geldbedrag van € 300.000,-. [14]
Verder constateert de rechtbank dat zij doorgaans in de “wij-vorm” spreken wanneer het over zaken gaat. Zo stelt [verdachte] in een op 1 september 2015 gevoerd gesprek "
wij zijn al 4 à 5 jaar totoaanbieder"en ,een maand, later:
"We verdienen net zoveel als een coffeeshop" en "het geld dat wij sinds 2010 of 2011 hebben uitgegeven is heel veel." [15] Zij benoemen onderling ook expliciet dat zij een bedrijf runnen. Wanneer [medeverdachte 1] op 1 oktober 2015 tegen [verdachte] zegt:
"Zo he! Patron , wij zijn een echt bedrijf, maar we beseffen dat niet",antwoordt [verdachte] :
"En niet zo'n klein bedrijfje ook."Vervolgens bespreken zij de omzet van " [bedrijf 3] ." [16] Ook naar derden laat [medeverdachte 1] zich in vergelijkbare zin uit. Zo benoemt hij in een gesprek met een zekere [naam 2] dat hij een compagnon heeft die [naam 3] heet en dat zij samen de eigenaars zijn van de hele
business. [17]
Verder constateert de rechtbank dat uit de aangifte van Ksa [18] volgt dat door verdachten nooit een vergunning is aangevraagd. [verdachte] heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij geen vergunning had voor het aanbieden van kansspelen. [19] Dat beide verdachten wisten dat hun business niet legaal was, volgt ook uit verschillende afgeluisterde gesprekken. Zo bevat het dossier een gesprek van [medeverdachte 1] met een onbekend gebleven persoon, waarin [medeverdachte 1] onder meer zegt:
"Ook wij laten hier in Nederland de mensen illegaal spelen (…). En als er controle komt, druk je op een knop en omdat het gestreamd wordt, verdwijnt het. (…) Er blijft geen enkel bewijs achter." [20] In een gesprek met [naam 2] benoemt hij opnieuw meermalen dat het illegaal is wat hij doet en dat hij in Nederland heel veel illegaal heeft. [21] Uit de afgeluisterde gesprekken blijkt dat [verdachte] ook op de hoogte was van hoe het systeem werkte en op welke manier de controles konden worden gesaboteerd. [22]
Verder stelt de rechtbank vast dat de illegale herkomst van de gokopbrengsten door verdachten werd verhuld. Zo spreekt [medeverdachte 1] over de aanschaf van cafetaria " [naam 4] ", zodat hij kan laten zien dat hij omzet heeft [23] en wordt op 4 april 2016 in de woning van [verdachte] een contant geldbedrag van € 300.000,- aangetroffen, voor een groot deel bestaande uit in het normale handelsverkeer ongebruikelijke coupures van € 500,- [24] Ook zijn beide verdachten op 8 oktober 2014 gezamenlijk aangehouden aan de grens met Servië, terwijl zij met € 300.000,- aan contanten onderweg waren naar Turkije. [25] Over de uitgekeerde geldbedragen is nooit kansspelbelasting afgedragen en over de inkomsten uit kansspelen is nooit inkomstenbelastingaangifte afgedragen. [26]
De hiervoor besproken werkwijze van verdachten vindt verdere bevestiging in de onderzoeksbevindingen op de verschillende locaties in Nederland die in de tenlastelegging zijn genoemd. Op die locaties zal hieronder nader worden ingegaan.
[stichting 1] ( [adres 2] te Enschede)
[verdachte] is eigenaar van het pand aan [adres 2] te Enschede. [27] Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel is op dit adres
[stichting 1]gevestigd. Deze stichting is opgericht op 23 maart 2010 en [medeverdachte 1] staat als voorzitter geregistreerd. [28] [verdachte] heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij het pand aan [medeverdachte 1] verhuurde. [29]
Uit de aangifte van de Ksa valt af te leiden dat er op dit adres twee controles hebben plaatsgevonden op 15 februari 2013 respectievelijk 7 januari 2014. Er zijn daarbij pc's met logbestanden aangetroffen en er lagen tickets in de prullenbak. Onderzoek naar de logbestanden duidde op verdiensten van € 15.000,- in een periode van 6 weken. Bij beide controles was [medeverdachte 1] op deze locatie aanwezig. [30]
Gedurende het opsporingsonderzoek is de locatie driemaal, namelijk op 18 september 2015, 29 september 2015 en 17 oktober 2015, bezocht door zogenoemde pseudokopers. Op al deze dagen konden de pseudokopers eenvoudig naar binnen, werd hen niet gevraagd naar legitimatie en bleken zij te kunnen deelnemen aan gokactiviteiten. [31] Op 17 oktober 2015 hebben de pseudokopers bovendien waargenomen dat [naam 5] kassierswerkzaamheden in het pand verrichtte en dat hij hen middels een gebruikersnaam en een wachtwoord hielp met inloggen op de website [website 1] . Op vragen aan [naam 5] hoe de pseudokopers zelf in een willekeurige zaak zo'n goksysteem konden krijgen, heeft [naam 5] toen geantwoord dat 'zijn baas' dat doet en dat die wel contact met hen zou opnemen als ze een telefoonnummer achterlieten. Twee dagen later, op 19 oktober 2015, heeft een persoon die zich voorstelde als “ [medeverdachte 1] ” via Whatsapp contact opgenomen. Aan zijn profielfoto werd deze persoon herkend als zijnde [medeverdachte 1] . [32]
Op 4 april 2016 heeft vervolgens een doorzoeking plaatsgevonden in het pand. Daarbij zijn - onder meer - elf computers aangetroffen, die allemaal aan stonden. Op de schermen van deze computers stond een site met de tekst " [website 1] ." [33] In het pand waren verder verschillende personen aanwezig die als getuige zijn gehoord. Zo heeft getuige [getuige] in zijn verhoor van 19 april 2016 verklaard dat het pand een illegale goktent was. Hij veronderstelt dat het pand van [verdachte] en [medeverdachte 1]
(De rechtbank begrijpt: [verdachte] en [medeverdachte 1] )is en dat het idee van de toto van [medeverdachte 1] kwam. [getuige] heeft verder uitgelegd, zakelijk weergegeven, dat er aanvankelijk een goksysteem was waarbij kon worden ingelogd met een gebruikersnaam en wachtwoord en waarbij bonnetjes werden verstrekt, maar dat de laatste drie maanden gewerkt werd met een systeem met pasjes die konden worden opgewaardeerd en waarbij er geen bonnetjes - die bewijsmateriaal konden vormden - meer aan te pas kwamen. Ook heeft de getuige verklaard over verschillende rollen die enkele personen in het pand vervulden. Zo was ene [naam 6]
(de rechtbank begrijpt: fonetisch weergegeven)verantwoordelijk voor het opwaarderen van de pasjes en bestonden de werkzaamheden van [naam 5] (De rechtbank begrijpt: [naam 5] ) uit het binnenlaten van mensen, het opwaarderen van kaarten en het innen en uitbetalen van geld - overeenkomend met de door de pseudokopers geconstateerde kassierswerkzaamheden - en dat hij werd aangestuurd door [medeverdachte 1] en [verdachte] , die de baas waren. [34]
Het dossier bevat daarnaast een groot aantal afgeluisterde (tap- en OVC-) gesprekken, [35] waaruit naar voren komt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] in 2015 regelmatig met elkaar spraken over onder meer de omzet en/of winst [36] , de personele bezetting [37] , over ruzies tussen personeelsleden [38] , over te nemen maatregelen bij controles [39] , over het onderhoud van computers en het oplossen van storingen [40] en over het vervangen van kapotte goederen en systeemaanleg. [41] Wat in deze gesprekken opvalt is dat [medeverdachte 1] [verdachte] aanspreekt met 'baas' of 'patroon' en dat [verdachte] andersom [medeverdachte 1] aanspreekt met 'directeur.' [42]
[café 1] en/of [stichting 2] ( [adres 3] te Amsterdam)
Op grond van de aangifte van de Ksa en van de uit het opsporingsonderzoek verzamelde gegevens, werd vermoed dat aan [adres 3] te Amsterdam een goklocatie zat waarbij [verdachte] en [medeverdachte 1] betrokken waren. [43] Op dit adres stond van 1 januari 2012 tot 23 juni 2014
[café 1]ingeschreven. [44] Op 16 april 2012 is door de politie samen met de Belastingdienst en de Ksa een controle uitgevoerd in dit pand, waarbij drie werkende voetbalzuilen zijn aangetroffen. Ook zijn in prullenbakken diverse bonnetjes aangetroffen waarop weddenschappen en bedragen voor het gokken stonden. [45]
Vanaf 24 februari 2015 is op dit adres
[stichting 2]gevestigd, met als voorzitter
[naam 7] , als secretaris [naam 8] en als penningmeester [naam 9] . [46]
Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] in de periode van augustus tot en met november 2015 regelmatig contact onderhield met [naam 7] . Zij spraken onder meer over het betalen van klanten, over afrekenen en af te dragen percentages [47] , over accountnummers en wachtwoorden [48] en over het nemen van voorzorgsmaatregelen voor het geval er controle komt (er mogen geen tickets te vinden zijn, ook niet bij de vuilnis). [49] Dat er voorzorgsmaatregelen werden genomen, blijkt ook uit een gesprek dat [medeverdachte 1] op 19 november 2015 voert met een onbekend gebleven persoon, aan wie hij [stichting 2] laat zien. [medeverdachte 1] vertelt dan dat er achterin toto wordt gespeeld en dat het hele systeem verdwijnt als er controle komt. [50]
Op 31 augustus 2015 heeft [medeverdachte 1] contact met [naam 7] , die op dat moment in Turkije is, waarbij [naam 7] hem vraagt om een bedrag van ongeveer 2000 euro te sturen. Diezelfde dag belt [medeverdachte 1] met [verdachte] en vindt overleg plaats over " [naam 10] " die vanuit Turkije heeft gebeld en om 2000 euro heeft gevraagd. [verdachte] geeft dan aan [medeverdachte 1] aan dat hij het meteen zal overmaken als [medeverdachte 1] het moet sturen. [51] In een afgeluisterd (OVC-) gesprek van 30 september 2019 bespreken [verdachte] en [medeverdachte 1] dat zij om de twee weken zullen komen afrekenen en dat zij bij [café 1] goed geld hebben verdiend, waarbij [verdachte] vermoedt dat zij in totaal 40 à 50 duizend hebben euro hebben opgehaald. [52] Op 5 oktober 2015 bespreken zij dat ze - zakelijk weergegeven - morgen 4000 gaan ophalen van de pandeigenaar van [café 1] . [53] Dat [verdachte] en [medeverdachte 1] fysiek op deze locatie kwamen, blijkt ook uit bevindingen van een observatieteam dat hen op 1 september 2015 gezamenlijk dit pand hebben zien binnengaan. [54]
Op 7 januari 2016 is tijdens een horeca-controle in het pand een ruimte aangetroffen achter een afgesloten deur, die middels een knop in de keuken geopend kon worden. In deze ruimte stonden tien laptops/pc's en er hingen twee grote televisies aan de muur. Op één van deze televisies was een voetbalwedstrijd te zien. [55] Op 4 april 2016 zijn vervolgens bij de doorzoeking op deze locatie onder meer acht zwarte laptops inbeslaggenomen. [56]
[tabakshop] ( [adres 4] te Amsterdam)
Uit het register van de Kamer van Koophandel blijkt dat op [adres 4] te Amsterdam een eenmanszaak, genaamd [tabakshop] , is gevestigd. Sinds 1 januari 2014 staat [naam 11] als eigenaar geregistreerd. [57] Op 28 maart 2013 heeft een controle in het pand plaatsgevonden, waarbij vier computerschermen werden waargenomen. Drie van deze schermen stonden aan en op één van de schermen was een internetpagina van een gokwebsite zichtbaar, waarmee op buitenlandse voetbalwedstrijden kon worden gegokt. [58]
Gedurende het opsporingsonderzoek zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] meerdere keren geobserveerd en bij het pand gezien. Op 1 juli 2015 wordt waargenomen dat [medeverdachte 1] zijn auto op [adres 4] parkeert en - samen met een andere persoon die een mapje met papieren bij zich hield - uitstapt. Ongeveer een half uur later wordt gezien dat zij het pand aan [adres 4] uit komen lopen. Vervolgens zijn zij via Deventer naar Enschede gereisd. [59] Op diezelfde dag is telefoonverkeer tussen [medeverdachte 1] en [naam 11] afgeluisterd, waaruit kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] en [verdachte] samen zijn en met [naam 11] afspreken aan [adres 4] en dat zij kennelijk geld komen ophalen. [60]
Op 1 september 2015 wordt door het opsporingsteam gezien dat [medeverdachte 1] [verdachte] oppikt in Enschede, waarna zij gezamenlijk naar Amsterdam rijden en - na eerst een bezoek te hebben gebracht aan [stichting 2] aan [adres 3] (zie hierboven) - aan [adres 4] in Amsterdam parkeren. Zij gaan perceel [huisnummer 1] binnen en verlaten het pand 18 minuten later weer. [61] Ook op deze dag is er telefonisch contact geweest tussen [medeverdachte 1] en [naam 11] . Er wordt een ontmoeting afgesproken en in een later gesprek belt [medeverdachte 1] om te vragen of het klopt dat er een tas "
waar geld is" hebben achtergelaten. Deze tas komen ze ophalen. [62]
Op 2 oktober 2015 wordt gezien dat [medeverdachte 1] en [verdachte] vanuit Arnhem, via Doesburg, naar Amsterdam rijden en om 18.28 uur perceel [huisnummer 1] van [adres 4] binnen gaan. Om 18.42 uur komt [medeverdachte 1] naar buiten, pakt iets uit zijn auto en gaat weer naar binnen. Twee minuten later komen [medeverdachte 1] en [verdachte] gezamenlijk naar buiten. Zij rijden weg en parkeren een paar honderd meter verderop bij een eetgelegenheid. Om 19.26 uur wordt gezien dat [medeverdachte 1] alleen in zijn auto zit. Drie minuten later wordt deze auto opnieuw in de directe omgeving van perceel [huisnummer 1] geparkeerd, waarna [verdachte] uit de richting van percelen [huisnummer 1] komt aanlopen en instapt. Zij vervolgen hun weg daarna naar Leiden, Deventer en uiteindelijk Enschede. [63]
Naast de observaties en de afgeluisterde gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [naam 11] , bevat het dossier ook afgeluisterde gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , waarin zij spreken over het ophalen van geld op diverse locaties. In deze context wordt ook [adres 4] c.q. [tabakshop] genoemd. [64]
Verder is gedurende het opsporingsonderzoek tweemaal een pseudokoop ingezet om te onderzoeken of er in het pand gegokt kon worden. Op 15 september 2015 werd de pseudokoper door [naam 11] , de eigenaar, meegedeeld dat gokken illegaal was en dus niet mogelijk. Een kleine anderhalve maand later, op 27 oktober 2015, bleek een tweede pseudokoper echter wel te kunnen inzetten op voetbalwedstrijden. [naam 11] leidde deze pseudokoper naar een ruimte achterin de zaak waarin onder meer drie computers stonden. [naam 11] liet middels een Google zoekopdracht op één van deze computers een gokwebsite tevoorschijn komen, waarna de pseudokoper kon inzetten op voetbalwedstrijden. Na het inzetten werd een ticket uitgeprint onder de kassalade, dat vervolgens door [naam 11] aan de pseudokoper werd overhandigd. [65]
Op 4 april 2016 is door het onderzoeksteam ook op dit adres binnengetreden. Bij de doorzoeking van het pand zijn onder meer computers en printbonnetjes die betrekking hebben op gokken op voetbalwedstrijden (tickets) in beslaggenomen. [66]
[stichting 3] ( [adres 5] te Hengelo)
In de aangifte van de Ksa wordt [adres 5] te Hengelo genoemd als locatie waar mogelijk illegale gokactiviteiten werden verricht. [67] Op deze locatie was in de ten laste gelegde periode
[stichting 3]gevestigd. Uit het register van de Kamer van Koophandel volgt dat [naam 12] en [naam 13] vanaf 1 juni 2011 de bestuurders zijn van de stichting. Vanaf 4 november 2015 staat [naam 12] als penningmeester geregistreerd. [68]
[medeverdachte 1] en [verdachte] worden op 1 september 2015 bij het pand gezien als zij tijdens een ronde geld ophalen. [69] Daarnaast bevat het dossier afgeluisterde communicatie waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] bemoeienis hebben met deze locatie. Zo voert [medeverdachte 1] een gesprek met een medewerker van Ziggo over door hem ontvangen rekeningen met betrekking tot [adres 5] in Hengelo. [70] Ook met betrekking tot een vordering van Oxxio op de stichting, is [medeverdachte 1] degene die contact opneemt. [71]
Verder onderhoudt [medeverdachte 1] contacten met ene [naam 14] , die blijkens de inhoud van de gesprekken, kennelijk werkzaam is aan [adres 5] . De gesprekken handelen over het afrekenen van geldbedragen, het instellen van een nieuw systeem en het inzetten op voetbalwedstrijden. [72] Ook komt uit die gesprekken naar voren dat zij [naam 12] niet vertrouwen. [73] Dat er wantrouwen is, blijkt ook uit een gesprek waarin [medeverdachte 1] , kort gezegd, tegen [naam 12] zegt niet meer met hem te willen werken in de huidige constructie. Hij zal dit samen met [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) komen bespreken. [74]
Op 1 september 2015 vindt in de auto van [medeverdachte 1] een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [naam 14] over de bedrijfsvoering in Hengelo. Ze hebben deze zaak 5 jaar geleden geopend en [naam 12] doet zijn werk niet goed. Nadat [naam 14] de auto heeft verlaten bespreken [medeverdachte 1] en [verdachte] dat ze [naam 12] eruit moeten zetten en dat ze zowel verliezen als winsten moeten delen. Later die dag spreken zij opnieuw met elkaar en zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] dat hij twee dagen per week in Hengelo zal gaan werken met [naam 12] , om een (schoot)hond van hem te maken. [75]
Dit bespreekt [medeverdachte 1] vervolgens ook met [naam 14] . [76] [naam 12] laat op 9 september 2015 aan [medeverdachte 1] weten dat er controle is geweest maar dat hij tijdig maatregelen heeft kunnen treffen. [medeverdachte 1] zegt dat [naam 12] altijd direct moet bellen als er controle is, omdat de controleurs vervolgens naar een andere locatie kunnen gaan. [77]
Verder bevat het dossier gesprekken die [medeverdachte 1] met en over [naam 12] heeft gevoerd, waarbij [naam 12] onder meer verteld dat hij controle heeft gehad van de politie. [78] [verdachte] heeft op 16 oktober 2015 een gesprek met een derde, waarin hij aangeeft dat hij een speelkast heeft staan aan [adres 5] in Hengelo. [79] Ook in onderlinge gesprekken bespreken [medeverdachte 1] en [verdachte] hun zaak in Hengelo en de controles die daar plaatsvinden. [80]
Op 4 april 2016 heeft in dit pand een doorzoeking plaatsgevonden. Daarbij zijn onder meer computers, laptops, een ticketprinter en printbonnetjes inbeslaggenomen. [81]
[bedrijf 1] ( [adres 6] te Deventer) en [café 2] ( [adres 7] te Deventer)
Blijkens de aangifte van de Ksa is op 28 oktober 2014 een algehele controle gehouden in een pand aan de locatie [adres 6] te Deventer. In dit pand was blijkens het register van de Kamer van Koophandel [bedrijf 1] gevestigd. [82] Er zijn toen achterin de zaak negen pc's aangetroffen waarop de website [website 2] in de browser open stond dan wel werd gevonden in de internethistorie. Verder zijn voorin de zaak twee pc's en een ticketprinter aangetroffen en is in een kast een tweede ticketprinter aangetroffen. Tijdens de controle was ene [naam 15] aanwezig, die aan een toezichthouder van de Ksa verklaarde, kort gezegd, dat het aanbod via [medeverdachte 1] geregeld was en dat [medeverdachte 1] langskwam als er uitbetaald moest worden. [83] [naam 15] is op 26 mei 2016 als verdachte gehoord en heeft toen onder meer verklaard dat hij vanaf medio 2014 gedurende drie tot vijf maanden bij [bedrijf 1] gewerkt heeft en dat [café 2] aan [adres 7] te Deventer van hem is. [84]
Op 6 februari 2016 hebben pseudokopers de genoemde panden bezocht. In [bedrijf 1] zagen zij onder meer negen laptops, waarvan de meeste aan stonden met daarop zichtbaar open de website [website 1] . Verder zagen zij drie mannen van Turkse afkomst die allen voor een laptop zaten en allen voornoemde website open hadden staan. Eén van de pseudokopers zag bij binnenkomst een man direct een stekker van een apparaat trekken dat verbonden was met een laptop; later zagen de pseudokopers dat die man de stekker weer in het apparaat stopte. Toen één van de pseudokopers vroeg wat hij moest doen om het scherm te krijgen waarop hij kon inzetten, voerde een onbekend gebleven persoon een gebruikersnaam en wachtwoord in. Vervolgens heeft deze pseudokoper tweemaal vijf euro ingezet via die website. De onbekend gebleven man deelde de pseudokoper vervolgens mee dat de printer het niet deed, maar dat de eventuele winst bij hem kon worden opgehaald en dat hij ook een fotootje kon maken van zijn inzet. [85]
In [café 2] troffen de pseudokopers geen aanwijzingen aan die duidden op illegale kansspelen. [86]
Vervolgens heeft op 4 april 2016 in [bedrijf 1] een doorzoeking plaatsgevonden. Daarbij zijn onder meer computerapparatuur en ticketprinters aangetroffen en inbeslaggenomen. [87]
Uit afgeluisterde communicatie blijkt onder meer [88] dat [medeverdachte 1] vanaf 10 juni 2015 meerdere malen contact heeft gehad met [naam 15] . De gesprekken gingen onder meer over printers en accountnummers [89] en over een inzet op drie wedstrijden en een ticketnummer. [90]
[medeverdachte 1] heeft over deze locatie verklaard dat een zekere [naam 16] uit [plaats] ( [land] ) daar een site van hem, [medeverdachte 1] , promoot en dat hij, [medeverdachte 1] , daarvoor dertig procent van de winst krijgt. [91] Op 2 juni 2016 is [naam 16] , geboren te [plaats] , als verdachte gehoord. Hij heeft niets verklaard over het promoten van een website, maar heeft wel een vriend met de naam [medeverdachte 1]
(De rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ).Verder heeft [naam 16] verklaard dat hij wel eens in [bedrijf 1] kwam en dat hij daar toto speelde. [92] Het dossier bevat communicatie tussen [medeverdachte 1] en [naam 16] op 15 september 2015, waaruit naar voren komt dat [naam 16] acht- à tienduizend euro nodig heeft omdat de mensen met de toto prijs hebben en dat [medeverdachte 1] dat goed vindt en vraagt om hoeveel het gaat. Uit dit afgeluisterde gesprek tussen hen volgt dat [medeverdachte 1] diezelfde avond tienduizend (euro) aan [naam 16] zal geven bij de McDonalds te Holten en dat hij tegen [naam 16] zegt dat hij die persoon meteen moet gaan uitbetalen. [93] Acht minuten na dat gesprek belt [medeverdachte 1] met [verdachte] en spreken zij af naar Deventer te gaan. De volgende dag spreekt [medeverdachte 1] met [verdachte] over onder meer [naam 15] en [naam 16] , waarbij [verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] 'die tienduizend' aan hen heeft gegeven, hetgeen door [medeverdachte 1] bevestigd wordt. [94]
[verdachte] en [medeverdachte 1] voeren ook in de periode daarna nog meerdere malen gesprekken over [naam 15] en [naam 16] , waarbij het onder meer gaat over geldbedragen die zij bij hen hebben opgehaald, bedragen die zij aan hen schuldig zijn en over percentages die zij aan winst moeten afdragen. [95] Verder bevat het dossier een telefoongesprek van 6 september 2015 tussen [medeverdachte 1] en een zekere [naam 17] die zegt dat hij in Deventer ook toto wil laten spelen, maar dat [naam 16] al in [adres 6] zit, waarop [medeverdachte 1] zegt dat [naam 17] het beter in Lochem kan doen omdat daar geen concurrentie of wat dan ook is; [naam 17] zegt ook nog dat zij op zoek zijn naar een pand waar zij het nieuwe systeem van [medeverdachte 1] willen doen waarop deze zegt dat dat super zou zijn. [96]
[kiosk] ( [adres 8] te Utrecht)
Gedurende het opsporingsonderzoek is uit afgeluisterde (telefoon)gesprekken naar voren gekomen dat [medeverdachte 1] contact onderhield met [naam 18] , die sinds 25 januari 2013 geregistreerd bleek te staan als eigenaar van de eenmanszaak
[kiosk]aan [adres 8] te Utrecht. [97] In deze gesprekken bespreken zij onder meer de verdeling van winsten [98] en een nieuw systeem met pasjes. [medeverdachte 1] vertelde [naam 18] daarbij ook wat hij moest doen als hij controle krijgt
("jij trekt hem alleen maar d’r uit. Dan gaan die alles uitloggen…. Systeem is weg, jij hebt geen printer, geen ticketprinter. Geen geheugen, niemand kan zien, op IP adres kan ook niemand zien dat jij in die side..”). [99] Verder wordt er blijkens de gesprekken periodiek afgerekend, bijvoorbeeld op 3 november 2015 en op 1 december 2015, waarbij [medeverdachte 1] tegen [naam 18] zegt dat hij en zijn broer alleen mensen met cash moeten laten spelen en dat zij niet kunnen uitbetalen als iemand geen bon heeft. Ook wordt besproken dat de inzet op [voetbalclub] nog moet worden uitgezocht. [100] [medeverdachte 1] vertelt op 14 september 2015 in een gesprek met ene [naam 19] dat zij op de [adres 8] al vier jaar samenwerken met een Marokkaan. [101]
Daarnaast bevat het dossier afgeluisterde gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . Zo zitten zij op 10 oktober 2015 samen in de auto en heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact met [naam 18] waarin wordt besproken dat ze op 50/50 basis werken en dat hij over een uur aan de [adres 8] zal zijn. Met [verdachte] bespreekt [medeverdachte 1] vervolgens dat ze in Utrecht ook naar een tweede locatie kunnen gaan, op 10 minuten afstand van [naam 18] . Ook bespreken zij de omzet van [naam 18] . [102] Verder verwachten [verdachte] en [medeverdachte 1] op 31 oktober 2015 dat zij van [naam 18] minstens achtduizend zullen krijgen. [103]
[stichting 4] ( [adres 9] te Arnhem)
Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 10 augustus 2016 was op [adres 9] te Arnhem
[stichting 4]gevestigd. Deze stichting is opgericht op 27 mei 2013 en ontbonden op 30 november 2013. [naam 20] stond als voorzitter en bewaarder van boeken en bescheiden van deze stichting vermeld. [104] Volgens de aangifte van de Ksa is er op 12 december 2013 een integrale controle geweest in het pand, waarbij een kansspelautomaat en een gokzuil zijn aangetroffen. Enkele dagen na deze controle heeft medeverdachte [medeverdachte 1] zich gemeld bij de gemeente Arnhem en zich kenbaar gemaakt als woordvoerder van de stichting. [105] Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] in de periode van 16 juni 2015 tot en met 1 augustus 2015 telefonisch contact heeft gehad met [naam 20] . Uit deze gesprekken komt naar voren dat [naam 20] computers heeft en dat er bij [medeverdachte 1] een geldbedrag in rekening wordt gebracht ook als [naam 20] die computers maar een dag aanzet. Op 1 augustus 2015 spreken zij af dat [medeverdachte 1] op deze locatie langs zal komen. [106] Uit peilbakengegevens blijkt dat de auto van [medeverdachte 1] zich op deze dag in de buurt van [adres 9] in Arnhem bevond. [107]
Op 24 november 2015 is het pand door pseudokopers bezocht. Zij relateren dat zij zonder lidmaatschap en zonder gegevens te hoeven tonen het pand in konden gaan en dat [naam 20] aanwezig was en als aanspreekpunt fungeerde. De pseudokopers hebben achter een laptop plaatsgenomen en zagen op het scherm de hen ambtshalve bekende voetbaltoto. Vervolgens hebben zij op diverse voetbalwedstrijden geld ingezet en op het knopje "print" gedrukt. Daarop zagen zij dat [naam 20] naar hen toe kwam en tickets overhandigde waar bovenaan [naam 1] stond en die waren voorzien van de uitslagen die zij in de laptop hadden ingevoerd. [108] Bij een doorzoeking van het pand op 4 april 2016 zijn onder meer een ticketprinter en diverse tickets van [naam 1] aangetroffen. [109] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij achter de schermen de rekeningen voor deze stichting heeft betaald en dat hij twee sites heeft verhuurd aan [naam 20] . [110] Verdachte heeft over deze locatie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij er mogelijk wel eens met medeverdachte [medeverdachte 1] geweest is. [111]
[stichting 5] ( [adres 10] te Arnhem)
Aan [adres 10] te Arnhem stond tussen 13 april 2012 en 7 maart 2016
[stichting 5]ingeschreven. [112] Dit pand werd door de eigenaar verhuurd aan medeverdachte [medeverdachte 1] . [113] De Ksa heeft op 13 november 2015 op deze locatie een controle uitgevoerd. Daarbij zijn twee computers met daarop aangesloten ticketprinters aangetroffen. Op één van de computers was het programma [programma] - waarmee weddenschappen kunnen worden afgesloten - geïnstalleerd. Deze computer was die dag actief geweest en het zogenoemde 'terminal ID nummer' van deze computer kwam overeen met het nummer op een in het pand aangetroffen wedticket. Daarnaast zijn er bij de controle vier laptops aangetroffen die op dat moment uit stonden. Met een eveneens op een briefje aangetroffen wachtwoord bleken drie van de vier laptops te kunnen worden opgestart. Nadat Windows was opgestart, bleek op deze laptops automatisch het wedprogramma van [programma] genaamd ' [naam 1] ' op te starten. Vervolgens werd geconstateerd dat op de wedaccounts van deze drie laptops in een periode van twee maanden (14 september 2015- 13 november 2015) weddenschappen waren afgesloten met een gezamenlijke inleg van ongeveer 140.000 euro. Verder zijn ook in dit pand diverse wedtickets aangetroffen, waarbij de daarop vermelde zogenoemde 'TID's' (De rechtbank begrijpt: identificatienummers) overeenkwamen met telkens één van de in het pand aangetroffen computers. [114]
Ten tijde van de controle waren meerdere personen in het pand aanwezig. [115] Enkele bezoekers, te weten [naam 21] , [naam 14] , [naam 22] en [naam 23] zijn gehoord. Ieder van hen heeft verklaard op deze locatie te hebben gegokt, dan wel te weten dat hier kon worden gegokt, dan wel dat het doel van de stichting is het gokken op uitslagen van voetbalwedstrijden. [116]
Verder was aanwezig [naam 24] die verklaarde de tijdelijke beheerder te zijn en daar normaal alleen te spelen en soms te slapen. Hij heeft verder verklaard dat er cash geld kon worden ingelegd en dan via internet kon worden gegokt op voetbaluitslagen en basketbalwedstrijden. [117] Hij is op 24 en 25 mei 2016 als verdachte bij de politie gehoord en heeft toen, zakelijk weergegeven, verklaard dat het gokken aan [adres 10] illegaal is en dat hij betaald kreeg voor zijn werk. Hij kreeg daarvoor 50 of 60 euro en werd betaald door [naam 25] , zijn stiefvader, die op zijn beurt werd betaald door [medeverdachte 1] . Hij herkent [medeverdachte 1] op een aan hem tijdens het verhoor getoonde foto als zijnde [medeverdachte 1] . [118] Als hij een vraag had over een speelkast of als er storing was, belde hij met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] huurde het pand en had het voor het zeggen; hij kwam eens in de maand geld ophalen. De stichting stond op naam van personen die daarvoor betaald kregen. [119]
[naam 25] , ook wel [naam 25] genoemd, is eveneens als verdachte bij de politie gehoord. Op 3 mei 2016 heeft hij in grote lijnen overeenkomstig zijn stiefzoon, [naam 24] , verklaard. Zo heeft hij, zakelijk weergegeven, verklaard dat de [stichting 5] op zijn naam heeft gestaan - hetgeen voor de periode van 12 april 2012 tot 17 december 2014 wordt bevestigd in een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel [120] -, dat [medeverdachte 1] dat had geregeld en dat hij, [naam 25] , daar iedere maand 500 euro voor kreeg. Hij heeft verder verklaard dat iedereen daar kon komen om te gokken en dat iedereen wist dat het illegaal was. De winst was voor [medeverdachte 1] , die haalde hij iedere maand op en daar werd ook administratie van bijgehouden. [121] [medeverdachte 1] heeft zelf bij de politie verklaard dat hij achter de schermen rekeningen betaalde voor [stichting 5] . [122] Verdachte heeft ten slotte verklaard dat hij mogelijk wel eens op deze locatie is geweest met [medeverdachte 1] . [123] Dit vindt bevestiging in de verklaringen van zowel [naam 24] als [naam 25] , die - ieder voor zich - verdachte op een foto herkennen als degene die met [medeverdachte 1] meekwam om het geld op te halen. [124]
Het zaaksdossier bevat verder afgeluisterde gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , tussen [medeverdachte 1] en [naam 25] , en tussen hen drieën. Hieruit wordt duidelijk dat
[naam 25] contact opneemt en overleg voert met [medeverdachte 1] op het moment dat er een controle in het pand plaatsvindt. [125] Verder kan uit de afgeluisterde communicatie worden afgeleid dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zowel met elkaar onderling als met [naam 25] de geldstromen en de registratie daarvan bespreken. Onder meer is er een gesprek op 31 oktober 2015 tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] over het geld dat ze hebben opgehaald. [126] Uit de bakengegevens van de auto van [medeverdachte 1] blijkt dat deze ten tijde van voornoemd gesprek op [adres 10] ter hoogte van perceel [huisnummer 2] te Arnhem stond. [127] Verder blijkt onder meer dat [medeverdachte 1] op 23 november 2015 aan verdachte vertelt dat de locatie in Arnhem voor zes maanden is gesloten en dat de huur moet worden betaald, waarop verdachte hem vraagt of 'wij' dat moeten betalen of zij. In een gesprek van 30 november 2011 hebben beide verdachten een gesprek met [naam 25] ( [naam 25] ) waarin zij aangeven dat zij alles bij zullen houden en dat op het moment dat de zaak weer opengaat, 'zij' het geld van [naam 25] terug zullen vragen. [128]
Conclusie
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] heeft behoord tot een duurzaam samenwerkingsverband met meerdere personen, dat gericht was op het aanbieden van illegaal gokken, het witwassen van de opbrengsten daaruit en het ontduiken van de belastingen. Gelet op de structuur van de organisatie en de hiervoor vastgestelde rolverdeling tussen de verschillende deelnemers, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] binnen die organisatie een leidinggevende rol heeft vervuld, immers werden beleidsmatige en financiële beslissingen door hem in overleg met [medeverdachte 1] genomen. Aldus heeft [verdachte] bijgedragen aan de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] als leider heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.
De door de raadsvrouw gevoerde verweren - zakelijk weergegeven inhoudende dat niet kan worden bewezen dat sprake was van een criminele organisatie, dan wel dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist wat het oogmerk van de organisatie was, dan wel dat verdachte daarin geen leidinggevende rol heeft vervuld - vinden hun weerlegging in de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen. Datzelfde geldt voor de verklaringen die verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft afgelegd, die er, zakelijk weergegeven, op neerkomen dat hij niet betrokken is geweest bij het aanbieden van illegale kansspelen. De rechtbank ziet in de bewijsmiddelen tevens voldoende bewijs voor de gehele ten laste gelegde periode, nu uit de woorden van [verdachte] zelf is gebleken dat [medeverdachte 1] en hij in 2015 al vier à vijf jaar totoaanbieder waren.
Overwegingen met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde.
Verdachte wordt onder 2 primair verweten dat hij op verschillende publiekelijk toegankelijke locaties kansspelautomaten aanwezig heeft gehad.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat zij bewezen acht dat verdachte als leider heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die online gokken aanbood zonder dat daar vergunningen voor waren verleend. Gelet op hetgeen hiervoor met betrekking tot de verschillende locaties is vastgesteld, acht de rechtbank bewezen dat al deze locaties ingericht waren met apparatuur waarop kon worden gegokt en dat verdachte hierbij betrokken is geweest, met uitzondering van de locatie [café 2] aan [adres 7] te Deventer. Hoewel het dossier wel enkele aanwijzingen bevat dat verdachte ook hier betrokken was bij het faciliteren van illegaal gokken, ontbreekt het ten aanzien van deze locatie aan het voor bewezenverklaring vereiste wettige en overtuigende bewijs.
Kansspelautomaten
Voor de overige locaties ziet de rechtbank zich in de eerste plaats gesteld voor de vraag of de aangetroffen computers en/of laptops kunnen worden aangemerkt als kansspelautomaten in de zin van artikel 30b van de Wet op de Kansspelen. Gelet op het doel en de strekking van de WOK, de regeling van de kansspelen in Titel Va, in het bijzonder in verband met de gestelde vergunningsvereisten, is de bestemming die aan een apparaat op de plaats waar het staat wordt gegeven maatgevend. Is die bestemming gericht op het (faciliteren van het) spelen van kansspelen, dan is sprake van een kansspelautomaat. Dat leidt de rechtbank in de onderhavige zaak tot de conclusie dat er steeds sprake was van een kansspelautomaten, nu de aangetroffen computers en/of laptops binnen de hiervoor beschreven organisatie als voornaamste functie hadden dat erop kon worden ingezet op sportwedstrijden. Tijdens het gebruik ervan dienden de computers en/of laptops dus als kansspelautomaten. Dat het met de apparatuur ook mogelijk was andere internetadressen te bezoeken doet aan dat oordeel niet af. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat deze mogelijkheid mede werd benut om bij controles door de Ksa of de politie de daadwerkelijke functie - het dienen als kansspelautomaat - te verhullen.
Aanwezig hebben
Deze kansspelautomaten waren opgesteld op verschillende locaties. Vastgesteld kan dan ook worden dat de verschillende locatiehouders deze automaten feitelijk aanwezig hadden. De rechtbank is van oordeel dat ook verdachte, als leider van de criminele organisatie, beschikkingsmacht had over deze kansspelautomaten. Zoals ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is overwogen nam hij samen met [medeverdachte 1] beleidsbeslissingen, verstrekte licenties, beheerde de financiën en deelde hij in de winsten die met de automaten werden gegenereerd.
Publiek toegankelijke plaats
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank voorts af dat de goklocaties publiekelijk toegankelijk waren. Zo konden verscheidene pseudokopers verschillende locaties van de organisatie vrij betreden zonder dat zij zich hoefden te legitimeren. Ook konden zij inzetten op sportwedstrijden. Van de ten tijde van de doorzoeking op de verschillende locaties aanwezige personen heeft niemand verklaard dat er enige voorwaarde werd gesteld aan de toegang. De rechtbank acht op grond van het hiervoor overwogene het onder 2 primair ten laste gelegde als na te melden wettig en overtuigend bewezen.
Overwegingen in de dagvaarding met parketnummer 08/993150-16:
Op 4 april 2016 hebben in het kader van onderzoek Mandoline doorzoekingen plaatsgevonden op verschillende locaties, waaronder in de woning van [verdachte] aan [adres 1] en [adres 2] te Enschede. [129] Ook laatstgenoemd pand is eigendom van [verdachte] . [130] In de woning van [verdachte] zijn twee handvuurwapens en munitie in een kluis, een stiletto en een vlindermes in een bureaulade van een vertrek dat als kantoorruimte was ingericht en twee busjes met traangas in een kledingkast in de ouderlijke slaapkamer aangetroffen. [131] In het pand aan [adres 2] is een stroomstootwapen aangetroffen. [132] Al deze wapens zijn inbeslaggenomen en uit nader onderzoek is gebleken dat het voorhanden hebben van deze wapens op grond van de Wet wapens en munitie verboden is. [133] Uit de landelijke politieadministratie is gebleken dat [verdachte] voor het voorhanden hebben van wapens geen verlof of vrijstelling heeft en dat hem geen jachtakte is verleend. [134]
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat [verdachte] de aangetroffen wapens voorhanden heeft gehad. Bij de beantwoording van die vraag stelt de rechtbank voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen vereist is dat een [verdachte] zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid daarvan (Vgl. Hoge Raad 14 juni 2016, ECLI:NL:2016:1193).
[verdachte] is bij zijn politieverhoor van 19 april 2016 geconfronteerd met de vondst van de wapens en heeft zich bij die gelegenheid op zijn zwijgrecht beroepen. [135] Ter terechtzitting van 3 december 2019 heeft [verdachte] voor het eerst verklaringen afgelegd over de aanwezigheid van deze wapens. [136] De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Tijdens de doorzoeking in de woning van [verdachte] zijn onder meer drie kluizen aangetroffen en in één van deze kluizen zijn de vuurwapens en munitie aangetroffen. Op de vraag aan de in de woning aanwezige vrouw en kinderen van [verdachte] of zij de codes wisten en/of wisten waar de sleutels van deze kluizen lagen, heeft de vrouw van [verdachte] geantwoord zij van niets wist en dat zij geen codes en geen kluissleutels had. [verdachte] heeft zakelijk weergegeven, verklaard dat hij deze pistolen en de munitie voor een familielid in bewaring had genomen en dat hij deze in zijn kluis had opgeborgen. De rechtbank acht op grond daarvan bewezen dat [verdachte] wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de wapens en de munitie en dat hij deze goederen zodoende op 4 april 2016 voorhanden heeft gehad.
Het vlindermes en de stiletto zijn aangetroffen in een bureaulade in een vertrek in de woning dat als kantoor was ingericht. [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze wapens in een (ver) verleden tijdens de uitoefening van zijn beroep van beveiliger in beslag heeft genomen onder een derde en dat hij deze vervolgens in de bureaulade heeft gelegd en vergeten was dat deze daar nog lagen. De rechtbank stelt op grond van deze verklaring van [verdachte] vast dat hij zich in elk geval ten tijde van het voorhanden krijgen en het wegleggen van de messen de beschikkingsmacht over de betreffende messen heeft gehad en deze in zijn eigen woning heeft opgeborgen en voorts dat hij ten tijde van de terechtzitting van 3 december 2019 zich van de aanwezigheid van die messen bewust heeft getoond. Daaruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] zich ook op 4 april 2016 in enige mate bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van die messen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] deze messen voorhanden heeft gehad.
Ten slotte zijn in de woning van [verdachte] twee busjes met traangas aangetroffen in de kledingkast in de ouderlijke slaapkamer. [verdachte] heeft hierover, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij vermoedt dat deze van zijn ex-vrouw waren - met wie hij de slaapkamer ten tijde van de doorzoeking deelde - en dat hij niet wist dat deze busjes met traangas daar lagen. Nu uit het dossier ook overigens niet is gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat [verdachte] zich bewust was van de aanwezigheid van deze busjes met traangas, kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer worden bewezen dat [verdachte] deze voorhanden heeft gehad.
In een kantoor in het pand aan [adres 2] is in een kast een groen metalen kistje met daarin een stroomstootwapen in een lederen etui aangetroffen. [verdachte] heeft over dit wapen ter terechtzitting verklaard dat het niet van hem was en dat hij, na het zien van foto's, zich wel herinnerde dat er zoiets lag. Ook heeft [verdachte] verklaard dat er in het verleden wel eens - niet bij naam genoemde - portiers in zijn kantoor kwamen en heeft hij geopperd dat één van hen dit wapen daar mogelijk - buiten zijn weten - heeft neergelegd. Deze verklaring voor de aanwezigheid van het stroomstootwapen acht de rechtbank onaannemelijk, nu [verdachte] daags na de doorzoeking, op 5 april 2016, bij de politie heeft verklaard dat hij boven [adres 2] een kantoortje heeft
(de rechtbank begrijpt: aan [adres 2] ), dat het kantoortje afgesloten is en dat hij de enige is die daar een sleutel van heeft en daar gebruik van maakt en dat hij daar bijna elke dag is. [137] Deze verklaring vindt steun in de omstandigheden dat in het kantoor persoonlijke bescheiden op naam van [verdachte] zijn aangetroffen [138] en dat [verdachte] ook ten tijde van de doorzoeking op 4 april 2016 op deze locatie (perceel 83) aanwezig was en is aangehouden. [139] De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat [verdachte] bijna dagelijks in zijn kantoor kwam en dat hij de enige was die daartoe toegang had en daarvan gebruik maakte. Bovendien herinnert [verdachte] zich het wapen van foto's, waaruit volgt dat hij het tenminste eenmaal eerder heeft gezien. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat [verdachte] zich minst genomen in enige mate bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van het stroomstootwapen in zijn kantoor. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat hij dit wapen voorhanden heeft gehad.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank [verdachte] zal vrijspreken van het voorhanden hebben van twee busjes met traangas (feit 3). Op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de overige wapens voorhanden heeft gehad, zoals hem onder 1, 2 en 4 is tenlastegelegd.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen:
In de dagvaarding met parketnummer 08/996110-15, dat:
1.
hij in de periode van 22 november 2011 tot en met 4 april 2016 in Nederland en Duitsland als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband met [medeverdachte 1] en andere natuurlijke en rechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk had het
plegen van misdrijven, te weten:
- het gelegenheid geven om mede te dingen naar prijzen en/of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschied door enige kansbepaling waarop de deelnemers geen invloed kunnen uitoefenen en waarvoor geen vergunning is afgegeven (als bedoeld in artikelen 1 lid 1 onder a, 36 WOK) en
- gewoontewitwassen (als bedoeld in artikel 420ter/bis SR) en
- belastingfraude; het niet afdragen van inkomstenbelasting en/of kansspelbelasting (als bedoeld in artikel 68 en/of 69 AWR)
2. primair
hij in de periode van 22 november 2011 tot 1 januari 2015 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk zonder vergunning van de burgemeester één of meer kansspelautomaten aanwezig heeft gehad op voor het publiek toegankelijke plaatsen, te weten:
- [stichting 1] , gelegen aan [adres 2] te Enschede - vanaf moment bestuurlijke boete - en
- [café 1] en [stichting 2] , gelegen aan [adres 3] te Amsterdam en
- [tabakshop] , gelegen aan [adres 4] te Amsterdam en
- [stichting 3] , gelegen aan [adres 5] te Hengelo en
- [bedrijf 1] , gelegen aan [adres 6] te Deventer en
- [kiosk] , gelegen aan [adres 8] te Utrecht en
- [stichting 4] , gelegen aan [adres 9] te Arnhem en
- [stichting 5] , gelegen aan [adres 10] te Arnhem
en
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 4 april 2016, in Nederland tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk zonder vergunning van de burgemeester één of meer kansspelautomaten aanwezig heeft gehad op voor het publiek toegankelijke plaatsen, te weten:
- [stichting 1] , gelegen aan [adres 2] te Enschede vanaf -moment bestuurlijke boete - en
- [café 1] en [stichting 2] , gelegen aan [adres 3] te Amsterdam en
- [tabakshop] , gelegen aan [adres 4] te Amsterdam en
- [stichting 3] , gelegen aan [adres 5] te Hengelo en
- [bedrijf 1] , gelegen aan [adres 6] te Deventer en
- [kiosk] , gelegen aan [adres 8] te Utrecht en
- [stichting 4] , gelegen aan [adres 9] te Arnhem
en
- [stichting 5] , gelegen aan [adres 10] te Arnhem,
zulks terwijl hij, [verdachte] , en zijn mededaders van het plegen van voormelde feiten een gewoonte heeft gemaakt.
in de dagvaarding met parketnummer 08/993150-16, dat:
1.
hij op 4 april 2016 in de gemeente Enschede wapens van categorie III, te weten pistolen (merk/type: Browning Baby FN en Ag Brescia Brevett), en munitie van categorie III, te weten patronen (merk/type: Sellier & Bellot 7.65 en Win .25 Auto), voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 4 april 2016 in de gemeente Enschede een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 4 april 2016 in de gemeente Enschede wapens van categorie I, onder 1°, te weten een stiletto en een vlindermes, voorhanden heeft gehad.
In de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en zal hem daarvan vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 140, 420bis junctis 420ter en 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 30b juncto 36, eerste lid, van de Wet op de kansspelen en de artikelen 13, eerste lid, juncto 55 en 26, eerste lid, juncto 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
in de dagvaarding met parketnummer 08/996110-15, dat:
feit 1
het misdrijf: als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 2 primair
de misdrijven:
(ten aanzien van de periode van 22 november 2011 tot 1 januari 2015)
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 30b van de Wet op de Kansspelen, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
en
(ten aanzien van de periode van 1 januari 2015 t/m 4 april 2016)
een gewoonte maken van medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 30b van de Wet op de Kansspelen, opzettelijk begaan.
in de dagvaarding met parketnummer 08/993150-16, dat:
feit 1
de misdrijven:
ten aanzien van de vuurwapens
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
ten aanzien van de munitie
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 4
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, voor de feiten die zij bewijsbaar acht, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraffen voor de duur van respectievelijk 30 maanden (parketnummer 08/996110-15) en15 maanden (parketnummer 08/993150-16), met aftrek van voorarrest. Verder heeft de officier gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit - subsidiair, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen - voor de gezamenlijke overtredingen van de Wet wapens en munitie geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het voorarrest op te leggen. De raadsvrouw heeft - ook voor de andere feiten - gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het overschrijden van de redelijke termijn en heeft verzocht daarmee rekening te houden in de strafmaat.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft geruime tijd leiding gegeven aan een organisatie die zich op verschillende locaties in Nederland bezighield met het op grote schaal faciliteren en organiseren van illegaal gokken. De Wet op de Kansspelen heeft onder meer ten doel om kansspelen aan regels te binden, opdat de spelers worden beschermd tegen het risico van kansspelverslaving en allerlei vormen van criminaliteit tegen te gaan die gepaard gaan met illegaal kansspelaanbod. Uit het dossier blijkt dat meerdere personen die op de verschillende goklocaties voor de organisatie werkzaamheden verrichtten ook zelf kampten met verslavingsproblematiek en/of schulden. Verdachte heeft als leider van de organisatie kennelijk bewust misbruik gemaakt van hun kwetsbaarheid en was enkel uit op persoonlijk gewin. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
Daarnaast heeft verdachte twee pistolen met munitie, een stroomstootwapen, een vlindermes en een stiletto voorhanden gehad. Aan het bezit van verboden wapens wordt zwaar getild, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen meebrengt en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt in de maatschappij. Voor uitsluitend het bezit van bovengenoemde wapens is daarom in beginsel reeds een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur op zijn plaats.
De rechtbank heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 oktober 2019, waaruit blijkt dat tussen 1990 en 2005 enkele malen is veroordeeld voor strafbare feiten.
Nu dit andersoortige feiten betreffen dan de feiten waar hij thans voor wordt veroordeeld en die feiten bovendien langer dan vijf jaar geleden zijn gepleegd, zal de rechtbank dit niet ten nadele van verdachte betrekken bij het bepalen van de strafmaat.
Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank gelet op een sociaal verhoor bij de politie waaruit naar voren komt dat verdachte een ondernemer is die panden (bedrijfspanden, studentenkamers en woningen) verhuurt. Verdachte was op het moment van het verhoor gehuwd en heeft drie kinderen. Inmiddels is hij gescheiden. In het verleden heeft hij in de horeca gewerkt en als beveiliger. [140] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de afgelopen drie jaren financiële problemen heeft gekend in verband met de lopende strafzaak en de daarmee samenhangende beslagleggingen.
Ten slotte heeft de rechtbank geconstateerd dat verdachte op 4 april 2016 is aangehouden en dat de rechtbank op 23 januari 2020 vonnis wijst in zijn zaken. Dat betekent dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Gelet op de aard en omvang van de zaak en op de omstandigheid dat een deel van de vertraging is ontstaan als gevolg van het (nader) horen van door de verdediging verzochte getuigen, ziet de rechtbank echter geen aanleiding om aan die constatering enig rechtsgevolg te verbinden.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het geheel aan bewezen verklaarde feiten op zijn plaats is. In afwijking van de eis van de officier van justitie, acht de rechtbank het daarnaast noodzakelijk een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, ten einde verdachte er gedurende de proeftijd van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Alles afwegend acht de rechtbank daarom een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.
Met betrekking tot de voortduring van (de schorsing van) de voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht de ernstige bezwaren en de recidivegrond voor voorlopige hechtenis onverkort aanwezig, gelet op het veroordelend vonnis van heden. Gesteld noch gebleken is dat de verdachte in de periode dat zijn voorlopige hechtenis geschorst was zich niet heeft gehouden aan de gestelde schorsingsvoorwaarden. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat dit na het veroordelend vonnis anders zal zijn. Ook overigens is niet gebleken van (andere) omstandigheden op grond waarvan hernieuwde schorsing van de verdachte onwenselijk zou moeten worden geacht. Mede in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht de rechtbank termen aanwezig om de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen tot aan de datum waarop dit vonnis ik kracht van gewijsde gaat, dan wel - indien hoger beroep wordt ingesteld - tot de eerstvolgende behandeling van de strafzaak in hoger beroep.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder 40 tot en met 44 vermelde voorwerpen, te weten wapens en munitie, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het in de 08/993150-16 onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het in de dagvaarding met parketnummer 08/996110-15 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde en het in de dagvaarding met parketnummer 08/993150-16 onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
in de dagvaarding met parketnummer 08/996110-15:
feit 1
het misdrijf: Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 2 primair
de misdrijven:
(ten aanzien van de periode van 22 november 2011 tot 1 januari 2015)
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 30b van de Wet op de Kansspelen, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
en
(ten aanzien van de periode van 1 januari 2015 t/m 4 april 2016)
een gewoonte maken van medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 30b van de Wet op de Kansspelen, opzettelijk begaan.
in de dagvaarding met parketnummer 08/993150-16:
feit 1
de misdrijven:
ten aanzien van de vuurwapens
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
ten aanzien van de munitie
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en
munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 4
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
strafbaarheid verdachte.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenzich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 40 tot en met 44.
voorlopige hechtenis
-beveelt de schorsing van de voorlopige hechtenis tot aan de datum waarop dit vonnis in kracht van gewijsde gaat, dan wel - indien hoger beroep wordt ingesteld - tot de eerstvolgende behandeling van de strafzaak in hoger beroep. Van deze schorsing is een afzonderlijk bevel opgemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mrs. H. Vegter en N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2020.

Voetnoten

1.Aangifte Ksa, pagina 5 van 10, ZD 1, p.109, en in het bijzonder bijlage 7 bij deze aangifte.
2.In dit vonnis wordt telkens verwezen naar stukken uit het politieonderzoek ONRAA15007/Mandoline.
3.ZD 1, p.379.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van onderzoek ONRAA15007/Mandoline. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.Proces-verbaal, ZD 1, p.31.
6.Proces-verbaal, ZD 1, p.23-27 (zie ook bijv. p.410, 434 en 436).
7.Proces-verbaal, ZD 1, p.67.
8.Proces-verbaal, ZD 1, p. 63 e.v., bijlage 17, p. 430, p. 432, 433. Bijlage 18a, p. 446, Bijlage 34, p. 1347. (Zie ook afgeluisterd gesprek [medeverdachte 1] ZD 1, p.29)
9.Proces-verbaal, ZD 1, p.414.
10.Proces-verbaal, ZD 1, (bijvoorbeeld) p.46-48.
11.Proces-verbaal, ZD 1, afgeluisterd gesprek [medeverdachte 1] , p.25
12.Proces-verbaal ZD 1, zie bijvoorbeeld bijlage 26, p.530-580, bijlage 29, p.616-657
13.Proces-verbaal ZD 1, bijlage 29a, p.658 e.v.
14.Proces-verbaal, ZD 1, p.93 en p.48-51.
15.Proces-verbaal, ZD 1, p.32-33.
16.Proces-verbaal, ZD 1, p.54-55.
17.Proces-verbaal, ZD 1, p.57.
18.Proces-verbaal, bijlage 1, ZD1, p.103.
19.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3, 4 en 5 december 2019.
20.Proces-verbaal, ZD 1, p.28.
21.Proces-verbaal, ZD 1, p.30.
22.Proces-verbaal, ZD 1, p.36.
23.Proces-verbaal, ZD 1, p.91.
24.Proces-verbaal, ZD 1, p.93 en p.48-51.
25.Proces-verbaal, ZD 1, p.50-51.
26.Proces-verbaal, ZD 1, p.1412, 1418, 1471 en 1846.
27.Een schriftelijk stuk, te weten een notariële akte met betrekking tot het betreffende pand, ZD 10, bijlage 4 (ongenummerde pagina's).
28.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 16 juni 2016.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 april 2016, ZD 2, p.214.
30.Aangifte Ksa, ZD 1, p..103 e.v.
31.Processen-verbaal Pseudokoop 19 september 2015, ZD 2, p.148-152, 29 september 2015, ZD 2, p.129-133 en 17 oktober 2015, ZD 2, p.114-117.
32.Proces-verbaal Pseudokoop 17 oktober 2015, ZD 2, p.114-117 en bijlage p.119.
33.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, ZD 2, p.161-162.
34.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 19 april 2016, ZD 2, p.195-201.
35.Zie voor het totaaloverzicht van deze en andere gesprekken ZD 2, p.43-111, hierna worden enkele voorbeelden uitgelicht.
36.Schriftelijke stukken, te weten de weergave van een tap- respectievelijk een OVC-gesprek tussen [verdachte] en , ZD 2, p.83 en 84.
37.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek tussen [verdachte] en , ZD 2, p.80.
38.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek tussen [verdachte] en , ZD 2, p.47, bovenste gesprek.
39.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek tussen [verdachte] en , ZD 2, p.90, onderste gesprek.
40.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een tap-gesprek tussen [verdachte] en , ZD 2, p.76.
41.Schriftelijke stukken, te weten de weergave van OVC-gesprekken en een tap-gesprek tussen [verdachte] en , ZD 2, p.58-60, p.61-64 en p.85.
42.Schriftelijke stukken, zie bijvoorbeeld de weergave van gesprekken op p.50, 68, 70, 72 en 85.
43.Proces-verbaal, ZD 3, p.5
44.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 15 maart 2016, ZD 3, p.40
45.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 april 2012, ZD 3, bijlage 2 (ongenummerde pagina's).
46.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 1 september 2016, ZD 3, p.45.
47.Schriftelijke stukken, te weten de weergave van tapgesprekken tussen en [naam 7] , ZD 3, p.669 en p.690, bovenste gesprek.
48.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van tapgesprekken tussen en [naam 7] , ZD 3, p.671.
49.Schriftelijke stukken, te weten de weergave van tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [naam 7] , p.672.
50.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek tussen en NNman, p.694.
51.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van tapgesprekken tussen en [naam 7] , respectievelijke en [verdachte] , ZD 3, p.672.
52.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek d.d. 30 september 2015, p.695.
53.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek d.d. 5 oktober 2015, p.675.
54.Proces-verbaal van observatie dinsdag 1 september 2015, ZD 3, p.119-132, i.h.b.z. p.123.
55.Proces-verbaal ZD 3, p.32, alsook een schriftelijk stuk, te weten een mutatierapport d.d. 12 januari 2016, ZD 3, p.52.
56.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, ZD 3, p.150-152.
57.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 15 maart 2016, ZD 4, p.20-22.
58.Een schriftelijk stuk, te weten een mutatierapport d.d. 28 maart 2013, ZD 4, p.24
59.Proces-verbaal van observatie 1 juli 2015, ZD 4, p.26-30.
60.Schriftelijke stukken, te weten de weergave van tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [naam 11] , ZD 4, p.57-58.
61.Proces-verbaal van observatie 1 september 2015, ZD 4, p.32-45.
62.Schriftelijke stukken, te weten de weergave van tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [naam 11] ZD 4, p.65-66.
63.Proces-verbaal van observatie 2 oktober 2015, ZD 4, p.47-55.
64.Schriftelijke stukken, te weten de weergave van OVC-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , ZD 4, (onder meer) p.72, 75 en 77.
65.Proces-verbaal pseudokoop dinsdag 27 oktober 2015, ZD 4, p.89-91.
66.Proces-verbaal van binnentreden ter inbeslagneming, ZD 4, p.93-113.
67.Een schriftelijk stuk, te weten een aangifte van de Kansspelautoriteit (Ksa), ZD 5, p.40-94, i.h.b.z. voor deze locatie p.47-38.
68.Schriftelijk stukken, te weten uittreksels uit het register van de Kamer van Koophandel, ZD 5, p.115 en 118.
69.Proces-verbaal van observatie maandag 31 augustus 2015, ZD 1, p.537-547, i.h.b.z. p.545
70.Schriftelijke stukken, te weten een weergave van tapgesprekken, ZD 5, p.123, bovenste gesprek.
71.Schriftelijke stukken, te weten een weergave van tapgesprekken, ZD 5, p.159, bovenste gesprek.
72.Idem, ZD 5, resp. p.121, 125 en 131, p.122 en p.123.
73.Idem, ZD 5, p.125, onderste gesprek.
74.Idem, ZD 5, p.127.
75.Schriftelijke stukken, te weten een weergave van OVC-gesprekken, ZD 5, p.133 en p.134, onderaan.
76.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van tapgesprekken, ZD 5, p.136, onderste gesprek.
77.Idem, ZD 5, p.120, beide gesprekken.
78.Idem, ZD 5, p.145, beide gesprekken, p.148 en p.153, bovenste gesprek.
79.Idem, ZD 5, p.146-147.
80.Schriftelijke stukken, te weten een weergave van OVC-gesprekken, ZD 5, p.142 en p.151, 153, 154 en 156.
81.Proces-verbaal van binnentreden ter inbeslagneming, ZD 5, p.163-165.
82.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 1 september 2016, ZD 3, p.45.
83.Proces-verbaal, ZD 6, p.5.
84.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] [naam 15] d.d. 26 mei 2016, ZD 6 p.308-312.
85.Een proces-verbaal Pseudokoop, ZD 6, 76-78.
86.Een proces-verbaal Pseudokoop, ZD 6, 83-85.
87.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, ZD 6, p.87-95.
88.Voor een volledig overzicht van de communicatie, zie ZD 6, p.39-74.
89.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van tapgesprekken, ZD 06, p.39 en 43.
90.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van tapgesprekken, ZD 06, p.44, onderste gesprek en p.45.
91.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 8 juni 2016, ZD 6, p.212-241, i.h.b.z. p. 221.
92.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] [naam 16] , ZD 6, p.319-324, in gelijke zin: proces-verbaal van verhoor van 14 november 2017 bij de rechter-commissaris.
93.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van tap- en OVC-gesprekken, ZD 06, p.53-55.
94.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van een OVC-gesprekken, ZD 06, p.58.
95.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van een OVC-gesprekken, ZD 06, p.60-66 en 70-72.
96.Een schriftelijke stuk, te weten een overzicht van een tapgesprek, ZD 06, p.53, onderste gesprek.
97.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 7 maart 2016, ZD 7, p.82.
98.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek, ZD 07, p.76-77.
99.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek, ZD 07, p.66.
100.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van een OVC-gesprekken, ZD 07, p.78 en p.80, beide gesprekken.
101.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek, ZD 07, p.62.
102.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek, ZD 07, p.63-64.
103.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een tapgesprek, ZD 07, p.65.
104.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 10 augustus 2016, ZD 8, p.12.
105.Een proces-verbaal van aangifte van de Kansspelautoriteit, ZD 001, p.108
106.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van tapgesprekken, ZD 8, p.16-18.
107.Proces-verbaal, ZD 8, p.6.
108.Een proces-verbaal Pseudokoop, ZD 8, 20-23.
109.Een schriftelijk stuk, te weten een bijlage inbeslaggenomen goederen, ZD 8, p.64.
110.Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 juni 2016, ZD 8, p.232 en 239.
111.Proces-verbaal van 9e verhoor verdachte, ZD 8, p.108-109.
112.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 23 maart 2016, ZD 9, p.32
113.Een schriftelijk stuk, te weten een gespreksverslag van een gesprek tussen Gemeente Arnhem en de eigenaar van het pand, ZD 9, p.79.
114.Een schriftelijk stuk, te weten een verslag met betrekking tot onderzoek [stichting 5] , [adres 10] te Arnhem, ZD 9, p.40-43.
115.Proces-verbaal van bevindingen, ZD 9, p. 68-69.
116.Proces-verbaal van verhoor [naam 21] , ZD 9, p.103-105, een schriftelijk stuk, te weten een formulier bevattende de verklaringen van [naam 23] , ZD 9, p.125-127, [naam 26] , 128-131 en [naam 27] , p.136-139.
117.Een schriftelijk stuk, te weten een formulier bevattende de verklaring van [naam 24] , ingevuld d.d. 13 november 2015, ZD 9, p.90-93.
118.Proces-verbaal van verhoor [naam 24] d.d. 24 mei 2016, ZD 9, p.170-175.
119.Proces-verbaal van verhoor [naam 24] d.d. 25 mei 2016, ZD 9, p.177-183.
120.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 23 maart 2016, ZD 9, p.32
121.Proces-verbaal van verhoor [naam 25] , p.155-167.
122.Proces-verbaal, ZD 9, p.16.
123.Proces-verbaal van 10e verhoor verdachte, ZD 9, p.186-189
124.Proces-verbaal van verhoor [naam 24] d.d. 25 mei 2016, ZD 9, p.177-183 en Proces-verbaal van verhoor [naam 25] , p.155-167.
125.Schriftelijke stukken, te weten een weergave van tapgesprekken, ZD 9, p.147-148.
126.Schriftelijke stukken, te weten een weergave van tapgesprekken, ZD 9, p.145-146.
127.Proces-verbaal, ZD 9, p.10
128.Schriftelijke stukken, te weten tap- en OVC-gesprekken, ZD 9, p.144-153, zie voor de genoemde voorbeelden in het bijzonder p.149 en 152.
129.Proces-verbaal, ZD 10, p.4-5.
130.Een schriftelijk stuk, te weten een notariële akte met betrekking tot het betreffende pand, ZD 10, bijlage 4 (ongenummerde pagina's).
131.Een schriftelijk stuk, te weten een verslag van binnentreden en bevindingen, ZD10, p.10-12 en schriftelijke stukken, te weten p.21-29.
132.Proces-verbaal bevindingen doorzoeking [adres 2] Enschede, ZD 10, p.52-53.
133.Processen-verbaal onderzoek wapen, respectievelijk ZD10, p.55-56 (vuurwapens en munitie), p.69-70 (vlindermes en stiletto), p. 62-63 (busjes met traangas) en p.78 (stroomstootwapen).
134.Proces-verbaal, ZD 10, p.7.
135.Proces-verbaal van 13e verhoor [verdachte] d.d. 19 april 2016, ZD 10, p.82-84.
136.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3, 4 en 5 december 2019.
137.Proces-verbaal van 3e verhoor [verdachte] , ZD 10, p.87.
138.Proces-verbaal bevindingen doorzoeking [adres 2] Enschede, ZD 10, p.52-53.
139.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] , [naam 28] [naam 29] , p.37-38.
140.Proces-verbaal van verhoor verdachte, ZD 2, p.205 e.v.